De eerste heuvel                                          2

Geen toerist zal zijn bezoek aan İstanbul ergens anders willen beginnen dan op de plek waar de geschiedenis van de stad als het ware uit de stenen wasemt. Op het schiereiland waar het duizendjarig rijk van Byzantium en de pracht en praal van de Osmaanse sultans letterlijk naast en op elkaar tot leven komen.

Op de heuvel, de eerste van de zeven waarop Constantinopel gebouwd werd, ligt het Topkapıpaleis. Het uitzicht over de Zee van Marmara, de Gouden Hoorn en de minaretten van de moskeeën verderop is uniek. Dichtbij vind je de Aya Sofia en de Blauwe Moskee, omgeven door tal van overkoepelde bijgebouwen die de ambiance zo ‘oosters’ maken. Naar de Blauwe Moskee, die gebouwd werd door sultan Ahmet I, heet de buurt hier Sultanahmet. In de directe omgeving liggen het Hippodroom, de verzonken cisterne en het mozaïekmuseum, de allerlaatste overblijfselen van een rijk Romeins verleden. Oude smalle straatjes, waar de traditionele houten huizen met hun typische erkers prachtig zijn opgeknapt, contrasteren wel heel sterk met de brede Divanyolu, die de oude stad doorsnijdt. Overal in Sultanahmet worden tapijten en souvenirs te koop aangeboden.

Aya Sofia

Je ziet het er vanbuiten niet meteen aan af, al die superlatieven die over deze kerk geschreven zijn: ‘een van de briljantste bouwwerken ter wereld, een architectonisch meesterwerk, een unieke prestatie die nooit geëvenaard werd en die pas weer door de Osmanen in de 16de eeuw geheel begrepen wordt...’ Denk de aanwassen van minaretten en bijgebouwen weg en vooral ook de twee logge steunberen, en je hebt ongeveer het silhouet van de kerk zoals Justinianius haar inwijdde. Het gebouw is een museum, dus gewoon binnenlopen is er niet bij. Gelukkig betreed je de kerk wel op de ‘correcte’ manier, via het westelijk hoofdportaal.

common AYASOFYA MÜZESİ. Geopend: di.–zo. 9–19.30 (winter 16.30) uur. Bovengalerij 9–18.30 (winter 16) uur.

f0052-01

Aya Sofia

Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Eerst kerk, toen moskee, nu museum

Aan de huidige kerk waren er al twee voorafgegaan. Constantijn de Grote zelf begon in 326 aan een bisschops-, hof- en staatskerk die hij wijdde aan de Heilige Wijsheid. Deze Hagia Sophia brandde af en werd gevolgd door een vijfschepige basilica, die Theodosius II in 415 inwijdde. Tijdens de Nika-opstand van 532 werd deze kerk, samen met veel van de belangrijkste gebouwen in de omgeving, verwoest. Keizer Justinianus liet in 40 dagen het puin wegruimen, het terrein egaliseren en de eerste steen leggen voor ‘zijn’ nieuwe Aya Sofia, ‘zoals er sinds Adam geen meer gebouwd is’. De opdracht ging naar twee architecten, beiden afkomstig uit Klein-Azië, Anthemius van Tralles en Isidorus van Milete. Het is hun ontwerp met de gewaagde koepelbouw dat heden ten dage nog valt te bewonderen.

Al op 27 december 537 is de kerk klaar. Een aardbeving in 558, al de derde na de inwijding, laat de koepel gedeeltelijk instorten. Een jongere neef van een van de architecten verhoogt de koepel met ruim 6 m. Justinianus maakt de nieuwe inwijding op 24 december 563 nog mee.

Een reeks aardbevingen eist zijn tol waardoor het bouwen van grote steunberen tot in de 16de eeuw nodig blijft. Behalve door natuurrampen heeft de kerk ernstig te lijden van de verovering van Constantinopel in 1204 door de kruisvaarders.

De plundering van de stad in 1453 verwoest haar bijna totaal. Gelukkig maakt Mehmet de Veroveraar van de voormalige kathedraal der patriarchen zijn hofmoskee, zodat het gebouw als bedehuis bewaard blijft.

De Osmanen geven de Aya Sofia vier minaretten en omringen haar met praalgraven voor de sultans, een Koranschool en een gaarkeuken.

Na een ernstige aardschok in de 19de eeuw ligt de kerk erbij als een ruïne. In 1847 krijgen de gebroeders Fossati, twee Zwitserse architecten die werkten voor de Russische tsaar, opdracht van sultan Abdül Mecit I om de Aya Sofia grondig te restaureren. Bij die gelegenheid worden ook de oude mozaïeken onder de stuclaag aangetroffen.

Atatürk laat de moskee in 1934 sluiten en verklaart het gebouw tot museum. Tevens geeft hij toestemming tot bestudering en vrijlegging van de mozaïeken door het Amerikaanse Dumbarton Oaks Center for Byzantine Studies.

Salomo, ik heb u overtroffen!

Voordat je naar binnen gaat, zie je in een opgravingssleuf (1935) de resten van de kerk van Theodosius; stukken van de architectuurdecoratie liggen in het rond. Hier lag ook het atrium, een groot voorplein, dat nu verdwenen is. Je komt binnen in het eerste van twee voorportalen (de narthex), dat met vijf deuren toegang geeft tot de fraaie tweede narthex. De wanden van dit portaal zijn versierd met marmeren platen van verschillende kleuren. Door de middelste van de negen bronzen deuren die toegang geven tot de kerk mochten alleen de keizer en de patriarch met hun gevolg naar binnen. Boven de deur zie je een mozaïek met een tronende Christus en keizer Leo VI (886–912) geknield aan zijn voeten.

Als je de kerk binnentreedt, is de ruimte overweldigend. De enorme koepel zweeft 56 m boven je hoofd en zorgt met zijn 40 ramen voor een mooi diffuus licht. Wat een indruk moet het geheel gemaakt hebben toen gewelven en koepel nog geheel met goudmozaïeken versierd waren. Justinianus bleef in elk geval diep getroffen stilstaan en riep uit: ‘God, de Allerhoogste zij geloofd en gedankt dat Hij mij waardig heeft geacht zo’n werk te voltooien. Salomo, ik heb u overtroffen!

Een zwevende ruimte

Het lijkt alsof je in een centraalbouw staat, maar een blik op de plattegrond leert dat het gebouw eigenlijk een rechthoekige basiliek is met middenschip en zijschepen. Alleen lijken de wanden, pijlers en zuilen zo luchtig, dat je blik nergens rusten blijft maar via de halfkoepels en halfronde nissen steeds weer omhoog getrokken wordt. De geraffineerde overgangen van licht naar donker versterken het ‘zwevende’ effect. De zuilen van groene porfier zijn afkomstig uit Romeinse gebouwen van de Klein-Aziatische kust. De witmarmeren kapitelen, die ragfijn versierd zijn met gestileerde acanthusbladeren, dragen de monogrammen van keizer Justinianus en keizerin Theodora (common1 pp. 79-80). De bogen boven de kapitelen laten acanthusranken zien, beneden in reliëf uitgehakt, boven in marmer van verschillende kleuren ingelegd. Een van de zuilen in de halfronde nis meteen links als je binnenkomt, heeft een gat, beschermd door een koperen plaat. Dit is de legendarische ‘zwetende’ zuil, al honderden jaren aangeraakt door mensen die geloofden in zijn genezende kracht. Inderdaad voelt de steen vochtig aan. Het marmeren plaveisel is origineel. Als je daarin een mozaïek ziet met een cirkelpatroon van verschillende soorten steen, weet je de plek waar de Byzantijnse keizers werden gekroond.

Er zijn verschillende mozaïeken blootgelegd. In de apsis is Maria afgebeeld met het Christuskind op schoot. Links en rechts staan de aartsengelen Michael en Gabriël. Uit de inscriptie onder de afbeelding blijkt dat deze mozaïeken meteen na het beëindigen van de beeldenstrijd (zie p. 19) werden aangebracht. De serafijnen op de pendentieven dateren uit de 14de eeuw. Onder de ramen van de zijwanden waren 18 kerkvaders afgebeeld waarvan er nog drie over zijn. Al met al een schamele oogst uit de hoeveelheid mozaïeken die er oorspronkelijk geweest moet zijn. De gebroeders Fossati hebben er meer onder de latere pleisterlaag gevonden, maar moesten die met figuurlijke voorstellingen meteen weer overkalken. De islam houdt niet van afbeeldingen van mensen in een moskee. De versiering van ribben en medaillon van de koepel is niet meer oorspronkelijk.

Er is nog veel meer te zien dat wijst op de functie als moskee, die de Aya Sofia bijna vijf eeuwen lang gehad heeft. De mihrab in de apsis werd natuurlijk meteen door Mehmet Fatih na de verovering aangebracht, de twee kandelabers ervóór schonk Süleyman de Grote. Onder latere sultans volgden de mimbar, de zangerstribunes en de zetel voor de imam. De elegante overdekte sultansloge op zuilen (links voor de apsis) werd door de Fossati’s toegevoegd tijdens hun restauratie tussen 1847 en 1849. Ze hingen ook de zes ronde schilden met gouden kalligrafieën op aan de pijlers. Ze dragen de namen van Allah, Mohammed en de vier eerste kaliefen.

Bovengalerij

De tweede narthex geeft toegang tot de gigantische bovengalerij via een stenen helling, geen trap. Gemakkelijker voor draagstoelen en dergelijke, want boven was de plaats voor de vrouwen. De keizerin en haar gevolg had een eigen loge in het midden van de zuidgalerij. De gewelven zijn ook hier geheel met goudmozaïek bekleed. Het uitzicht op de beneden gelegen kerk moet je je niet laten ontgaan, want ook van boven werkt de enorme ruimte effectief. De later aangebrachte steunberen hebben een aantal van de ramen afgedekt.

Van groot belang zijn de mozaïeken in de zuidgalerij. Onvergetelijk is de (helaas fragmentarische) voorstelling van de Deësis. Christus staat tussen Maria en Johannes de Doper; de beide laatsten smeken om genade voor de mensheid. De schilderachtige stijl en de prachtige kleuren geven aan de gelaatsuitdrukkingen en plooienval een grote realiteit. Het mozaïek is een goed voorbeeld van de culturele bloei onder de Palaeologenkeizers die na 1261 inzette. Ertegenover staat de rest van een sarcofaag met de naam Henricus Dandolo. Hierin lagen ooit de stoffelijke resten van de blinde Venetiaanse doge Enrico Dandolo, die de drijvende kracht was achter de verovering van Constantinopel door de kruisvaarders in 1204.

