11. Een sms’je

‘Ik ben weer een stapje verder’, zegt Edwin. ‘Ene Mark levert aan Bert. Alleen weet ik z’n achternaam nog niet, maar ik weet wel waar hij woont. Hij was trouwens een modelvliegtuig aan het bouwen, maarreh … de rest vertel ik morgen wel. We moeten naar huis, Veer, anders zijn we te laat en zwaait er wat.’

Meteen staat Vera op en loopt samen met Edwin en Peter naar buiten.

Moeder Groeneveld staat in de keuken te strijken. ‘Nou, dat was maar een kort bezoek, Eddy. Je hebt volgens mij niet eens iets te drinken gekregen.’

‘Dat klopt, maar ik moest nog even ergens wat regelen. Volgende keer beter.’

Vader Groeneveld kijkt op vanachter de krant. ‘Het lijkt wel of je een eigen zaak hebt, Eddy.’

Edwin grijnst een keer. ‘Doei!’ roept hij snel.

Peters vader moest eens weten van mijn zaken, denkt Edwin. Ik hoop niet dat hij te veel vragen gaat stellen.

Het is koud buiten.

Peter blijft in de achterdeur staan. ‘Tot morgen’, roept hij, maar Edwin is er al vandoor.

‘Wat een haast’, zegt Peter tegen Vera terwijl ze opstapt.

‘Ik ga maar snel met hem mee, anders moet ik alleen in het donker. Doei!’

‘Kom op!’ zegt Edwin als Vera weer vlak bij hem is.

‘Wat heb je toch een haast?’

‘Het is bijna negen uur en ik wil niet te laat thuis zijn, anders heb ik een probleem. Ik kan het de komende dagen niet maken dat ik niet van huis weg mag. Dat snap je toch wel?’

Vera antwoordt niet, maar trapt nog wat harder op de pedalen om haar broer bij te houden.

 

De klok slaat precies negen uur als Edwin en Vera vanuit het halletje bij de achterdeur de keuken in stappen.

‘Nou dat heb je keurig getimed’, zegt vader die net vanuit de kamer de keuken in komt.

Edwin glimlacht maar een keer. Hij loopt nog te hijgen en Vera niet minder.

‘Heb je hard gefietst soms?’ grinnikt vader. ‘Ik was net op weg naar de keuken voor een tweede bakkie koffie. Lusten jullie ook nog wat?’

‘… Cola graag’, zegt Edwin na een diepe hijg.

‘Ja, doe mij ook maar cola, alstublieft’, zegt Vera.

Ze lopen meteen door naar de kamer.

Even later komt vader met een dienblad in zijn hand de kamer binnen.

Edwin zit alweer aan de grote tafel en maakt z’n modelbouwdoos open. Vera heeft haar stekkie op de bank opgezocht en heeft een boek in haar hand.

Vader geeft ieder een glas cola en zet zijn eigen koffie op de lage tafel bij zijn stoel.

‘Is mam nog niet terug?’ vraagt Vera.

‘Nog niet, maar ze kan ieder moment thuiskomen’, antwoordt vader.

Op datzelfde moment horen ze de achterdeur.

‘Daar zul je haar hebben’, zegt vader.

Even later stapt ma De Jongh inderdaad de kamer binnen.

‘Zo, jullie zijn er alweer? Netjes op tijd?’

‘Op de seconde af’, lacht vader. ‘We krijgen voorbeeldige kinderen.’

Moeder pakt ook snel een bak koffie uit de pot en komt in de kamer zitten.

Edwin lijmt een onderdeeltje aan zijn modelauto. Het is een secuur werkje. Hij gebruikt een pincet om het kleine onderdeeltje op z’n plek te brengen.

‘Het is bar koud buiten’, zegt moeder en ze rilt een keer.

‘Daar is het ook winter voor, lieverd’, lacht vader.

Ma houdt haar kopje met twee handen vast en drinkt genietend van de warme koffie.

Verder is iedereen stil bezig.

