VIER
De nieuwe verfstof van de keizer
De eerste lading buit die in Spanje aankwam, zorgde voor veel sensatie. Nadat de goederen in de haven in beslag genomen waren door overheidsdienaren die Cortés' grandioze plannen afkeurden, werden ze doorgestuurd naar Valladolid, waar het Spaanse hof van koning Karei v zetelde. De koning beval ook de Totonaken die met de schat waren meegekomen naar Valladolid te brengen, warm aangekleed in fluwelen jassen, met gouden kousen en scharlaken mantels, alsof ze hoge edelen waren.
Het duurde weken voordat de Totonaken en de schat in Valladolid aankwamen, maar op 3 maart 1520 werden ze uiteindelijk voorgesteld aan het Spaanse hof. Uit de weinige verslagen van de gebeurtenis die zijn overgeleverd, blijkt dat het hof diep onder de indruk was. De aartsbisschop was hevig onthutst omdat 'de lichamen van de mannen doorboord waren en overal sneden vertoonden'. Ook de juwelen, met veren versierde gewaden en beschilderde boeken noodden tot commentaar. 'Als kunstenaars van deze soort ooit geniaal genoemd kunnen worden, dan deze inboorlingen wel,' schreef de bekende geleerde Petrus Martyr aan de paus: 'Een grotere lust voor het oog is naar mijn mening niet mogelijk.'
Wat de koning ervan vond, was natuurlijk het belangrijkst, want Cortés wilde vooral op hem indruk maken. Maar het bleek moeilijk om zijn aandacht te trekken. Hoewel de verovering van Mexico later een beslissend moment in de geschiedenis van de mensheid werd gevonden, was het gebeuren voor Karei v slechts een bijkomstigheid.
Karei was pas twintig, maar werd als de grootste koning van zijn tijd beschouwd. 'Hij alleen is koning der koningen op deze aarde,' zei een Spaanse bisschop. 'Hij is de kleinzoon en opvolger van meer dan zeventig koningen.' Dit was overdreven, maar het was waar dat Karei meer voorvaderen van koninklijken bloede had dan wie ook in Europa. Zijn grootouders van moederskant waren Ferdinand n en Isabella van Castilië, die samen over Spanje heersten. En zijn grootouders van vaderskant waren Maria van Bourgondië, erfgename van een groot deel van het rijke Noordwest-Europa, en keizer Maximiliaan i, een van de grondleggers van de macht van de Habsburgse dynastie, die nog vierhonderd jaar over Midden-Europa zou heersen.5
Dankzij deze illustere voorouders erfde Karei half Europa. Hoewel hij dus alles aan zijn familie te danken had, was deze tevens een bron van veel ellende. Velen zagen veel goeds in de verbintenis tussen zijn ouders (zijn Vlaamse vader, Filips de Schone, werd als de mooiste man van Europa beschouwd, en zijn moeder, Johanna van Castilië, was voorbestemd om de Spaanse kroon te erven), maar hun huwelijk bleek rampzalig. Filips was zijn vrouw ontrouw en bestuurde haar land op brute wijze. Hij stierf onverwachts toen Karei nog maar zes was. Sommigen beweerden dat Johanna haar man had vermoord, wat niet waarschijnlijk is, hoewel Filips zijn vrouw zeker halfgek van jaloezie had gemaakt.
Na Filips' dood werd Johanna steeds somberder en gestoorder. Veel leden van de koninklijke familie van het Iberisch schiereiland leden vanwege inteelt aan geestesziekten. Zij weigerde het lichaam van haar man te laten begraven en maakte een macabere rondreis door Spanje met zijn lijkkist, die ze telkens weer liet openmaken. Daarna noemden de Spanjaarden haar Juana la Loca, Johanna de Waanzinnige. Kort daarop werd ze voor de rest van haar leven opgesloten in een kasteel in Tordesillas.
Na de dood van zijn vader en de opsluiting van zijn moeder werd Karei opgevoed door de tante van zijn vader, Margaretha van Oostenrijk, regentes van de Nederlanden. Met haar had hij wel geluk, want Margaretha was een bijzondere vrouw. Ze was energiek en gevat, een ervaren bestuurder en diplomate, en een goede voogdes voor haar neef.
