De tempels van Angkor

7


Angkor was van de 9de tot de 14de eeuw de hoofdstad van het machtige rijk van de Khmer dat op zijn hoogtepunt niet alleen het huidige Cambodja omvatte, maar zich uitstrekte van het zuiden van China tot Vietnam, Thailand en Birma. De tempels die in deze periode in en rond de stad verrezen, zijn het hoogtepunt van de bouwkunst van Zuidoost-Azië. Niets in Europa is ook maar enigszins vergelijkbaar met deze monumentale bouwwerken, die in grootsheid overeenkomen met de piramiden in Egypte. De monumenten staan sinds 1993 op de werelderfgoedlijst van de UNESCO, als bevestiging dat ze tot het beste behoren dat de menselijke beschaving heeft voortgebracht.

De bouwwerken waren staatstempels, bedoeld voor de cultus van de god-koning. Doordat koningen hun voorgangers probeerden te overtreffen in bouwprestaties, ontstonden steeds ingewikkelder complexen, met heiligdommen, hallen en galerijen, al dan niet versierd met bas-reliëfs. De meer dan 100 gebouwen die bewaard zijn gebleven, liggen verspreid over een terrein van 230 km2 en vormen samen één groot openluchtmuseum.

Voor Cambodjanen is Angkor Wat meer dan een verwijzing naar een roemrucht verleden. Het is de nationale trots, een samenbindende factor die onder andere tot uitdrukking komt in de vlag waarop de contouren van de tempel prominent aanwezig zijn. Toen een Thaise filmster in 2003 suggereerde dat Angkor Wat op historische gronden tot Thailand behoort, was dat voor de inwoners van Phnom Penh aanleiding de ambassade van het buurland plat te branden!

Over de naam Angkor Wat bestaat de nodige verwarring. De hoofdstad van het rijk heette officieel Jasodharapura, naar de stichter koning Jasovarman I (889–900). De plaats werd al snel Angkor (Stad) genoemd, alsof een nadere aanduiding overbodig was. Angkor Wat is zowel de benaming van de beroemde tempel met de vijf torens als een aanduiding voor het tempelgebied rond de vroegere hoofdstad.

Kort historisch overzicht

De Khmer hebben helaas nauwelijks teksten achtergelaten die meer licht zouden kunnen werpen op het leven in het rijk van Angkor. De manuscripten van palmblad die bewaard werden in tempelbibliotheken, waren in het vochtige klimaat geen lang leven beschoren. De meer dan 1000 stenen inscripties in Sanskriet en Khmer geven een fragmentarische indruk van de beschaving van Angkor, maar benadrukken vooral de daden van de vorsten. Alleen de bas-reliëfs op de tempelmuren van Angkor Wat en Bayon schetsen het dagelijks leven in al zijn facetten.

De periode van Angkor duurde ruim 600 jaar, van 802 tot 1431, maar alleen in de eerste vier eeuwen kwamen de magnifieke tempels tot stand. Daarna hield de bouwactiviteit op en zette het verval in.

Opkomst rijk van Angkor (802–1001)

Grondlegger van het rijk van Angkor was Jayavarman II (802–850). Nadat hij zich op de heuvel Phnom Kulen door een brahmaanse priester tot god-koning had laten kronen, koos hij Roluos als hoofdstad van zijn koninkrijk. Van deze vorst zijn geen bouwwerken bekend.

De vroegste tempels in Roluos zijn opgericht door Indravarman I (877–889). De koning liet de Preah Ko bouwen voor zijn voorouders en gaf ook opdracht tot de constructie van de eerste tempelberg van het rijk, de Bakong. Zijn zoon Jasovarman I (889–900) nam de bouw van de tempel Lolei ter hand, maar verplaatste de hoofdstad daarna naar Angkor. Hier ontwierp hij zijn eigen tempelberg, op de heuvel Phnom Bakheng, nu het populairste uitzichtpunt tijdens zonsondergang.

Koning Rajendravarman II (944–968) versterkte het rijk, maar is vooral de geschiedenis ingegaan als bouwer van de tempelbergen Pre Rup en de oostelijke Mebon. Onder zijn zoon Jayavarman V (968–1001) kwamen de tempel Ta Keo en de citadel van Banteay Srei tot stand.

Klassieke periode (1002–1219)

Tijdens deze periode van de Cambodjaanse geschiedenis vond er een bouwexplosie zonder weerga plaats. In een tijdsbestek van twee eeuwen werden enkele van de mooiste bouwwerken ter wereld gerealiseerd, met als bekroning Angkor Wat en de tempels van Angkor Thom.

Koning Suryavarman I (1002–1050) legde met zijn militaire veroveringen de basis voor een machtig rijk en luidde de klassieke periode in. Met uitzondering van de staatstempel Phimeanakas is over de bouwactiviteiten van deze telg uit een adellijk geslacht uit het zuiden van Thailand weinig bekend: waarschijnlijk had de vorst het te druk met oorlog voeren. Zijn zoon Udayadityavarman II (1050–1065) liet de Baphuon en de westelijke Mebon oprichten.

Suryavarman II (1113–1150) verenigde het rijk na een periode van verdeeldheid, maar zijn belangrijkste wapenfeit was de bouw van de tempel van Angkor Wat, de grootste en beroemdste tempelberg van het rijk. Het bouwwerk weerspiegelde de macht en welvaart van de Khmer, maar de constructie ervan was zo duur dat de bodem van de schatkist in zicht kwam. Dat leidde uiteindelijk tot een verzwakking van het rijk.

Onder Jayavarman VII (1181–1219) stond het rijk van Angkor op het toppunt van zijn macht. De vorst – die vanwege zijn ziekte de leprakoning werd genoemd – was aanhanger van het mahayana-boeddhisme en introduceerde die godsdienst als nieuwe staatsfilosofie, ter vervanging van het hindoeïsme. Geïnspireerd door zijn religie begon hij onmiddellijk aan een ambitieus bouwprogramma en realiseerde uiteindelijk meer bouwwerken dan al zijn voorgangers bij elkaar. Hij ontwierp een nieuwe hoofdstad – de door muren en grachten omringde stad Angkor Thom – en richtte de tempels Ta Prohm, Preah Khan en Banteay Kdei op. Opvallend is dat Jayavarman VII het basisontwerp van de tempels van zijn voorgangers overnam en alleen afbeeldingen van hindoegoden verving door beelden van boeddha. Zijn indrukwekkendste prestatie is de Bayon, de tempel die overdekt is met glimlachende beelden van bodhisattva Avalokiteshvara, een reïncarnatie van Boeddha. Een meesterwerk dat zelfs Angkor Wat naar de kroon steekt.

Henri Mouhot, de ‘ontdekker’ van Angkor

De Fransman Henri Mouhot (1826–1861) was voorbestemd om te reizen. Na zijn jeugd in zijn geboorteland te hebben doorgebracht, ging hij op 18-jarige leeftijd naar Rusland waar hij als leraar Frans de kost verdiende. Twaalf jaar en talrijke omzwervingen later streek hij neer op het kanaaleiland Jersey, waar hij met een Schotse vrouw trouwde. Hij studeerde er natuurlijke historie en las boeken over verre oorden. In 1858 vertrok hij naar Siam – het huidige Thailand–, dat als basis diende voor een reis door Zuidoost-Azië, met als voornaamste oogmerk het verzamelen van planten, insecten en vooral vlinders.

In de Cambodjaanse plaats Battambang hoorde Mouhot voor het eerst over de ruïnes van een stad in de jungle, aan de overkant van het meer Tonlé Sap. In januari 1860 stak hij het meer over en liep door een bos met grote rotsen – die bij nadere beschouwing overgroeide gebouwen bleken te zijn – tot hij oog in oog stond met de tempel van Angkor Wat.

Mouhot bleef drie weken in Angkor. Hij maakte aantekeningen en schetsen en reisde toen door naar Laos, waar hij nog niet eerder in kaart gebrachte gebieden documenteerde. Op 10 november 1861 overleed hij er op 35-jarige leeftijd aan de gevolgen van malaria. Zijn bedienden namen zijn verslagen mee terug naar Bangkok en stuurden die naar zijn broer die zorgde voor publicatie van de dagboeken.

Verval en ondergang (1220–1431)

Na de dood van Jayavarman VII raakte Angkor in verval. Door de oorlogen en grote bouwprojecten waren de financiële middelen uitgeput en er werden geen stenen tempels meer opgericht. Tijdens de lange regering van Jayavarman VIII (1243–1295) keerde het rijk terug tot het hindoeïsme, wat gepaard ging met het vervangen van boeddhabeelden op de Bayon en Preah Khan door lingams. Onder koning Sri-Indravarman (1295–1307) werd het theravada-boeddhisme de officiele staatsreligie.

Over het tijdvak na 1327 is nauwelijks iets bekend. Er zijn geen stenen inscripties die de periode beschrijven en zelfs de namen van de vorsten ontbreken. Bekend is alleen dat de tempels en paleizen in gebruik bleven tot de Siamezen de stad in 1431 innamen en plunderden. De laatste koning, Ponhea Yat, verplaatste het hof naar Phnom Penh en gaf Angkor prijs aan de wildernis. Het duurde vier eeuwen voor Franse onderzoekers de tempelstad ontdekten en Europa kennis kon nemen van dit architectonische wonder.

Herontdekking van Angkor

In 1860 ontdekte de Franse botanicus Mouhot (image p. 134) bij toeval de ruïnes van een tempelstad in de jungle. De opsporing van de ‘verdwenen’ stad Angkor gold als sensatie van de eerste orde, vergelijkbaar met de latere ontdekking van de incastad Machu Picchu in het Andesgebergte van Peru.

Het begrip ontdekking is een dubieuze term. Angkor was nooit helemaal verlaten, ook al beschikte de plaatselijke bevolking niet over de middelen om de tempels te onderhouden. Aan het eind van de 16de eeuw berichtten Portugese avonturiers hoe de toenmalige koning tijdens een olifantenjacht op de tempels stuitte en in 1656 schreef de Hollandse koopman Hendrick Indjick over een bezoek van de monarch aan de prachtige stad Anckoor, op tien dagtochten van Phnom Penh. De Europeanen waren zo onder de indruk van de stad dat ze veronderstelden dat dit het werk moest zijn van Alexander de Grote of van de Romeinen, kennelijk niet in staat te bevatten dat de Khmer zoiets groots hadden voortgebracht. Ook de plaatselijke bevolking twijfelde daaraan en hield het erop dat Angkor het werk was van reuzen of goden!

