HOOFDSTUK I

 

Bram wisselt twee tientjes

 

Toen Eddy van Nus zich bukte om het badminton-balletje op te rapen, veegde zijn tegenstander Bram de Winter zich het zweet van het voorhoofd en pakte zijn racket steviger vast. Nu ging het spannen. Aanvankelijk had hij met 8 - 5 voorgestaan, maar Eddy haalde behoorlijk op. Langzaam aan was de stand 10 - 9 geworden en Eddy was nog steeds in de aanval. Telkens opnieuw dreef hij Bram naar achteren en gaf dan plotseling een listig balletje, dat vlak achter het net op de grond neerplofte. Daar ging het weer. Eddy sloeg tot vlak voor de achterlijn en Bram weifelde met slaan, omdat hij meende dat het balletje wel over de lijn zou gaan. Op het laatste moment nam hij hem toch nog op zijn racket en sloeg het ding met een grote boog over het net heen. Eddy stormde naar voren en ook Bram holde naar het net, want hij verwachtte een harde lage knal. Dat kwam ook omdat Eddy zo venijnig naar het balletje met de veertjes keek en zijn racket ver achteruit hield. Daar kwam de slag. Bram stond klaar om te duiken, maar dat was niet nodig, want hoog ging de bal over zijn hoofd en kwam vlak voor de achterlijn op de grond terecht.

'In!' juichte Eddy en maakte een luchtsprong. Bram schudde het hoofd en stampte van nijd met zijn voet op de grond. Nu had hij zich toch nog door die verraderlijke Eddy in de maling laten nemen. Net doen of hij hard zou slaan en dan zo’n akelig boogballetje over je hoofd heen. Wacht . . . hij zou hem wel krijgen. Het was zijn beurt om te serveren en daar was Bram een meester in. Voorzichtig gooide hij de shuttle op en met een daverende klap sloeg hij hem vlak over het net heen. Eddy dook naar links en probeerde met zijn racket het balletje tegen te houden. Dat lukte maar half, want er zat blijkbaar nog te veel hout aan het racket omdat daar de shuttle tegenaan kwam. Bi] iedere andere jongen zou in dat geval de bal ineens op de grond zijn gevallen, maar natuurlijk weer niet bij Eddy, beweerde Bram later. En zo was het ook. Door de klap met het hout en door de veertjes nam het balletje een aller-akeligst effect aan en tolde door de lucht. Terwijl Eddy tevergeefs overeind probeerde te blijven en Bram naar het net sprong, sukkelde het ding er nog overheen en dwarrelde op de speelhelft van Bram naar de grond toe. Bram zei een lelijk woord en Eddy grijnsde.

'Elf-tien,' riep Pietje, die langs de lijn stond en de punten telde.

'Een kop als een appelsien. . . je moet de punten van de server eerst noemen,' riep Bram en keek vuil naar Pietje, die zichtbaar met de prestaties van Eddy was ingenomen.

'Tien-elf!' riep Pietje gehoorzaam, 'Bram is achter!' Dat wist Bram zelf ook wel en dat moest gauw veranderen. Weer gooide hij de shuttle op en mepte hem over het net heen. Nu kon Eddy hem terugslaan, maar Bram was opgelopen en ving hem op. Hard vloog de bal weer naar de speelhelft van Eddy, die al klaar stond. Zo ging de bal over en weer.

'Drie . . . vier . . . vijf,' telde Pietje, die vol spanning toekeek, 'zes . . . zeven . . . acht.'

Nu of nooit, dacht Bram en sloeg uit alle macht naar de shuttle. Hij raakte hem vol en Eddy had geen schijn van een kans.

'Elf-elf,' riep Pietje, 'mooie bal, Bram!'

'Dank je wel,' grijnsde Bram en maakte zich klaar om de volgende te slaan.

Weer suisde de bal vlak over het net heen én kwam op de speelhelft van Eddy op de grond terecht, want deze sloeg er niet naar.

'Je sprong met twee benen tegelijk van de grond!' riep Eddy, 'zo kan mijn zuster het ook!'

'Met je zus heb ik niks te maken . . . die bal was zo zuiver als goud. . . ik stond nog met één been op de grond!' brulde Bram.