Voor wie wil weten hoe de Byzantijnse keizersfamilie eruitzag, zijn de twee zogenoemde schenkersmozaïeken interessant, verderop in de zuidgalerij. Het paar aan weerszijden van de tronende Christus zijn Constantijn IX Monomachos, die regeerde van 1042 tot 1055, en zijn vrouw Zoë. Aan de inscriptie boven de keizer kun je zien dat zijn naam die van een ander overlapt. Constantijn was Zoë’s derde echtgenoot; eerder was ze gehuwd met zijn twee voorgangers. Zoë ziet eruit als een jonge vrouw, maar ze was al vijftig toen ze voor de eerste maal trouwde. Overigens roemden tijdgenoten haar schoonheid, die ze tot haar dood in stand hield met allerlei zalfjes. Op het andere mozaïek is Maria afgebeeld tussen Johannes II Comnenus en zijn vrouw Irene, dochter van de Hongaarse koning Ladislaus. Apart op een zijmozaïek is hun zoon Alexius afgebeeld. De koningin ziet er met haar lange blonde vlechten en rijke gewaad elegant uit. Johannes werd in 1118 keizer; het mozaïek dateert waarschijnlijk van vlak na die datum. Alexius werd in 1122 toegevoegd toen hij medekeizer van zijn vader werd. Op beide voorstellingen biedt de keizer een buidel met geld aan en de keizerin de schenkingsoorkonde. De kostbare, met edelstenen versierde kronen en gewaden illustreren de legendarische verhalen over de pracht en praal in het Byzantijnse Grote Paleis (common1 pp. 58-59).

Keizers en keizerinnen

De keizer was de plaatsvervanger van God op aarde. Een bewegende troon en gouden gewaden hoorden daarbij (common1 pp. 58-59), maar ook een strenge inachtneming van religieuze plechtigheden, waarvan er per maand wel zo’n 30 waren. De maaltijden in het paleis bootsten het Laatste Avondmaal na en met Pasen droeg de keizer een lijkwade compleet met wit geschminkt gezicht, om letterlijk de verrijzenis van Christus te herdenken. Niet voor niets prijkte boven de troon van de keizer een beeltenis van Christus.

De andere kant van de medaille was al even buitensporig. Van de 88 keizers tussen 324 en 1453 stierven er maar liefst 29 een gewelddadige dood, door verminking, uithongering of vergif. Hofintriges, konkelende keizerinnen, corruptie en een licht ontvlambare bevolking speelden hierbij allemaal een rol. Een voorbeeld? Andronicus I werd in 1185 dagenlang gepijnigd, op de rug van een zieke kameel door de straten van Constantinopel gevoerd om uiteindelijk in het Hippodroom aan de schandpaal de laatste adem uit te blazen.

Keizerinnen konden een belangrijke plaats innemen bij het besturen van het rijk en gingen omwille van de macht vaak tot extreme maatregelen over. De jonge en schone Theophano werd in 963 weduwe van keizer Romanus II en vervolgens gemalin van diens opvolger Nicephorus II die oud was en niet moeders mooiste. Zij gaf de voorkeur aan een van de generaals van haar man, Joannes Tzimisces, die met haar hulp binnendrong in het slaapvertrek van de keizer en hem onthoofdde. Zo werd Joannes de volgende keizer.

We zijn aardig goed op de hoogte van het leven aan het hot door de Chronographia van Michael Psellus (geboren 1018). Hij beschrijft de levens van vijftien keizers en keizerinnen tussen 976 en 1078, een tijd waarin het welvarende en machtige rijk langzaam maar zeker wegzakt in chaos en corruptie.

Uitgang

Je verlaat de kerk via het zuidelijke uiteinde van de tweede narthex. Je komt dan in een voorportaal dat duidelijk een belangrijke functie had. Boven de deur zie je een mozaïek uit het eind van de 10de eeuw dat een tronende Maria voorstelt tussen twee keizers. Constantijn de Grote, ‘onder de Heiligen de Grote Koning’ genoemd, biedt aan Maria een model van de stad Constantinopel aan; Justinianus, ‘de Beroemde Koning’, biedt een model van de kerk aan. Het portaal stond in directe verbinding met het Augusteum, een monumentaal plein, dat weer toegang gaf tot het Grote Paleis van de keizers. Zo werd de functie van de Aya Sofia als staatskerk en politiek symbool van de stad duidelijk benadrukt.

Aan deze kant van de kerk staan verschillende sultansgraven (türbes). Die van Selim II werd gebouwd door Sinan en versierd met prachtige tegels. In de türbes liggen ook vrouwen en kinderen begraven. Door de verplichte broedermoord (zie p. 26) nam Selim II vijf zoons mee in het graf en Murat III liefst negentien.

Pracht en praal in het paleis

Op school leerde je altijd meer over het paleis van de Romeinse keizers in Rome dan over de pracht en praal van de latere keizers in het verre ‘tweede Rome’, Constantinopel. Toch was die pracht en praal aan hef hot, evenals de schitterende kerken en kunstschatten waar de stad letterlijk mee bezaaid was, spreekwoordelijk. Buitenlandse bezoekers aan de Byzantijnse hofstad kwamen terug naar het Westen met fantastische verhalen, die op den duur welhaast mythische proporties kregen. Wat te denken van een ontvangst aan het hof, waarbij de troon van de keizer mechanisch kon worden op en neer bewogen? Geheel overdonderd door het licht van gouden kandelaars, de geur van bloemen en kruiden die je pad bestrooiden, de welkomstliederen en de stoet van in het wit geklede hovelingen, maakte je drie verplichte knievallen. Als je dan opkeek, ontdekte je dat de troon – geflankeerd door gouden leeuwen die echt konden brullen en door met juwelen ingelegde glazuren vogels op takken van bronzen bomen die echt konden zingen – tegen het plafond hing en dat de keizer zelf in zulke prachtige gewaden was gekleed dat je ogen pijn deden van de glans.

Het gebruik van kostbare metalen en edelstenen blijkt ook uit de benamingen van verschillende onderdelen van het paleis. Zo was de Chalké (Bronzen Hal), de gigantische vestibule, voorzien van een dak en deuren van verguld brons, en de Chrysotriclinos (Gouden Banketzaal), een van de troonzalen, voorzien van eettafels van goud en zilver, met gouddraad en edelstenen versierde gordijnen, en kostbaar serviesgoed. Verder was er een vertrek dat speciaal bestemd was voor de geboorte van keizerlijke nakomelingen. Het was bedekt met platen van porfier, ‘purpersteen’, dat sinds de verre oudheid de kleur van keizers bij uitstek was. Porfyrogenetus (‘In purper geboren’) was dan ook de erenaam voor de kinderen van het regerende vorstenhuis.

Blauwe moskee en Grote Paleis

Sultan Ahmet Camii, de ‘blauwe’ moskee van sultan Ahmet I, ligt recht tegenover de Aya Sofia. Tussen de twee gebouwen in ligt een prettig plein met veel groen, wandelpaden, zitbanken en een klaterende fontein. In de oudheid stond op de plaats van het Sultanahmetcomplex een deel van het Grote Paleis van Constantijn en zijn opvolgers, dat in de hele westerse wereld beroemd was. Het strekte zich uit van de Aya Sofia tot aan de Zee van Marmara en de zeemuren. Er is nog maar één plek waar je oog in oog staat met iets wat tot dat paleis behoorde: in het mozaïekmuseum ten zuiden van de Sultan Ahmetmoskee.

Haar bijnaam kreeg de Blauwe Moskee van de reizigers uit het Westen die onder de indruk waren van de blauwe en blauwgroene tegels waarmee het interieur versierd was. Er zijn mensen die aan andere scheppingen van de Osmaanse architecten de schoonheidsprijs geven, maar de moskee is zonder enige twijfel de meest gefotografeerde van de stad.

Moskee van sultan Ahmet

De Blauwe Moskee is de laatste in de reeks van ‘keizerlijke’ moskeecomplexen (common1 pp. 114-115). Zij werd gebouwd door een leerling van de grote Sinan, Mehmet Ağa, tussen 1609 en 1616. Zij kreeg als enige in İstanbul zes minaretten. Ahmet I zorgde verder voor een Koranschool, een mausoleum, een ziekenhuis, een gaarkeuken, een karavanserai en een markt.

Het interieur van de moskee heeft een centrale koepel, gedragen door vier forse pijlers, met vier halfkoepels eromheen en nog eens vier kleine koepels in de hoeken. De 260 ramen, oorspronkelijk voorzien van gebrandschilderd glas, laten een zee van licht binnen. De duizenden tegels tegen wanden en zuilen hebben, evenals de beschilderde gewelven, blauwe bloemmotieven op een witte ondergrond. Je moet de originele İzniktegels – gekleurde faiencetegels die in de 16de en 17de eeuw in de stad İznik werden gefabriceerd – vooral zoeken aan de onderkant van de muren en in de galerijen. Veel zijn er namelijk verloren gegaan en vervangen door inferieure moderne exemplaren. De minbar en mihrab van wit marmer zijn origineel evenals de met brons beslagen deuren.

De binnenplaats heeft dezelfde afmetingen als het gebedshuis en is omgeven door een porticus met 30 koepeltjes. Het is deze ‘cascade’ van grote en kleine koepels die zo typisch is voor veel Osmaanse moskeeën en die zo aantrekkelijk is voor de fotografen onder ons. De poort recht tegenover de moskee geeft toegang tot het Hippodroom. Het achthoekige brongebouwtje voor de rituele wassingen in het midden van de hof heeft alleen nog een decoratieve functie. De kranen bevinden zich tegenwoordig tegen een van de buitenmuren.

Bijgebouwen

De türbe van Ahmet I vind je in de uiterste noordwesthoek van het complex, richting Aya Sofia. Zijn vrouw Kösem en drie zoons (van wie twee latere sultans, Osman II en Murat IV) liggen er ook begraven.

Het gebouw met de talrijke koepeltjes ernaast was de medresse. In de noordoosthoek ligt, tegen de hoek van de moskee aangeplakt, het sultanspaviljoen. Als de sultan het vrijdaggebed bijwoonde, ging hij over de binnentrap van dit gebouwtje rechtstreeks naar zijn loge in de moskee. Nu is er het Vakıflartapijtmuseum in gevestigd met een mooie verzameling oude exemplaren afkomstig uit moskeeën in West-Anatolië

common TAPIJTMUSEUM. Geopend: di.–za. 9–12 en 13–16 uur. Feestdagen gesloten.

Mozaïekmuseum

Je kunt onder het bovengenoemde tapijtmuseum doorlopen, dan kom je vanzelf in de lager gelegen Arastabazaar, een lange winkelstraat die louter uit tapijthandelaren bestaat. Halverwege links is de ingang van het mozaïekmuseum. In 1935 vonden er opgravingen plaats om meer te weten te komen over het Grote Paleis van de Byzantijnse keizers. Men vond mozaïekvloeren en resten van kapitelen en zuilen. Het zijn hoogstwaarschijnlijk overblijfselen van een grote colonnade die van de keizerlijke appartementen naar de staatsieloge in het Hippodroom liep. De architectuurfragmenten zie je opgesteld buiten het museum; binnen zijn prachtige vloeren te bewonderen met afbeeldingen van jachtscènes, landschappen en genretaferelen. De mozaïeken worden gedateerd in de 5de en 6de eeuw n.Chr.

common BÜYÜKSARAY MOZAİK MÜZESİ. Geopend: di.–zo. 9–16.30 uur.