Henri Mouhot was niet de eerste westerling die Angkor in de 19de eeuw betrad. De Franse missionaris Charles-Emile Bouillevaux bezocht de tempelstad al in 1850, maar zijn boek, dat acht jaar later verscheen, maakte weinig indruk. Dat was anders met de publicatie van de dagboeken van Mouhot in 1864. Het levendige, gedetailleerde en geïllustreerde verslag over een overwoekerde stad in de jungle wekte de interesse van archeologen, avonturiers en schatzoekers en leidde tot een groot aantal onderzoekstochten.

De Franse expeditie onder leiding van Ernest Doudart de Lagrée in 1866 had als doel de bovenloop van de rivier de Mekong te exploreren, maar de Fransen besloten een omweg naar Angkor te maken. Ze ontmoetten er de Schotse fotograaf John Thomson die de eerste foto’s van de tempels maakte. Een van de deelnemers aan de expeditie was de archeoloog Louis Delaporte. Hij keerde in 1873 naar Angkor terug en publiceerde zijn bevindingen in zijn boek Voyage au Cambodge. Zijn schetsen van door jungle overgroeide bouwwerken geven een goed beeld van de staat waarin de eerste expedities de tempels aantroffen. De Nederlandse bijdrage aan de ontrafeling van het mysterie van de verdwenen stad kwam van Hendrik Kern, die in 1879 met de ontcijfering van de Sanskriet inscripties de basis legde voor het vaststellen van de genealogie van de vorsten van Angkor.

image

Angkor
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Restauratie

De bouwwerken die de Franse expedities in de tweede helft van de 19de eeuw aantroffen, verkeerden in een deplorabele staat. Moessonregens hadden het zandsteen aangetast en de oprukkende natuur eiste nadrukkelijk haar tol. De grootste vijand was de vijgenboom, die met zijn wortels hele gebouwen in een wurgende greep hield en muren en daken deed instorten.

De systematische bestudering en restauratie van Angkor begon met de oprichting van de École Française d’Extrême Orient (EFEO) in 1898. Eerste prioriteit van het instituut was het verwijderen van de jungle rond de tempels. In 1908 stichtte de school de Conservation d’Angkor en belastte de organisatie met onderhoud, restauratie en bescherming van de tempels. Een van de bekendste archeologen uit de begintijd was Henri Marchal, de ‘vader van Angkor’.

De restauratie van het tempelcomplex van Banteay Srei in de jaren dertig van de vorige eeuw was het eerste grote project en werd onmiddellijk een succesverhaal. De gebruikte werkwijze staat bekend als anastylosis – het analyseren en tijdelijk ontmantelen van de overgebleven delen van het bouwwerk, om het later weer waarheidsgetrouw te kunnen opbouwen. Nieuwe materialen zette men alleen in als dat niet anders kon en het gebruik van cement was taboe.

Na het vertrek van de Fransen gingen de restauratieprojecten door, tot de komst van de Rode Khmer in 1975 daaraan een einde maakte. Tijdens de burgeroorlog stonden alle werkzaamheden stil. De monumenten werden opnieuw bedreigd door de natuur, maar van oorlogsschade op grote schaal was gelukkig geen sprake.

Sinds het einde van de burgeroorlog en de hervatting van de internationale hulp gaat het weer de goede kant op met het herstel van de tempels. In 1993 kwam Angkor Wat op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. Teams van Franse, Japanse, Indiase en Indonesische experts zetten zich sindsdien in om de monumenten te restaureren. De coördinatie van de activiteiten is in handen van APSARA, een organisatie die ook de taak heeft de groeiende toeristenstroom in goede banen te leiden en de roof van tempelvoorwerpen te voorkomen. Vanwege restauratiewerkzaamheden zijn sommige tempels tijdelijk gesloten.

Architectonische stijlen

De bouwkunst van Angkor was gedurende het hele tijdvak sterk in beweging. Constante factor was het concept van de tempelberg: een toren op een getrapte basis, met op de top het heiligdom. In de loop van de eeuwen deden allerlei nieuwe elementen hun intrede. De bouwwerken kregen vijf torens: een centrale spits en kleinere op de vier windrichtingen. De tempels veranderen steeds meer in complexen, met gebeeldhouwde toegangspoorten of gopurams en binnenplaatsen, omringd door galerijen met bas-reliëfs.

Om de opmerkelijke verschillen in architectuur, beeldhouwkunst en decoratieve kunst tot uitdrukking te brengen, is het gebruikelijk het tijdperk van Angkor onder te verdelen in stijlperioden, vernoemd naar het monument met de meest karakteristieke kenmerken uit die tijd. Hieronder volgen de belangrijkste stijlen in chronologische volgorde.

De bouwmeesters van Angkor

Het tijdperk van Angkor duurde van 802 tot 1432. Van de eerste 500 jaar zijn alle heersers bekend; van de koningen uit de laatste eeuw ontbreekt ieder spoor. Onderstaand overzicht vermeldt alleen de vorsten die bouwwerken hebben nagelaten, met de data van hun regeerperiode en voornaamste monumenten.

Koning

regeerperiode

monumenten

Indravarman I

877—889

Preah Ko Bakong

Jasovarman I

889—900

Lolei Phnom Bakheng

Rajendravarman II

944—968

Pre Rup Oostelijke Mebon

Jayavarman V

968—1001

Ta Keo Banteay Srei

Udayadityavarman II

1050—1066

Baphuon

Suryavarman II

1113—1150

Angkor Wat

Jayavarman VII

1181—1219

Bayon Banteay Kdei Ta Prohm Preah Khan

Preah Ko (875–893)

De stijl is vernoemd naar de vooroudertempel van koning Indravarman I in Roluos, de vroegste hoofdstad van het rijk van Angkor. Kenmerkend zijn de zes bakstenen torens, in twee rijen op een platform, met reliëfs in pleisterwerk. Andere voorbeelden uit deze tijd zijn de tempels Bakong en Lolei. De Bakong is de oudste tempelberg van Angkor en het eerste bouwwerk dat geheel uit zandsteen is opgetrokken.

Bakheng (893–925)

Bakheng, de staatstempel van Jasovarman I, was de eerste tempelberg die werd bekroond met vijf torens van zandsteen. Het ontwerp stond later model voor Angkor Wat. Typerend is dat de tempels verrezen op natuurlijke heuvels. Tot deze stijl behoren verder de tempels van Phnom Krom en Phnom Bok.

Koh Ker (921–945)

Koh Ker was onder Jayavarman IV korte tijd hoofdstad van het rijk van Angkor. De stijl ontleent zijn naam aan de tempelberg die de vorst op deze plaats liet oprichten. Opvallend element zijn de met plantenmotieven versierde lateien boven de deuren van het heiligdom. Bij gebrek aan zandsteen gebruikten de bouwers het kwetsbare baksteen, waardoor van de bouwwerken uit deze tijd weinig is overgebleven. Het beste voorbeeld is Prasat Kravan, een tempel in de omgeving van Angkor.

Pre Rup (947–965)

De staatstempel Pre Rup en Oostelijke Mebon – de tempel voor de voorouders van koning Rajendravarman II – zijn de voornaamste vertegenwoordigers van deze episode. Ze liggen op een hoog platform, met steile trappen naar de top. De vijf bakstenen torens waren ooit bedekt met pleisterwerk. De dorpels boven de deuren zijn versierd met afbeeldingen van goden en mythische dieren.

Banteay Srei (967–1000)

Het beste voorbeeld van deze stijlperiode is het aan Shiva gewijde heiligdom van Banteay Srei, 25 km ten noordoosten van Angkor. Dit meesterwerk overtrof alle voorgangers en is een van de mooiste bouwwerken van de Khmer.

Het kleine tempelcomplex van rode zandsteen is beroemd om het verfijnde reliëfwerk op de timpanen. Deze driehoekige vlakken boven de portalen van de torens zijn gedecoreerd met hindoegoden, vrouwenfiguren en bloemen en bladmotieven. Het geheel wordt omlijst door naga’s, mythische slangen.

Een van de mooiste sculpturen uit Banteay Srei, een zittende Shiva met zijn partner Uma op zijn knie, is te vinden in het Nationaal Museum in Phnom Penh.

Kleang (965–1010)

Hoewel de beeldhouwkunst lijkt op die van Banteay Srei – de perioden overlappen elkaar – ligt de nadruk van Kleang meer op bouwkundige ontwikkelingen dan op de decoratieve kunst. De stijl is vernoemd naar twee rechthoekige zandstenen hallen tegenover het Terras van de Olifanten in Angkor Thom. Andere gebouwen uit deze episode zijn de Ta Keo, de Phimeanakas en de Preah Vihear, aan de noordgrens met Thailand. Grootste vernieuwing was de introductie van galerijen rond de tempels.

Baphuon (1010–1080)

De constructie van de Baphuon luidde een tijdperk in van monumentale tempelbouw. De complexen kregen steeds grotere afmetingen, met geplaveide toegangswegen, gewelfde zuilengalerijen rond de centrale toren en lange gangen. Als bouwmateriaal gebruikten de architecten alleen zandsteen en lateriet. Behalve de Baphuon behoort ook de westelijke Mebon tot dit genre.

Angkor Wat (1100–1175)

Tijdens de regering van Suryavarman II borduurden de bouwmeesters voort op bestaande technieken en ontwerpen – met de Baphuon als voornaamste voorbeeld –, maar ze tilden de architectuur naar een hoger, perfect plan. Alle elementen van de klassieke bouwkunst van de Khmer werden samengebracht in Angkor Wat: een gracht rond het complex, een geplaveide natuurstenen toegangsweg, gewelfde hallen en galerijen, concentrische muren en binnenplaatsen en een centrale toren met vijf spitsen. De bas-reliëfs zijn de mooiste die Cambodja heeft voortgebracht, met als topstuk de scène ‘het karnen van de oceaan van melk’. Tot dezelfde stijl behoren de tempels Thommanon en Chau Say Tevoda, net buiten Angkor Thom.

Bayon (1177–1230)

Tijdens de regering van Jayavarman VII deed het mahayana-boeddhisme zijn intrede en dat had zijn weerslag op architectuur en beeldhouwkunst. De tempels werden ingewikkelde constructies, met verschillende galerijen, gangen en hallen. Voorbeelden zijn Ta Prohm, Banteay Kdei en Preah Khan.

Een nieuw element dat onmiddellijk in het oog springt, zijn de torens met de reusachtige gezichten van de glimlachende bodhisattva Avalokiteshvara. De bouw van de Bayon was de apotheose: het bouwwerk en de beelden vormen één geheel en heffen het onderscheid tussen architectuur en sculptuur op. Nieuw is ook dat het centrale deel van de tempel niet vierkant is maar rond, met torens op acht windrichtingen.