'Was die bal goed, Pietje?' vroeg Eddy.

'Ik keek net de andere kant uit,' aarzelde Pietje. 'Mooie scheidsrechter ben jij. . . staat de andere kant uit te kijken,' hoonde Bram.

'Er kwam een ijswagen langs,' verdedigde Pietje zich. Eddy lachte en riep: 'Telt niet, Bram. . . over!'

'Ja, dat moet je net geloven . . . hij was zo. . .'

'Zuiver als goud, Bram. . . dat weet ik nu wel en toch telt-ie niet.'

'Hij telt wel,' hield bram vol.

'Goed Bram. . . hij telt wel, maar het staat toch elf-elf.'

'Twaalf-elf!' riep Bram nijdig.

'Ook al goed . . . twaalf-elf. . . kleine jongetjes moet je gelijk geven, anders gaan ze huilen,' zei Eddy en haalde berustend de schouders op.

Dat was te veel voor Bram. Woest zwaaiend met zijn racket liep hij naar het net om Eddy eens flink de waarheid te zeggen. Die draaide zich op de hielen om en ging met de rug naar Bram toe op de tegels van het pleintje zitten. Pietje keek angstig naar de woedende Bram en stond klaar om weg te lopen. De rug van Eddy deed echter de woede alweer zakken en hij kon niets anders mompelen dan: 'Zuiver als goud . . . zo zuiver als goud.'

'Klap met een eind hout,' bromde Eddy.

'Wat zeg je daar?' vroeg Bram.

'Ik zong . . . Gaan we verder?'

'Ja, met welke stand?'

'Jij mag het zeggen,' grijnsde Eddy.

Even keek Bram nog vuil naar zijn vriend Eddy, toen grijnsde hij ook en riep: 'Elf-elf!'

'Elf-elf,' herhaalde Pietje. 'Bram mag nog drie keer slaan.'

En dat deed Bram ook. Weer een harde knal en Eddy miste hem.

'Twaalf-elf,' gilde Pietje.

'Zo is dat,' riep Bram en raapte de shuttle op.

'Klaar . . . Eddy?'

'Ja, spelen maar!' riep Eddy en weer vloog de bal over het net heen. Na driemaal heen en weer slaan, maakte Bram nog een punt, zodat de stand 13 - 11 werd. Zijn laatste bal sloeg hij in het net en met een nijdig gezicht gooide hij de shuttle naar Eddy toe, die nu aan de beurt was. Deze haalde op tot 14 - 13, maar toen maakte Bram er met een daverende knal een einde aan en won met 15 - 13.

'Zo, die is binnen,' hijgde hij en gaf zijn racket aan Pietje, die met een ander jongetje een partijtje mocht spelen.

'Voorzichtig met het net,' zei Eddy nog en liet ze toen hun gang gaan. Veel konden ze er nog niet van en telkens kwam de shuttle in het net of op de grond terecht. Eddy bleef nog even staan kijken en liet zich toen naast Bram op de bank zakken, die op het pleintje stond.

'Warm hè,' zei Bram en wreef zich met een halfvuile zakdoek over het voorhoofd.

'Gaat wel,' bromde Eddy.

'Ik zou best een ijsje lusten,' ging Bram verder.

'Daar zou ik nu helemaal geen trek in hebben,' grijnsde Eddy, die wist dat Bram evenals hijzelf geen cent in zijn zak had.

Bram zuchtte en keek met een verlangende blik in zijn ogen naar de ijszaak aan de overkant. Er stond een troepje meisjes en jongens voor de deur, die ijverig aan een wafel likten. Bram wendde het hoofd af en ging de andere kant uit zitten kijken. Het gezicht van die ijslikkers kon hij niet verdragen. Hij zou maar even naar huis gaan om wat te drinken, misschien was er nog wel limonade. Op geld voor ijs behoefde hij niet te rekenen, want volgens moeder was hij al drie weken zakgeld vooruit. Bram had het niet bijgehouden, dus zou het wel waar zijn. Met een zucht kwam hij overeind

en vroeg toen aan Eddy: 'Ga je mee wat drinken?'