Karei had de atletische bouw van zijn vader geërfd, maar niet diens knappe uiterlijk. In zijn kindertijd stak Kareis onderkaak al abnormaal ver naar voren, en tegen de tijd dat hij volwassen werd, was zijn kaak zo enorm dat hij moeite had om zijn mond gesloten te houden. Een werkman zei in 1518 tegen hem: 'Heer, sluit uw mond, de vliegen in dit land zijn ondeugend.' Karei v deed later zijn best om zijn vreemde onderkaak met een baard en snor te camoufleren, maar de 'Habsburgse kaak' zou veel van zijn nakomelingen blijven plagen.
Karei had een sterk plichtsbesef en bezat aanleg voor muziek. Volgens tijdgenoten was hij een opmerkelijk goede zanger en hij genoot zo van zijn spinetlessen dat het moeite kostte om hem bij het instrument weg te houden. Ondanks de problemen met zijn kaak leerde hij ook fluit en verschillende andere instrumenten bespelen. Maar naarmate zijn verantwoordelijkheden toenamen, had-Karei minder tijd voor muziek. Kort voor zijn vijftiende verjaardag werd hij hertog van Bourgondië. En op zijn zestiende, toen zijn grootvader Ferdinand stierf, werd hij uitgeroepen tot koning van Spanje. Hij regeerde als Carlos 1 in naam van zijn waanzinnige moeder, die nog steeds in Tordesillas zat opgesloten.
Karei was jong en begaafd, maar een teleurstelling voor de Spanjaarden. Later zou hij een begenadigd linguïst blijken (hij zou over zichzelf hebben gezegd dat hij Frans sprak met zijn ambassadeurs, Italiaans met zijn vrouwen, Duits met zijn staljongens en Spaans met God), maar op zijn zestiende verstond hij nauwelijks Spaans en sprak hij het nog minder. Zijn adviseurs kwamen uit Vlaanderen, Bourgondië en andere delen van West-Europa, en tot teleurstelling van de Spanjaarden benoemde hij deze noorderlingen vaak op invloedrijke posten. Zijn culturele smaak was ook meer Noord-Europees dan Spaans. Het sobere Spaanse hof was geschokt door de buitenissige manier van doen van de jonge koning.
De Spanjaarden kwamen al snel tot de conclusie dat de koning in zijn hart niet echt een van de hunnen was, en daar hadden ze gelijk in. Hoewel Karei zijn plicht jegens het land van zijn moeder goed wilde vervullen, had hij zijn zinnen gezet op een nog veel grotere buit: het Heilige Roomse Rijk, een gigantisch gebied dat in Voltaires befaamde woorden 'noch heilig, noch Rooms, noch een rijk' was. De misleidende naam ging terug op middeleeuwse Frankische en Germaanse vorsten die zichzelf beschouwden als de hoeders van het westelijke christendom en de erfgenamen van de Romeinse keizerlijke macht. Maar ten tijde van Karei was het Heilige Roomse Rijk niet meer dan een verzameling losse gebieden die verspreid lagen over heel Europa en waarvan de Duitse vorstendommen de kern vormden.
Kareis grootvader, keizer Maximiliaan i, had vele jaren over dit rijk geheerst. Karei was geen vanzelfsprekende erfgenaam van de keizerskroon, aangezien de keizer werd aangewezen door drie aartsbisschoppen en vier rijksvorsten, de zeven zogenoemde 'keurvorsten'. Toen Maximiliaan in 1519 overleed, brak er een felle strijd om de kroon los. De koning van Frankrijk was Kareis voornaamste rivaal. Andere koningen, onder wie Hendrik vin van Engeland en de koning van Hongarije en Bohemen, toonden eveneens belangstelling, maar na uitgebreid onderhandelen - en flinke omkoopsommen - werd Karei uiteindelijk tot opvolger van zijn grootvader gekozen. Als keizer Karei v heerste hij over het grootste Europese rijk sinds Karei de Grote. Het omvatte Spanje, Oostenrijk, Duitsland, Zwitserland en de Nederlanden, en delen van Frankrijk, Tsje-cho-Slowakije en Italië.