Verkenning van Angkor

De tempels liggen verspreid over een uitgestrekte en beboste vlakte ten noorden en oosten van Siem Reap. De meeste monumenten zijn geclusterd in groepen. Angkor Wat ligt 6 km ten noorden van de stad. Via de tempels van Phnom Bakheng en Baksei Chamkrong kom je bij de 2 km verder gelegen ommuurde stad Angkor Thom. Vanaf hier leiden twee routes naar het oosten. Het Kleine Circuit voert via Chau Say Tevoda, Thommanon en Ta Keo naar Ta Prohm en Banteay Kdei en daarna via Prasat Kravan naar Angkor Wat. Het Grote Circuit buigt bij Banteay Kdei af naar het noorden en loopt daarna langs de tempels Pre Rup, oostelijke Mebon, Neak Pean en Preah Khan naar de noordelijke poort van Angkor Thom.

De tempels van de Roluos Groep liggen 13 km ten oosten van Siem Reap. De citadel van Banteay Srei, 25 km ten noorden van Angkor Thom, is in een dagtocht te combineren met een bezoek aan Kbal Spean en de heuvel Phnom Kulen.

Hoogtepunten van Angkor: een persoonlijke keuze

De tempels van Angkor Wat liggen over een groot terrein verspreid en u kunt er zonder enige moeite enkele dagen doorbrengen zonder alles gezien te hebben. Wie over weinig tijd beschikt, zal noodgedwongen keuzes moeten maken. Hieronder een lijstje met tips en persoonlijke voorkeuren.

• De briljante bas-reliëfs van Angkor Wat, met als hoogtepunt de scène ‘het karnen van de oceaan van melk’;

• De cynisch lachende boeddhabeelden van de Bayon;

• De overgroeide tempel Ta Prohm: geeft een goede indruk van de toestand waarin Franse archeologen de tempels in 1860 aantroffen;

• De minutieus gebeeldhouwde details op de tempel van Banteay Srei;

• De Preah Khan, de minder drukbezochte tegenhanger van de Ta Prohm;

• De imposante Bakong, de mooiste tempel van de Roluos Groep.

Dagtochten

Om een goed beeld van de tempels te krijgen, heb je al gauw een paar dagen nodig. Hou er rekening mee dat de monumenten verspreid liggen over een terrein van 230 km2 en dat een verkenning van verderaf gelegen attracties de nodige tijd vergt.

Een dag

Wie slechts één dag ter beschikking heeft, kan alleen de absolute hoogtepunten bekijken. De stand van de zon speelt een belangrijke rol bij het bepalen van het juiste tijdstip voor een bezoek aan de monumenten. Begin met een zonsopgang bij de Bayon, gevolgd door een bezichtiging van de overige bouwwerken in Angkor Thom. Ga vervolgens via Preah Khan naar Ta Prohm, de overgroeide tempel waar het zelfs op het heetst van de dag nog relatief koel is, en besluit de dag met Angkor Wat en een zonsondergang vanaf de heuvel Phnom Bakheng.

Drie dagen

Voor de meeste reizigers is een verblijf van zo’n drie dagen voldoende. In die tijd is het mogelijk om bijna alle tempels in de buurt van Angkor Wat en Angkor Thom in een rustig tempo te verkennen en een bezoek te brengen aan de Roluos Groep en de citadel van Banteay Srei.

Een week

Wie een week de tijd heeft, kan de tempels in detail bestuderen of regelmatig terugkeren naar een favoriete bestemming, om die eens onder een andere lichtval te zien of zonder hordes toeristen. Tip: neem eens een rustdag met een boek in een hangmat in een van de uithoeken van het complex van Ta Prohm, een onvergetelijke ervaring!

Praktische informatie

Voor een bezoek aan de tempels is een geldig toegangsbewijs vereist. De entreepas geeft toegang tot alle monumenten van Angkor, met uitzondering van Phnom Kulen, waarvoor apart moet worden betaald. Kinderen tot 12 jaar hebben gratis toegang. Bezoekers kunnen kiezen uit een dagpas (20 dollar), een pas voor drie opeenvolgende dagen (40 dollar) en een weekpas (60 dollar). Passen zijn te koop bij het loket aan de weg naar Angkor en er is een pasfoto voor nodig. De monumenten zijn open van zonsopgang tot zonsondergang. Wie na 16 uur arriveert, kan gratis van de zonsondergang op de heuvel Phnom Bakheng genieten, want de pas gaat de volgende dag in.

In Siem Reap zijn professionele Engelssprekende gidsen te huur bij Khmer Angkor Tour Guides Association, via het kantoor van Angkor Tourism.

Naar Angkor Wat en tussen de monumenten rijdt geen openbaar vervoer en de bezoekers moeten transport in Siem Reap regelen. Dat is geen enkel probleem, want hotels, pensions en reisorganisaties bieden een keur aan transportmiddelen. Auto’s met chauffeur zijn per dag te huur en komen vooral in aanmerking voor verderaf gelegen bezienswaardigheden als Banteay Srei, Kbal Spean en Phnom Kulen. Motortaxi’s zijn geschikt voor een bezoek aan de tempels rond Angkor Thom of de Roluos Groep. Een goed alternatief is de tuk tuk, een motor met daarachter een overdekt aanhangwagentje voor twee personen: ze werden in 2002 geïntroduceerd en fungeren in Siem Reap ook als taxi. Wie de omgeving liever op eigen kracht verkent, kan in de stad een fiets huren voor een rit langs de monumenten van bijvoorbeeld het Grote en Kleine Circuit. Angkor Wat, Angkor Thom en de tempels in de directe omgeving liggen dicht genoeg bij elkaar om te voet te bezichtigen.

Angkor, de beste bezoektijden

Er heerst overeenstemming over de vraag wat het beste moment van de dag is voor een bezoek aan een specifieke tempel. De bepalende factor is de stand van de zon. Sommige complexen komen vooral tot hun recht tijdens het ochtendgloren, terwijl andere beter uitkomen in het laatste licht van de ondergaande zon. Nadeel is dat de meeste bezoekers zich door deze cyclus laten leiden, waardoor het druk kan zijn op het moment suprême. Hieronder enkele tempels met de ‘beste’ bezoektijd én een alternatief tijdstip.

Angkor Wat is op z’n mooist tijdens zonsopgang en trekt dan horden toeristen. Iedereen zou het complex een keer op dit tijdstip moeten zien, maar een zonsondergang – met de torens weerspiegeld in de vijver op de voorgrond – is ook niet te versmaden.

De Bayon is op het oosten gericht en daardoor ideaal in het ochtendlicht. Kom vroeg of aan het eind van de ochtend, wanneer de bussen met reisgezelschappen verdwenen zijn. Een ander uitstekend moment is de namiddag, als het er rustig is en de zon de beelden in een warme gloed zet.

Phnom Bakheng is dé plaats voor een zonsondergang, met massa’s mensen op de kleine heuvel. Een goed alternatief is vroeg in de ochtend, wanneer de zon achter Angkor Wat opkomt.

Het uitgelezen tijdstip voor Ta Prohm is rond lunchtijd. Het is er dan rustig en door de begroeiing is het er niet al te warm. Dat geldt ook voor de Preah Khan.

De bas-reliëfs van Banteay Srei komen het best tot uiting in het licht van de opkomende zon, vroeg in de ochtend.

image

Angkor Wat

Angkor Wat

De eerste blik op Angkor Wat is er een om nooit te vergeten. De tempel met de vijf torens is vanwege de uitgebalanceerde compositie een van de volmaaktste bouwwerken ter wereld, vergelijkbaar met de Taj Mahal in India. Het is het beroemdste en spectaculairste van alle monumenten van Angkor en het mooiste voorbeeld van de kunst en architectuur van de Khmer op hun hoogtepunt.

Het complex heeft een totale oppervlakte van 80 ha – meer dan 100 voetbalvelden – en is daarmee waarschijnlijk het grootste religieuze gebouw dat de mensheid heeft opgericht. Het verkeert in goede staat, omdat het nooit geheel verlaten is geweest: na het vertrek van de laatste koning in 1431 bekommerden boeddhistische monniken zich om het onderhoud van de tempel.

Zoals alle tempelbergen is Angkor Wat een allegorische weergave van het universum. De piramide in het centrum staat voor de heilige berg Meru, de woonplaats van de goden. De torens symboliseren de pieken rond de berg, de binnenplaatsen zijn de continenten en de buitenmuren de bergen aan de rand van de wereld. De gracht rond het complex geldt als het symbool van de kosmische oceaan.

Angkor Wat werd opgericht door Suryavarman II (1113–1150), in dezelfde periode als de Notre Dame in Parijs. De bouw duurde 30 jaar. Het bijzondere is dat het heiligdom in tegenstelling tot andere bouwwerken met de opening op het westen ligt. Dat heeft geleid tot een stevige controverse tussen wetenschappers. Hoofdvraag was of de tempel diende voor het houden van religieuze ceremoniën of een grafmonument was. De ligging op het westen wordt doorgaans geassocieerd met de ondergaande zon en de dood, maar ook met de god Vishnoe, waarvan de koning de vertegenwoordiger op aarde was. De consensus is nu dat de tempel tijdens het leven van de vorst werd gebruikt voor erediensten en na diens dood als zijn mausoleum.

Ontwerp

Een 200 m brede gracht met een omtrek van meer dan 5 km loopt rond het tempelterrein. De gracht wordt gevoed door water van de rivier de Siem Reap. Vanuit het westen leidt een verhoogd pad over de gracht naar het tempelcomplex. Deze toegangsweg is gemaakt van massieve blokken zandsteen uit een steengroeve bij Phnom Kulen, op 50 km afstand van de bouwlocatie.

Aan het eind van de weg komt u bij de buitenste muur, de eerste van de vier concentrische muren die de centrale tempel omringen. Deze rechthoekige muur is een kilometer lang en 800 m breed en heeft een toegangspoort met drie ingangen. Vanaf de poort leiden galerijen links en rechts naar de Entrees van de Olifanten, de plaats waar deze dikhuiden het complex betraden. De galerijen vormen samen een 220 m lange façade.

Achter de westelijke toegangspoort voert een 350 m lang en 9 m breed wandelpad met balustraden met naga’s door een groot open terrein naar de centrale tempel. Aan het eind van het pad verrijzen de drie torens van Angkor, zoals ze op de vlag van Cambodja zijn weergegeven. Wie alle vijf torens wil zien, moet van het pad afwijken en een van de hoeken van het terrein opzoeken. Aan weerskanten van het pad ligt een gebouwtje dat als bibliotheek dienst deed. Van de twee rechthoekige vijvers is alleen de linker gevuld met water: een ideale plaats aan het eind van de middag voor een foto van Angkor Wat, met de torens weerspiegeld in de vijver.

Via het kruisvormige Ereterras, bewaakt door stenen leeuwen, bereikt u het eerste van de drie niveaus van de tempel. Op dit terras werden vroeger ceremoniële dansen opgevoerd en de koning hield er audiëntie.

