Geografisch wordt het hart van de oude stad gevormd door de Grote Bazaar en de drie moskeecomplexen van Beyazıt, Süleyman de Grote en Fatih. Ze liggen respectievelijk op de tweede, derde en vierde heuvel, zodat ze prominent de skyline van İstanbul bepalen. Nergens krijg je zo’n goed idee van hoe het was in de tijd van de sultans, ondanks moderne trams en druk verkeer. Kwam in het eerste hoofdstuk steeds het Romeinse rijk van Constantijn de Grote en de Byzantijnse keizers voorbij, nu zijn het toch vooral exotische geuren, kleine theehuizen, verkopers en waterschenkers die de sfeer bepalen. Aan die sfeer werkt ook de Gouden Hoorn mee, vooral door de rol die de Galatabrug speelt. Aan de overkant lonkt de Europese wijk, aan deze kant van de brug, in de wijk Eminönü, klinken de hele dag de scheepstoeters, varen de veerboten af en aan en wordt ‘vis uit het handje’ rechtstreeks van de boot verkocht.
Het Eminönüplein is het altijd drukke, altijd volle, altijd luidruchtige plein aan de zuidkant van de Galatabrug. Links en rechts van de brug vind je de vertrekpunten voor de boten die over de Bosporus en de Gouden Hoorn pendelen of die naar de Aziatische kant en de Prinseneilanden varen. De Galatabrug wordt in hoofdstuk 5 besproken. Om niet onder de voet gelopen te worden of onder een auto te komen, is er zowel een voetgangerstunnel onder als een dito brug over de autoweg heen. Het plein wordt beheerst door de Yeni Cami en de Egyptische bazaar, ook wel kruidenbazaar genoemd. Al in de 16de en 17de eeuw was de hele buurt hier, inclusief de Grote Bazaar verderop, het handelscentrum van de stad en dat merk je nog steeds.
Yeni Cami
Eigenlijk heette deze moskee Yeni Valide Camii, Nieuwe Moskee van de Sultanmoeder. Met de bouw werd in 1597 begonnen in opdracht van de moeder van Mehmet III, Safiye. Toen Mehmet in 1603 stierf, viel zij uit de gratie. De bouw lag stil en werd pas in 1663 door de moeder van Mehmet IV voltooid. Door de bouw van de moskee moesten de Karaitische joden die hier al eeuwen woonden, elders hun onderkomen zoeken.
Hart van de stad
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.
De moskee is de laatste in de reeks klassieke Osmaanse bouwprojecten die begon met de scheppingen van Sinan in de 16de eeuw. Met haar waterval van koepels en halfkoepels en grote binnenplaats heeft ze nog alle kenmerken van de grote meester. Zowel buiten- als binnenkant heeft een ietwat sombere uitstraling, zelfs onder een zonnige hemel.
De türbe van Turhan Hadice, moeder van Mehmet IV, staat in de moskeetuin die omsloten wordt door de twee armen van de Egyptische bazaar. In het ruime grafgebouw staat het vol cenotafen. Behalve zijzelf liggen hier zoon Mehmet IV en vijf latere sultans begraven. Er is zowaar een heel verhaal in het Engels over haar en haar zoon te lezen.
In diezelfde tuin kun je thee drinken en verkopen ze ook tuinspulletjes, planten en zaden.
TÜRBE. Geopend: dag. 9.30–16.30 uur.
halte Eminönü.
In en om de Egyptische bazaar
Tot de külliye van de Nieuwe Moskee behoorde een aantal gebouwen, waaronder een specerijenmarkt. In de L-vormig aangelegde bazaar worden nog steeds kruiden verkocht, maar ook kazen, honing, noten en wat dies meer zij.
MISIR ÇARŞISI. Geopend: ma.–za. 8–19 uur.
In de smalle straten om de kruidenbazaar heen
wemelt het ook van de winkeltjes en verkopers. Op de hoek van
Tahmis Caddesi en Hasırcılar Caddesi, tegenover de hoek waar de
twee armen van de L samenkomen, is de koffiezaak
(Kurukahveci) van Mehmet Efendi ( pp.198-200). Verderop in de Hasırcılar
Caddesi ligt de Rüstem Paşamoskee. Zoals vaker
gebeurde in drukke woon- en winkelwijken probeerde men de moskee
over de omgeving te laten domineren, door hem letterlijk hoger te
bouwen dan de rest. Zo ook hier, waar de moskee boven op een rij
winkeltjes en werkplaatsjes is gezet. Zij werd gebouwd door Sinan en heet naar de rijke grootvizier
en schoonzoon van Süleyman de Grote, Rüstem Paşa. Het gebouw is
vooral beroemd vanwege de hoeveelheid en kwaliteit van de
İzniktegels. Je ziet ze zowel buiten tegen de gevel
(gerestaureerd), als binnen in grote tableaus tegen wanden en
zuilen. Vooral die rondom de mihrab zijn prachtig van motief en
kleur.
Orient-Express
Het begon allemaal in 1876 met de oprichting van La Compagnie Internationale des Wagons-Lits door de Belg Georges Nagelmackers. Dankzij hem maakte de Orient-Express, de legendarische ‘koning der treinen en trein voor koningen’, op 5 juni 1883 zijn eerste trip van Parijs naar İstanbul. Overigens wel met de nodige hindernissen. De luxetrein stopte aan de grens tussen Roemenië en Bulgarije, alwaar de passagiers in een boot over de Donau werden gezet. Vervolgens ging de reis met een andere trein verder naar Varna aan de Zwarte Zee, een tocht van zeven uur. Daar ging men aan boord van weer een stoomschip om na 14 uur İstanbul te bereiken. Pas in 1889 kon men non-stop naar İstanbul doorrijden, waar de bouw van het station Sirkeci en het Pera Palace Hotel intussen ook voor de gewenste luxe na aankomst had gezorgd. In de hoogtijdagen, de jaren dertig van de 20ste eeuw, reed de Orient-Express dagelijks tussen Parijs en İstanbul, een reis van drie nachten en twee dagen. De trein bestond uit een locomotief, een restauratiewagen en vier slaap- en bagagewagons. Gekroonde hoofden, actrices, diplomaten en aristocraten hebben in de met pluche en hout gecapitonneerde wagons hun champagne en oesters genuttigd. Agatha Christie schreef in het Pera Palace Hotel haar detective Murder on the Orient Express, waarschijnlijk de bekendste van de 19 romans die over de trein werden geschreven.
In 1977 werd de directe dienst tussen de twee steden stopgezet. Tegenwoordig kun je op een nieuwe ‘Orient-Express’, uitgedost zoals weleer, nostalgische trips maken door tal van landen. Zie ook op internet: www.orient-express.com.
Aan de andere kant van de kruidenbazaar neem je de Vakıf Hanı Sokağı die overgaat in de Büyük Postane Caddesi. Je passeert eerst de Deutsche Orientbank, in een soort neorenaissancestijl gebouwd door Jachmund, de Duitse architect die ook het station Sirkeci ontwierp. Met zijn prominente hoekgevel met ronde toren en koperen koepel moest het gevaarte duidelijk al van verre indruk maken op de omgeving.