'Waar?' vroeg Eddy hoopvol.

'Thuis natuurlijk,' bromde Bram, 'water of misschien limonade, maar veel zal er wel niet over zijn, want ik heb er vanmiddag al achteraan gezeten.'

'Zou je dan wel naar huis gaan?' lachte Eddy.

'Ze zullen me niet opeten en misschien hebben ze het nog niet gemerkt,' dacht Bram.

'Dat geloof je toch zeker zelf niet,' bromde Eddy en stond op om Bram te volgen.

Ze slenterden de kant van huis op en bleven op de hoek van de straat staan om een auto te laten passeren. Langzaam reed de auto langs Bram en Eddy en stopte een eindje verder. De bestuurder stak zijn hoofd uit het portierraampje en wenkte de jongens.

'Hij wil zeker de weg vragen,' zei Bram en liep naar de auto toe.

De autobestuurder vroeg echter niet de weg. Hij keek Bram en Eddy een ogenblik aan en vroeg toen: 'Weten jullie hier misschien een sigarettenautomaat in de buurt?'

'Ja, aan de overkant is er een,' wees Bram. 'Kan je daar ook geld wisselen, want ik heb niet kleiner dan een tientje.'

'Dat gaat wel . . . er staat een man met een geldtas bij die automaat.'

'Zou jij dan een pakje voor mij willen halen?' vroeg de man verder.

'Dat is best,' zei Bram en stak zijn hand uit om het tientje aan te pakken dat de bestuurder uit zijn portefeuille haalde.

Waarom de man zelf niet ging, wist Bram niet en hij dacht er ook niet verder over na. Met Eddy op zijn hielen stak hij de straat over en gaf het briefje van tien aan de man met de geldtas om het te wisselen.

'Welk merk moet je hebben?' vroeg de Geldtas aan Bram en gaf hem tegelijk negen gulden terug.

'Dat weet ik niet . . . geef maar wat,' zei Bram onverschillig, waarop de man de tiende gulden in de gleuf duwde en er na het vallen van het geldstuk een pakje sigaretten uithaalde.

'Alsjeblieft,' bromde hij en gaf het pakje aan Bram.

Toen de jongens zich omdraaiden, zagen ze de auto langzaam verder rijden en een heel eind verder pas stoppen.

'Waarom rijdt-ie zo ver weg?' vroeg Bram, maar Eddy haalde de schouders op, want hij wist het ook niet.

'Is-ie helemaal gek,' bromde Bram, maar liep toch achter de auto aan.

'Alstublieft. . . een pakje sigaretten en negen gulden terug,' zei Bram en gaf beide aan de bestuurder.

'Dank je wel. . . zei die man nog iets?' vroeg de autobestuurder.

'Wat moest-ie zeggen?' vroeg Bram verwonderd.

'Nou, ik dacht maar zo. . . zouden jullie een ijsje lusten?'

Bram likte zijn lippen af en zei: 'Als u toch geld over hebt.'

'Dat nu juist niet,' lachte de bestuurder, 'maar een ijsje kan er nog wel af. Is hier een ijszaak in de buurt?'

'Op het pleintje, een eindje verder,' wees Bram gedienstig.

'Nou, vooruit. . . elk een van een kwartje, ik wacht wel aan de overkant,' zei de bestuurder en gaf Bram een ander tientje uit zijn portefeuille.

Even keek Bram hem verbaasd aan, maar toen de man niets zei, pakte hij het briefje van tien en liep naar het pleintje toe.

'Wat een rare vent,' fluisterde Eddy.

'Ja, een beetje wel,' fluisterde Bram terug, 'wij stappen in geen geval bij hem in de auto, hoor/’

'Dat heeft hij ons nog helemaal niet gevraagd.'

'Nee, maar ik zeg het alvast,' bromde Bram.

'Waarom gaf hij ons nu alweer een tientje?' vroeg Eddy.

'Dat loop ik me juist af te vragen, maar ik kan er geen antwoord op geven.'

'Misschien heeft hij wel graag een hoop klein geld in zijn zak,' veronderstelde Eddy en keek waar de auto gebleven was.