Het eerste niveau is 4 m hoog en wordt omringd door een 800 m lange zuilengalerij met magnifieke bas-reliëfs (zie hierna). Achter de toegangspoort bevindt zich een vierkante ruimte met twee galerijen, de Hal van de 1000 Boeddha’s – waarvan er nog maar enkele over zijn – en de Hal van de Echo’s, zo genoemd vanwege de bijzondere akoestiek.

Het tweede niveau is omsloten door een galerij met torens op de hoeken. De buitenmuren zijn kaal, maar de binnenkant toont de afbeeldingen van 1500 sierlijke apsara’s, hemelse godinnen met exotische haardracht en extravagante juwelen.

Het derde en hoogste niveau was alleen toegankelijk voor de koning en hogepriester. Hier verrijst de 42 m hoge en majestueuze centrale tempel, met op de top het heiligdom van de god Vishnoe. Aan iedere kant leiden drie steile trappen naar de top en bezoekers kunnen de toren beklimmen. Wees heel voorzichtig, want de treden zijn nauw en uitgesleten en de trappen stijgen onder een hoek van maar liefst 70 graden – niet geschikt voor mensen met hoogtevrees! De trap in het midden van de zuidzijde heeft een leuning. Vanaf de top heeft u een panoramisch uitzicht over het complex en het omliggende land.

Galerij van de bas-reliëfs

De muren van de zuilengalerij rond het eerste niveau tonen bas-reliëfs van uitzonderlijke kwaliteit. De 2 m hoge panelen beslaan een oppervlak van 1200 m2 en vormen samen het grootste aaneengesloten bas-reliëf ter wereld. De beeldpartijen zijn uit zandsteen gehakt, in wisselende diepte waardoor een spel van licht en schaduw ontstaat. De panelen waren vroeger bedekt met rode en zwarte verf of verguldsel, maar daarvan zijn alleen nog sporen te zien. De glimmende delen verraden de talrijke aanrakingen van mensenhanden door de eeuwen heen. Inspiratie haalden de kunstenaars uit de Indische dichtwerken Mahabharata en Ramayana, legenden rondom de god Vishnoe en historische gebeurtenissen.

Het gewone volk mocht niet verder gaan dan het eerste niveau. Hier konden de mensen de bas-reliëfs bewonderen die bedoeld waren als religieuze en staatkundige les, ter meerdere eer en glorie van de goden en de god-koning.

Begin de rondgang bij de westelijke entree en ga naar rechts, tegen de wijzers van de klok in. De bas-reliëfs zijn verdeeld in acht secties: twee op iedere windrichting en van elkaar gescheiden door toegangspoorten. De mooiste reliëfs vindt u op de westelijke, zuidelijke en oostelijke zijde.

Westelijke galerij

In de zuidvleugel van de westelijke galerij ontvouwt zich de strijd tussen de Kaurava’s en de Pandava’s, tussen goed en kwaad, een belangrijk thema in het dichtwerk Mahabharata. De panelen verbeelden de slag bij Kurukshetra, een berg in India. De Kaurava’s trekken op van links en de Pandava’s – te herkennen aan hun puntige helmen – van rechts. Aan de onderkant van de panelen is het voetvolk te zien, ondersteund door muzikanten. Erboven geven officieren in strijdwagens of op de rug van olifanten aanwijzingen aan hun troepen. De apotheose volgt in het centrum, met de god Arjuna in zijn strijdwagen en Krishna als wagenmenner. In een van de scènes wordt Bisma, de aanvoerder van de Kaurava’s die is gedood door de pijlen van Arjuna, beweend door zijn manschappen.

Zuidelijke galerij

Aan de westzijde van de zuidelijke galerij is een triomftocht afgebeeld van het leger van koning Suryavarman II, de bouwer van Angkor Wat, na de strijd tegen zijn vijanden. De panelen bestaan uit twee delen van verschillende grootte. Onderaan is een optocht te zien van soldaten te voet en officieren te paard, met aan de bovenkant hun commandanten op krijgsolifanten. De rang en status van de soldaten zijn af te lezen aan het aantal ceremoniële parasols. Suryavarman II staat op een olifant onder een huif van 15 parasols, passend bij zijn positie als opperbevelhebber der strijdkrachten. De koning is herkenbaar aan zijn taps toelopende haardracht met kroon en met een zwaard in zijn handen. De militairen aan het eind van het paneel – met snorren en helmen met pluimen – zijn Siamese huurlingen van de Khmer. Het 60 m lange paneel aan de oostkant van de zuidelijke galerij toont wat voor beloningen en straffen de overledenen te wachten staan in de hemel en hel. Aan de linkerkant spreekt de god Yama, zittend op een buffel, het laatste oordeel uit over de doden. Uitverkorenen verwijst hij naar de bovenweg, het pad naar de hemel. Daar leiden ze een leven in luxe, in fraaie paleizen, omringd door bedienden en rondborstige apsara’s. De verdoemden volgen de benedenweg, het pad naar de hel, onderweg belaagd door wilde dieren en duivels. De expliciete afbeeldingen van de martelingen die de bewoners van de hel ondergaan, laten aan duidelijkheid niets te wensen over.

Oostelijke galerij

Het bekendste bas-reliëf van Angkor Wat is te vinden in de zuidvleugel van de oostelijke galerij. Het 50 m lange paneel van het karnen van de oceaan van melk is een briljante uitvoering in steen van een beroemd verhaal uit het dichtwerk Ramayana.

Aan de linkerkant houden 92 asura of demonen de kop vast van de slang Vasuki. Rechts hebben 88 deva of goden de staart van het reptiel beet. De demonen zijn te herkennen aan hun helmen, bolvormige ogen en norse gelaatsuitdrukking, de goden aan hun cilindrische hoofddeksels en amandelvormige ogen. De inzet van hun 1000 jaar lange strijd is het bemachtigen van amrita, het nectar van het eeuwige leven.

De goden en demonen trekken uit alle macht aan de slang, die zich in het midden kronkelt rond de berg Mandala. Door het sjorren komt de berg in beweging en karnt de oceaan van melk. Hierdoor komt uiteindelijk het levenselixer vrij en bereiken de goden – en demonen– de onsterflijkheid.

Het bas-reliëf aan de noordkant van de oostelijke galerij dateert uit de 15de en 16de eeuw en is minder verfijnd dan zijn voorgangers. De scène verbeeldt de overwinning van Vishnoe op de demonen, met als inzet het bezit van het levenselixer.

Noordelijke galerij

Aan de oostzijde van de galerij is de strijd gaande tussen Krishna en Bana, koning van de demonen. Krishna, een reïncarnatie van Vishnoe, heeft acht armen, tal van hoofden en als rijdier de mythische manvogel Garuda. In een van de scènes vraagt Krishna aan Shiva om het leven van de gevangengenomen Bana te sparen.

De westelijke vleugel van de galerij toont de mythologische strijd tussen de hoofdgoden en demonen. De goden dragen hun gebruikelijke attributen en worden begeleid door hun rijdieren. Naast Vishnoe met Garuda maken Indra met een olifant, Brahma met de gans Hamsa, Yama met zijn ossenkar en de zonnegod Surya met zijn door paarden getrokken strijdwagen hun opwachting.

Westelijke galerij

De slag om Lanka aan de noordzijde van deze galerij is een van de mooiste panelen van Angkor Wat. De thematiek is ontleend aan het Ramayana-epos. Rama en zijn bondgenoot Hanuman, de legendarische generaal van het apenleger, voeren een strijd op leven en dood tegen Ravana, de demonenkoning en ontvoerder van Sita, de beeldschone echtgenote van Rama. Te zien is hoe Ravana zijn leger van reuzen aanvuurt vanuit een wagen, getrokken door mythische leeuwen.

Angkor Thom

Angkor Thom ligt op minder dan 2 km afstand van Angkor Wat en werd binnen een halve eeuw na de beroemde tempel gesticht, maar is toch een andere wereld. Ondanks de continuïteit van de architectuur ademt Angkor Thom een eigen sfeer, niet in de laatste plaats door de invoering van het boeddhisme in de bouwkunst.

De oudste gebouwen op deze plaats zijn opgericht door Udayadityavarman (1050–1066). De stad kreeg haar huidige vorm en aanzien tijdens de regering van Jayavarman VII aan het eind van de 12de eeuw, direct na de plundering van Angkor door de Cham.

Angkor Thom betekent ‘Grote Stad’, een naam die zeker op zijn plaats is. De hoofdstad, het bestuurlijke en godsdienstige centrum van het Khmer-rijk op zijn toppunt, was groter dan welke stad in Europa dan ook en bood onderdak aan honderdduizenden inwoners. De stad werd omringd door een 100 m brede gracht van 12 km lengte.

image

Angkor Thom

Woeste krokodillen in de gracht moesten eventuele aanvallers afschrikken. De volgende linie was een 8 m hoge muur, met daarachter een aarden wal voor de verdedigers. Net zoals in de Verboden Stad in Beijing verbleven alleen leden van de koninklijke familie, priesters, militairen en ambtenaren binnen de muren; het gewone volk woonde buiten de poorten, voornamelijk langs de rivier de Siem Reap.

Jayavarman VII bouwde de Bayon als het centrum van zijn hoofdstad, maar nam oudere bouwwerken van zijn voorgangers, zoals de Baphuon en Phimeanakas, in zijn ontwerp op. Vijf stenen toegangswegen leiden over de gracht naar de ommuurde stad. Twee rijen van 54 goden en 54 demonen flankeren de wegen. De meeste beelden zijn in de loop van de jaren onthoofd: de gaafste exemplaren staan langs de zuidelijke toegangsweg.

Angkor Thom heeft vijf toegangspoorten of gopurams, een op iedere windrichting en één extra in het oosten. De 23 m hoge poorten hebben op de hoeken van de basis beelden van driehoofdige olifanten. De poorten worden bekroond met een toren met de vier gezichten van bodhisattva Avalokiteshvara, een verschijningsvorm van Boeddha.

Langs de weg naar Angkor Thom liggen enkele aantrekkelijke tempels, waaronder Phnom Bakheng en Baksei Cham-krong.

Phnom Bakheng

Koning Jasovarman I (899–900) verplaatste de hoofdstad van zijn rijk van Roluos naar een locatie die later bekend werd als Angkor. Hij stichtte er een ruim opgezette stad, met een oppervlakte van 16 km2 zelfs groter dan het latere Angkor Thom. Het centrum van de stad was een natuurlijke heuvel met op de top de staatstempel, de eerste tempelberg van Angkor en de trendsetter voor latere generaties vorsten.