Het grote postkantoor kun je niet missen, de lange gevel beslaat bijna de hele straat. Het werd in 1909 gebouwd door Vedat Tek en is een van de mooiste voorbeelden van de Eerste Nationale Architectuurbeweging. Vergeet niet een blik te slaan op het 15 m hoge glazen interieur. Ernaast vind je het Postmuseum, dat in 2000 werd geopend.
POSTMUSEUM. Geopend: ma.–vr. 9–12 en 13–16
uur.
Aan de overkant staat een vervallen pand, waaraan je met moeite nog de geslaagde art-nouveaudecoraties ontdekken kunt. De roos was het belangrijkste motief, zoals ook uit de naam, Flora Han, blijkt. Hopelijk is het elegante huis nog te redden. Verderop, rondom de Hoca Paşa Camii, vind je op straat eenvoudige maar gezellige eettentjes.
Het Sirkeci Garı ziet eruit zoals je dat zou verwachten van het eindstation van de legendarische Orient-Express. Het station werd net als de Deutsche Bank door Jachmund gebouwd, maar deze keer wilde de architect een gebouw dat met zijn omgeving harmonieerde. Classicistische elementen werden geslaagd gecombineerd met Osmaanse motieven. Het is jammer dat er met het plein voor het gebouw en dus met de aansluiting op de Bosporus-oever niets is gedaan. Integendeel het enorme benzinestation dat er pal voor gezet is, doet elke sfeer teniet. De moderne en onnodig grote glazen hal aan de zijkant helpt ook niet echt. Het restaurant in het stationsgebouw doet erg zijn best de nostalgische sfeer van de Orient-Express op te roepen en zou een grotere klandizie verdienen.
Wie de soeks van andere landen in het Nabije Oosten kent, verbaast zich misschien over de geciviliseerde aanblik die de Grote Bazaar op het eerste gezicht biedt. Nette rechte straten met winkeltjes, alles mooi overwelfd. Maar al gauw merk je dat het geschreeuw, de drukte en de bruisende activiteit overal ter wereld hetzelfde zijn.
Het complex van de Kapalı Çarşısı (Overdekte Bazaar) dat ruim 30 ha groot is, bevindt zich tussen de moskee van Beyazıt en die van Nuruosmaniye. Het werd meteen na de verovering in 1453 gebouwd en ziet er, ondanks verscheidene verwoestende branden en aardbevingen – de laatste in 1954 –, wat betreft aanleg en structuur nog steeds hetzelfde uit.
GROTE BAZAAR. Geopend: ma.–za. 9–19 uur.
halte Beyazıt.
Inrichting bazaar
Een bazaar ontstond altijd rondom een bedesten (van het Turkse woord bez, doek), een overdekt stenen gebouw dat ’s nachts kon worden afgesloten. Hier werden de kostbare stoffen en andere waardevolle artikelen bewaard en beschermd tegen diefstal. Zo’n bedesten was vaak de stichting van een grootvizier. Hij is rechthoekig van vorm en overdekt met kleine koepels. Verder waren er altijd diverse hans, herbergen die niet alleen langs de handelsroutes in het land lagen, maar ook in de steden, vlak bij een moskeecomplex of binnen de bazaar. Een han in de stad heeft behalve slaapcellen ook kleine werkplaatsen en ruimte voor de verkoop van goederen. Bovendien moesten er eertijds dieren (kamelen, ezels) in kunnen worden gestald. De naam van zo’n herberg (bijvoorbeeld Han van de Bontbewerkers) geeft aan dat ze bepaalde gilden toebehoorden. Ten slotte liggen er in en rondom een bazaar diverse kleine moskeeën, fonteinen, eet- en theehuizen.
Duizenden winkeltjes
De Overdekte Bazaar bestaat uit 3000 winkeltjes, twee bedestens, 13 hans en meer dan 80 straten. De koopwaar is per soort gerangschikt, zodat je bijvoorbeeld alle tapijten bij elkaar vindt, of ze nu goedkoop of duur, antiek of gisteren gemaakt zijn.
De meest prominente ingang is die bij de Nuruosmaniyemoskee, meteen gevolgd door die aan de kant van de Beyazıtmoskee. De twee poorten worden verbonden door de breedste straat van de bazaar: Kalpakçılar Caddesi. Hier liggen talloze juwelierswinkeltjes. In het hart van de bazaar vind je de Çevahir Bedesten die niets veranderd is sinds de tijd van Fatih. Ook nu nog vind je er onder de vijftien koepels de kostbaarste waar. De Sandal Bedesten heeft 20 koepels en ligt niet ver van de Nuruosmaniyepoort. Verder is het dwalen langs straten met antiek, tapijten, goud en zilver, lederwaren, textiel, huishoudelijke artikelen en natuurlijk souvenirs. Iedere handelaar/winkelier zal je aanspreken en trachten te verleiden tot een aankoop. Je moet altijd afdingen, dus bedenk van tevoren hoeveel je voor iets over hebt. Heb geen haast en accepteer rustig een kopje thee alvorens tot het sluiten van een koop over te gaan.
Omgeving Grote Bazaar
Het gebied tussen de Grote Bazaar en de Egyptische bazaar was eertijds één grote handelswijk. Het wemelde – en wemelt – er van winkeltjes, werkplaatsjes en vooral van hans, die met hun gesloten buitenfront zich vaak aan het oog van de voorbijganger onttrokken. Geschiedschrijvers zeggen dat er in de 17de eeuw al 25 van dergelijke herbergen waren en dat het aantal alleen maar groeide. Loop je tegenwoordig in de bazaarwijk rond dan valt op hoe ze met dat oude erfgoed omgaan. Ofwel de historische hans worden prachtig gerestaureerd en met behulp van horeca, zitjes en dergelijke voor de toerist aantrekkelijk gemaakt. Ofwel de oude toestand wordt zo goed en zo kwaad als mogelijk in stand gehouden, omdat er nog dagelijks druk zaken wordt gedaan.
Vlak bij de ingang naar de bazaar ligt de Nur(u)osmaniyemoskee. Je komt er via de Nur(u)osmaniye Caddesi die met zijn bomen en dure winkels een chique indruk maakt. De moskee (‘Van het Licht van Osman’) dankt haar naam aan sultan Osman III die haar in 1755 voltooide; zijn broer en voorganger Mahmut I was met de bouw zeven jaar eerder begonnen. Wat een verschil met de klassieke 16de- en 17de-eeuwse moskeeën. Ineens is daar de westerse barok, vooral in de golvende lijnen van de halfronde voorhof, in de geprofileerde kroonlijsten en in de enorme boogramen die alleen nog maar uit glas bestaan.
Neem achter de Nuruosmaniyemoskee de Kılıççıllar Sokağı en loop die uit. Je loopt dan tegen het complex van de Mahmut Paşamoskee aan. Gebouwd door de grootvizier van Mehmet de Veroveraar in 1462, is dit de eerste grote moskee in İstanbul na de verovering. Ze is helaas slecht gerestaureerd, maar de türbe in de tuin is een echte blikvanger. Mahmut Paşa, behalve legeraanvoerder ook dichter en beschermheer van dichters en musici, werd in 1474 door de sultan onthoofd na een zware nederlaag op het slagveld. Zijn mausoleum is van buiten geheel bekleed met gekleurde tegels in geometrische patronen.
