Zussen

•••

Voor de pil was uitgevonden werden gezinnen vaak groot. Van sommige geloofsgemeenschappen moest dat ook, maar meestal gebeurde het vanzelf. Zussen uit een groot gezin werden ingezet in de huishouding. Vooral de oudste twee moesten hard meewerken. Jongens werden toen nog ontzien.

‘Ik hoefde niet eens mijn bed op te maken,’ vertelde een man. ‘Dat deden de zusjes. Zij dekten ook de tafel, wasten af en dweilden de keuken. Mijn vader, mijn broer en ik hielpen nergens mee. Onze vuile kleren gooiden we op de grond, onze handdoeken werden vanzelf verschoond, we hoefden nooit zelf koffie te zetten. Dat deden de zusjes allemaal.’

Voor hem waren de zussen geen aparte personen; ze vormden een soort Chinese huishouddraak, die in het voetspoor van de moeder meebewoog.

‘Af en toe trouwde er een. Die begon dan een eigen huishouding, maar ze kwam nog steeds thuis en deed wat ze altijd had gedaan: voor mijn vader en mijn broer en mij zorgen.’

Het is niet goed als een man zo opgroeit. Hij beschouwt vrouwen niet als gelijkwaardige soortgenoten, en soms leidt die visie tot onbeleefd gedrag. Een collega-psycholoog, die met gewelddadige mannen werkt, vertelde dat veel van zijn cliënten geen idee hebben van de bezigheden van vrouwen.

‘Ik vroeg een man die zijn vrouw in elkaar had geslagen wat de aanleiding was geweest. Hij zei dat zijn vrouw in de keuken was en zijn zoontje van vier in de kamer. Het jongetje huilde en zij kwam niet. “Wat was je vrouw aan het doen?” vroeg ik. Hij maakte een onverschillig gebaar en zei: “Gewoon, in de keuken.” “Ja, maar wat doet ze daar zoal?” Hij had werkelijk geen idee. Hij zag zijn vrouw alleen in het licht van zijn eigen behoeften, niet als een mens met werkzaamheden die ook zonder hem voortgang vonden.’

•••

Misschien zijn moderne vrouwen duidelijker zichtbaar als werkende wezens, maar vroeger verdiepten mannen zich volstrekt niet in de bezigheden van hun vrouw. Mijn moeder heeft mij eens verteld dat ze zich soms zo ondergewaardeerd voelde dat ze zich voornam een keer weg te blijven, totdat mijn vader haar echt zou missen. Ze heeft het plan ooit ten uitvoer gebracht, maar ze hield het niet vol. Na een halfuur ging ze gauw weer naar huis. Ze voelde zich misschien te verantwoordelijk voor de huishouding en de kinderen. Het kan ook dat ze bang was dat mijn vader niet eens zou merken dat ze er niet was. Dat had heel goed gekund.

Sommige vrouwen maken gebruik van het gebrek aan belangstelling en beginnen voor zichzelf. Een vriendin van me, die aanvankelijk alleen een diploma van de kappersschool had, ging, terwijl haar kinderen nog klein waren, in de uren dat ze niet met haar man in het bedrijf meewerkte naar de moedermavo en volgde een opleiding voor schoonheidsspecialiste. Ze heeft zich vooral verdiept in huidproblematiek en heeft nu een bloeiende praktijk. Haar man had niet in de gaten dat zij zich ontwikkelde. Ik heb hem wel eens gezegd dat hij meer interesse in haar zou kunnen tonen. Dat het niet goed voor hun huwelijk was dat hij alleen naar haar omkeek als zijn koffiekopje leeg was. Hij antwoordde toen dat hij zijn vrouw heus wel kende. ‘Ze is dom,’ zei hij, ‘en soms is ze een beetje boos, maar dat duurt niet zo lang. Op den duur gaat ze wel weer gewoon doen.’