De tempel ligt op een 67 m hoge heuvel en is opgebouwd uit een basis, vijf platforms en een boventerras. Rond de verschillende niveaus stonden vroeger 108 torens, waarvan de meeste zijn ingestort. Het topniveau bestaat uit een centraal heiligdom en vier torens, in de kruisvorm die later standaard zou worden. De tempel was gewijd aan de god Shiva en diende als graftombe voor Jasovarman I.

Bij helder weer is het uitzicht vanaf de top adembenemend, met de vijf torens van Angkor Wat op de voorgrond en het meer van Tonlé Sap en de heuvel Phnom Kulen in de verte. Tegen het vallen van de avond is het spitsuur op de heuvel, omdat iedereen Angkor Wat in het laatste licht van de ondergaande zon wil vangen. Wie ’s ochtends van het uitzicht wil genieten, heeft het rijk nagenoeg alleen.

image PHNOM BAKHENG. Ligt 400 m ten zuiden van Angkor Thom. Een pad van rotsblokken en boomwortels leidt naar de voet van de tempel. Daarvandaan leiden steile trappen met smalle treden naar het bovenste terras. Bezoekers kunnen zich ook zoals in vroeger tijden per olifant naar de voet van de tempel laten vervoeren.

Baksei Chamkrong

Deze tempel aan de linkerkant van de weg, voor de zuidelijke toegangspoort tot Angkor Thom, wordt ten onrechte door de meeste bezoekers overgeslagen. Het kleine, elegante bouwwerk is niet alleen prachtig gelegen in een bosrijke omgeving, maar is ondanks zijn geringe afmetingen ook een juweel van uitgebalanceerde bouwkunst. Baksei Chamkrong werd in de eerste helft van de 10de eeuw gebouwd door Harshavarman I en is opgedragen aan zijn vader.

De tempel is gebouwd als een perfecte piramide, met vier vierkante platforms van lateriet. Het centrale heiligdom op de top is gemaakt van baksteen, een van de laatste keren dat dit bouwmateriaal in Angkor werd toegepast. De bakstenen waren ooit bedekt met stucwerk met decoraties, maar dat is allemaal verdwenen.

image BAKSEI CHAMKRONG. Kan beklommen worden, maar de trappen zijn in een slechte staat. De trappen op het noorden zijn nog het beste.

Zuidelijke Poort en toegangsweg

De zuidelijke toegangspoort is de gebruikelijke entree tot Angkor Thom. Over de gracht naar de poort loopt een 100 m lange weg, met aan weerskanten een balustrade met beelden van goden en demonen. De goden aan de linkerkant met hun amandelvormige ogen zien er sereen uit, in tegenstelling tot hun opponenten aan de rechterkant die met hun militaire helmen en bolle ogen een norse indruk maken. De meeste beelden zijn gerestaureerd, met replica’s van de hoofden die zijn gestolen of preventief in veiligheid gebracht. Goden en demonen houden een reusachtige negenkoppige slang in hun handen, een verwijzing naar ‘het karnen van de oceaan van melk’, het beroemde bas-reliëf van Angkor Wat.

De zuidelijke poort heeft op de hoeken van de basis driehoofdige stenen olifanten die met hun slurven het bouwwerk lijken te ondersteunen en wordt bekroond door een toren met de vier gezichten van een lachende bodhisattva.

De zuidelijke toegangsweg en poort behoren tot de meest gefotografeerde objecten van Angkor. Een foto met de goden of demonen scherp op de voorgrond en de poort vervagend op de achtergrond geeft een speciaal effect. Het licht is ’s ochtends het mooist.

Bayon

De tempel met de glimlachende gezichten in het centrum van Angkor Thom is een van de beroemdste bouwwerken van Angkor. De Bayon werd aan het eind van de 12de eeuw door koning Jayavarman VII gebouwd boven op een ouder monument en heeft tijdens de bouw de nodige veranderingen ondergaan.

De meer dan 200 geheimzinnig glimlachende gezichten op de 54 torens verlenen de tempel zijn grote aantrekkingskracht. De archeologen waren het aanvankelijk oneens over wie de beelden voorstelden: Shiva, Brahma of Boeddha. De gangbare theorie is nu dat de gezichten toebehoren aan Avalokiteshvara, de ‘boeddha van het mededogen’, maar gemodelleerd zijn naar het portret van Jayavarman VII. De vorst zette daarmee de traditie van de god-koning voort, alleen was de monarch nu de reïncarnatie van Boeddha in plaats van een van de hindoegoden. Na de dood van Jayavarman VII verwijderden brahmaanse priesters een aantal boeddhabeelden en in de 13de eeuw deed de Bayon dienst als hindoeheiligdom.

De tempel lijkt van een afstand op een stapel rotsblokken zonder structuur. Om de Bayon op zijn juiste waarde te schatten, moet je het bouwwerk beklimmen. Pas op het bovenste terras komen de torens met de gezichten tot leven.

De Bayon is 45 m hoog en telt drie niveaus. De muren van de galerijen op de eerste en de tweede verdieping hebben bas-reliëfs met historische en godsdienstige afbeeldingen. Het hoogste niveau rond de centrale toren heeft een cirkelvorm, een unicum in de architectuur van de Khmer. Het ontwerp zit overigens een stuk ingewikkelder in elkaar dan op het eerste oog lijkt. De niveaus lopen in elkaar over zoals bij een ongelijkvloers gebouw en de gangen, trappen, kleine binnenplaatsen en torens vormen samen één groot doolhof.

De entree van het complex ligt op het oosten. Een stenen toegangsweg met aan het einde een paar treden voert naar het eerste niveau.

Kunstroof

De kunstschatten van Cambodja worden ernstig bedreigd door diefstal. Dit is geen nieuw fenomeen, want al tijdens het rijk van Angkor plunderden binnenvallende troepen van de Cham en Thai de tempels. De plunderaars drongen met geweld de bouwwerken binnen, op zoek naar schatten onder het centraal heiligdom. Zo beschadigden ze de fundamenten, waardoor sommige tempels nu op instorten staan. Een notoire illegale verzamelaar uit de koloniale periode was de Franse journalist André Malraux die op het moment dat hij het land wilde verlaten, werd aangehouden met een groot aantal artefacten uit de tempel van Ban-teay Srei. Ironisch genoeg werd Malraux later door president de Gaulle benoemd tot minister van Cultuur.

Om hun strijd tegen de regering te kunnen financieren, verkochten de Rode Khmer ook kunstvoorwerpen op de zwarte markt in Thailand. De handel in illegale kunst kreeg met het openen van de grenzen in de jaren negentig pas goed de wind in de zeilen. Politici en de legertop zagen ongekende mogelijkheden zichzelf te verrijken en de tempelroof nam dramatische vormen aan. Vooral de afgelegen monumenten werden het slachtoffer. Eerst werden de eenvoudig te verwijderen objecten als hoofden ontvreemd. Daarna volgden de friezen en reliëfpanelen, die met zware vrachtwagens over de grens naar Thailand werden vervoerd. Afgehakte hoofden en kale plekken op tempelmuren zijn de stille getuigen van de plunderingen.

De geroofde voorwerpen vonden hun weg naar antiekwinkels in de grote winkelcentra in Bangkok. Antiquairs met de juiste contacten konden zelfs exportvergunningen regelen. In oktober 1995 onderschepte de douane in de Rotterdamse haven enkele antieke objecten uit Cambodja. Ook doken eeuwenoude Cambodjaanse sculpturen op bij gerenommeerde veilinghuizen en musea in westerse hoofdsteden. Na felle protesten van de Cambodjaanse regering is een aantal objecten inmiddels teruggegeven, maar te vrezen valt dat een groot deel van het culturele erfgoed van de Khmer voorgoed voor Cambodja verloren is gegaan.

De bas-reliëfs op het eerste niveau

De buitenmuren van de zuilengalerij op de eerste verdieping hebben bas-reliëfs, verdeeld over twee of drie horizontale panelen, met afbeeldingen van historische gebeurtenissen en scènes uit het dagelijks leven. Hoewel de reliëfs minder verfijnd zijn dan die van Angkor, zijn ze van onschatbare geschiedkundige waarde. De belangrijkste thema’s zijn de strijd tegen de Cham en het leven van de bevolking in de 12de eeuw, een onderwerp dat nog niet eerder in Angkor werd uitgebeeld. De beeldpartijen zijn diep uitgehakt en daardoor goed bewaard gebleven; een aantal is onafgemaakt. De mooiste bas-reliëfs zijn te vinden aan de oostzijde en op het zuiden. Begin bij de oostelijke ingang en ga naar links, met de wijzers van de klok mee.

Direct ten zuiden van de oostelijke poort is het driedelig paneel te zien van een militaire processie, een van de mooiste afbeeldingen op de Bayon. Infanterie, officieren te paard, muzikanten en commandanten op krijgsolifanten – met inbegrip van koning Jayavarman VII, gevolgd door zijn vrouwen en bedienden – passeren de revue. Het onderste deel van het paneel heeft beelden van het werk op het platteland.

Het paneel aan de zuidkant beeldt de historische slag op het meer van Tonlé Sap uit en is het topstuk van Bayon. De Khmer (blootshoofds) en de Cham (met helmen) bevechten elkaar vanuit oorlogsboten met roeiers. De krijgers zijn bewapend met schilden, speren en pijl en boog. Rond de boten zwemmen vissen en krokodillen en drijven de lichamen van gesneuvelde soldaten. Op de onderste rij is te zien hoe de bevolking aan de oever van het meer leefde, met onder andere een vrouw die een kind baart, iemand met een draagstok en een man die op herten jaagt.

Het volgende paneel toont de slag op het land. Op de benedenrij gaan de Cham aan wal en op de bovenste rij binden ze de strijd aan met de Khmer. Afgebeeld als reuzen met kort haar en een koord rond het lichaam beslechten de Khmer de oorlog uiteindelijk in hun voordeel. Vanuit zijn paleis ziet Jayavarman VII toe op de festiviteiten ter viering van de overwinning. Te zien zijn koks die maaltijden bereiden, worstelaars, twee mensen met een bordspel en hanengevechten. Van het laatste paneel aan de zuidkant is alleen de onderkant bewerkt. Het reliëf stelt een wapenschouw voor, met in de processie enorme kruisbogen op de rug van olifanten en een katapult op wielen.

De panelen aan de westkant zijn grotendeels onafgemaakt en verkeren in slechte staat. Een van de leukste voorstellingen aan het eind van de galerij is een vijver met een gigantische vis die een hertje verslindt. Verder zijn er gevechten te zien tussen strijders met knuppels en schilden.

Het westelijk deel van de noordkant heeft een opvallend reliëf met afbeeldingen van een circus. Behalve acrobaten en worstelaars is er een optocht van dieren, met varkens, herten en een neushoorn. De rest van de noordelijke galerij is zwaar beschadigd, maar met enige inspanning zijn scènes uit de strijd tussen de Khmer en de Cham te herkennen.