De route Küçük Yıldız Hanı Sokağı, Mahmut Paşa Yokuşu, Mahmut Paşa Hamamı Sokağı, Tarakçılar Caddesi, Sandalyeciler Sokağı en Çakmakçılar Yokuşu brengt je via drukke en schilderachtige winkelstraatjes bij de Valide Hanı. Dit is de grootste han in de stad, in 1651 gebouwd door Valide Sultan Kösem, moeder van Mehmet IV. Een indrukwekkend portaal met een voorhof maakt nog eens duidelijk hoe belangrijk ook de bescherming van dergelijke handelscomplexen was. Hier moet je nog een tweede versterkte poort door om op de grote binnenplaats te komen. Het moskeetje in het midden is helemaal nieuw. Rondom twee verdiepingen liggen meer dan 50 kamers gegroepeerd. Je kunt de colonnades nauwelijks meer zien, omdat er lukraak bouwseltjes tegenaan gezet zijn. In een derde hof wordt tegenwoordig aan weefgetouwen gewerkt. Recht ertegenover is de Büyük Yeni Han (Grote Nieuwe Han) die in 1764 door Mustafa III werd gesticht. Hij heeft 150 slaapcellen verdeeld over drie verdiepingen. Let bij de straatgevel eens op de leuke erkertjes. Vlakbij is ook nog de Küçük Yeni Han (Kleine Nieuwe Han) uit dezelfde tijd met een moskeetje op het dak.
VALİDE HANI. Geopend: ma.–za. 9.30–17 uur.
Çemberlitaş
Waar de Divanyolu overgaat in de Yeniçeriler
Caddesi ligt de tramhalte Çemberlitaş, die
heet naar het wijkje hier. Het wijkje op zijn beurt ontleent zijn
naam (‘Omgorde Zuil’) aan de 35 m hoge, vreemdsoortig uitziende
Zuil van Constantijn, die geheel ingesnoerd is met
metalen ringen. De oorspronkelijk 50 m hoge porfieren zuil werd
opgericht in 328 om het trotse middelpunt te vormen van het Forum
van Constantijn, een groot plein omgeven met zuilenhallen. Bovenop
stond een beeld van de keizer als Zonnegod met een stralenkrans om
het hoofd. De ijzeren banden werden al in 416 aangebracht na een
aardbeving, het keizerbeeld stortte neer in 1106 tijdens een
orkaan. In 1779 woedde er een hevige brand in de buurt, waarvan de
zwarte sporen nog altijd op de zuil te zien zijn. Sindsdien heet
hij ook wel ‘Verbrande Zuil’. Sultan Abdül Hamit I herstelde het
geheel en liet het onderste deel met een cementen sokkel omgeven,
die er nog steeds is. De naam leeft ook voort in de er vlakbij
gelegen Çemberlitaşbaden ( pp.118-119).
De universiteit van İstanbul staat op het terrein van het eerste paleis van de sultans, dat voor dat van Topkapı gebouwd werd. Het terrein is verbonden met de moskee van Beyazıt door een ruim en aantrekkelijk plein. De boekenbazaar, de terrassen, het komen en gaan van talloze studenten, het gesjouw met handelswaar naar de ernaast gelegen bazaar, de oude vrouwtjes met duivenvoer, het werkt allemaal mee om van Beyazıt een geanimeerde ambiance te maken.
Moskeecomplex van Beyazıt
De moskee van Beyazıt werd gebouwd door de zoon van Mehmet de Veroveraar, Beyazıt II, tussen 1501 en 1505. Daarmee is ze de tweede in de rij van de grote klassieke sultansmoskeeën, na de moskee van vader Fatih. De grijze en roze steen van de moskee maakt een verfijnde indruk. De binnenhof charmeert door de zuilen van gekleurde porfier, marmer en graniet, allemaal geroofd van antieke en Byzantijnse gebouwen. Het interieur is met zijn centrale koepel, twee halfkoepels en ‘zijschepen’ duidelijk geïnspireerd op de Aya Sofia. De twee minaretten staan aan de uiteinden van een corridor die binnenplaats en gebedsruimte van elkaar scheidt. In de tuin staan de türbes van Beyazıt en zijn dochter Selçuk Hatan. Het grote gebouw naast de moskee was de gaarkeuken (imaret) annex herberg. Het huisvest nu de staatsbibliotheek.
Beyazıtplein (Hürriyet Meydanı)
Het immense plein waarop Beyazıt bouwde, lag er al sinds de tijd van keizer Theodosius, die hier een groot forum had aangelegd. Tussen de moskee en de westpoort van de Grote Bazaar liggen onder schaduwrijke bomen een prettige theetuin en de ingang naar de Sahaflar Çarşısı, de Boekenmarkt. Je vindt er boeken over alle mogelijke onderwerpen en in alle talen. Op deze plek werden al in de 18de eeuw manuscripten verkocht. Het borstbeeld in het midden is van İbrahim Müteferrika, een tot de islam bekeerde Hongaar, die in dienst van de sultan in het begin van de 18de eeuw de eerste drukpers in het Osmaanse rijk introduceerde. Dat dit ruim 200 jaar later gebeurde dan in West-Europa komt door de hardnekkige tegenstand van de Osmanen, die het kalligraferen van religieuze teksten zagen als een bijna mystieke bezigheid.
Aan de andere kant van het plein ligt de voormalige medresse, net als de imaret onderdeel van het moskeecomplex. Nu is daar het Museum voor Kalligrafie in gevestigd. In de twee vleugels aan weerskanten van de binnenplaats worden manuscripten, tuğra’s (monogrammen) van de sultans, panelen, borduurwerk enzovoort in gedempt licht getoond. De afzonderlijke vitrines hebben wel allemaal hun eigen lichtknopje. Bijzonder is de Korantekst die aan de muur hangt. Op een stuk perkament is de complete tekst in minuscule lettertjes gekalligrafeerd tussen fraai verluchte voorstellingen. De informatie is alleen in het Turks en de hele opstelling doet wat armetierig aan.
HAT SANATLARI MÜZESİ. Geopend: di.–za. 9–16
uur.
Turkse miniaturen
Er bestaat een hardnekkig idee dat figuratieve kunst niet zou voorkomen in de moslimwereld, omdat de Koran deze verbieden zou. Zo’n verbod is echter nergens in dat boek te vinden. Wel waren er periodes in de geschiedenis van de islamitische landen, waarin de kalief of sultan bijzonder vijandig stond tegenover het uitbeelden van mensen, maar de Osmaanse periode hoorde daar niet toe. Integendeel. Daar werden vooral in de 16de en 17de eeuw manuscripten van álle literaire genres geïllustreerd met zogenoemde miniaturen, of het nu ging om poëzie, religieuze teksten, wetenschappelijke traktaten of historische kronieken. Vooral de laatste waren van belang om het verleden van de Ottomaanse dynastie en van het rijk luister bij te zetten. Beroemd zijn de miniaturen van de Sûrname (Boek van de Feesten), die de festiviteiten illustreren ter ere van de besnijdenis van de oudste zoon van Murat III. Dagenlang werden er optochten gehouden waarbij alle gilden van İstanbul door het Hippodroom paradeerden. Ze torsten allerlei voorbeelden van hun ambacht met zich mee, het ene nog mooier versierd dan het ander.