Zijn straf is verrukkelijk: na de scheiding is hij naar Italië verhuisd, waar hij via een advertentie een Italiaanse vrouw heeft gevonden die zijn volledige aandacht opeist. Als hij niet minutieus uitvoert wat zij hem opdraagt, reageert zij met een slecht humeur dat dagenlang kan aanhouden. Hij is bang van haar en loopt zich de benen uit zijn lijf om het haar naar de zin te maken. En hij kan nooit van haar af, want ze zijn in gemeenschap van goederen getrouwd en zijn geld zit in het huis.

Deze man had in zijn jeugd alleen een oudere broer en geen zussen; misschien dat hij daardoor zo weinig van vrouwen begrijpt. Ik ken er nog zo een, al is die veel aardiger en beleefder. Dat komt waarschijnlijk doordat hij zelf eigenlijk een meisje had moeten zijn. Hij heeft drie oudere broers en zijn moeder had zo op een meisje gehoopt dat ze hem dan maar als zodanig heeft opgevoed. Hij mocht helpen met afwassen, ze leerde hem psalmen zingen en ze vertroetelde hem als hij huilde, in plaats van te zeggen dat jongens flink horen te zijn. Je kunt nog wel iets van die opvoeding zien. Hij kan meisjesachtig uithalen en met een verbeten gezicht een aanrecht soppen. Maar hij is niet gay en hij heeft de ballen verstand van vrouwen.

Mannen met één of twee zussen hebben dat vaak wel, vooral als ze echt samen zijn opgevoed en niet in gescheiden werelden. Ze maken vrouwen dan mee op momenten dat die niet aan het behagen zijn. Meisjes zijn niet altijd lief. Ze zijn ongesteld, ze maken huiswerk, ze trainen voor een sportwedstrijd, ze snauwen.

Ik kan het meestal raden als een man met een of meer zussen is opgegroeid. Ik merk het aan de aandacht waarmee hij luistert als een vrouw iets zegt, aan de ontspannen houding waarmee hij vrouwen tegemoet treedt. Ik zie ook altijd aan mensen of ze dieren gewend zijn.

•••

Zussen hebben ook zussen. Ik had er twee. Ik zou willen dat ik kon schrijven: ik heb er twee, maar een is dood. Zij was onze oudste zus. Ze was het enige gewenste kind in ons gezin. Ze is verwekt om mijn moeder te troosten voor het verlies van haar ouders, haar vrienden en collega’s.

De geboorte van mijn zus ontketende een tomeloze vruchtbaarheid in mijn moeder. Na haar werden nog drie kinderen geboren. Voorbehoedmiddelen hielpen niet en ook een poging tot abortus provocatus bij de laatste zwangerschap bleef zonder gevolg. Mijn broer kwam gezond ter wereld.

Mijn oudste zus was een voorbeeldig kind. Ze was nooit stout. Ze heeft nooit een strafmiddag op school gehad, nooit in de hoek gestaan, nooit strafwerk gekregen. Als volwassene heeft ze voor zover ik weet nooit een bekeuring gehad. Ze rookte niet, ze dronk alleen af en toe een glas wijn of bier. Dat klinkt enorm saai, maar dat was ze allerminst. Ze heeft de hele wereld rondgereisd, voor haar werk en voor de lol. Ze fotografeerde graag, had overal in de wereld vrienden. Toen ze kanker kreeg, troostte zij ons en niet andersom en op haar uitvaart volgde een enorme stoet bedroefde mensen haar felgele doodskist. Ze hield van geel.

Toen wij klein waren, bekleedde zij een aparte positie. Ze stond boven de partijen. Ze maakte geen ruzie, zelfs niet met mijn temperamentvolle tweede zus, met wie ze een kamer deelde. Als mijn moeder haar op vrijdagmiddag, als de weekendboodschappen waren gedaan, een zak snoep overhandigde om te verdelen, deed ze dat nauwgezet. Twee tumtummetjes tegen één zuurtje, drie flikjes voor een droptoffee. Als er een snoepje te weinig was, nam zij er een minder. Hoewel we allemaal anderhalf jaar scheelden, was er meer afstand tussen haar en mijn tweede zus dan tussen die zus en mij. Zij en ik vochten wel, wij pikten elkaars kleren.