De plundering van Angkor door de Cham tijdens de slag van 1177 is het thema van het paneel aan het noordelijk deel van de oostkant. Op het hoogtepunt van de strijd probeert een krijgsolifant met zijn slurf een van de slagtanden van zijn opponent uit te rukken.

De bas-reliëfs op het tweede niveau

De reliëfs op de buitenmuur van het tweede niveau hebben geen historische gebeurtenissen of het dagelijks leven als onderwerp, maar de wereld van de goden en de mythologie. De beeldpartijen zijn na de dood van Jayavarman VII gemaakt. De opvolgers van de koning keerden het boeddhisme de rug toe en gingen weer over op het hindoeïsme. De thematiek is vooral die van de hindoekosmologie.

De panelen worden onderbroken door ruimten en cellen en vertellen geen ononderbroken verhaal. Sommige scènes zijn slechts met veel fantasie waar te nemen. Het tweede niveau was alleen bestemd voor de vorst en de hogepriesters; de bevolking moest het doen met de voorstellingen op de eerste verdieping.

De gebruikelijke rondgang begint bij de oostelijke entree en volgt de wijzers van de klok. Te zien zijn achtereenvolgens een jachttafereel en een militaire processie aan de oostkant; beelden van Shiva en Vishnoe op het zuiden; muzikanten, apsara’s en de voorstelling ‘het karnen van de oceaan van melk’ aan de westzijde; en een dansende Shiva met tien armen op het noorden.

De reliëfs op het noordelijk deel van de oostzijde vertellen het mythische verhaal van de Lepra Koning. De vorst vecht met een slang die hem gif in het gezicht spuugt, waarop de koning ziek wordt en verzorgd wordt door vrouwen.

De glimlach van Angkor

Een kruisvormige muur met torens omringt het derde en hoogste niveau. Het terras zelf rond de centrale toren heeft de vorm van een cirkel. Alle torens hebben de glimlachende gezichten van Avalokiteshvara. Vanuit iedere hoek staren de 3 tot 4 m hoge gezichten de bezoeker aan, op ooghoogte en hoog boven het terras. De gezichten lijken aanvankelijk exact op elkaar, maar bij nadere beschouwing zijn er subtiele verschillen te zien en geen twee gezichten blijken hetzelfde.

De betekenis van de gezichten is niet helemaal duidelijk. Stellen ze Boeddha voor die met zijn alziende ogen waakt over de gelovigen, of is het Jayavarman VII die als een soort Big Brother zijn onderdanen in de gaten houdt? Wat de verklaring ook is, elke bezoeker raakt onmiddellijk in de ban van de mysterieuze portretten die Bayon de bijnaam ‘glimlach van Angkor’ hebben opgeleverd.

image BAYON. De tempel is gericht op het oosten en dat impliceert dat de ochtend de beste tijd is voor een bezoek. Door de opkomende zon lichten de gezichten op en dat levert fraaie foto’s op. Nadeel is de drukte. De namiddag is ook een prima tijdstip: de ondergaande zon zet de beelden in een warme gloed en het is er dan meestal rustig.

De 1,5 km lange weg van de zuidelijke poort naar de Bayon loopt door een bebost gebied. Bezoekers kunnen dit traject ook per olifant afleggen.

Baphuon

Deze staatstempel van koning Udayadityavarman II uit 1060 ligt 200 m ten noordwesten van de Bayon. Het bouwwerk, ooit een van de mooiste van Angkor en in grootte slechts overtroffen door de Bayon, stortte door constructiefouten al snel in. Franse archeologen begonnen in 1959 met de restauratie, tot de burgeroorlog roet in het eten gooide. In 1995 konden ze hun werkzaamheden hervatten.

Ondanks de inzet van moderne hulpmiddelen zoals hijskranen is het reconstrueren van de tempel een gigantisch project, omdat alle 300.000 stenen van het ingestorte bouwwerk genummerd moeten worden om uiteindelijk weer op de juiste plaats te belanden. Zolang de restauratie duurt is de Baphuon grotendeels ontoegankelijk voor het publiek.

Het complex is omringd door een rechthoekige zandstenen muur. Vanuit het oosten leidt een 200 m lange, verhoogde weg naar de tempel. De centrale toren met een totale hoogte van 43 m die vroeger bedekt was met koper, is langgeleden ingestort. Waarschijnlijk zijn na de restauratie ook de bas-reliëfs – die door kenners hoog worden aangeslagen– weer te bewonderen.

Phimeanakas

Van de Baphuon voert een pad naar het noorden, over een ommuurd terrein waar vroeger een koninklijk paleis stond, naar de Phimeanakas. De initiatiefnemer tot de bouw van de kleine staatstempel was koning Rajendravarman II (944–968). Zijn opvolgers hebben het bouwwerk uitgebreid en verfraaid, tot Jayavarman VII het uiteindelijk in zijn ontwerp van de stad Angkor Thom opnam.

De Phimeanakas – de naam betekent in het Sanskriet Hemels Paleis – is een piramide van zandsteen en lateriet met drie verdiepingen. Het ontwerp was revolutionair. Voor het eerst werd een rechthoekige basisvorm toegepast, met op het boventerras een zuilengalerij rond de centrale toren. Bezoekers kunnen via steile trappen met smalle treden naar de vervallen bovenverdieping klimmen; de trappen aan de westzijde zijn het veiligst.

In zijn verslag uit 1296 meldde de Chinese gezant Zhou Daguan dat de centrale toren was overdekt met goud. Volgens een legende werd het heiligdom in de toren bewoond door de negenkoppige godin van de slangen Naguy. Iedere nacht moest de vorst met haar de liefde bedrijven, want één keer overslaan zou onherroepelijk zijn dood betekenen en het rijk onheil brengen.

De twee vijvers in het noorden van het terrein waren de badplaatsen voor de leden van de koninklijke familie en aanhang: de kleine vijver was voor de vrouwen en de grotere voor de mannen.

Terras van de Olifanten

Het 300 m lange terras aan de oostzijde van het ommuurde terrein met de Phimeanakas is in het begin van de 13de eeuw gebouwd door koning Jayavarman VII. Vanuit een houten paviljoen keek de monarch toe op de festiviteiten die werden gehouden op het grote plein voor het platform. Zittend op een leeuwenhuid vertoonde hij zich aan het volk en nam er militaire parades af.

De trappen in het midden naar het terras zijn versierd met leeuwen en garuda’s. Het terras dankt zijn naam aan de bijna levensgrote afbeeldingen van olifanten en hun begeleiders op de façade van het terras.

Terras van de Lepra Koning

Dit 6 m hoge platform net ten noorden van het Terras van de Olifanten dateert uit het eind van de 12de eeuw. De buitenmuren en muren van het interieur zijn versierd met bas-reliëfs van uitzonderlijke kwaliteit, met garuda’s, naga’s en apsara’s en koningen met een kroon op het hoofd en zwaard in de hand. Vooral de nauwe gang rond de oudere binnenmuur – entree op het zuiden – heeft reliëfs in zeer goede staat. Het terras is volledig gerestaureerd en mist daardoor wel iets van zijn authentieke sfeer.

Boven op het platform bevindt zich een replica van een naakt beeld, waarvan het origineel wordt bewaard in het Nationaal Museum van Phnom Penh. Is dit de geheimzinnige Lepra Koning? Bekend is dat de bouwer van het terras, koning Jayavarman VII, aan deze ziekte leed, maar het beeld is van ouder datum. Stelt het dan Jasovarman I voor, de stichter van Angkor die ook lepra had? Kenners houden het erop dat het beeld is van Yama, God van de Dood, en dat het terras bedoeld was als koninklijk crematorium.

Tempels langs het Kleine Circuit

Vanaf de Overwinningspoort in het oosten van Angkor Thom loopt een weg via Banteay Kdei en Prasat Kravan naar Angkor Wat. Dit parcours staat bekend als het Kleine Circuit. Aan de route met minder bekende tempels als Chau Say Tevoda, Thommanon en Ta Keo bevindt zich ook de overgroeide tempel Ta Prohm, een van de hoogtepunten van Angkor.

Thommanon en Chau Say Tevoda

Aan de linkerkant van de weg, 500 m ten oosten van de Overwinningspoort van Angkor Thom, ligt een tempel die is gewijd aan de hindoegod Vishnoe. De Thommanon was een creatie van koning Suryavarman II uit de eerste helft van de 12de eeuw. Het gebouw is in de jaren zestig van de vorige eeuw onder leiding van Franse archeologen opgeknapt en is in uitstekende conditie. Van de toegangspoorten zijn de oostelijke en westelijke gopurams nog intact. De centrale toren heeft een heiligdom met een entree op het oosten.

De Chau Say Tevoda aan de overkant van de weg is uit dezelfde tijd als de Thommanon. Omdat beide ontwerpen als twee druppels water op elkaar leken, kregen ze de bijnaam de zustertempels. Chinese experts restaureren het monument en het zal nog jaren duren voor het weer in zijn vroegere glorie is hersteld.

Ta Keo

De Ta Keo was het eerste monument van Angkor dat geheel is opgetrokken uit zandsteen. De tempel van Jayavarman V (968–1001) staat op een piramidevormige basis, met op de top een centrale toren en vier lagere torens in de gebruikelijke kruisvorm.

In tegenstelling tot de meeste bouwwerken van Angkor heeft deze tempel geen decoraties. Was het gebruikte zandsteen misschien te hard om te kunnen bewerken of ging de koning dood voordat hij het gebouw kon laten versieren? Een andere verklaring is dat de bliksem tijdens de bouw insloeg, een slecht voorteken waarop men de constructie staakte. Als de Ta Keo was afgemaakt, zou het waarschijnlijk een van de toonaangevende monumenten van Angkor zijn geworden. Het bouwsel maakt nu een kale en grimmige indruk. Ta Keo ligt 1 km ten oosten van Thommanon en Chau Say Tevoda.

Ta Prohm

De door de jungle overwoekerde Ta Prohm verkeert in dezelfde staat als waarin de Franse onderzoeker Mouhot het bouwwerk in 1860 aantrof en toont aan waartoe de vernietigende kracht van de natuur in staat is. Gigantische boomwortels houden de stenen in een ijzeren wurggreep, planten ontspruiten in voegen en bomen groeien op muren of boren zich door de daken.

Vanwege de ongerepte staat is de Ta Prohm een van de favoriete monumenten van Angkor. Het werd in 1186 als boeddhistisch klooster gebouwd door Jayavarman VII en is gewijd aan zijn moeder. Er is bewust voor gekozen het bouwwerk niet te restaureren, om te laten zien hoe het er oorspronkelijk uitzag. Een bijkomend voordeel is dat de vijgen- en kapokbomen die het complex overwoekeren en waarvan sommige honderden jaren oud zijn, niet hoeven te worden gekapt.