Tussen Blauwe Moskee en Aya Sofia

De koepels tegenover de Aya Sofia, aan de overkant van de straat, behoren tot de Baden van Roxelana. Het smalle, langwerpige complex werd in 1556 door Sinan gebouwd in opdracht van Süleyman de Grote. Het kreeg de naam van de lievelingsvrouw van de sultan, Haseki Hürrem, die in het westen bekend is als Roxelana.

De baden vormen een hoogtepunt in de reeks van badgebouwen die Sinan ontwierp. Ze bestaan uit een apart mannen- en vrouwengedeelte, met aan de twee uiteinden een vierkante, overkoepelde hal met fontein. Daar tussenin liggen de ruimtes om af te koelen en de stoombaden (common1 pp. 118-119). Het gebouw is erg mooi gerestaureerd en huisvest nu een luxe tapijtwinkel.

common HASEKİ HÜRREM SULTAN HAMAMI. Geopend: di.–zo. 9.30–19 (winter 17) uur. Toegang vrij.

In de omgeving staan fraai opgeknapte houten huizen, meestal tot hotel omgebouwd. Loop eens de Kabasakal Caddesi in. Daar staan naast elkaar het hotel Yeşil Ev (het Groene Huis) met een prettig caféterras op de binnenplaats, en het Kunstnijverheidscentrum. Dit laatste is gevestigd in een voormalige medresse en je kunt er iedere dag tussen 9 en 18 uur handwerkslieden aan het werk zien met oude Osmaanse ambachten, zoals kalligraferen, borduren, glas graveren, boekbinden, poppen maken enzovoort. Alle producten zijn te koop. In de Tevfikhane Sokağı ligt het luxueuze Four Seasons Hotel, gevestigd in een voormalige gevangenis.

f0062-01

De eerste heuvel

Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Topkapıpaleis

Zo slecht als het Grote Paleis van de Byzantijnse keizers is bewaard, zo goed kun je kennisnemen van de residentie der Osmaanse sultans. Het Topkapı Sarayı strekt zich uit boven op een groen beboste heuvel, waar in de oudheid de acropolis van de Griekse stad Byzantion lag.

Cornelis Calkoen

Op 14 september 1727 viel de Hollandse gezant Cornelis Calkoen een grote eer te beurt. Hij werd in audiëntie ontvangen door sultan Ahmet III. Tot de geschenken die Calkoen meenam, behoorden brandspuiten uit Holland, een uitvinding van Jan van der Heijden. Deze kwamen goed van pas in een stad die voornamelijk uit houten huizen bestond. De Franse schilder Jean-Baptiste Vanmour legde de audiëntie vast op drie schilderijen. Het Rijksmuseum heeft een grote collectie schilderijen van Vanmour, waarvan in 2003 een tentoonstelling werd samengesteld.

Calkoen leefde op grote voet, overigens op eigen kosten, want Den Haag had niet veel geld over voor het gezantschap in Istanbul. De bekendste van de maîtresses van Calkoen was een beeldschone Cirkassische, genaamd Beyaz Gül (Witte Roos). Toen Calkoen in 1744 werd overgeplaatst naar Dresden, liet hij Beyaz Gül achter in İstanbul. Volgens de overlevering is ze aan een gebroken hart gestorven. Een beeld van Beyaz Gül bevindt zich tot op de dag van vandaag op het terrein van het Palais de Hollande (common1 pp. 165-166) en tal van bewoners van dat gebouw hebben verklaard dat ze de schim van de ontroostbare Beyaz Gül door de gangen hebben zien spoken.

Geschiedenis

Ongetwijfeld zou Fatih, toen hij in 1453 Constantinopel veroverd had, het paleis van de Byzantijnse keizers bij de Aya Sofia hebben gekozen als zijn nieuwe residentie, ware het niet dat het vrijwel onbewoonbaar was geworden. Hij koos toen maar een plek op de derde heuvel waar nu de universiteit staat. Maar de eerste heuvel bleef lonken. Al in 1459 begon hij met het egaliseren en ommuren van de antieke acropolis, met de bouw van diverse paviljoens op het plateau en de aanleg van tuinen en parken op de lagere hellingen. De naam Topkapı (‘Kanonnenpoort’) is afgeleid van de Byzantijnse poort met die naam, die zich in de zeemuren, op het puntje van het schiereiland bevond.

f0064-01

image-64_2.jpg

Topkapıpaleis

Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

In 1465 betrok Fatih met zijn hof het nieuwe complex. De harem met vrouwen en kinderen bleef nog lang op de derde heuvel in het Oude Paleis. Pas onder Murat III werd de hele harem ondergebracht in Topkapı en kreeg dat verblijf ook zijn huidige aanzien. Ondanks de nodige verbouwingen en een paar verwoestende branden, is de indeling van het paleis gedurende de bijna 400 jaar van zijn bestaan dezelfde gebleven. Afgezien van enkele belegen haremdames die niemand meer wilde, stond het paleis sinds het midden van de 19de eeuw leeg, nadat de sultans aan de Bosporus gingen wonen. Sinds 1924 is het Topkapı museum.

Paleiscomplex

Anders dan een paleis als Versailles zijn de losse paviljoens (of kiosken, een woord van Perzische oorsprong en via het Turks tot ons gekomen) van het serail volgens westerse begrippen bescheiden van omvang. Ze lijken eerder op een tentenkamp van nomaden, niet zo’n vreemde gedachte gezien de oorsprong van de Turken. De islam zorgde er bovendien voor dat ze hun aardse woonhuis slechts als een tijdelijk onderkomen zagen, en dat gold ook voor sultans. Relatief veel ruimte ging op aan tuinen en parken.

Ook de functie is anders: het paleis was niet alleen een privéresidentie, maar deed ook dienst als regeringscentrum en als opleidingsinstituut voor bestuursambtenaren. Vandaar dat er twee duidelijk gescheiden afdelingen waren: een woonafdeling voor de sultan en zijn familie en een werkafdeling waar de contacten met de buitenwereld werden geregeld. De hoeveelheid personeel moet in hoogtijdagen dan ook geschat worden op 3000 tot 4000 personen.

Het hele complex bestond uit vier hoven en was geheel ommuurd.

Eerste hof

De eerste hof kom je binnen via de Bab-ı Hümayün, de Keizerlijke Poort. Tegenwoordig dient deze hof vooral als plek waar de toeristen zich verpozen of in de rij staan voor een kaartje. De toeristenbussen, die letterlijk op de millimeter de poort door kunnen rijden, mogen hier gelukkig niet meer parkeren. In de tijd van de sultans ging de entree van het paleis natuurlijk met meer poespas gepaard. Stel je veel wachters voor en de hoofden van terechtgestelden die in de nissen links en rechts van de poort opgehangen waren. In de eerste hof stonden het ziekenhuis, de Munt, een broodbakkerij, een houtopslagplaats en nog meer nuttigs. De meeste gebouwen zijn verdwenen of niet toegankelijk.

Meteen als je binnenkomt, zie je links de Aya Eirene, een vroeg-Byzantijnse kerk en net als de Aya Sofia gebouwd door Justinianus. De bijzondere plattegrond heeft byzantinologen altijd in opwinding gebracht, maar de kerk is tegenwoordig muziekzaal en alleen te bezichtigen met speciale permissie. Links van de kerk staat het grote gebouw van de Rijksmunt (Dar-phane), dat de komende jaren geheel gerestaureerd gaat worden. De hof wordt ook wel ‘van de janitsaren’ genoemd, omdat dit keurkorps van de sultan (common1 pp. 29-30) hier verzamelde als het speciale diensten voor hem moest uitvoeren. Achterin vind je het kaartjesloket en daarnaast tegen de buitenmuur een kleine fontein waar de beul na een executie zijn zwaard kon afspoelen.

common TOPKAPIPALEIS. Geopend: zomertijd wo.–ma. 9–19 uur (het terrein) maar de verschillende paviljoens en dergelijke maar tot 17 uur. Bezoek aan de harem van 10–16 uur. Je krijgt daar een folder mee met korte info over de diverse haremverblijven. Bij grote drukte moet je niet alleen in de rij staan, maar wordt de bezoektijd ook nog eens beperkt gehouden. Behalve voor het museum betaal je extra voor de harem en de schatkamer (bij de ingang). Bij de loketten vind je giftshop, wisselkantoortje, postkantoor en wc’s. Houd er rekening mee dat er altijd een deel van de afdelingen gesloten is, dat is bij de ingang aangegeven. Klein theetentje. Als je het museum uitkomt, is er een boekwinkel. tv halte Gülhane.

Tweede hof

De Bab-üs Selam, de Poort van de Vrede, ook wel Ortakapı (Middenpoort) genoemd, geeft toegang tot de tweede hof en nu dus tot het museum. De naam is in tegenspraak met het onverbiddelijke uiterlijk van de poort, maar hier begon dan ook het eigenlijke paleis. Alleen de sultan mocht te paard naar binnen, ieder ander moest te voet verder. Je kwam hier trouwens alleen maar binnen als je zaken met de ministers had te doen of als je belangrijk genoeg was voor een audiëntie. Wel vredig is de sfeer van de uitgestrekte (130 × 110 m) hof met zijn bomen, perken en charmante colonnades. Links, onder de karakteristieke hoge toren, vind je de Divan en de toegang tot de harem; de rechterkant van de hof wordt ingenomen door de paleiskeukens.

Divan is de naam voor de ministerraad van de sultan en voor de raadzaal waar deze viermaal per week bijeenkwam. De viziers zaten dan op lage banken – ‘onze’ divan inderdaad – bedekt met Turkse tapijten. De gebeurtenis ging, zoals eigenlijk bij alles, gepaard met een strak ceremonieel van honderden prachtig geklede functionarissen. Achter de centrale zitplaats van de grootvizier is een getralied raam, het ‘oog van de sultan’, waar de sultan ongezien de besprekingen kon volgen. De raadkamer staat in verbinding met het archief en met de werkkamer van de grootvizier. Daarachter ligt een overkoepelde ruimte waar de belastinggelden werden bewaard en waar nu de wapencollectie is uitgestald.

In de paleiskeukens, te herkennen aan de rij schoorstenen, werden de maaltijden voor het voltallige personeel bereid, wat neerkwam op zo’n 40.000 per dag. Nu is er een verzameling Chinees, Japans en Europees porselein te zien. Vooral het Chinese porselein, bijeengebracht door Süleyman I en zijn twee voorgangers, geldt als een van de kostbaarste collecties ter wereld.

Harem

De harem zal altijd de afdeling blijven die het meest tot ieders verbeelding spreekt. Een deel van de vertrekken, gangen en binnenhoven, waar de moeder van de sultan, zijn favoriete vrouwen en concubines, zijn ongelukkige broers, de jonge prinsen en de zwarte eunuchen hun leven sleten, zijn met een rondleiding te bezoeken. Het complex dateert uit de tijd van Murat III (1574–1595). Waar je nu binnengaat, was vroeger de uitgang van de harem, de ingang lag in de derde hof. (Zie info Topkapımuseum p. 66.)