Toen we als veertien- en vijftienjarige op de camping merkten dat we sjans hadden, gingen mijn tweede zus en ik op jacht. Mijn oudste zus deed daar niet aan mee. Die kwam ook wel met een kwibus aanzetten, een Duitser nota bene, met wie mijn ouders erg in hun maag zaten, maar ze wilden haar prille liefdesleven niet bederven en hebben die jongen afstandelijk maar beleefd geduld zolang de vakantie duurde.

Ik was geen goed gezelschap voor mijn tweede zus. Zij was broeieriger dan ik. De jongens schrokken van haar. Ik was te onnozel om geraffineerd te zijn en viel beter in de smaak. Ik herinner me dat mijn moeder mij ter verantwoording riep. ‘Je moet rekening houden met je zusje,’ maande ze. Ik had geen idee hoe ik dat moest uitvoeren.

•••

Later, toen ik als psychotherapeut vrouwen hoorde vertellen over hun jeugd, besefte ik hoezeer meiden onder de nabijheid van zussen kunnen lijden. De een is mooier dan de ander of heeft meer succes bij de jongens. De een is geliefder op school of bij een van de ouders; soms wordt een zus voorgetrokken door allebei. Dergelijke spanningen kunnen een leven lang blijven hangen en bepalen dan hoe vrouwen andere vrouwen benaderen.

Ik heb als student een keer in een werkgroep gezeten waar gelijkwaardigheid een eerste eis was. Niemand durfde uit zichzelf iets te opperen, want dan was je een tiran die wilde voordringen. Ik kon mijn mond niet houden en stelde voor de eerste fase van de aftasting over te slaan en gewoon aan het werk te gaan. Het was of ik een godslastering had uitgesproken. Iedereen werd boos. Maar de uitval van één meisje staat me nog bij: ‘Jij bent net mijn zus!’ schold ze.

Mijn tweede zus en ik waren en zijn vooral heel verschillend. Zij wilde in onze tienerjaren een tienerleven, met uitgaan, dansen, make-up en jongens. Ik las romans waar ik somber van werd. Ik overwoog de dood, ik schreef nog net geen gedichten. Toen ik een jongen ontmoette die blues speelde op een mondharmonica, ging ik muziekkelders bezoeken waar nog meer jongeren samen de blues beleden. Het leven was een tranendal, als je dat maar wist.

Het was trouwens niks bijzonders in ons gezin om een beetje droevig te zijn. Het hoorde zo. Kwaad zijn was de verboden emotie. Als mijn ouders ruzie hadden spraken ze geen woord tegen elkaar. Tegen ons wilde mijn vader nog wel eens bulderen, maar ook hij kon geducht zwijgen. Alleen mijn tweede zus hield zich niet aan de regels. Zij werd hardop kwaad; durfde ook ontevreden te zijn, eisen te stellen, zich toe te eigenen waarvan ze vond dat ze er recht op had – allemaal dingen waar bij ons op kousenvoetjes omheen geslopen werd.

•••

In veel gezinnen is er één die de huiscultuur veronachtzaamt. Daar praten de andere gezinsleden dan met zorgelijke stemmen over.

Op een reünie van de middelbare school trof ik twee van de drie zussen en één broer, die in dezelfde tijd als ik op dat lyceum hadden gezeten. ‘Waar is Joke?’ vroeg ik. Joke was de oudste.

De zussen keken ongemakkelijk; de broer ging een biertje halen. Het bleek dat Joke al een paar jaar tevoren te kennen had gegeven dat ze niet langer prijs stelde op de familieband. ‘Ze is anders dan wij,’ zei een van de zussen verontschuldigend. Ik keek haar verrast aan. Het was mij juist opgevallen dat die zussen zoveel met elkaar optrokken. In pauzes aten ze vaak samen, ze deelden vriendinnen. Maar nu bleek dat Joke al die jaren had geleden onder haar zussen. Ze vond dat zij zich altijd had moeten aanpassen. Ze dacht dat haar zussen over haar roddelden en op haar neerkeken, omdat zij een paar keer was blijven zitten.