De Turkse miniatuurkunst had al een lange periode van ontwikkeling doorgemaakt, waarbij Chinese, Mongoolse en Perzische invloeden een rol gespeeld hadden. Na de verovering van Constantinopel door Mehmet II kwam daar nog eens invloed vanuit het Westen bij. De sultan liet zich zelfs portretteren door de Venetiaanse schilder Bellini. De ‘nieuwlichterij’ van de Italiaanse renaissancekunstenaars moet een hele revolutie ontketend hebben in het hofatelier van Topkapı, waar men al eeuwenlang schilderde volgens de regels van de kunst zoals die door China en Perzië waren overgeleverd. De schok die een en ander teweegbracht onder de miniatuurschilders in İstanbul, is door de Turkse schrijver Orhan Pamuk meesterlijk beschreven in zijn Ik heet Karmozijn (De Arbeiderspers, 2001).
De afdeling met miniaturen in het Topkapımuseum toont slechts een fractie van de 10.000 exemplaren die nog altijd in het bezit van de paleisbibliotheek zijn. Hoogtepunt is behalve de bovengenoemde Sûrname, ook de kaart van Piri Reis (zie p. 70).
Universiteit
Aan de noordkant van het plein kun je de monumentale toegangspoort, met bijbehorende paviljoens gebouwd in Moorse stijl, van de universiteit van İstanbul niet missen. Ben je deze doorgelopen dan sta je op een van veel groen voorziene campus. Ooit stond hier het paleis dat Mehmet Fatih liet bouwen na de verovering van İstanbul. Dit zogeheten Eski Saray (Oude Paleis) werd, nadat Topkapı gebouwd was, alleen nog gebruikt om de afgedankte haremvrouwen van overleden sultans in op te bergen. In de 19de eeuw werd het afgebroken toen het ministerie van Oorlog hier verrees (1866). Toen Ankara de hoofdstad van Turkije werd en alle regeringsgebouwen dus ook moesten verhuizen, werd in het ministeriegebouw de universiteit gevestigd. Een lange laan met bomen voert naar het hoofdgebouw.
De 50 m hoge Beyazıttoren is de enige bezienswaardigheid. Hij werd gebouwd in 1828 door een telg van de Balyanfamilie. De mengeling van barokke en Osmaanse motieven is typisch voor de tijd. De toren is geheel uit marmer opgetrokken en diende als brandwacht. İstanbul was met al zijn houten huizen erg ‘brandgevoelig’; alleen al tussen 1633 en 1906 woedden er 229 branden in de oude stad.
Vergeet niet helemaal naar achter door te lopen voor een gezicht op de Süleymaniye die verderop ter sprake komt.
Over de Ordu Caddesi
De Ordu Caddesi is het verlengde van de Yeniceler Caddesi en loopt door tot aan Aksaray. Meteen na het Beyazıtplein zie je grote brokstukken aan de overkant van de straat staan, restanten van het antieke Forum van Theodosius. Deze keizer had in 393 het Forum Tauri van Constantijn vergroot, waarna het zijn naam kreeg. Het was onder meer uitgedost met een grote triomfboog en een erezuil met reliëfs. Op de enorme zuilen langs de straat zie je een curieuze decoratie, die lijkt op pauwenogen, of knoesten in een stam.
Het moderne gebouw aan je rechterhand is deel van de universiteit. Het dateert uit de jaren vijftig van de 20ste eeuw. Het fraai opgeknapte gele huizenblok even later rechts is het Hotel Merit Antique. Het werd tussen 1919 en 1922 gebouwd als wooncomplex door Kemalettin Bey, een van de belangrijkste architecten van de Eerste Nationale Architectuurbeweging. Het was toen een revolutionair voorbeeld van sociale woningbouw. Nu volgt, na Fethibey Caddesi en nog steeds rechts, de Laleli Camii, gebouwd tussen 1759 en 1763 door Mehmet Tahir Ağa. Hij was de origineelste architect van de Turkse barok en deze ‘Tulpmoskee’ hoort tot het hoogtepunt van de stijl. De tour de force is wel de doolhof van winkeltjes en overwelfde straatjes die zich onder de moskee bevindt. In het centrum ligt een grote cour met acht pijlers en een fontein middenin. Sla de Fethibey Caddesi in om, achter de Lalelimoskee, aan je linkerhand de ingang naar de Büyük Taş Hanı te vinden, een gerestaureerde 18de-eeuwse karavanserai met veel kledingwinkels, een binnenplaats met café en een chic restaurant.
Tegenover de Laleli Camii, aan de overkant van de Ordu Caddesi, ga je de Laleli Caddesi in, een gezellige winkelstraat. De eerste straat rechts brengt je naar de Bodrummoskee, een voormalige Byzantijnse kerk uit de 10de eeuw, te herkennen aan de typische baksteenlagen van de gevel. Het gebouw ligt zo hoog omdat er nog een kerk onder ligt die diende als grafkapel voor de keizerlijke familie. De bovenkerk werd rond 1500 veranderd in een moskee door grootvizier Mesih Paşa, zelf een telg van de laatste Byzantijnse keizerfamilie, de Palaeologen.
Aksaray
De Ordu Caddesi eindigt bij Aksaray Meydanı, een gigantisch plein waar een paar verkeersaders samenkomen die alleen met behulp van een forse klaverbladconstructie gevaarloos in banen kunnen worden geleid. Na al die oude geschiedenis dicht om je heen is het even slikken. Uit het zuiden komt de Mustafa Kemal Caddesi die na het plein Atatürk Bulvarı heet. Het is de verbindingsweg tussen Yenikapı aan de Zee van Marmara en de Atatürkbrug over de Gouden Hoorn. De Ordu Caddesi splitst zich na Aksaray in Turgut Özal Caddesi (of Millet Caddesi) en Adnan Menderes Bulvarı (of Vatan Caddesi), die beide naar de landmuren lopen.
Aan het begin van het plein staat de Valide Sultan Camii, in 1871 gebouwd door de moeder van Abdül Aziz, de laatste keizerlijke moskee in de stad en volgens velen tevens de lelijkste. Alle neostijlen van Moors tot gotisch zijn toegepast door de Italiaanse architect. Verderop staat in de vork van de splitsing de veel aardigere Murat Paşa Camii uit 1469.
Tussen Fatih en Aksaray
Aksaray is een rangeerpunt van de tram en het beginpunt van de metro en als zodanig nuttig om te weten. Verder moet je een wandeling in deze contreien zo veel mogelijk vermijden vanwege de verkeersdrukte en het lawaai. Vandaar dat hieronder een alternatief beschreven wordt om bij het aquaduct van Valens en de bezienswaardigheden daar omheen te komen.
Afsteker naar Valens
Neem op de Ordu Caddesi, nog vóór de universiteit, de trap naar rechts. Door de moskee die tegen de zijmuur van de universiteit is aangebouwd, lijkt dat onmogelijk, maar de Kimyager Derviş Paşa Sokağı loopt echt door naar achter. Neem nu de Vezneciler Caddesi en rechts de 16 Mart Şehitleri Caddesi. De moskee die zo schilderachtig aan het eind ligt, is de Kalenderhane Camii. Deze is van oorsprong een Byzantijnse kerk met een bouwgeschiedenis in wel vijf fasen, die eindigde in de 12de eeuw. De kerk was gewijd aan Maria Theotokos (Moeder van God). Ze werd vlak na 1453 veranderd in een moskee en overgedragen aan de Kalenderorde van de derwisjen. De kerk is uitputtend bestudeerd, mooi gerestaureerd en doet tegenwoordig weer dienst als moskee. Ze is alleen tijdens gebedstijden open. Binnen is de kruiskoepelplattegrond duidelijk te herkennen. De mooie marmerbekleding en gebeeldhouwde versieringen van architraven en kapitelen zijn voor een deel nog bewaard.