Via het hof van de zwarte eunuchen en de verblijven, compleet met baden, van de slavinnen en concubines, kom je op de binnenhof van de Valide Sultan, de moeder van de sultan. Zij had hier in het midden van de harem haar vertrekken, waarin zij als een spin in haar web alles overzag. Via een paar antichambres kom je in de vertrekken van de sultan zelf. Allereerst zijn persoonlijke hamam, geheel van marmer en veilig af te sluiten met ijzeren hekken, want voor aanslagen op zijn leven werd altijd gevreesd. Vervolgens kom je in de barokke Keizerlijke Hal, overkoepeld en voorzien van een muziekgalerij, waar de haremvrouwen de sultan konden entertainen. De Salon van Murat III uit 1578 is versierd met superbe İzniktegels, een marmeren fontein en een grote schouw. De bibliotheek van Ahmet I heeft kunstzinnig ingelegde boekenplanken en de eetkamer van Ahmet III is bekend om zijn schilderingen van vazen met bloemen en schalen vol fruit. De zogenoemde woonafdeling van de kroonprins is een dubbelpaviljoen met de mooiste tegels van de hele harem. De vertrekken van de favoriete vrouwen lagen om een grote binnenplaats. Via de ‘Gouden Gang’, zo genoemd omdat de sultan, als hij zijn vrouwen bezocht, begon met gouden munten rond te strooien, verlaat je de harem door een poort in de derde hof. Waar zich precies de beruchte ‘kooi’ bevond, de afdeling waar de broers van de regerende sultans opgesloten werden, weet niemand precies.

Leven in de harem

Harem betekent letterlijk ‘ontoegankelijk’, ‘afgesloten’. Het bezit van een afdeling vol vrouwen, exclusief voor zijn gebruik, is al sinds mensenheugenis het voorrecht van de oosterse potentaat. Juist het geheimzinnige en verbodene dat aan het woord kleeft, oefent zo’n onweerstaanbare aantrekkingskracht uit.

De talrijke kleurrijke verhalen over het dagelijks leven in de harem staan in vreemd contrast met de kale, erg klein lijkende ruimtes in het Topkapıpaleis, waar je tegenwoordig doorheen gevoerd wordt. Toch woonden hier in de 17de eeuw, tijdens de hoogtijdagen van luxe en spilzucht bijna 1000 vrouwen. De concubines waren meestal christenen en in elk geval altijd slaven. Dus geen lastige familieleden om de sultan heen, geen Osmaanse vrouwen die moslimrechten hadden en dus eisen konden stellen, maar vrouwen gekozen op hun gezondheid en uiterlijk en volkomen afhankelijk van de sultan.

Te midden van deze vrouwen fungeerde de sultan als een soort superhengst: hoe meer zonen hij kreeg des te beter, want een van die jongetjes moest hem opvolgen. Net als de jongensslaven konden de meisjes zich een weg naar de hoogste rangen banen, mits ze schoonheid en voldoende talent (bijvoorbeeld voor dansen, zingen of musiceren) hadden. Als ze de aandacht van de sultan na de eerste nacht bleven trekken, werden ze concubine, misschien zelfs haseki, favoriete. De kroon op het ‘werk’ was natuurlijk het baren van de eerste zoon voor de sultan. Had een haremvrouw nooit de aandacht van de sultan getrokken, dan kon ze na negen jaar officieel een verzoek indienen om te vertrekken. Ex-haremvrouwen waren vanwege de gedegen training in de harem geliefde huwelijkskandidaten.

In diezelfde 17de eeuw toen de sultans weinig meer op veldtocht gingen en de meesten van hen permanent in de harem woonden, was de macht achter de troon de Valide Sultan, de moeder van de sultan. Die had er al jaren van gekonkel op zitten om te bewerkstelligen dat haar zoon ook werkelijk opvolgde. De verschrikkelijke broedermoord, bij wet vastgesteld door Fatih, had plaatsgemaakt voor opsluiting van alle broers die het de opvolger moeilijk konden maken. Die luxe gevangenis waar ze de rest van hun leven in afzondering doorbrachten, zij het met een eigen harem van onvruchtbare vrouwen, werd ‘de kooi’ genoemd en bevond zich ook binnen de haremmuren. Behalve de sultan waren de enige andere mannen die in de harem woonden, eunuchen. De zwarte eunuchen waren op jonge leeftijd in de Soedan gevangen, gecastreerd in Egypte en vervolgens op de slavenmarkt van Constantinopel verkocht. Het hoofd van de zwarte eunuchen was een van de machtigste en rijkste mannen in het rijk, waar zelfs de Valide Sultan bang voor was. De witte eunuchen (bijna allemaal afkomstig uit Circassië) waren belast met het toezicht op en het opvoeden van de jonge pages in de paleisschool. Als de sultan niet bij zijn haremdames was, bracht hij de tijd door met zijn dwergen en stommen. Het spreken in gebarentaal was heel gewoon in de omgeving van de sultan, waar iedereen verplicht was te zwijgen. Buitenlandse bezoekers spraken vol verbazing en ontzag over ontvangsten en ceremoniën waar honderden hoogwaardigheidsbekleders van zijn hofhouding bij aanwezig waren en waar niettemin absolute stilte heerste. De stommen werden ook gebruikt om in ongenade gevallen personen op een teken van de sultan stil en vliegensvlug te wurgen.

Derde hof

Dit is het strikte privé- en woongedeelte van het serail, dat in Osmaanse tijd het Huis van Gelukzaligheid heette. Je komt er binnen via de in zwierige rococostijl uitgedoste Bab-üs Saadet, de Poort der Gelukzaligheid. Onder de luifel geeft een gat in het plaveisel aan waar de sultan zat, als hij onder de poort audiëntie hield na elke zitting van de Divan. Na de poort loop je meteen tegen de Troonzaal aan, een kiosk waarin de sultan buitenlandse ambassadeurs ontving. Bij zijn troonsbestijging en op bijzondere feestdagen zat de sultan op een speciale troon van goud en smaragd. Een aantal gebouwen van de derde hof behoorde tot de verschillende afdelingen van de vermaarde Paleisschool.

Aan je rechterhand vind je eerst de verzameling kaftans van de sultans en vervolgens een keuze uit hun collectie kostbaarheden opgesteld in de voormalige schatkamer. Het duizelt je van de flonkerende sieraden, kostbare tronen, met karbonkels van edelstenen ingelegde wapens, schenkkannen, tulbandspelden en wat dies meer zij. De Topkapıdolk met drie smaragden en een verborgen uurwerk is mede beroemd geworden door de gelijknamige film (common1 pp. 205-206).

De bibliotheek van Ahmet III uit 1719 is het elegante witmarmeren gebouwtje in het midden van de hof.

Het gebouw dat de derde hof van achter afsluit, herbergde tot kort geleden de collectie miniaturen uit de 13de tot de 18de eeuw (common1 pp. 102-103). Helaas is nog steeds geen nieuwe behuizing voor de kostbaarheden gevonden. De kaart van Piri Reis, die is afgebeeld op het bankbiljet van tien miljoen lira, is een van de bijzondere stukken. Piri Reis was bevelhebber van de Osmaanse marine en schreef in 1513 Het boek der zeeën, waarin een wereldkaart is opgenomen waarop onder andere Antarctica staat aangegeven, dat volgens de traditionele opvatting pas door Amundsen in 1911 werd ontdekt. Voor de aartsfantast Erich von Däniken was dit voldoende aanleiding te suggereren dat de kaart gebaseerd moet zijn op een foto die van 5000 mijl hoogte van de aarde was gemaakt door buitenaardse wezens. Heel wat aannemelijker is de theorie van Gavin Menzies. In zijn boek 1421, The Year China Discovered the World uit 2002 verklaart hij dat de kaart van Piri Reis is gebaseerd op de grote ontdekkingsreizen van de Chinese admiraal Zheng He in de jaren 1421–1423 (www.1421.tv).

De sultansportretten zijn apart en goed gedocumenteerd opgesteld in een zaal naast het reliekenpaviljoen. Links van de miniaturen bevindt zich een klokkenverzameling. In de hoek links achterin vind je het Paviljoen van de Heilige Mantel. Hier worden relieken van de profeet Mohammed bewaard, behalve de mantel ook baardharen, een tand, een voetafdruk en nog veel meer. Ze waren uit Egypte meegenomen door Selim I in 1517. Je kunt vanuit dit paviljoen doorsteken naar de vierde hof.

Vierde hof

De vierde hof bestaat uit een in terrassen aangelegde tuin en verschillende paviljoens. Het uitzicht over de Zee van Marmara en de Gouden Hoorn mag niemand missen. Als je uit het Reliekenpaviljoen komt, betreed je een overschaduwd terras met een fonteinaanleg. Recht vooruit ligt het Revanpaviljoen van 1636, dat de inname van de stad Jerevan in de Kaukasus door Murat IV memoreert. Dezelfde sultan bouwde een paar jaar later het Bagdadpaviljoen om zijn verovering van die stad te vieren. Het heeft prachtige blauwe en witte tegels, en bovendien een geheel gemeubileerd interieur. Aan de rand van het marmeren terras hier, dat uitkijkt over de Gouden Hoorn, heeft sultan İbrahim in 1640 een alleraardigst balkon laten bouwen, İftariye genoemd, overhuifd met een verguld bronzen dak. Tijdens de ramadan gebruikte hij hier na zonsondergang zijn maaltijd (iftar), met zicht op İstanbul.

Tegenover het Bagdadpaviljoen ligt de Sünnet Odası, ook voor İbrahim gebouwd. Hier werden de zonen van de sultan ritueel besneden. In het midden van de hof staat de Sofa Köşkü, waar Ahmet III zich placht te vermeien tijdens zijn vermaarde tulpenfeesten. Stel je perken met veel bloeiende tulpen voor en schildpadden die met gekleurde lichtjes op hun rug langzaam over het gras schuifelen.

Je eindigt bij het Mecidiyepaviljoen dat helemaal rechts in de hof ligt. Het is het laatst gedateerde (1840) gebouw van Topkapı, gebouwd door Abdül Mecit I in geheel westerse stijl. Restaurant Konyalı is erin gevestigd en de uitgestrekte terrassen zitten meestal vol met groepen. Het uitzicht bestrijkt ditmaal de Zee van Marmara en de Aziatische overzijde van İstanbul.

Archeologisch museum en Gülhanepark

Het archeologisch museum vind je door in de eerste hof van het Topkapıpaleis na de Aya Eirene links af te buigen en de helling af te lopen. Je kunt er ook vanaf de andere kant komen via de ingangspoort van het Gülhanepark.

Tegenover de museumingang bevindt zich in de tuin van de Darphane (het muntgebouw) een goede boekwinkel.