Toen de negentienjarige Karei dit keizerrijk eenmaal had gewonnen, moest hij het zien vast te houden. Hoewel hij blijk gaf van veel talent als staatsman en strateeg, was zijn taak erg lastig, want de onenigheid in zijn versnipperde rijk was groot.
Spanje was bijvoorbeeld niet meer dan een los verbond van de rijken Castilië, Aragon, Valencia, Catalonië en Navarra, die een eigen dialect, eigen tradities en eigen wetten hadden. In andere delen van Kareis rijk heerste zo mogelijk nog meer verdeeldheid. Bij elkaar leken ze zo goed als onbestuurbaar.
Binnen een jaar nadat Karei tot keizer was gekozen, vond er in Spanje een opstand plaats. Stad na stad had genoeg van de bemoeienis van de Kroon. Het kostte Karei bijna twee jaar om het land weer onder controle te krijgen en toen dat eenmaal was gebeurd, brak er in Duitsland een opstand uit. Ondertussen viel Frankrijk de westgrens van zijn rijk aan, terwijl Turkije in het oosten tegen hem oprukte.
Alsof deze moeilijkheden nog niet voldoende waren, werd Karei met de Reformatie geconfronteerd, het meest tot tweedracht leidende probleem van zijn tijd. In 1521 viel hij tijdens de rijksdag in Worms de opstandige monnik Maarten Luther aan op zijn stellingen, die de katholieke Kerk en de macht van de paus bekritiseerden en voor veel beroering zorgden. Toen Luther weigerde zijn stellingen te herroepen, deed Karei hem als gevaarlijke ketter in de ban. Hoewel Luther uit Worms mocht vertrekken, bezwoer de jonge keizer het katholieke geloof koste wat het kost te verdedigen.
Karei had te veel zorgen om de situatie binnen zijn rijk om lang na te denken over de veroverde gebieden in de Nieuwe Wereld. Maar in het voorjaar van 1520 ruimde hij tijd in om de Totonaken te ontvangen en de schat te bekijken die Cortés hem had gestuurd. Naar het schijnt was hij van beide zeer onder de indruk. Omdat Karei bezorgd was dat de Totonaken zouden wegkwijnen in de noordelijke Spaanse winter, liet hij ze naar Sevilla sturen, waar het klimaat milder was. Hij instrueerde zijn functionarissen om zich zeer in te spannen om hen gelukkig te maken. Een van de Totonaken stierf en de anderen gingen aan boord van een schip met bestemming Cuba. Het is niet bekend hoe het hun verging nadat ze daar waren aangekomen. Ook is het duister wat er met de schat is gebeurd, al is wel bekend dat Karei enige stukken ervan meenam toen hij dat voorjaar uit Spanje vertrok.
Hoezeer Karei de buit van Cortés ook waardeerde, hij ondernam geen pogingen om het geschil tussen hem en Velasquez op te lossen. Hij was bezig met andere staatszaken en liet de kwestie over aan de Raad van Castilië, die, zoals commissies vaak doen, concludeerde dat men over meer informatie diende te beschikken alvorens men een besluit kon nemen. Ondertussen mocht Cortés doorgaan met zijn verovering en omdat die succesvol verliep, oordeelden de keizer en zijn adviseurs ten slotte in zijn voordeel. Kort nadat het nieuws van de val van Tenochtitlan Europa had bereikt, werd Cortés door Karei aangesteld als kapitein-generaal en gouverneur van Nieuw-Spanje (dit was de officiële Spaanse naam voor het gebied dat hij in Mexico had veroverd). Velasquez kreeg een reprimande en er werd een onderzoek ingesteld naar zijn gedrag.
Hoewel Karei argwanend tegenover vleiers stond (hij zei later tegen zijn zoon dat hij 'met vleiers even voorzichtig moest zijn als met vuur'), vond hij het extra prestige dat Cortés' verovering hem bracht vast prettig. Cortés zelf zei tegen hem dat hij nu keizer was van twee werelden. De ambitieuze jonge vorst was ongetwijfeld blij met deze voorstelling van zaken. Hij had er in elk geval plezier in om landkaarten van zijn nieuwe Amerikaanse bezittingen te verzamelen.