De beste manier om het complex te bezichtigen, is erdoorheen dwalen. Het is sowieso een doolhof, met vergane torens, binnenplaatsen, galerijen, halfingestorte gangen en bemoste reliëfs. Het biedt de aanblik alsof het is getroffen door een zware aardbeving. Ga niet op systematische verkenning, maar proef de sfeer en waan je de eerste ontdekker. Er zit heus geen slang onder iedere steen, maar er hangt wel degelijk een sfeer zoals in de films van Indiana Jones. Neem de tijd, want dit is een van de grootste complexen van Angkor.

Volgens een stenen inscriptie in het Sanskriet die op het terrein is gevonden, bewoonden 2750 monniken het klooster dat werd onderhouden door 80.000 boeren uit 3140 dorpen in de wijde omgeving. Het klooster stond bekend om zijn fabelachtige rijkdom die bestond uit diamanten, parels en andere edelstenen. Ta Prohm was ook het bevoorradingscentrum voor de 102 ziekenhuizen die Jayavarman VII verspreid over zijn rijk had opgericht.

image TA PROHM. Het monument ligt even ten zuidoosten van Ta Keo, met als hoofdingang de westelijke toegangspoort met kraampjes die drankjes en souvenirs verkopen. De kruinen van de bomen temperen het zonlicht en daardoor is het monument ook op het heetst van de dag een aangename bestemming.

Banteay Kdei en Srah Srang

Het boeddhistische klooster Banteay Kdei lijkt qua ontwerp op Ta Prohm en is gebouwd in dezelfde periode, maar is kleiner en niet overgroeid. Het is opgericht door Jayavarman VII, op de plaats van een tempel uit de 10de eeuw en was gewijd aan zijn religieuze leraar. Het monument ligt ten zuidoosten van Ta Prohm, op 3 km afstand van Angkor Thom.

Banteay Kdei ligt op een terrein van 35 ha, met de entree op het oosten. De toegangspoort met de gebruikelijke gezichten steunt op garuda’s op de hoeken. Een 200 m lang pad leidt over de gracht naar de ‘Hal van de Danseressen’, zo genoemd vanwege afbeeldingen van apsara’s op de zuilen.

De hoofdtempel is zwaar vervallen, met waarschuwingsborden voor instortingsgevaar. Bij de constructie zijn waarschijnlijk fouten gemaakt en het gebruik van inferieure materialen betekende de doodsklap. Banteay Kdei is nooit grondig gerestaureerd, maar gelukkig zijn de nissen met beelden van sierlijke godinnen nog te bewonderen.

Het kunstmatige meer Srah Srang aan de overkant van de weg, tegenover Banteay Kdei, is in de 10de eeuw gegraven in opdracht van koning Rajendravarman II en werd door de leden van de koninklijke familie gebruikt als rituele badplaats. Het terras dateert uit de tijd van Jayavarman VII en is gericht op het oosten en de opkomende zon. De trappen naar het water worden geflankeerd door stenen leeuwen en hebben een balustrade met naga’s.

Prasat Kravan

De weinig bezochte Prasat Kravan aan de weg tussen Banteay Kdei en Angkor Wat is een van de laatste tempels die geheel uit baksteen werden opgetrokken. De tempel is in 921 door hoge ambtenaren van koning Harshavarman I gebouwd. Franse experts die het monument in 1968 restaureerden, gebruikten nieuwe bakstenen waardoor het geheel er nogal modern uitziet. Prasat Kravan bestaat uit een rij van vijf bakstenen torens op een laag platform. De centrale toren heeft binnenmuren van originele baksteen met bas-reliëfs van de hindoegod Vishnoe. Het interieur van de noordelijke toren is versierd met beelden van Lakshmi, de partner van Vishnoe.

Tempels langs het Grote Circuit

Het eerste deel van het Grote Circuit, vanaf de Overwinningspoort van Angkor Thom tot aan Banteay Kdei, valt samen met het Kleine Circuit en is hierboven beschreven. Daarna gaat de route naar het oosten en buigt vervolgens af naar het noorden en westen.

De interessantste tempels langs dit traject zijn Pre Rup, oostelijke Mebon en Neak Pean, met als hoogtepunt Preah Khan, de rustige tegenhanger van Ta Prohm.

Pre Rup

Deze staatstempel van Rajendravarman II uit 961 ligt 3 km ten noordoosten van Banteay Kdei. De naam van de piramidevormige tempelberg betekent letterlijk ‘Draai het Lichaam’ en verwijst naar een procedure tijdens het cremeren van de doden. Wetenschappers leiden eruit af dat het bouwwerk waarschijnlijk een koninklijk crematorium was. De tempel is gewijd aan Shiva. Het complex wordt gerestaureerd door Italiaanse deskundigen.

De Pre Rup is een monumentale tempel met drie vierkante platforms. De entree ligt op het oosten en het gebouw kan beklommen worden. Op het bovenste terras staan vijf torens in kruisvorm: een in het midden en een op de vier hoeken. Het bijzondere van de bakstenen torens is dat de bouwers geen cement gebruikten, maar plantaardige lijm. Oorspronkelijk waren ze versierd met pleisterwerk, maar dat is totaal verdwenen. Het uitzicht vanaf deze bovenverdieping is superbe, met in het oosten de heuvels van Kulen en in het zuidwesten in de verte de torens van Angkor Wat.

Oostelijke Mebon

De tempel ligt in het midden van de oostelijke Baray, ooit een gigantisch irrigatiereservoir van 2 bij 7 km, aangelegd door Jasovarman I (889–900). Het bassin werd gevoed met water uit de rivier de Siem Reap, maar het staat nu droog en heeft plaatsgemaakt voor rijstvelden.

De oostelijke Mebon is in het midden van de 10de eeuw door Rajendravarman II gebouwd ter nagedachtenis van zijn ouders. De tempel lag in die tijd op een eilandje in de Baray en was alleen per boot bereikbaar. Het bouwwerk heeft hetzelfde ontwerp als de grotere Pre Rup die negen jaar later werd gebouwd. De tempelpiramide heeft een vierkante basis met drie verdiepingen. Van de zandstenen olifanten op de hoeken zijn er enkele nog in goede conditie. Op de bovenverdieping staan net als op de Pre Rup vijf bakstenen torens die ooit overdekt waren met stucwerk. De centrale toren heeft mooi beeldhouwwerk op de dorpels boven de deuren.

Ta Som

De kleine boeddhistische tempel Ta Som is aan het eind van de 12de eeuw opgericht door Jayavarman VII en is gewijd aan zijn vader. Hoewel het monument grotendeels een ruïne is, heeft het toch een bepaalde charme als de kleine variant van de Ta Prohm. Ta Som is nu in restauratie. Betreed het complex via de westelijke gopuram en loop vervolgens rond het hoofdheiligdom naar het oosten, waar een kapokboom de gezichtspoort volledig in zijn greep heeft.

Ta Som ligt 3 km ten noorden van de oostelijke Mebon en werd tijdens het bewind van de Rode Khmer gebruikt als veldhospitaal.

Neak Pean

Dit complex uit het eind van de 12de eeuw bestaat uit een vierkante vijver met eromheen vier bassins en in het midden een rond eiland met een toren. Neak Pean betekent ‘Toren van de in elkaar verstrengelde Slangen’, vernoemd naar twee stenen naga’s rond de basis van het eilandje.

In het reservoir dat alleen in de regenperiode gevuld is met water, staat het beeld van het vliegende paard Balaha, een verschijningsvorm van Avalokiteshvara als de redder van de schipbreukelingen. De vijver is een uitbeelding van het mythologische meer Anavatapta in de Himalaya en zou genezende kracht hebben. Via de spuigaten in kleine paviljoens stroomde het water van de centrale vijver naar de omringende bassins. De spuiten hebben de vorm van het hoofd van een mens, leeuw, paard en olifant. In de paviljoens namen de pelgrims een ritueel bad en zochten genezing voor hun kwalen.

Preah Khan

De Preah Khan ligt op een 56 ha groot terrein en is een van de grootste monumenten van Angkor. Het gebouw is in 1191 opgericht door Jayavarman VII en was het centrum van de stad Nagarajayacri, de tijdelijke residentie van de vorst tot de bouw van Angkor Thom was voltooid. De tempel was oorspronkelijk gewijd aan Boeddha. In de 13de eeuw werden er hindoe-elementen aan toegevoegd, zoals garuda’s op de buitenmuur en lingams in het interieur.

Preah Khan betekent ‘stad van het heilige zwaard’, naar het symbool van de vorsten van Angkor. Wie dit magische wapen bezat, had de macht en er zou zelfs nu nog een replica van het zwaard in het koninklijk paleis in Phnom Penh worden bewaard.

Volgens een inscriptie op een stèle die in 1939 op het terrein is aangetroffen, was Preah Khan een klooster en centrum van onderwijs. Er woonden tienduizenden mensen op het complex, waaronder monniken, docenten, ambtenaren, bedienden en meer dan 1000 danseressen! De tempel is gedeeltelijk vervallen en overgroeid, maar in een veel betere staat dan Ta Prohm en wordt gerestaureerd.

De westelijke processieweg is de meest gebruikte toegang tot het complex. De weg heeft balustraden met links beelden van goden en rechts van demonen, met in hun handen een slang. Van de beelden ontbreken de meeste hoofden.

Na het passeren van de gracht en de buitenmuur voert een pad naar de tempel die bestaat uit een wirwar van binnenplaatsen, smalle gewelfde gangen, hallen en nissen. Vanaf vier windrichtingen gaan gangen naar het heiligdom in het centrum, waar een kleine stoepa uit de 16de eeuw het beeld vervangt van de vader van Jayavarman VII. De koperen platen die vroeger de muren bedekten, zijn gestolen. Muren, deurposten en pilaren zijn versierd met bloemmotieven en godinnen. Een van de mooiste ruimten is de ‘Hal van de Danseressen’, met rijen apsara’s op de koppelbalken boven de ingangen. Het twee verdiepingen tellende paviljoen met ronde zuilen in het noordoosten deed waarschijnlijk dienst als bibliotheek.

Preah Khan ligt ten westen van Neak Pean en op een kilometer afstand van de noordelijke poort van Angkor Thom.

Omgeving van Angkor

Binnen een straal van 50 km van Siem Reap liggen enkele indrukwekkende monumenten, met als hoogtepunten de Roluos Groep, Banteay Srei, Kbal Spean en Phnom Kulen.