Het sfeervolle plein voor het museum staat vol antieke resten, onder andere een paar van de porfieren keizersarcofagen die vroeger in de Apostelkerk stonden.

Begin archeologische verzameling

In het langwerpige 19de-eeuwse gebouw wordt de collectie klassieke kunst bewaard, een van de beste ter wereld. Osman Hamdi Bey, schilder en archeoloog, werd in 1881 museumdirecteur. Het was vooral hij die ervoor zorgde dat men belangstelling kreeg voor al die beschavingen die vóór de Turkse in het immense rijksgebied bestaan hadden. Bij de ingang is een kleine afdeling aan hem gewijd. In 1991 werd aan de klassieke galerij een nieuwe vleugel van vier verdiepingen toegevoegd.

In het oude stuk is het vooral de afdeling links die je niet mag overslaan. Hier staan de sarcofagen die door Hamdi Bey in 1887 gevonden werden in de koninklijke necropolis van Sidon in het huidige Libanon. De marmeren Alexandersarcofaag uit het eind van de 4de eeuw v. Chr. is de mooiste. Hij dankt zijn naam aan de afbeelding van de slag tussen het Griekse leger van Alexander de Grote en de Perzen. De kist is zo gaaf bewaard dat er zelfs nog kleuren te zien zijn. Verder zijn de Klaagvrouwensarcofaag, de sarcofaag van de satraap en de Lycische sarcofaag de moeite waard. De hele begane grond is verder gewijd aan de klassieke sculptuur, waaronder unieke stukken. Hopelijk wordt de opstelling eens gemoderniseerd, zodat ze kan wedijveren met de nieuwe vleugel.

Nieuwe vleugel

De nieuwe vleugel heeft beneden een afdeling met klassieke en Byzantijnse beeldhouwkunst uit Klein-Azië. Op de eerste verdieping is de aantrekkelijke afdeling met de geschiedenis van İstanbul door de eeuwen heen. Niet alleen voorwerpen maar ook allerlei documentatie maken een heleboel aanschouwelijk van wat je op je zwerftochten door de stad bent tegengekomen. De ijzeren ketting met enorme schakels sloot de Gouden Hoorn af in tijden van beleg. De tweede verdieping laat vondsten uit diverse opgravingen in Anatolië zien. Vooral de Troje-afdeling is bijzonder uitgebreid. Op de derde verdieping zijn Cyprus, Syrië en Palestina aan de beurt. Er is een compleet mausoleum uit Palmyra nagebouwd met originele portretkoppen.

Tegelcollectie

Tegenover het museum staat de Çinili Köşk, ofwel het Betegelde Paviljoen. Deze fraaie kiosk werd door Fatih gebouwd als tuinpaviljoen in zijn serail. Op de galerij keek hij graag naar de pages en prinsen als ze met een balspel bezig waren. In de vorige eeuw diende het mooie, geheel met tegels versierde gebouwtje als opslag voor de oudheden. Nu is het gerestaureerd en huisvest het een gerenommeerde collectie keramiek, hoofdzakelijk tegels uit de 12de tot de 19de eeuw. Het klapstuk is de mihrab (1432) uit een moskee in Karaman, geheel bedekt met blauw geglazuurde tegels van de mooiste soort.

In het gebouw links van het loket, herkenbaar aan de twee leeuwen voor de ingang, is het Museum voor Oosterse Oudheden gevestigd. De verzameling omvat voorwerpen uit Egypte, Babylonië, Mesopotamië enzovoort. Hoogtepunten zijn een inscriptie van de wetten van Hammurabi (1750 v.Chr.) en een kleitablet met het Verdrag van Kadesh uit 1269 v.Chr. tussen de Hittieten en de Egyptenaren.

common ARCHEOLOGISCH MUSEUM. Geopend: di.–zo. 9.30–16.30 uur. Houd er rekening mee dat er altijd een deel van de afdelingen gesloten is. tv halte Gülhane.

Gülhanepark

Het Gülhanepark maakte vroeger deel uit van de Topkapıtuinen, maar is nu een uitgestrekt openbaar park. De ingang vind je aan de Alemdar Caddesi, binnen de stenen omwalling van de Topkapımuren. Het weggetje rechts voert naar het archeologisch museum en de eerste hof van het Topkapıpaleis. De twee andere wegen/paden lopen naar de achterkant van het park waar een uitgang is. Je wandelt er heerlijk onder de bomen, onder langs de muren van het paleis. Waar de muren eindigen, staat de antieke Gotenzuil, volgens de inscriptie opgericht ter ere van een overwinning op de Goten, waarschijnlijk door Constantijn de Grote. De hooggelegen theetuinen met uitzicht over de Bosporus en de Gouden Hoorn vinden bij zonsondergang en vooral in het weekend veel aftrek bij dagjesmensen en toeristen.

Verheven Poort en alay Köşkü

Je hebt niet alles van het Topkapıpaleis gezien als je niet even een blik slaat op de vermaarde Hoge of Verheven Poort. Dit is de toegang tot het voormalige werkpaleis van de grootvizier, de ‘Eerste Minister’ van de sultan. De poort ligt tegenover de muur van het Topkapıpaleis aan de Alemdar Caddesi. Het rococo-uiterlijk laat zien dat deze poort uit de nadagen van het rijk stamt, maar de eerste werd gebouwd door vizier Sokollu Paşa in 1564. Vanaf die tijd werden de meeste staatszaken achter deze poort behandeld, zodat hij het equivalent werd voor de regering zelf. Ambassadeurs werden dan ook aangesteld ‘bij de Verheven Porte’ en niet ‘bij het Osmaanse rijk’. Nu liggen achter de poort de gebouwen van de Vilayet, het bestuur van de provincie İstanbul.

Recht tegenover de Porte, dus in de paleismuur, zie je een achthoekige erker uitsteken. Dit is de Alay Köşkü, het paviljoen waarin de sultan de feestelijke parades bekeek, die op hoogtijdagen door de stad trokken. Bovendien kon hij, onopgemerkt door de buitenwereld, controleren wie er binnengingen bij de grootvizier.

Tussen Aya Sofia en Topkapımuren

Tussen de ingang van de eerste hof van het Topkapıpaleis en de Aya Sofia staat de fontein van Ahmet III uit 1728, een wel heel fraai voorbeeld van een sebil, een openbaar ‘uitdeelpunt voor water’. Een mooiere exponent van de sierlijke stijl van de Tulpenperiode is niet te vinden. Inscripties, marmeren bassins, tegels en koepels, alles is even zorgvuldig uitgewerkt.

De straat die achter langs de Aya Sofia loopt, is de Soğuk Çeşme Sokağı, de Straat van de Koude Fontein, een bezienswaardigheid sinds de Turkse Touring- en Automobielclub (TTOK) hier alle houten Osmaanse huizen prachtig heeft gerestaureerd. Er zijn nu een bibliotheek, een hotel en restaurants in gevestigd, een van de laatste zelfs in een Romeinse cisterne. Loop even de Caferiye Sokağı in voor het Caferağahof, eens een medresse van Sinan, nu een café met winkeltjes en werkplaatsjes in de cellen rondom de binnenplaats. Klein maar aardig.

Hippodroom en omgeving

Toen Constantijn zijn ‘Nieuwe Rome’ bouwde, had hij het oude Rome voortdurend in gedachten. Zijn paleis leek al op dat van de Palatijn in Rome en ook de Circus Maximus moest worden nagebouwd. Dat werd het Hippodroom, een grote renbaan van 480 bij 117 m voor de wagenvierspannen, dat het paleiscomplex aan de noordkant begrensde. Het bood plaats aan zo’n 10.000 mensen. Het Hippodroom was in 532 het bloedige toneel van het neerslaan van de Nika-opstand, toen Belisarius, de doortastende generaal van Justinianus, 50.000 van de muitende rebellen daar bijeendreef en in de pan hakte.

Na de inname van Constantinopel door de kruisvaarders in 1204 liet doge Enrico Dandolo het beroemde bronzen vierspan hier weghalen. De paarden zijn heden ten dage nog te bewonderen in de San Marco in Venetië.

Renbaan voor vierspannen

De ellipsvorm is nog goed te herkennen in het huidige At Meydanı, het ‘Paardenplein’. De voorhof van de Blauwe Moskee komt op dat plein uit. In het midden lag een langgerekte verhoging, de spina (ruggengraat), waar de paarden omheen moesten draaien. Van de monumenten die op die verhoging stonden, zijn er nog enkele bewaard. De Egyptische obelisk uit de 16de eeuw v.Chr. werd hier door keizer Theodosius I in 390 opgericht. Hij staat op een sokkel die versierd is met reliëfs. Daarop zie je de keizerlijke familie pontificaal in de loge zitten, terwijl ze de paardenraces bijwonen en overwinnaars bekransen. Let ook op de ‘reportage’ van het transport van de obelisk. De sokkel staat op het niveau van de renbaan van weleer, ruim 4 m lager dan het huidige plaveisel. In het midden van het Hippodroom staat de Slangenzuil, drie dooreen gestrengelde bronzen slangenlijven waarvan de koppen ontbreken. Het monument uit de 5de eeuw v.Chr. is afkomstig uit de Apollotempel van Delphi in Griekenland en werd naar Constantinopel gebracht door Constantijn de Grote. Een van de koppen is te zien in het archeologisch museum. Een ruwstenen obelisk staat aan het andere eind van de spina. Hij draagt de naam van de keizer die hem in de 10de eeuw restaureerde en met brons bekleedde, Constantinus Porfyrogenetus, maar hij stond hier waarschijnlijk al veel langer. Het overkoepelde gebouwtje dat je aan het eind van het plein tussen het groen ziet liggen, is de fontein van Wilhelm II. De Duitse keizer schonk het aan sultan Abdül Hamit II toen hij in 1898 op bezoek was.

Paleis van İbrahim Paşa

Tegenover de Blauwe Moskee aan de andere lange kant van het Hippodroom staat het paleis van İbrahim Pasa, nu het Museum voor Turkse en Islamitische Kunst. Het gebouw was het luxueuze woonhuis van de grootvizier en zwager van Süleyman de Grote. Erg lang heeft hij er niet van kunnen genieten. De enorme invloed en rijkdom van İbrahim zorgden in 1536 voor zijn val, waarna al zijn bezittingen inclusief zijn huis, aan de staat vielen.

De collectie omvat manuscripten, sculpturen, keramiek, houtsnijwerk, brons en klederdrachten uit de 7de tot de 19de eeuw. Vooral de mooi opgestelde verzameling tapijten vraagt om aandacht. Je krijgt een goed idee van de indeling van het huis met zijn verschillende overwelfde ruimtes, trappenhuis en binnenplaatsen.

common MUSEUM. Geopend: di.–zo. 9.30–17 uur. Er is een koffiebar. tv halte Sultanahmet.