Steek nu binnendoor naar de achterkant van het Şehzadecomplex via de Damat Ibrahim Paşa Camii uit 1720, die voor een leuke foto zorgt. De Dede Efendi Caddesi die langs de achtermuur van de moskeetuin loopt, is net zo fotogeniek.
De Şehzademoskee
Aanleiding tot de bouw van de Şehzade Camii ofwel Prinsenmoskee was de dood van prins Mehmet in 1543 aan de pokken. Hij was de oudste zoon van Süleyman de Grote en zijn vrouw Roxelana. Sinan, in 1538 benoemd tot hofarchitect, kreeg de opdracht van de in rouw gedompelde ouders om een waardig monument ter nagedachtenis aan deze geliefde en veel te vroeg gestorven zoon – hij was pas 22 – te ontwerpen. De moskee en de tuin met de türbes erachter worden omgeven door een muur. Binnen de ommuring liggen tevens een medresse en een herberg; buiten de ommuring, aan de Dede Efendi Caddesi een gaarkeuken en een school. Het exterieur van de moskee is vrij druk met zijn torentjes, koepeltjes en steunberen, het interieur en de binnenplaats daarentegen zijn harmonieus en licht.
De elegante achthoekige türbe van de prins in het midden van de tuin is van roze en wit marmer, met een ‘meloenkoepel’ en binnen een versiering van zeldzame groene en gele İzniktegels en kleurige glas-in-loodramen. Bijna net zo mooi is de türbe van Ibrahim Paşa uit 1603, die het dichtst tegen de muur staat. De andere drie türbes zijn eenvoudiger van versiering.
ŞEHZADEMOSKEE. Ingang moskee aan
Şehzade Başı Caddesi. Geopend: dag.
TÜRBES. Geopend: di.–zo. 9–17 uur. Ten
tijde van het schrijven van deze gids in restauratie en dat zal nog
wel een tijdje duren, maar na een fooi wil iemand wel de sleutel
halen. In de medresse achter de moskee, aan de kant van het
aquaduct, huist nu restaurant Sofra met een aantrekkelijke
binnenplaats.
halte Laleli.
Sinan
Als je aan een Europeaan vraagt een Turkse architect te noemen, is Sinan de enige naam die bij hem zal opkomen. Sinan was al tijdens zijn leven tot buiten de grenzen van het Osmaanse rijk bekend. Zonder in architectonische definities te vervallen, kun je zeggen dat de stad İstanbul er, zonder deze opmerkelijke man, niet zo zou uitzien als nu. Koca Mimar Sinan (Sinan de Grote Architect) noemen de Turken hem trots.
Hij werd geboren rond 1492 in de Anatolische
provincie Karamania uit christelijke, waarschijnlijk Griekse (of
Armeense?) ( pp.183-184) ouders. Hij werd
op de tamelijk late leeftijd van 21 geronseld voor de janitsaren en
werd eerst geplaatst bij de militaire genie. Hij had dus al bruggen
en aquaducten gebouwd, toen Süleyman de Grote hem in 1538, toen hij
al bijna 50 was, benoemde tot Hoofd van het Keizerlijke
Architectengilde. Die post zou hij een halve eeuw blijven bekleden.
De Tezkere-ül Ebniye, de officiële
lijst van Sinans werken, geeft zijn naam aan 81 grote moskeeën
(waarvan 42 in İstanbul), 50 kleinere moskeeën, 55 medresses, 32
paleizen, 22 badhuizen, 7 scholen, 19 mausolea, 15 soepkeukens, 3
hospitalen, 6 aquaducten, 6 pakhuizen en 2 bruggen, totaal 323
gebouwen waarvan er 84 nog altijd in İstanbul te vinden zijn. Hij
had een groot talent voor organiseren en een van de kanten van zijn
genie was het vinden en begeleiden van de benodigde medewerkers en
vaklieden. Het geniaalst was Sinan echter in het scheppen van
koepelruimtes, waarbij de Aya Sofia altijd zijn grote voorbeeld en
uitdaging bleef. Volgens hemzelf was de Şehzademoskee in İstanbul
zijn leerlingstuk, de Süleymaniye zijn eerste volwassen werk, maar
was de moskee voor Selim II in Edirne, die hij bouwde op 84-jarige
leeftijd, zijn meesterstuk. Sinan stierf in
1588 toen hij bijna 100 was. Hij werd begraven aan de voet van de
Süleymanmoskee, een passende plaats waarmee zowel de grootste
architect als de grootste opdrachtgever die İstanbul ooit gekend
heeft, wordt geëerd.
Şehzade Başı Caddesi eindigt bij een druk kruispunt. Links ben je de belediye (gemeentehuis) van İstanbul gepasseerd, die bestaat uit verschillende gebouwen. Het geheel werd ontworpen door Nevzat Erol in 1953. Het gebouw met de opvallende blauwe koepelconstructie is de raadzaal. Rechts domineren de bogenrijen van het imposante Valensaquaduct de omgeving, die is opgeleukt door het groen van het Saraçhane Parkı, waartegen de grauwe stenen goed afsteken.
Aquaduct van Valens
Het Romeinse staaltje watervoorziening werd op bevel van keizer Valens I in ca. 375 aangelegd tussen de derde en de vierde heuvel. Het aquaduct moest de paleiswijk van water voorzien, dat daartoe werd opgevangen in een groot bassin op het Beyazıtplein. Vandaar werd het via ondergrondse pijpleidingen verder door de stad verspreid. Het water werd van ver buiten de stad aangevoerd deels via ondergrondse leidingen deels via aquaducten. In de stad bevonden zich tientallen cisternen, open dan wel overdekt, voor de opslag. Zowel de Byzantijnse keizers als de Osmaanse sultans hebben het waternetwerk zo goed mogelijk op orde gehouden, dan wel uitgebreid. Het aquaduct heeft tot ver in de 19de eeuw dienst gedaan. Het stuk dat nu nog overeind staat, meet 600 m van de oorspronkelijke 1000.
Loop het aquaduct onderdoor en je stuit op het Karikatuurmuseum, gevestigd in de voormalige medresse van Gazanfer Ağa, die tegen het aquaduct is aangebouwd. Hier exposeren Turkse kunstenaars hun cartoons en dergelijke.
KARIKATÜR MÜZESI. Geopend: dag. 9–17 uur. Ten tijde van
schrijven in restauratie.
Op dit punt gekomen kun je drie kanten op: naar de Süleymanmoskee, naar de Pantokratorkerk en naar de Fatihmoskee.
De Süleymanmoskee met al haar bijgebouwen is het indrukwekkendste en het meest superbe gelegen moskeecomplex van İstanbul. Bovendien is ze met de Aya Sofia en de Blauwe Moskee zeker het drukst bezocht. Het is ook het complex waar je het beste een idee krijgt van functie en lay-out van een külliye.