Ze zagen hem langzaam verder rijden en een eind voorbij de ijszaak stoppen.

'Hij is anders helemaal niet bang dat wij er met zijn tientje vandoor gaan,' vond Bram.

'Ben je dat dan van plan?' lachte Eddy.

'Nee, natuurlijk niet, maar ik zou een paar vreemde jongens toch niet zo erg vertrouwen. Bij die sigaretten ging hij ook al een heel eind weg staan en nu weer. Wij kunnen hem gemakkelijk smeren.'

'Ik geloof heus dat je het doen wil, Bram, maar met die wagen zit hij zo weer achter je aan.'

'Ik wil het helemaal niet, maar je kunt er toch wel eens over denken. Neem jij er een met slagroom of zonder?'

'Met natuurlijk. Wij vergeten gewoonweg die ijsjes en we hadden er juist zo’n trek in,' lachte Eddy.

'Twee kwartjes voor een pakje sigaretten halen is veel te goed betaald en daarom vertrouw ik die mijnheer niet,' begon Bram weer.

'Dat ijs zullen wij eerst maar eens opeten en af wachten wat hij aan ons vraagt,' vond Eddy en bestelde: 'Twee van een kwartje met slagroom.'

Met vaardige hand maakte de ijsman de twee wafels klaar en spoot er een flinke lik slagroom op. Hij gaf ze aan Bram en Eddy, die er onmiddellijk hun tanden inzetten.

'Lekker,' zuchtte Eddy.

'Mieters,' kreunde Bram.

Intussen had de ijsman het tientje van Bram gewisseld en gaf hem negen gulden en twee kwartjes terug. Al likkende liepen ze naar de auto toe, maar ze waren op hun hoede. In geen geval gingen ze met die man een eindje rijden, want vertrouwen deden ze hem niet.

'Zei die ijsman nog wat?' vroeg de autobestuurder en stak zijn hand uit het raampje om het wisselgeld aan te pakken.

'Ja, dank je wel,' lachte Bram, 'wat moest hij anders zeggen?'

'Nou, tot ziens dan,' riep de autobestuurder en reed met een vaart weg.

'Dank u wel,' riepen de twee jongens nog, terwijl ze de auto nastaarden.

'En jij dacht nog wel dat hij ons mee wilde nemen,' grijnsde Eddy.

'Waarvoor zou die man toch al dat kleine geld willen hebben?' peinsde Bram hardop.

'Misschien heeft hij wel een winkel waar hij veel wisselgeld nodig heeft,' veronderstelde Eddy.

'Het is mogelijk, maar dat hij nu bij ieder tientje twee kwartjes ijs weggeeft om wisselgeld te krijgen, wil er bij mij niet in,' vond Bram. 'Voor die sigaretten heeft hij anders niets extra betaald en die had hij nog helemaal niet nodig ook.'

'Hoe kan jij dat nu weten?'

'Omdat hij uit een ander pakje een sigaret opstak en dat was nog bijna vol.'

'Ja, dat is zo. Het was trouwens een ander merk dan dat uit de automaat kwam.'

'Dat heb je dus ook gezien.'

'Ja, natuurlijk. . . ik loop niet te slapen.'

'Over slapen gesproken, het wordt donker, we gaan de boel inpakken,' zei Bram.

Eddy knikte en liep naar kleine Piet en zijn vriendje toe, die nog ijverig pogingen in het werk stelden om de shuttle over het net te slaan.

'Jullie hadden toch helemaal geen centen meer?' vroeg Pietje hatelijk.

'Dat hadden wij ook niet,' antwoordde Eddy.

'Dan kwamen die ijsjes zeker uit de lucht vallen,' dacht Pietje en keek afgunstig naar Bram en Eddy.

'Dat kwamen ze zeker . . . we kregen ieder een kwartje voor een ijsje omdat we een pakje sigaretten gehaald hadden,' vertelde Eddy.

'Waar woont die man?' vroeg Pietje en grijnsde ongelovig.

'Dat weten wij niet, het was een onbekende. Wij moesten eerst bij de automaat tien gulden voor hem wisselen en kregen toen een ander tientje om ijs te kopen,' zei Bram.