Twee onderaardse reservoirs

Vlak bij de Aya Sofia en het begin van de levendige Divanyolu Caddesi ligt de ingang naar de Yerebatan Sarnıçı (Ondergrondse Cisterne), ook wel bekend als de Basilicacisterne. De naam heeft betrekking op de antieke basilica die hier ooit stond en waarin recht gesproken werd. Na de verwoesting van de gebouwen op de eerste heuvel door de Nika-opstandelingen, liet Justinianus hier onder andere een groot ondergronds waterreservoir aanleggen. Er waren er een heleboel in Constantinopel, waarvoor het water vanuit de bergen via aquaducten de stad binnengeleid werd. Ze zijn op een paar uitzonderingen na ingestort of geheel gevuld met puin. De Yerebatan is de best bewaarde en de grootste, 138 bij bijna 65 m. Het water bevoorraadde het gehele Byzantijnse paleis en later ook het Topkapıpaleis.

Beneden zie je 336 zuilen in 12 rijen staan, die op hun kapitelen kleine bakstenen gewelven dragen. Je loopt rond over plankieren boven het water, begeleid door muziek en het gespetter van waterdruppels. In de verste hoek staat een extra schijnwerper op twee marmeren Medusakoppen die, omgekeerd, dienst doen als zuilbasement.

common BASILICACISTERNE. Geopend: zomer 9–19 uur. Uitgang is in de Alemdar Caddesi tegenover de westzijde van de Aya Sofia. Daar zijn ook winkeltjes. tvhalte Sultanahmet.

Naast de cisterne-ingang staat een stenen stomp. Op het bordje kun je lezen dat dit het enige overblijfsel was van een grote triomfpoort die het begin van de Mese markeerde. Vanaf hier werden de afstanden gemeten naar alle mijlstenen aan de grote Romeinse doorgangswegen. Vandaar de naam Miliarium Aureum of Gouden Mijlsteen voor de triomfpoort, kortweg Milion genoemd.

Een tweede cisterne vind je achter het boven besproken paleis van İbrahim Paşa, in de Klodfarer Caddesi, een zijstraat van de Divanyolu. Dit is de Binbirdirek, ‘Van de 1001 Zuilen’. Na de basilicacisterne is het wel even slikken. Het geheel (64 × 56 m) is in 2002 omgetoverd in een café-restaurant en mist elke sfeer; van water is geen sprake. Het aantal zuilen is 264.

Kleine Aya Sofia en de zeemuren

De wandeling tussen het Hippodroom en de Zee van Marmara is door iedereen zelf in te vullen. Vroeger was het een wat dankbaarder bezigheid dan nu, omdat veel van de oude houten huizen nog overeind stonden, in meer of mindere staat van pittoresk verval. Kleine eenmansbedrijfjes in duistere kamertjes droegen bij aan de exotische sfeer. Gesaneerd wordt er nu overal en dat betekent niet altijd restauratie in de oude staat, zoals rondom de Aya Sofia. In elk geval moet je terechtkomen bij de Sergius- en Bacchuskerk van Justinianus en de Sokollumoskee van Sinan. Vervolgens is het een aardige wandeling om een stuk van het traject van de zeemuren te volgen, op zoek naar de laatste sporen van het Byzantijnse paleis.

Een kleine moskee

Als je het Hippodroom aan de smalle kant bij de ‘ruwstenen obelisk’ verlaat en naar beneden loopt, passeer je eerst de nog deels zichtbare halfronde afsluiting van de renbaan. Dat geeft je een idee van de omvang van het geheel. De nauwe straat Sehit Mehmet Paşa Yokusu Sokak loopt met wat bochten naar de Sokollu Mehmet Paşa Camii, een klein meesterwerk van Sinan. Sokollu Mehmet was als kind in Bosnië geronseld voor het janitsarenkorps. Hij werd opgeleid aan de paleisschool van Topkapı en maakte dankzij zijn grote intelligentie snel carrière. Liefst drie sultans diende hij als grootvizier en hij trouwde de dochter van een van hen. In 1579 werd hij vermoord door een krankzinnig geworden soldaat.

Zijn vrouw gaf opdracht tot de bouw van de moskee in 1571. Sinan wist de helling van de berg waartegen gebouwd werd, knap in zijn ontwerp op te nemen. De charmante binnenplaats diende tevens als medresse met voor elke student een kleine overkoepelde cel. Het harmonieuze interieur heeft prachtige tableaus van İzniktegels. Een ‘must’ voor iedereen die denkt al genoeg moskeeën te hebben gezien.

Justinianus en Theodora

Het keizerpaar Justinianus en Theodora kent bijna iedereen in het Westen door de beroemde mozaïeken in de San Vitale van Ravenna (Italië). De twee zijn daarop geportretteerd met gekleurde gewaden, rijke kronen en alles wat bij de pracht en praal van het hof hoort (common1 pp. 58-59). Maar zouden ze ook zo tot de verbeelding spreken als Theodora niet de dochter van een berentemmer uit het circus was geweest en niet voor haar huwelijk met Justinianus een nogal losbandig leven had geleid? Van de jeugd van Justinianus is weinig bekend, behalve dat hij de neef was van een arme boer, Justinus, die het tot officier van de paleiswacht had gebracht en in 518 zelfs tot keizer. Hij nam de boerenzoon Justinianus aan als medekeizer, zodat deze bij de dood van Justinus in 527 kon opvolgen met al een redelijke ervaring. Een feit is dat Justinianus smoorverliefd werd op Theodora en de wet liet wijzigen om met haar – een actrice en een courtisane – te kunnen trouwen. Hij was 40 toen hij haar ontmoette, zij zo’n vijftien jaar jonger. Tijdgenoot Procopius stelt in zijn geschiedwerken merkwaardig genoeg twee kanten van deze periode voor. In zijn officiële door de staat goedgekeurde werk geeft hij hoog op van de verdiensten van zowel Justinianus als Theodora. In zijn Anekdota daarentegen schopt hij tegen alles aan wat die twee bekokstoofden. Dat zij moedig was, toonde ze door haar man ervan te weerhouden op de vlucht te slaan toen de Nika-opstand uitbrak en het muitende volk al voor de poorten van het paleis stond. Dat ze barmhartig was, bleek uit de stichting van ziekenhuizen en van heropvoedingsgestichten voor haar vroegere collega-prostituees. De dames konden dit overigens niet waarderen. Procopius zegt dat sommigen uit wanhoop liever uit het raam sprongen. Door haar autoritaire houding maakte Theodora veel vijanden, die natuurlijk vonden dat ze veel te veel invloed op de keizer uitoefende. Ook haar jaloezie op de naaste familieleden en vrienden van de keizer, die hem mogelijk konden opvolgen – het paar had zelf geen zoon – leidde tot onplezierige maatregelen van haar kant. Zo wist ze gedurende een ernstige ziekte van Justinianus diens trouwste veldheer Belisarius zijn commando te ontnemen. Haar voorkeur voor het monofysitisme bracht haar in conflict met Justinianus zelf die in zijn poging een verenigd Romeins rijk in oude glorie te herstellen, voorzichtig moest zien te laveren tussen paus en ketterse landen. In 548 stierf Theodora aan kanker. Justinianus overleefde haar nog zeventien jaar. Beiden werden begraven in de kerk van de Heilige Apostelen die ze samen hadden laten bouwen. Daar lagen de boerenzoon en de circusdochter naast elkaar in porfieren sarcofagen.

Kleine Aya Sofia

De Kücük Ayasofya Camii bereik je via de gelijknamige straat. De moskee met de intrigerende naam ‘Kleine Aya Sofia’ was voor de verovering van Constantinopel een kerk gewijd aan de heilige soldatenmartelaren Sergius en Bacchus. Hij werd gebouwd in opdracht van Justinianus enkele jaren voordat de Aya Sofia verrees. De twee kerken lijken eigenlijk helemaal niet op elkaar, maar in beide is op meesterlijke wijze met de ruimte gespeeld. De centrale koepel is met zijn 16 ribben net een meloen. Hij steunt op een twee verdiepingen hoge zuilencolonnade die achthoekig van plattegrond is. De zuilen zijn alternerend van groen en roze marmer, de kapitelen – die helaas nog wel eens door de koster met de kalkkwast worden ‘bewerkt’ – zijn ragfijn gebeeldhouwd. De forse inscriptie op de architraaf noemt Justinianus, zijn vrouw Theodora en de heilige Sergius.

Zeemuren

Van de Kleine Aya Sofia loop je terug langs de Küçük Aya Sofia Caddesi en neem je de Aksakal Sokağı naar rechts richting zee. Loop onder de spoorweg door en sla linksaf op de autoweg die langs de oever loopt (Kennedy Caddesi of Florya Sahil Yolu). Je kunt nu het indrukwekkende tracé van de zeemuren volgen, helemaal tot aan de punt van het schiereiland. Tussen die punt en het fort Yedikule, waar de landmuren de Zee van Marmara raakten, maten ze ruim 8 km.

Vroeger was deze weg langs zee wat minder geslaagd voor wandelaars. Ongure types en vrijende paartjes scharrelden tussen de brokstukken door, maar tegenwoordig heeft men plantsoentjes aangelegd en ook een paar prettige hotels en restaurants.

Je ziet al meteen de resten van een van de oude poorten, Çatladı Kapı. Laat een paar honderd meter verderop je fantasie werken bij de grote groen begroeide muur met de drie vensteropeningen. Hier stond het Bucoleonpaleis, een onderdeel van het Grote Paleis, in trek bij de keizers als zeepaviljoen. Dichtbij lagen een vuurtoren en een kleine haven vanwaar de keizer met zijn staatsiesloep kon uitvaren. De moderne witte vuurtoren staat verderop, evenals de grijsmarmeren muren van een Osmaans paviljoen. Dat laatste klopt want je bent nu op de hoogte van het Topkapıpaleis dat zich schilderachtig boven je hoofd verheft. Natuurlijk werden de oude muren opnieuw gebruikt om de paleistuinen aan de zeekant te beschermen. Goed bewaard is de Toren van Theophilos, gebouwd door de keizer (829–842) van die naam, zoals blijkt uit de Griekse inscriptie. In de middag heb je een niet te versmaden uitzicht op de Aziatische kant. Vraag je je af wat al die mensen aan de zeekant toch staan te doen, steek de drukke auto-weg dan over bij het plantsoentje met het standbeeld van de Turkse zeerover Turgut Reis. Dan blijkt dat er op de rotsblokken aan de zeekant naar hartenlust gevist wordt, een geliefd tijdverdrijf van de Turken. Bij Saray Burnu, de punt van het schiereiland, houden de muren abrupt op. De toegang tot het Gülhanepark bevindt zich landinwaarts; aan zee ligt een plantsoen met een beeld van Atatürk.

Culinair İstanbul

In İstanbul kun je culinair uitstekend aan je trekken komen. De wereldkeuken is er in allerlei varianten vertegenwoordigd, maar de Turkse keuken blijft toch het aantrekkelijkst. Eigenlijk is Turks eten op zich al internationaal want de Turkse keuken heeft invloeden uit alle hoeken van het Osmaanse rijk in zich. Zo is Arnavut ciğeri (lever volgens een Albanees recept) een geliefd gerecht in İstanbul. Het wordt meestal koud als meze geserveerd.