Op weg naar Süleymaniye
Je blijft aan de noordkant van het aquaduct. De eerste zijstraat rechts van de Atatürk Bulvarı is Cemal Yener Tosyalı Caddesi. In de tweede straat links, Katip Çelebi Caddesi, vind je meteen in het begin het witte façadetje van een beroemd etablissement: Vefa Bozacısı. De winkel annex café bestaat al sinds 1876 en verkoopt boza, een winterdrankje dat van gegiste bulgur wordt gemaakt. De janitsaren waren er al dol op. Let behalve op de houten lambrisering, spiegels en de schappen met flessen boza ook eens op de zilveren beker onder een glazen stolp. Hier dronk Atatürk in 1937 een keertje boza uit. ’s Zomers kun je hier limonades, most (şıra) en ijs krijgen.
Loop de Cemal Yener Tosyalı Caddesi helemaal uit tot je aan een veelsprong komt. Hier kies je de Süleymaniye Caddesi om bij de gelijknamige moskee te komen.
Bouwgeschiedenis
Toen Süleyman na de dood van zijn oudste zoon opdracht gaf voor de Şehzademoskee regeerde hij al 23 jaar. Hij had nooit eerder blijk gegeven van interesse in grote bouwopdrachten. Hij was waarschijnlijk zo tevreden over Sinans prestatie dat hij hem in 1550 opdracht gaf voor de bouw van een moskee die hemzelf en de ‘gouden eeuw’ van zijn regering passend moest memoreren.
Sinan begon in 1550 op speciaal geprepareerd terrein, dat uitkeek over de Gouden Hoorn en de stad domineerde. Hier stond vroeger het Eski Saray, het Oude Paleis van de sultans. In zeven jaar werd de moskee voltooid met behulp van bijna 6000 arbeiders, onder wie veel christenen. Men zegt dat alleen al het egaliseren en funderen (6-7 m diep) 3 jaar duurde voor zo’n 3000 arbeiders. Inderdaad is de Süleymanmoskee als huzarenstuk ongeëvenaard. Voor de rest moet de bezoeker zelf maar beoordelen wat hij van al die superlatieven vindt. De strenge grandeur van het interieur is misschien niet ieders smaak en het is best moeilijk om op het terrein van ca. 300 × 300 m een beetje overzicht te houden.
Süleymanmoskee
Strenge grandeur
De gigantische moskee (gebedsruimte 60 × 57 m) met haar talloze koepels en vier minaretten torent boven alles uit. Nergens op je wandeling door de uitgestrekte külliye is ze niet op je netvlies. Het hoofdgebouw staat op een groot terras dat aan drie kanten omgeven is door een muur met negen poorten. De hoofdingang is duidelijk als zodanig beklemtoond met een prachtig portaal met muqarnas-versiering (‘stalactietversiering’) en een grote inscriptie. In de kamers van het poortgebouw woonde de moskeeastronoom, die de tijden van het gebed bepalen moest. De binnenplaats heeft een portico met 24 antieke zuilen afkomstig van het Hippodroom, en een marmeren şadırvan in het midden. Het interieur is qua ruimte overweldigend. De centrale koepel (maximale hoogte 53 m) en twee halfkoepels worden gedragen door vier grote pijlers. De ‘zijbeuken’ hebben kleinere koepels. De overeenkomsten met de Aya Sofia zijn duidelijk, maar de ruimte is hier veel meer een geheel. Er is in beperkte mate van de fameuze İzniktegels gebruikgemaakt en de enige kleuren komen van de – originele! – glas-in-loodramen boven de mihrab. De talrijke inscripties zijn van de beroemdste kalligrafen uit Süleymans rijk.
Graven
In de tuin achter de moskee staan alleen de türbes van Süleyman en van zijn vrouw Roxelana, alsof die twee ook in de dood als echtpaar nadruk wilden krijgen. De grootste is uiteraard die van de sultan. Het achthoekige gebouwtje heeft een aardige buitengalerij rondom. Binnen zijn de wanden met de mooiste İzniktegels bekleed; niet minder mooi is de in donkere kleuren beschilderde koepel. In 1566 werd het gebalsemde lichaam van Süleyman hierheen gebracht na een lange tocht uit Hongarije. De sultan was daar gesneuveld tijdens een van die diverse veldtochten, die zijn rijk bijeen moesten houden. Men hield zijn dood geheim totdat zijn zoon Selim II de tijd had gehad uit Klein-Azië naar Belgrado te reizen en zich officieel als opvolger te laten proclameren. Het gebouwtje staat intussen vol sarcofagen: behalve die van Süleyman ook die van zijn lievelingsdochter Mihrama en van twee latere sultans Süleyman II en Ahmet II. De türbe van Roxelana is kleiner en eenvoudiger, hoewel de tegels zeker zo mooi zijn.
TÜRBES. Geopend: dag. 9.30–16.30 uur.
Bijgebouwen
Een plattegrond is geen overbodige luxe bij het rondstruinen langs alle bijgebouwen. De toeristenindustrie zorgt voor een grote toevloed van groepen en touringcars en stands met souvenirs, zodat je wel eens de draad kwijtraakt. Alle bijgebouwen, die aan drie zijden van de moskee symmetrisch liggen gerangschikt, zijn bewaard. Parallel aan de zijkanten van de moskee maar op een lager niveau liggen de medresses. Ze hebben als naam de nummers 1 tot 4, omdat de vier belangrijkste richtingen van het orthodoxe islamitische rechtssysteem hier gedoceerd werden. Aan de noordkant, de kant van de Gouden Hoorn, loopt het terrein vrij steil naar beneden. Hier kregen de gebouwen terrassen en trappen om het niveauverschil te overbruggen. In de noordoosthoek, dus achter de tuin, ligt nog een aparte school met 22 cellen en daar weer onder een hamam. Al die gebouwen aan de noordkant zijn gesloten en je kunt ze nog het beste vanaf het moskeeterras bekijken. De medresses aan de zuidkant zijn veel beter te zien. De straat waar ze aan liggen, heet Tiryaki Çarşısı, Straat van de Verslaafden, omdat de cafés hier vroeger behalve thee, koffie en tabak ook opium verkochten. In de eerste twee, volkomen identieke gebouwen is nu een van de belangrijkste bibliotheken van Istanbul gevestigd. Het derde gebouw, bijna helemaal modern, was een beroemde medische school. Op de hoek staat het voormalige ziekenhuis inclusief krankzinnigeninrichting. Naast het ziekenhuis, aan de korte kant van de moskee tegenover de binnenplaats, vind je de keukens. De naam ‘armenkeuken’ (imaret) dekt niet geheel de lading, want hier moest ook het voltallig personeel van het ‘bedrijf’ eten, een paar 1000 man: imams en kosters, studenten en leraren, medische staf en patiënten, reizigers uit de herberg. Er is nu een restaurant in gevestigd dat ook de aardige schaduwrijke binnenplaats gebruikt. De karavanserai sluit het rijtje gebouwen af. Rest nog één bezoek: op de volgende hoek in de driehoekige punt van een kleine tuin staat de tombe van Sinan. De architect had hier een huis gebouwd toen hij bezig was met de bouw van de moskee en hij bleef daar wonen tot zijn dood. Naar eigen ontwerp zie je nu een klein fonteinhuisje op de hoek en in het tuintje zijn sarcofaag onder een klein paviljoen. Hoog boven hem torent zijn creatie uit.