Roluos Groep

Dicht bij het stadje Roluos, 16 km ten oosten van Siem Reap, liggen de oudste tempels van Angkor. Jayavarman II (802–850) bouwde hier Hariharalaya, de eerste hoofdstad van het rijk. Aan het eind van de 9de eeuw verrezen onder Indravarman I en zijn zoon Jasovarman I de tempels Preah Ko, Bakong en Lolei.

Kenmerkend voor de stijl zijn de bakstenen torens op een laag platform. De deurposten en nissen van zandsteen zijn versierd met gebeeldhouwde hindoemotieven. Vernieuwingen waren de toepassing van de gopuram, de toegangspoort tot de tempelhof, en de bouw van bibliotheken om de religieuze geschriften op palmblad te bewaren.

De Roluos Groep wordt minder vaak bezocht dan de tempels in de directe omgeving van Angkor Wat. De monumenten zijn zeker de moeite waard, al was het alleen maar voor de Bakong, een van de mooiste tempelbergen van Angkor. De tempels liggen in de buurt van hoofdweg nr. 6 en zijn via de oude markt van Siem Reap te bereiken.

Preah Ko

De tempel, 500 m ten zuiden van de hoofdweg, is in 879 opgericht ter nagedachtenis van de voorouders van Indravarman I. De zes torens van het complex staan in twee rijen op een laag gemeenschappelijk vierkant platform. De voorste rij is gewijd aan de mannelijke voorouders en de achterste rij aan het vrouwelijk voorgeslacht. Preah Ko betekent ‘Heilige Stier’ en verwijst naar Nandi, het voertuig van de god Shiva. De drie beelden van de witte stier voor het tempelplatform zijn zwaar beschadigd.

Opvallend is dat de torens verschillend zijn van grootte, met de hoogste op de voorgrond en de kleinere daarachter. Hoe ze zijn opgebouwd, is een raadsel omdat op het eerste oog geen cement is toegepast. Wellicht gebruikten de bouwers een mengsel van klei, gruis en plantensappen als specie om de bakstenen bijeen te houden.

Op de torens zijn nog resten van het originele stucwerk te zien. De zandstenen deurposten hebben verfijnd beeldhouwwerk met bladmotieven en geometrische patronen die typerend zijn voor de Preah Ko stijl waaraan de tempel zijn naam heeft gegeven.

Bakong

De staatstempel van Indravarman I uit 881 is verreweg het imposantste monument van de Roluos Groep. Dit was de eerste symbolische weergave van de mythische berg Meru en werd het prototype voor alle tempelbergen in de vier eeuwen die volgden.

De tempel ligt op een terrein dat is omringd door drie concentrisch muren. De oostelijke toegang voert via een pad over een droge gracht naar een piramide van vijf verdiepingen. De acht bakstenen torens rond de basis zijn vervallen. Op alle hoeken van de eerste drie niveaus staan stenen olifanten en de vierde verdieping heeft op iedere zijde drie stoepa’s van zandsteen. De centrale toren op het bovenste terras – een toevoeging uit de 12de eeuw – is in 1940 gerestaureerd.

Het boeddhistische klooster in de noordoostelijke hoek van het complex heeft een goede naam en trekt veel monniken aan. Bakong ligt een kilometer ten zuiden van Preah Ko.

Lolei

Deze aan Shiva gewijde tempel werd in 893 opgericht en is opgedragen aan de ouders en grootouders van Jasovarman I. De vier bakstenen torens staan op een gemeenschappelijke basis. Ze lijken op de torens van Preah Ko, maar verkeren in een veel slechtere staat: een is ingestort en de andere brokkelen steeds verder af. Oorspronkelijk lag het platform met de torens op een kunstmatig eilandje in het midden van een groot waterreservoir, de Baray van Indravarman. Dit bassin is lang geleden drooggevallen en de Lolei wordt nu omgeven door rijstvelden.

De inscripties in Pali op de grijze zandstenen deurkozijnen zijn goed bewaard gebleven en behoren tot de beste van Angkor. Op het terrein zijn een moderne boeddhistische pagode en een klooster gevestigd.

image LOLEI. De torens liggen ten noorden van hoofdweg nr. 6. Ga vanaf Preah Ko of Bakong terug naar de hoofdweg, sla rechtsaf en neem na 500 m de afslag naar links. De tempel ligt 0,5 km vanaf de weg.

Banteay Srei

De bouw van Banteay Srei – de Citadel van de Vrouwen – begon in 967 onder auspiciën van Yajnavaraha, de Brahmaanse leraar van koning Rajendravarman II en werd onder de regering van diens opvolger Jayavarman V afgerond. Banteay Srei was geen koninklijke staatstempel en is daarom beperkt van afmetingen.

Het tempelcomplex werd in 1914 door de Fransen ontdekt. Het werd in de jaren dertig in zijn geheel ontmanteld en steen voor steen weer waarheidsgetrouw opgebouwd. Het verkeert nu in een uitstekende staat.

Het is niet de monumentale omvang of de architectuur die de aandacht trekken, maar de bijzonder gedetailleerde bas-reliëfs van adembenemende schoonheid. De Khmer gebruikten een zacht soort roze zandsteen dat zich makkelijk liet bewerken. Daardoor konden ze het beeldhouwwerk diep uithakken, waardoor er een bijna driedimensionaal effect ontstond. Doordat het zandsteen na bewerking in de loop de jaren harder werd, zijn de reliëfs goed bewaard gebleven. De Franse archeologen die het bouwwerk voor het eerst zagen, waren zo onder de indruk dat ze Banteay Srei collectief uitriepen tot ‘juweel van Angkor’.

Vanaf het oosten gaat een 75 m lange processieweg naar de hoofdtempel op een ommuurd terrein. De oostelijke toegangspoort heeft decoraties met bloemen en bladmotieven. In het complex staan op een laag gemeenschappelijk platform drie torens, met aan weerskanten een bibliotheek. De toren links en die in het midden zijn gewijd aan Shiva, de rechter aan Vishnoe.

Vanwege het grote aantal bezoekers en ter bescherming van het beeldhouwwerk is het niet meer mogelijk het platform te betreden. Maar ook van een kleine afstand zijn de bas-reliëfs bijzonder indrukwekkend. De bouwwerken lijken behangen met ornamenten, alsof de beeldhouwers geen centimeter onbenut wilden laten. Op muren, ramen, deurkozijnen en daken wordt in steen het verhaal van het dichtwerk Ramayana uitgebeeld. Een van de meest aansprekende scènes is de ontvoering van Sita door de demonenkoning Ravana op de centrale toren. Vooral betoverend zijn de timpanen, de driehoekige panelen boven de entrees. In nissen op de hoeken van de torens zijn beelden te zien van goden en godinnen, de vrouwen gehuld in traditionele kleding en met sieraden. Het meest intrigerende beeld, dat van Shiva met zijn partner Uma op zijn knie, bevindt zich in het Nationaal Museum in Phnom Penh.

image BANTEAY SREI. Het complex was tot in de jaren negentig ontoegankelijk vanwege de aanwezigheid van de Rode Khmer in de omgeving. De streek is nu weer veilig. Er loopt een geasfalteerde weg van Siem Reap via Angkor Wat en de tempel van Pre Rup naar Banteay Srei. De afstand is 32 km. Een bezoek aan Banteay Srei is goed te combineren met een tocht naar de ‘Rivier van de Duizend Lingams’ in Kbal Spean. Gidsen: op locatie zijn Engelssprekende gidsen te huur, die tot in de details kunnen uitleggen wat de reliëfs precies voorstellen.

Kbal Spean

Aan de bovenloop van de rivier de Siem Reap, in het westelijk deel van de heuvels van Kulen, hebben de Khmer in het midden van de 11de eeuw honderden lingams en beelden van hindoegoden in de zandstenen rivierbedding uitgehakt. Het gebied werd pas in 1968 door de Franse wetenschapper Boulbet ontdekt en is nu een pelgrimsoord en toeristische attractie. Kbal Spean betekent ‘Kop van de Rivier’, maar in de volksmond heet de streek ‘Rivier van de Duizend Lingams’.

Een smal, duidelijk gemarkeerd pad door de jungle voert heuvelopwaarts in ongeveer 40 minuten naar de eerste sculpturen. Te zien zijn reliëfs van onder andere Vishnoe, Shiva met zijn partner Uma en Rama. Helaas heeft de locatie geleden onder plunderaars en zijn nogal wat hoofden afgehakt en gestolen.

De beelden van de goden en de lingams zijn in de bedding aangebracht om het water van de rivier dat erlangs en overheen stroomde te wijden, voordat het de stad Angkor bereikte. Op de weg naar beneden ligt een waterval: een prima mogelijkheid voor een verfrissende douche.

image KBAL SPEAN. De voet van de heuvel ligt 50 km ten noordoosten van Siem Reap en op 18 km afstand van Banteay Srei. Er zijn Engelssprekende gidsen aanwezig.

Phnom Kulen

Phnom Kulen heeft een enorme historische betekenis voor Cambodjanen. Op de top van de heuvel – die toen bekend stond als Mahendra-parvata – liet Jayavarman II zich in 802 door een brahmaanse priester tot god-koning kronen. Toen begon de cultus van de devaraja en het rijk van Angkor. Phnom Kulen is de heiligste heuvel van het land en een drukbezochte pelgrimsplaats.

Vanaf de voet leidt een nieuwe weg door de jungle naar het plateau op de top. Even onder de top splitst de weg zich. De afslag naar links gaat naar een picknickplek bij een waterval en de rivier. Net als in Kbal Spean zijn in de rivierbedding beelden van goden en lingams uitgehakt. In de buurt ligt de ruïne van een tempel uit de 9de eeuw.

De hoofdweg voert via een bruggetje over de rivier naar een parkeerplaats met eetkraampjes. Via een korte wandeling bereiken de bezoekers een pagode met een reusachtig beeld van een rustende Boeddha, het belangrijkste doel van de gelovigen. Het beeld is gehouwen uit een zandstenen rots en is het grootste in zijn soort in het land. Achter de tempel loopt een pad naar kleine heiligdommen voor de bosgeesten en een bron met heilig water. Het fraaie uitzicht vanaf de top is een van de beloningen van Phnom Kulen.

image PHNOM KULEN. Ligt 48 km ten noordoosten van Siem Reap en op 15 km afstand van Banteay Srei. De beste manier om de heuvel en het plateau op de top te bereiken is per taxi. Een alternatief is de oude pelgrimsroute die 15 km ten oosten van de nieuwe weg begint en in twee uur pittig wandelen naar het plateau voert. In het weekend en tijdens vakanties kan het erg druk zijn. Wijk op de heuvel niet af van de paden, want Phnom Kulen is nog niet geheel van landmijnen ontdaan. De pas voor Angkor is niet geldig en de toegangsprijs is een forse 20 dollar!