Van hamburger tot broodje vis

In İstanbul kun je bijna overal en op elk tijdstip wat te eten krijgen in heel verschillende gelegenheden. Een kafeterya serveert snacks, de köfteci is gespecialiseerd in köfte (gekruide ovale gehaktballetjes), een lokanta is een eenvoudige eetgelegenheid met een beperkt menu, terwijl het restoran zichzelf wat serieuzer neemt. Daar vind je een uitgebreide keuze in voorgerechten. In het centrum vind je veel restaurants waar je een soort zelfbediening hebt. Je kiest uit grote bakken wat je wilt en dat wordt vervolgens voor je opgeschept. De pastane is de aangewezen plaats voor zoetigheid van allerlei soort, maar je kunt er ook terecht voor alleen een kopje Nescafé. En natuurlijk heeft ook het Amerikaanse fastfood İstanbul veroverd: de eerste Turkse vestiging van McDonald’s opende in 1986 haar deuren in Taksim. De meyhane is typisch voor İstanbul. Dit is een wijnhuis, maar meestal wordt er rakı gedronken. Turken drinken nooit rakı zonder erbij te eten, al is het maar meloen en witte geitenkaas. De meyhane is het traditionele domein van de mannen. De mezeler zijn eindeloos en de gesprekken vaak oeverloos. Kenners adviseren de eerste glazen rakı tamelijk snel te drinken om licht onder invloed te raken. Daarna drink je langzamer om dat niveau vast te houden, niet minder maar zeker niet meer. Hoewel veel Turken genieten van rakı, wijn of bier wordt dronkenschap absoluut niet op prijs gesteld.

Turkse kooklessen

Een nieuwe attractie voor bezoekers van İstanbul is de ‘kookklas’. Al dan niet gecombineerd met trips naar de groentemarkt of de kruidenbazar en met gesprekken met Turkse chefs, kun je uren besteden aan het klaarmaken van een uitgebreide lunch of diner, die je vervolgens natuurlijk zelf verorbert. Traditionele Turkse gerechten (zo zijn er bijvoorbeeld 40 verschillende manieren om aubergine te bereiden) worden afgewisseld met gewaagde variaties op recepten van andere landen.

Meer weten? Kijk op www.turkeytravelplanner.com/special/cuisine/index.html.

Restaurants

Op diverse plaatsen in de stad vind je concentraties van restaurants:

• Kumkapl, voornamelijk visrestaurants.

• Beyoğlu, de straatjes tegenover de Tünel. In de zomer kun je hier ook buiten eten.

• Bloemenpassage (Çiçek Pasajı) bij Galatasaray in de Europese wijk.

• Langs de kade van Karaköy.

• Onder de Galatabrug.

• Ortaköy.

In het hoofdstuk praktische informatie (zie p. 247) staan de adressen van allerlei soorten eetgelegenheden, per wijk gerangschikt.

De maaltijden

Het ontbijt (kahvaltı) bestaat uit vers brood, boter, kaas, olijven, tomaat, komkommer, jam en honing. Vaak worden daar nog worst en gekookte eieren aan toegevoegd. In de hotels heeft het ontbijt meestal de vorm van een buffet. Er wordt Nescafé en thee bij gedronken en mierzoete limonades. Als lunch wordt warm gegeten en de lunch is dan ook vrijwel hetzelfde als de avondmaaltijd. De Turkse maaltijd bestaat uit drie gangen.

Voorgerechten

Mezeler zijn de voorgerechten die in een eindeloze variatie worden aangeboden en op kleine bordjes midden op tafel worden gezet. Je kiest ze van de kaart of van een groot dienblad. Vaak zijn ze zo lekker dat je eigenlijk geen hoofdgerecht meer nodig hebt.

Volgens de overlevering gaat de gewoonte van het eten van gerechten op kleine bordjes terug tot het hof van Süleyman de Grote. Voorproevers kregen een bordje met enkele happen van het gerecht. Later werd dit de gebruikelijke manier om voorgerechten ook aan de gasten voor te zetten. Naast het woord meze vind je ook de termen soğuklar (koude gerechten) of ordövr (van het Franse hors d’oeuvre) voor voorgerechten. Voorgerechten zijn er in ontelbare varianten. Enkele voorbeelden.

Met aubergine

Het op de juiste wijze klaarmaken van aubergines is geen gemakkelijke zaak. Ze moeten boven een vuur worden geroosterd totdat de schil loslaat. Als je ze te lang roostert, worden ze echter bitter van smaak.

patlıcan kızartması koude, geroosterde aubergines en groene pepers, geserveerd met yoghurt;

patlıcan salatası gepureerde aubergines met olijfolie.

Met groenten

biber esmesi gemalen rode pepers met tomaten en kruiden;

biber dolma kleine, met rijst gevulde groene paprika’s;

piyaz salatesı witte bonensalade;

yaprak dolma wijnbladeren gevuld met rijst.

Met yoghurt

cacık yoghurt met geraspte komkommer en op smaak gebracht met olijfolie en een beetje knoflook;

yoğurt esmesi dikke, geroerde yoghurt met kruiden, soms met semi-zotu, een soort postelein.

Met vis/schaal- en schelpdieren

ahtapot koud geserveerde inktvistentakels;

kalamar gefrituurde inktvisringen;

karides garnalen die ook warm worden geserveerd als güveç, een stoofpotje met groenten en gesmolten kaas;

midye mosselen, meestal gepaneerd en gefrituurd.

Met vlees

beyin salatesı lams- of schapenhersens op sla;

ciğer koude blokjes gebakken lever.

Overig

rus salatesı onze Russische salade, meestal nogal flauw van smaak;

sigara böreği warme geserveerde vingergrote rolletjes bladerdeeg gevuld met kaas, gehakt of spinazie en krokant gefrituurd of gebakken.

Salades

coban salatesı ‘herderssalade’, gemengde sla met gehakte tomaten, komkommer, ui, olijven, peterselie, pepers. Olie en azijn krijg je er apart bij;

mevsim salata salade van het seizoen;

yeşil salata groene sla met olie en azijn of citroensap.

Soepen

Vooral in de winter wordt in plaats van de mezeler soep gegeten.

Hieronder staan de meest voorkomende soorten.

beyin çorbası

hersensoep

domates çorbası

tomatensoep

düğün çorbası

huwelijkssoep, met gehakt, wortelen en citroen of azijn

tavuk çorbası

kippensoep

işkembe çorbası

penssoep

mercimek çorbası

linzensoep

Hoofdgerechten

Hoofdgerechten bestaan uit vlees of vis. September is de beste maand voor vis en de aangewezen plaats om die te eten is Kumkapı, net als in de Byzantijnse tijd. Het is gebruikelijk dat je de vis zelf uitzoekt aan de koelvitrine. Daarna wordt de vis gewogen en krijg je de prijs te horen.

Vis (balık)

Vis wordt tegenwoordig op veel plaatsen gekweekt. De vissoorten die je overal krijgen kunt en ook het meest gegeten worden, zijn dorade (cipura) en zeebaars (levrek). De Middellandse Zeevissen komen qua naam niet altijd overeen met de soorten die wij uit onze zeeën kennen. Afhankelijk van de soort wordt de vis gegrild (ızgara) of gebakken (tava). Nog wat voorbeelden:

palamut

bonito of klein soort tonijn uit de Zwarte Zee

levrek

zeebaars

lüfer

blauwbaars

kalkan

tarbot

sardalya

verse sardines

hamsi

Zwarte Zeeansjovis

kiliç balıgı

zwaardvis

çipura

dorade of zeekarper (zeebrasem)

ukumru

makreel (vaak gevuld)

Vlees (et)

Vlees eet je meestal in stukken gesneden of fijn gehakt, porties met grote stukken komen veel minder voor. Die zijn duur en kosten relatief veel brandstof om ze te bereiden, vandaar dat ze vroeger alleen gegeten werden door de upper ten. Alleen met feestdagen komen de echte braadstukken op tafel. Lam (kuzu), kip (tavuk) en rundvlees (dana) vind je overal. De gewoonte om alle onderdelen van viervoeters te eten, zoals kop, poten en organen, spreekt ons minder aan. Hieronder volgen een paar vleesgerechten die je bijna overal kunt krijgen.

Kebab Een naam die van alles kan betekenen. Meestal wordt de naam gebruikt voor stukjes vlees die aan een pen zijn geroosterd, waarvan şiş kebab de bekendste is, maar er is bijvoorbeeld ook tavuk kebab (kip). Kebab vind je in tal van varianten, waarbij veel streken hun eigen specialiteit hebben. Patlıcan kebabı is een gerecht waarbij de stukjes vlees samen met plakken aubergine gegrild worden.

Köfte gehaktballetjes met kruiden, fijngehakte groente, eidooier en broodkruim, en gegrild of geroosterd;

pirzola lamskoteletjes;

bonfile kleine steak;

karışık ızgara mixed grill van lam;

döner lamsvlees dat aan een verticaal spit wordt geroosterd, dun afgesneden en opgediend in plat brood (pide) met wat ui en pepers.

Bij ons bekend als shoarma.

İmam bayıldı letterlijk betekent dit ‘de imam viel flauw’, zo lekker vond hij dit gerecht. Het is met gehakt en groenten gevulde aubergine, die langdurig in de oven stooft in een bakblik. Het resultaat kan soms nogal vet zijn.

Güveç naam van een aardewerken ovenpotje waarin vlees en groente worden gestoofd in hun eigen nat.

Groenten (bitkiler)

De meeste groenten worden gekookt in olijfolie en lauw geserveerd. De verzamelnaam voor de gerechten op deze manier bereid, is zeytinyagli. Als de groenten gevuld zijn met rijst- of vleesmengsels heet dat dolma of sarma.

karnabahar

bloemkool

kereviz

selderij

ıspanak

spinazie

bezelye

erwten

bamya

okra

taze fasulye

groene bonen

menemen

tomaten en ei uit de oven

Desserts

Als dessert (tatlı) wordt meestal vers fruit (meyve) geserveerd. Het eten van fruit in Turkije is een genot, het is groot, zongerijpt en zoet.

elma

appel

armut

peer

karpuz

watermeloen

kavun

meloen

kiraz

kers

muz

banaan

nar

granaatappel

şeftali

perzik

portakal

sinaasappel

üzüm

druiven

Restaurants hebben vaak een beperkte keuze uit puddingen en zoete toetjes. De maaltijd wordt afgesloten met koffie. Als je een uitgebreider keuze aan toetjes wilt, dan ga je naar de pastane.

Zoetigheden

De keuken van de Turkse volkeren in Centraal-Azië kent vrijwel geen zoete gerechten. De conclusie is dus dat de Turken hun voorkeur voor zoetigheid pas hebben ontwikkeld nadat ze naar het westen waren gekomen en kennis hadden gemaakt met de Perzische en Byzantijnse keuken.