Ineens klinkt er een gesmoord toontje.

Allen kijken op.

Vera komt half overeind en werpt een blik op de kast waar haar mobiele telefoon ligt.

‘Niet van mij’, zegt ze.

Edwin grijpt naar zijn broekzak. ‘Het is de mijne.’

Snel leest hij wat er op het scherm staat.

Hij schrikt.

‘Dat is nog een laat bericht’, zegt moeder. ‘Wie heeft je op dit tijdstip nog nodig?’

Edwin weet even niet wat hij moet zeggen.

Het is een sms’je van Mark … Snel schakelt hij het standaardschermpje weer in en doet de telefoon weer in zijn broekzak.

‘Oh … Peter moest nog iets weten over morgen’, liegt hij.

Opnieuw krijgt hij een vervelend gevoel.

Nu moet hij z’n moeder ook al bedriegen. Dat gaat niet goed zo.

Maar het is voor het goede doel, zegt een ander stemmetje in zijn hoofd. Dit kan even niet anders.

Edwin legt de modelauto weer in de doos en doet het deksel erop. Hij heeft geen zin meer in bouwen.

‘Ik ga naar bed’, zegt hij. ‘Morgen weer op tijd naar school.’

‘Nou, dat zijn we niet gewend van je’, zegt moeder.

‘Ik ga ook meteen.’ Vera komt overeind en legt haar boek weg.

Nadat ze om de beurt even de badkamer hebben bezocht en beiden hun ouders welterusten hebben gewenst, lopen ze gezamenlijk de trap op.

‘Anders moest je hem bijna naar bed dragen’, zegt moeder. ‘De laatste tijd gaat hij steeds vaker uit zichzelf. Zou hij niet helemaal fit zijn?’

‘Ach, het is winter’, antwoordt vader. ‘Misschien een beetje last van een winterdip.’

 

‘Was dat sms’je echt van Peter?’ vraagt Vera.

Edwin kijkt opzij. ‘Waarom vraag je dat? Geloof je me niet?’

Vera schudt haar hoofd. ‘Nee.’

‘Hoe kun je dat nu weten? Je hebt het niet eens gezien.’

‘Maar ik ken m’n broer wel. Waarom kleurde je zo?’

Edwin zwijgt, maar zijn hoofd bonkt. Zouden pa en ma ook iets hebben gemerkt? Dat moet hij wel zien te voorkomen.

Waar ben ik eigenlijk aan begonnen, vraagt hij zich bezorgd af. Hier kan nog wel eens een berg problemen van komen.

Maar als je niet doorgaat kom je dus ook nergens achter, zegt het andere stemmetje in zijn hoofd weer.

‘Dat sms’je was van Mark’, fluistert Edwin.

‘Waar je vanavond geweest bent?’ vraagt Vera. ‘En wat moestie?’

‘Moet ik nog even lezen.’

Vera is bij haar kamer. Edwin loopt snel door naar zijn kamer. ‘Vertel het je morgen wel. Doei.’

Vera kijkt haar broer even na, maar stapt dan haar kamer in en doet de deur dicht.

Nou ja, denkt ze, dan hoor ik het morgen wel.

Op zijn kamer pakt Edwin de telefoon weer uit zijn broekzak.

Hij toetst even een paar knopjes in en haalt zijn inbox tevoorschijn.

Dan leest hij: Hi Edwin, Bert neemt morgen een bestelling mee die je mag bezorgen. Bert vertelt morgen verder. Leg het morgen zolang in je kluisje op school. Mark.

Edwin krabbelt even op zijn hoofd.

Hij voelt zich wat ongemakkelijk. Aan de ene kant is dit mogelijk opnieuw een stapje in zijn plan. Aan de andere kant had hij tegen beter weten in gehoopt dat hij voorlopig nog niet zou worden ingeschakeld. Maar wat is voorlopig. De jaarwisseling nadert nu snel, dus zo heel veel tijd heeft hij ook niet meer.