‘Ze kon niet zo goed leren,’ zei de middelste zus, ‘maar dat maakte toch niet uit?’

Joke was een heel eigen weg ingeslagen. Ze had haar interessante werk bij een cateringbedrijf opgegeven, had een tijd op een Grieks eiland gewoond en was daar een hondenopvangcentrum begonnen. Terug in Nederland had ze een baan gevonden in een café.

‘Volgens ons drinkt ze te veel. En wij vinden het ook niet zo leuk dat ze helemaal geen poot uitsteekt naar onze moeder. Die zit in een verzorgingsflat, vlakbij waar zij woont, nota bene. Maar ze gaat er nooit heen.’

‘Ze wil nog alleen doen waar ze zelf zin in heeft,’ vulde de andere zus aan.

Drank is altijd een dankbaar vervoermiddel voor afkeuring. Sommige mensen kunnen zich iedere dag laten vollopen zonder dat de familie er iets van vindt; anderen worden het voorwerp van zorgelijke besprekingen.

‘Het is niet eens de hoeveelheid, daar gaat het niet om. Er zijn wel meer mensen die een fles wijn per dag drinken. Maar zij kan er niet tegen. Bij het eerste glas gaat het nog. Maar bij het tweede zie je al dat ze niet meer stil kan zitten. Dan komt dat rusteloze erin.’

‘En dan die lollig bedoelde opmerkingen.’

‘En dat gehinnik.’

‘En de volgende dag is ze de helft vergeten van wat er is besproken.’

Zoveel mensen vergeten de helft van wat er is besproken, drank of geen drank, maar dat ene familielid wordt het aangerekend.

•••

Zussen zijn vrouwen. Ze zijn zich terdege bewust van hun onderlinge machtsverhouding. Ze weten welke zus de leukste kinderen heeft, welke zus zichzelf geslaagd vindt, welke zus zich achtergesteld voelt. Die hiërarchie raakt voor een deel op de achtergrond wanneer ze een eigen bestaan opbouwen.

Een zus die in de familie een beetje zielig wordt gevonden omdat ze geen kinderen heeft, is in de tijdschriftenwereld een succesvolle art director. Ze heeft een vriend met wie ze niet samenwoont, maar met wie ze veel reist. Ze is gelukkig met haar leven en met haar werk, maar op de familiedag die ieder jaar wordt gehouden veranderen de zussen gauw van onderwerp als zij aanschuift. Ze hadden het net over hun kinderen en dat is zo sneu voor háár.

‘Ineens ben ik dan weer die zielige kinderloze zus,’ vertelde ze. ‘Het is zo beledigend. Ik heb er al een paar keer wat over gezegd, maar het helpt niet. Ze kijken elkaar veelbetekenend aan en gaan over wat anders praten.’

Misschien ligt het niet eens alleen aan haar kinderloosheid dat ze buiten de gesloten zussenkring valt. Haar hele leven heeft ze gehoord dat zij als enige op haar vader lijkt. Ze is lang en slank, terwijl de zussen klein zijn en voortdurend in gevecht tegen aanstormende kilo’s.

‘Jij hebt gemakkelijk praten,’ zeggen ze. ‘Jij kunt alles eten.’

‘Dat is helemaal niet zo, maar ik sport,’ zegt de vrouw, ‘en ik snoep niet.’

De vader van dit gezin is tamelijk jong overleden. Hij was halverwege de zestig toen hij ziek werd en doodging. De moeder is zich na zijn overlijden op de kleinkinderen gaan richten. Ze past vaak op, ze gaat in het weekend bij de getrouwde dochters op bezoek.

‘En bij mij komt ze nooit,’ zegt de buitengesloten zus. Zij houdt evengoed heel veel van haar zusters en ook van haar moeder. ‘Ik probeer me er maar niet te veel van aan te trekken,’ zegt ze luchtig.

Maar ik weet dat ze overweegt toch nog aan kinderen te beginnen. Ze is bijna veertig en ik denk niet dat haar leven er heel veel leuker op zou worden. Misschien mag ze blij zijn als de natuur verstandiger blijkt te zijn dan zij.

•••