De baklava is ook in West-Europa als lekkernij doorgedrongen. De echte liefhebber gaat naar de specialist, de baklavacı. Daar heb je de meeste keus, is de baklava vers en wordt hij vaak nog met honing gemaakt (zoals het hoort) in plaats van met suikerstroop.

Telkadayifi (tel betekent draad) is gemaakt van deeg dat door een lepel met gaatjes op een bakplaat wordt gegoten, waardoor bruine draden ontstaan, die de structuur van een vogelnestje krijgen. Het wordt gecompleteerd met suikerstroop, noten en room (kaymak).

Helva wordt gemaakt in allerlei varianten. Voor de basis worden tarwebloem, suiker en boter gebruikt waaraan gemalen walnoten, pistachenoten of sesamzaad worden toegevoegd. Het geheim zit hem in het langzaam en geduldig verwarmen van de ingrediënten. Wanneer het mengsel is afgekoeld wordt het gekneed en in een vorm gedrukt, waar het in de vorm van rechthoekige blokken weer uit komt. Bij het verkopen worden er met een mes plakken van gesneden. Een geheel andere soort is papierhelva (kağıt helva), die wordt gemaakt van laagjes flinterdunne rijstwafels en een toffeeachtige zoete substantie. Al met al is het maken van helva een serieuze aan ge legenheid en daarom is er ook hiervoor een specialist, de helvacı. Een van de beste in de stad is Koska, Yeniçeriler Caddesi (bij de tramhalte Beyazıt) en İstiklâl Caddesi 238 (Europese wijk), www.koska.com.

Lokum is het beroemde Turks fruit. Het is te krijgen in allerlei smaken en varianten, waaronder met noten. De verse lokum die je bij gespecialiseerde winkels koopt, is vele malen lekkerder dan de verpakte variant.

Naast baklava, helva en lokum zijn er nog tal van minder bekende Turkse zoetigheden. Üç Yıldız bij Galatasaray (Duoduolariı Sokağı 15) maakt die sinds 1926 op de traditionale wijze. Eén van hun specialiteiten is badem ezmesi, rolletjes amandelspijs. www.ucyildizsekerleme.com.

Er is een grote variëteit aan muhallebi, puddingen en toetjes op basis van melk.

Sütlaç rijstpudding;

tavuk göğsu een pudding gemaakt met uitgeplozen kippenvlees (dat je overigens niet proeft);

kazandibi (letterlijk: de bodem van de ketel) is het bovenstaande kippentoetje maar dan licht gebrand;

aşure een toetje met een verhaal. Toen het water van de zondvloed begon te zakken, gaf Noach zijn vrouw opdracht al het eten dat nog op de ark over was in één gerecht te verwerken. Ze kwam op de proppen met een pudding met 40 ingrediënten, waaronder bonen, kaneel, rozijnen, kikkererwten, rijst, vijgen, abrikozen en walnoten. De pudding wordt gegeten op Aşure Bayramı en mag alleen worden toebereid door een vrouw die een dochter heeft.

Dranken

‘Leeuwenmelk’ is de bijnaam van de bijzonder populaire drank rakı, een anijsdistillaat dat je aangelengd met water drinkt. Het lijkt op de Arabische arak en de Griekse ouzo. Er wordt altijd bij gegeten, meestal meloen en geitenkaas. Vaak wordt rakı gedurende de gehele maaltijd gedronken, waarbij valt op te merken dat deze drank beduidend beter smaakt bij vis dan bij vlees.

Bijna overal is bier (bira) te krijgen, meestal het lokale Efes Pilsen. Verder wordt in Turkije in licentie Tuborg gebrouwen. Tekel, het staatsmonopolie voor onder andere alcoholische dranken, maakt gin (cin) en wodka (votka).

De Turkse wijn (şarap) is de laatste jaren sterk verbeterd van kwaliteit en nog steeds niet duur. Kwaliteitswijn wordt vooral geproduceerd door twee grote bedrijven, Doluca en Kavaklıdere (www.doluca.com, www.kavaklidere.com). De eerste begon in 1926 met de productie, de tweede in 1929, onder aansporing van Atatürk, die de wijntraditie van Anatolië wilde herstellen en aansluiten bij de Europese drinkgewoonten. Ze zijn er in rood, wit en rosé en de meest gang-bare soorten zijn allemaal droog. Het is een wijn die uit verschillende jaren wordt samengesteld en daarom geen jaar op het etiket heeft. Er zijn echter wel oudere wijnen te krijgen, bijvoorbeeld de Doluca Antik. Meestal worden voor de bovenstaande wijnen druiven uit het binnenland of uit Cappadocië gebruikt. Aan de kusten wordt wijn verbouwd in Thracië en in de omgeving van İzmir. Op het Gallipolischiereiland worden sinds tien jaar chardonnay- en cabernet-sauvignondruiven uit Frankrijk verbouwd. De eerste wijn werd in 1998 te koop aangeboden (www.sarafin.com).

Non-alcoholische dranken

Ayran is een verfrissende drank die bestaat uit yoghurt met water, waaraan soms wat zout wordt toegevoegd. Het lekkerst is zelfgemaakte ayran, maar ook de bekertjes ayran uit de supermarkt zijn niet te versmaden.

Op veel plaatsen in Sultanahmet en de Europese wijk worden vers geperste vruchtensappen verkocht zoals sinaasappelsap (portakal suyu) en grapefruitsap (greyfurt suyu). Ook is er vaak wortelsap te krijgen.

Koffie en thee

Koffie komt oorspronkelijk uit Jemen, zo rond de 15de eeuw, maar raakte door de Osmaanse veroveringen via Syrië en Egypte ook in Turkije in zwang. De eerste koffiehuizen werden rond 1550 in İstanbul geopend, in de regeringsperiode van sultan Süleyman de Grote. De koffiehuizen werden al snel ‘scholen van kennis’ genoemd, omdat er veel intellectuelen kwamen. Tot groot ongenoegen van de islamitische geestelijken, die de koffiehuizen als broeinesten van politieke en staatsondermijnende activiteiten bestempelden. Bovendien nam het moskeebezoek drastisch af. De artsen van die tijd meenden dat koffie schadelijk voor de gezondheid was. Het kon blijvende schade aan de hersenen veroorzaken, het zou ook de kracht van de man verminderen. Voor sultan Murat IV waren dat redenen om een algeheel koffieverbod uit te vaardigen. Dat verhinderde echter niet dat koffie in latere eeuwen langzaam maar zeker tot alle lagen van de bevolking doordrong.

Turken drinken zowel Nescafé als Turkse koffie. Bij het bestellen van Turkse koffie vertel je er meteen bij hoeveel suiker je wilt: geen (şade), weinig (az şekerli), normaal (orta şekerli) of veel (çok şekerli). Bij bestelling van Nescafé moet je vermelden of je zwart (sade) wilt of met melk (sütlü). De suiker krijg je er apart bij. Bij de Turkse koffie is het even wachten geblazen tot de koffie naar de bodem gezonken is. Na het drinken van een kopje Turkse koffie dient de drab om de toekomst te voorspellen. Het kopje wordt ondersteboven op het schoteltje gezet. Na enige tijd kan een geschoolde koffiedikkijkster uit de patronen aan de binnenkant van het kopje feilloos voorspellen wat het lot voor je in petto heeft.

Thee (çay), de nationale drank van Turkije, wordt gedronken uit kleine glaasjes, die worden gevuld met ongeveer een derde thee, aangevuld met heet water. Thee zetten is een serieuze aangelegenheid die grondig moet worden aangepakt. De meeste restaurants laten die taak aan een theehuis over. Wanneer je in kleinere restaurants thee bestelt, zul je zien hoe even later iemand met de bestelling op een blad het restaurant binnenkomt. Sommige restaurants hebben zelfs via een intercom een ‘hotline’ met het dichtstbijzijnde theehuis. Ook winkels worden constant bevoorraad door het theehuis om de hoek en op straat zie je dan ook regelmatig bladen met thee voorbijkomen. Suiker wordt er altijd los bijgegeven, hetzij in klontjes op het schoteltje hetzij in een suikerpot. Turken begrijpen meestal niet hoe iemand thee zonder suiker kan drinken.

Onder de speciale soorten thee vind je appelthee (elma çayı), verschillende soorten kruidenthee, zoals saliethee (adi çayı, ook wel ada çayı, eilandenthee genoemd), thijmthee (kekik çayı), kaneelthee (taçın çayı), mintthee (nane çayı) en lindebloesemthee (ihlamur çayı).

Waterpijp

Tot een paar jaar geleden werd de nargileh alleen gerookt door oude mannetjes, studenten en een enkele toerist. Er waren maar weinig plaatsen waar je terecht kon voor een waterpijp. De waterpijp heeft echter een comeback gemaakt. Nu kun je op tal van plaatsen waterpijpen vinden en zelfs sommige vijfsterrenhotels, zoals het Hyatt Regency, hebben ze. Ook vrouwen roken nu in het openbaar waterpijpen. Het roken van een waterpijp is een serieuze aangelegenheid waar je minstens een uur tot anderhalf uur over doet. Je kunt kiezen uit tabak met allerlei smaken, zelfs met cappuccinosmaak. Van oudsher is het adres om je waterpijp te roken Çorlulu in de külliye van de Ali Paşamoskee aan de Yeniçeriler Caddesi, tussen de tramhaltes Çemberlitaş en Beyazıt.

Specialiteiten

Typische culinaire specialiteiten die je alleen in İstanbul vindt en niet in de rest van Turkije, zijn er eigenlijk niet. Dat komt omdat in İstanbul alle culinaire invloeden van oost en west samenkomen. Wel zijn er bepaalde dorpen langs de Bosporus die van oudsher een reputatie hebben op culinair terrein. Zo is Kanlıca, aan de Aziatische kant, beroemd vanwege zijn yoghurt, Çengelköy vanwege zijn komkommertjes en Sarıyer vanwege zijn muhallebi (pudding). Daarnaast hebben veel plaatsen aan de Bosporus, zoals Bebek, een reputatie hoog te houden wat betreft hun visrestaurants.

In de winter kun je overal sahlep krijgen, een soort dunne vla van melk, die met een aftreksel van standelkruid (van de orchis-familie) wordt opgekookt en met kaneel wordt bestrooid. Het is een uitstekende manier om warm te worden. Boza is een koude drank op basis van gegiste bulgur, bestrooid met wat gember en kaneel, en geserveerd met geroosterde kikkererwten. Noten in allerlei varianten zijn overal te koop. De meeste winkels hebben er een speciale ladenkast voor. Het spreekt vanzelf dat de verpakte soorten altijd minder lekker zijn dan de vers geroosterde. Noten worden ook geserveerd bij alcoholische drankjes. De verzamelnaam is cerez. Het lekkerst zijn pistachenoten (antep fıstığı), amandelen (badem) en hazelnoten (fındık).