'En zeker ook nog een tientje om aan Pietje te geven,' dacht deze jongeling.

'Geloof je ons soms niet?' stoof Bram op.

'Zou jij het geloven als ik het je vertelde?' vroeg Pietje bijdehand.

Verbluft keken Bram en Eddy elkaar aan en barstten toen in lachen uit. Toch had Pietje gelijk. Niemand zou het verhaal van die twee tientjes geloven.

'Ja, heus Pietje . . . zo is het gegaan,' zei Eddy nog, waarop Pietje rijmde: 'een enkele reis naar de maan.'

Bram en Eddy lieten hem kletsen en maakten de touwen van het net los. Pietje en zijn vriendje hielpen ijverig met oprollen, waarna Bram en Eddy naar huis gingen.

'Nou, tot ziens,' bromden ze tegen de twee jongens.

'Hetzelfde,' riep Pietje, 'en als je soms die vent van de tientjes ziet, zeg dan dat ik hier op het Plein woon.'

Bram deed een uitval in de richting van Pietje, waarop deze met een vaart naar huis stoof.

'Zo’n snertjong,' bromde Bram.

'Zou jij het geloven als ik het je vertelde,' lachte Eddy en keek Pietje na totdat deze achter de huisdeur was verdwenen.

'Hij heeft nog gelijk ook . . . het is en blijft een vreemde geschiedenis,' vond Bram.

'Maar het ijs smaakte er niet slechter om, Bram.'

'Dat is zo . . . ik zou er best nog eentje lusten.'

'Vraag je moeder om een voorschot op je zakgeld.'

'Ik ben al drie weken achter,' zuchtte Bram. 'Misschien is ze dat wel vergeten.'

'Ja, misschien wel, maar nou nog niet. Ze kan beter rekenen dan jij en ik.'

'En onthouden nog beter,' dacht Eddy, 'daar kunnen wij nog wat van leren.'

'Leren,' mompelde Bram, 'hebben wij nu morgen Engels of overmorgen?'

'Ik zou zo denken van morgen. Heb je soms dat lesje nog niet geleerd?'

'Nee, ik ben het vergeten, stom hè. . . maar het kan nog wel en anders morgen vroeg.'

'Dat verhaal heb ik al eens meer gehoord. . . ik zou het vanavond nog maar doen,' vond Eddy, die niet erg veel vertrouwen in het vroege opstaan van Bram had.

'Ja, vanavond nog maar,' zuchtte Bram, die plannen had om zijn boek nog uit te lezen.

'So long,' groette Eddy bij de deur van Bram.

'Tot morgen,' groette Bram terug en deed met de sleutel de deur open. Hij borg het net en de twee rackets in de gangkast weg en vond vader en moeder op het balkon zitten.

'Wil je soms een glas limonade, Bram?' vroeg moeder.

'Ja graag. . . zit er nog wat in de fles?'

'Vanmiddag nog wel,' wist moeder, 'kijk zelf maar.' Bram knikte en verdween in de keuken. Hij wist al dat er nog maar een heel klein beetje in de fles zat, omdat hij die middag zelf de rest opgedronken had.

Hij dronk de fles leeg en ging toen weer naar het balkon terug.

'Er zat zeker nog wel een glas voor je in?' vroeg moeder.

Bram hield zich groot en mompelde: 'Ja, nog een flink glas, maar nu is de fles toch leeg.'

'Morgen wel andere halen,' zei moeder, 'en nu maar gauw naar bed, het is al laat.'

'Nog geen half tien,' bromde Bram, maar hij ging zich toch uitkleden en wassen. Een kwartier later kroop hij al zuchtend met zijn Engelse boek in bed. Het leesboek had hij uit voorzorg beneden laten liggen, want hij wist zelf dat hij op dit punt niet te vertrouwen was. Na tien minuten had hij alweer genoeg geleerd. Hij klapte het Engelse boek dicht en liet het op de grond vallen. Morgenochtend verder, dacht Bram, draaide zich om en viel in slaap. Van die autobestuurder met de twee briefjes van tien had hij maar niets verteld, want dergelijke verhalen namen ze thuis toch maar met een korreltje zout. En toch was het deze keer echt waar.