Het meeste plezier had Karei echter in het geld dat eruit voortkwam, geld waarmee hij zijn positie in Europa kon verstevigen. In 1520 gebruikte de keizer een deel van Cortés' schatten om de koninklijke vloot te bekostigen. Het jaar daarop ontving hij nog een lucratieve zending van Cortés, waaronder een tribuut in goud voor de koninklijke schatkist. Ook in rest van de jaren twintig van de zestiende eeuw kwamen er geregeld zendingen met Mexicaanse schatten uit Mexico.
Hoewel deze zeer welkom waren, kwamen de extra inkomsten nog niet in de buurt van de sommen die Karei nodig had om aan zijn verplichtingen in Europa te voldoen. Om zijn geloof te verdedigen en zijn rijk bijeen te houden had Karei gigantisch veel geld nodig: voor soldaten, wapens en omkoopsommen. Hij had al bijna een miljoen gouden florijnen uitgegeven om keizer te worden van het Heilige Roomse Rijk -geld dat hij grotendeels van de Fuggers had geleend, de vermogende Duitse familie die ook de bankier was geweest van zijn grootvader Maximiliaan. Karei zou in de loop der jaren alleen nog maar meer bij hen in het krijt komen te staan, aangezien zijn militaire ondernemingen enorme bedragen opslokten.
De jonge vorst maakte zich onophoudelijk zorgen over het geld dat hij nodig had om zijn rijk en, zoals hij het zag, het christendom zelf te redden. 'Hoe ik ook spaar en schraap,' schreef hij, 'het lukt vaak ternauwernood om de noodzakelijke middelen te vinden.' Hij verhoogde wanneer hij maar kon de belastingen, maar moest daarmee uitkijken, omdat te veel verhoging tot opstand kon leiden. Meer geld verdienen aan de Nieuwe Wereld was een veiliger strategie. En om die reden raakte hij steeds meer in cochenille geïnteresseerd.
Niemand weet hoe de keizer van de nieuwe rode verfstof op de hoogte kwam. Misschien had hij zelf al een vermoeden toen hij de eerste scheepslading beschilderde boeken en geverfde stoffen zag die Cortés hem had gestuurd. Of hij hoorde iets over cochenille via een van zijn raadgevers, of van de conquistadores die deze schatten mee terugnamen naar Spanje.
Hoe de keizer het nieuws ook vernam, hij kon het zich niet veroorloven om zo'n veelbelovende bron van inkomsten te negeren. Rode kleurstof was tenslotte veel geld waard. Hij kon die uit Mexico exporteren en in Europa verkopen, wat Spanje en hemzelf veel inkomsten kon opleveren. Karei hoopte misschien ook dat de cochenillekleurstoffen een opleving van de Spaanse textielindustrie teweeg zouden brengen. Er werd uitstekende wol gemaakt in Spanje, maar de Italiaanse staten leverden de beste kwaliteit en verkochten veel meer.
Volgens de zestiende-eeuwse Spaanse historicus Antonio Herrera stuurde Karei in 1523 een brief aan Cortés over de verfstof. Na een uitgebreide beschrijving van de vele uitgaven en zijn grote behoefte aan geld schreef Karei dat hij had vernomen dat er in Mexico een overvloed aan grana was te vinden. Hij droeg Cortés op te onderzoeken of de verfstof naar Spanje geëxporteerd kon worden en Veel geld voor de koninklijke schatkist' kon opleveren. In december van datzelfde jaar kreeg een hofdignitaris die naar Nieuw-Spanje was gestuurd de instructie om na te gaan hoeveel rode verfstof er werd geproduceerd en hoe Spanje daarvan kon profiteren.
Het moet bijna zeker hebben geleken dat er veel te verdienen viel, want eind 1523 kwam er een lading cochenille in Spanje aan. Niemand weet of de verfstof door stoffenververs werd uitgetest, maar de hofdignitarissen beschouwden de Mexicaanse verfstof vanaf dat moment als echte grana. Karei moet tevreden zijn geweest: zijn vermoeden dat cochenille veel geld kon opleveren, leek bewaarheid te worden. Maar de plannen voor de nieuwe verfstof zouden al snel worden gedwarsboomd. Karei kon van cochenille alleen een goudmijn maken als de conquistadores die Tenochtitlan hadden veroverd meewerkten. En het zag er niet naar uit dat ze dat zouden doen.