Een bezoek aan de Fatihmoskee is een heel andere ervaring dan een bezoek aan de Süleymaniye. De moskee speelt duidelijk een grote rol in het dagelijks leven van de drukke volksbuurt die er omheen ligt. Mensen zitten op de trappen, voeren de duiven, lopen de poorten in en uit of bidden bij een van de graven. De bewoners zijn nogal behoudend, de vrouwen zijn gehuld in hoofddoeken en lange jassen, de mannen dragen baarden en hoofddeksels. Op woensdag wordt er markt gehouden, met het nodige gewoel in de straten en straatjes om de moskee heen. Het buurtje tussen Fatih en Gouden Hoorn, Unkapanı geheten, is niet minder sfeervol. Hier moet je echt de Pantokrator bezoeken en wat ronddwalen in de omgeving.
Op zoek naar de Pantokrator
In de Cemal Yener Tosyalı Caddesi (zie boven) neem je de Akif Paşa Sokağı naar rechts. Loop steeds maar rechtdoor richting Atatürk Bulvarı. De weg gaat door een leuk buurtje, zeker in de ochtend, en daalt bovendien. Je eindigt bij de Hacı Kadın Caddesi en de markante moskee die aan het begin van de Atatürk Bulvarı ligt: de Şebsafa Hatın Camii, uit de 18de eeuw. Gebruik de ondergrondse voetgangerstunnel om over te steken, want je moet hier precies aan de over-kant zijn, waar de Pantokrator zo mooi in de zon ligt. Neem de weg de heuvel op die naar rechts loopt, niet die naar links. Je komt langs enkele aardige houten huizen. Als je de gele pijl met Zeyrekhane ziet, ben je goed. Het restaurant met die naam ligt boven aan een trap. Loop die op want het terras van het etablissement paalt aan de kerk. Bovendien kun je in de verleiding komen hier even neer te strijken, want de locatie is zeer uitgekiend: je hebt een ongekend uitzicht over half İstanbul.
Wat rond rommelen door de achterstraatjes kan trouwens ook, want de kerk vind je wel als je maar steeds links aanhoudt. Ook hier merk je dat de traditionele houten huizen snel in aantal afnemen.
De keizerlijke moskee
Met de verovering van Constantinopel in 1453
begint een nieuw hoofdstuk in de architectuurgeschiedenis van de
stad. De zogenoemde klassieke periode (ca. 1500–1650) breekt aan,
waarin onder andere de grote moskeecomplexen van de sultans
verrijzen. De architecten, met Sinan ( pp. 108-109) voorop, grijpen in hun ontwerpen
terug op de Aya Sofia, waarvan de enorme koepel altijd al een
uitdaging had gevormd. Maar ze willen nu één grote centrale en
pilaarloze ruimte creëren die naar alle kanten
open en zichtbaar is. De middenen zijbeuken van een basilica als de
Aya Sofia waren natuurlijk heel geschikt voor christelijke
processies, maar niet handig voor het herbergen van een grote
schare gelovigen die allemaal dezelfde handelingen verrichten. De
centrale koepel met de talrijke zijkoepeltjes geven die grote
moskeeën hun typische gesloten silhouet, waarbij de twee, vier of
zes minaretten voor de opwaartse beweging zorgen. Behalve dit
architectonische aspect is er nog een andere interessante kant. De
sultansmoskee vormt het middelpunt van een külliye, een heel complex van religieuze en
liefdadige instellingen. Die instellingen liggen meestal om de
moskee heen, maar kunnen ook verder weg zijn. De financiering wordt
geregeld middels een vakıf, een
stichting die onroerend goed beheert. Zo kunnen de charitatieve
instituties betaald worden uit de inkomsten van andere instellingen
zoals winkels, huizen of landgoederen.
Een goed voorbeeld van een uitgebreide külliye is de moskee van Süleyman de Grote. Die wordt omgeven door Koranscholen, een ziekenhuis, een gekkenhuis, een herberg, een soepkeuken en een badgebouw. De Blauwe Moskee en de Yeni Moskee zijn in Istanbul de laatste voorbeelden van zo’n groot complex, respectievelijk gebouwd door een sultan en de moeder van een sultan. Vanaf dan ontbreken ambitie en geld om de traditie voort te zetten.
Kerk van keizerin Irene
De Pantokrator, nu bekend als de Zeyrek Camii, is een van de talrijke voorbeelden van een Byzantijnse kerk die later veranderd werd in een moskee. De bouwgeschiedenis is net als van al die andere interessant. In de 12de eeuw stichtte de vrouw van keizer Johannes II Comnenus, keizerin Irene, een klooster en een kerk, hier op de helling van de vierde heuvel. Deze twee zijn trouwens ook te zien op een mozaïek in de Aya Sofia. Irene zorgde ook voor een zieken-, bejaarden- en gekkenhuis en wijdde het geheel aan Christus Pantokrator, de Heerser over Alles. Johannes bouwde na haar dood in 1124 een tweede kerk vlak naast de vorige en verbond die door een kapel. In de kapel werd Irene begraven, in 1143 hijzelf en in 1180 zoon en opvolger Manuel I. In de 15de eeuw werd ook de laatste keizerlijke familie hier bijgezet. Het klooster bleef tot de verovering van de stad een rol van belang spelen. Een van zijn laatste bewoners was de kerkgeleerde Gennadius, die door Mehmet II tot patriarch van alle Grieks-orthodoxe gelovigen in zijn rijk werd benoemd.
Het complex van de drie kerken biedt een mooie aanblik, met zijn bakstenen gevels en diverse koepels. De kloostergebouwen zijn allang verdwenen. Het geheel wordt ingrijpend gerestaureerd en het is de bedoeling dat het ook toegankelijk wordt. Je kunt nu alleen binnen in Irene’s kerk, die moskee is.
PANTOKRATOR. Moskee tijdens gebed te bezoeken.
28, 61B en
87.
Voor wie dit dwalen door het oude buurtje boven de Gouden Hoorn wel leuk vindt en bovendien geen genoeg kan krijgen van Byzantijnse kerken: zoek eens naar de Küçük Mektepli Sokağı voor een blik op de voormalige kerk van Christus Pantepoptes (de Alziende), nu de Eski İmaret Camii. De van aardige motieven voorziene bakstenen buitenkant en vooral het interieur met koepel en drie absides stellen niet teleur. De kerk werd in 1185 door keizerin Anna Dalassena gesticht. Anna betrok later – na eerst enkele decennia de macht achter de troon geweest te zijn van haar zoon, Alexius I Comnenus – het bijbehorende klooster en werd in 1105 in haar kerk begraven. De kerk werd meteen na 1453 moskee; de naam wijst erop dat het klooster als soepkeuken dienst deed totdat het moskeecomplex van Fatih was voltooid.
Moskee van de Veroveraar
De moskee die Mehmet de Veroveraar zo’n 10 jaar
na het wapenfeit waar hij zijn bijnaam aan dankte, liet bouwen, was
met alle bijgebouwen niet alleen het eerste maar ook meteen het
grootste moskeecomplex dat in het Osmaanse rijk zou verrijzen. Het
zou een voorbeeld voor alle volgende worden ( pp. 114-115). Gelegen op het hoogste deel van
de vierde heuvel had het de roem moeten krijgen die nu is
voorbehouden aan de Süleymaniye, ware het niet dat een rampzalige
aardbeving en een ongelukkige restauratie dat onmogelijk hebben
gemaakt.
De plaats die Fatih uitkoos, was er een vol symboliek. Hier had Constantijn de Grote zelf al een kerk laten bouwen, waarin hij en zijn familie begraven moesten worden. Na een aardbeving liet Justinianus haar geheel vernieuwen. Deze kerk van de Heilige Apostelen was in het hele rijk beroemd en zou als prototype voor alle belangrijke Byzantijnse kerken gaan dienen. Het beste voorbeeld is de San Marco in Venetië. Veel Byzantijnse keizers werden in de Apostelkerk begraven. Toen Fatih ging bouwen, was de kerk met haar bijgebouwen al een ruïne en werd ze gesloopt. Een feit dat veel byzantinologen nog steeds slecht kunnen verkroppen. Het kostbare decoratiemateriaal werd natuurlijk hergebruikt in de nieuwe moskee.
De bouw, uitgevoerd door een architect die ‘Oude Sinan’ heette, begon in 1463 en nam zeven jaar in beslag. Op een terrein van 325 m2 werden de moskee en de bijgebouwen in perfecte symmetrie gegroepeerd. Op 22 mei 1766 sloeg het noodlot toe: een aardbeving verwoestte de moskee totaal en een deel van de külliye. Sultan Mustafa III liet zijn hoofdarchitect een nieuwe moskee bouwen, waarbij meer barokke vrijheden werden gedoogd dan misschien wenselijk was. Hij herstelde ook de bijgebouwen.
Bezichtiging
Je komt binnen via de voorhof die nog geheel origineel is, inclusief de aardige şadırvan in het midden. Prachtige kalligrafieën, uitgesneden in wit marmer, zijn te zien boven de vensters. Het middenportaal naar de gebedszaal is het enige originele in de verder barokke gevel. Het interieur is niet groots in vergelijking met wat elders valt te bewonderen, maar de details zijn mooi, zoals de (originele) mihrab. Vergeet niet naar de achterkant te lopen waar Fatih en zijn vrouw Gülbahar hun türbes hebben. Ze werden na de aardbeving herbouwd. Veel pelgrims bezoeken de graven.
Van de bijgebouwen resten de medresses links en rechts van de lange kanten van de moskee. Aan de achterkant lagen links het ziekenhuis, dat nu verdwenen is, en rechts de tabhane, een herberg voor reizende derwisjen.
Openbare baden (hamams) vind je in elke Turkse stad. Ze waren al onder de Osmanen een begrip en Istanbul heeft er uit die vervlogen tijd ruim 100 van de 150 over die nog altijd functioneren. De lay-out is geïnspireerd op de thermengebouwen van de Romeinen, want die hebben hun badcultuur aan de Turken doorgegeven. Alleen grote bassins met koud water ontbreken in de hamam. Net als bij de Romeinen was de sociale functie minstens zo belangrijk als de hygiënische. De zelden uit hun huis komende Osmaanse vrouwen keken dagenlang uit naar hun ‘hamamdag’, waarbij ze vergezeld werden door dienstmeisjes die de geborduurde handdoeken, slippers met hoge plateauzolen en een mand vol lekkere hapjes droegen. Niet alleen buurtroddel en hofnieuwtjes werden uitgewisseld, maar ook menige geschikte huwelijkskandidate voor hoopvolle zoons werd in de hamam gezocht en gevonden.
De dagelijkse gang van zaken is in al die tijd nauwelijks veranderd. Ook nu baden mannen en vrouwen altijd gescheiden. Sommige baden hebben aparte afdelingen voor de seksen, andere werken met verschillende openingstijden. Via een gang kom je van de straat in het meestal lager gelegen badcomplex, dat uit drie delen bestaat. Het eerste is de verkleed- en ontspanningsruimte (camekan). In het midden bevindt zich meestal een grote fontein onder een hoge koepel, de kleedhokjes liggen op de vide er omheen. Op een lijst hangen de prijzen voor de verschillende diensten: wassen en massage. Handdoeken en houten slippers worden uitgereikt en je ontvangt een sleutel van een cabine. Het baden is een ontspannen en uren durende aangelegenheid, waarbij de camekan ook dient als een prettige plaats om na afloop een kopje thee te drinken en de krant te lezen. De handdoek dient als omslagdoek, je zult nooit iemand naakt zien lopen in een hamam. De tweede, kleine ruimte is de soğukluk, waar het lauw-warm is als voorbereiding op het hete bad. Hier kun je je afspoelen en meestal bevinden zich hier ook de wc’s. De mooiste ruimte is de hararet, het hete stoombad, met een hoge koepel met de kenmerkende ronde of stervormige openingen. In het midden van de vloer bevindt zich een verhoogde, marmeren plaat (göbektaşı) die warm gestookt is en waarop je ligt uitgestrekt om uit alle poriën te zweten. Hier ontvang je ook je schrobbeurt en/of massage, een hardhandige behandeling die meestal – ook bij vrouwen – door mannen wordt uitgevoerd. In de hoeknissen of zijkamers van de hararet zijn water-bassins, waar je je afspoelt. Na afloop reken je, geheel herboren, alles in een keer af.
Twee van de bekendste baden zijn de Çemberlitaş Hamamı en de Cağaloğlu Hamamı, beide te vinden in de oude stad.
De Çemberlitaşbaden (www.cemberlitashamami.com.tr)
werden door Sinan gebouwd in 1584 in opdracht van de machtige
Valide Sultan Nur Banu, vrouw van Selim II en moeder van Murat III.
Het is een klassiek voorbeeld van een Osmaanse hamam en wordt nog
altijd druk bezocht, ook door toeristen. Er is een gescheiden
mannenen vrouwenafdeling, al werd het oorspronkelijke vrouwenbad
afge-broken toen de weg verbreed werd. Geopend: dag. 6–24 uur.
halte Çemberlıtaş.
De Cağaloğlubaden
(www.cagalogluhamami.com.tr)
vind je in de Prof Kasım Ismail Gürkan Caddesi 34. Ze werden
gebouwd in opdracht van sultan Mahmut I in 1741 en hebben een
aparte mannen- en vrouwenafdeling die elk via een andere straat
toegankelijk zijn. De baden zijn bezocht door Edward VIII, Wilhelm
II, Franz Liszt en Florence Nightingale en zijn het decor van 138
films. Geopend: dag., mannen 7–22, vrouwen 8–20 uur. Bijzonder
aantrekkelijk voor toeristen.
halte Çemberlitaş of Gülhane.
Overige hamams:
• Galatasaray Hamamı, Turnacıbaşı Sok. 24, Galatasaray. Badhuis uit 1481 in de Europese wijk.
• Süleymaniye Hamamı, Mimar Sinan Cad. 20, Vefa, www.suleymaniyehamami.com. Door Sinan tegelijk met de Süleymaniyemoskee gebouwd en behorend tot de vakıf van de moskee.