Schoonmoeders
•••
Vanaf het moment waarop een eicel wordt bevrucht, dient het moederschap zich aan en kan een vrouw rekenen op eerbied. Want moederliefde is zuiver en onzelfzuchtig. Maar het keurmerk geldt alleen voor moeders van kinderen die ze zelf hebben gebaard of geadopteerd. Stiefmoeders kunnen het bijna niet goed doen in de ogen van de wereld en schoonmoeders hebben een nog slechtere staat van dienst.
Ik ben nooit wettelijk getrouwd geweest, maar ik heb af en toe samengewoond en heb altijd wel verkering gehad met een of andere geliefde. Voor het gemak noemde ik de moeders van al die mannen ook ‘schoonmoeder’, al was het geen geldige titel.
Ze waren ook te leuk voor een schoonmoeder. Vooral de eerste was een feestbeest.
Ik was zestien toen ik verkering kreeg met een mondharmonicaspeler, die overdag in de fabriek werkte als zwakstroommonteur. Hij had een hekel aan dat beroep, maar van zijn vader mocht hij geen muzikant worden, want artiesten deugden niet.
Wanneer de vader die mening uitdroeg, keek hij met weerzin naar zijn vrouw, want hij verdacht haar ervan dat ze een kunstzinnige aanleg had overgedragen op hun zoon. Daar had hij vermoedelijk gelijk in.
Hijzelf had zo weinig voorstellingsvermogen dat hij zich ieder weekend verveelde. Als hij op zaterdag de auto had gewassen wist hij niet hoe het verder moest. Op de televisie waren alleen Nederland 1 en Nederland 2 en hij had niet één liefhebberij.
Zijn vrouw wel. Die had altijd wat omhanden. Ze was coupeuse en gaf les aan groepjes huisvrouwen. Als er een cursus aan de gang was, hoorde je de dames schateren, want mijn eerste schoonmoeder was aanstekelijk vrolijk.
Elk voorjaar pakte ze een emmer muurverf en ging de plafonds en de muren witten.
‘Wat zie je poep, moet je witten?’ joelde ze en ging aan de slag.
Ik was dol op haar. Bij mij thuis werden alleen fijnzinnige grapjes gemaakt en deed niemand gek. Als er behangen moest worden of gewit, kwam de schilder.
Mijn schoonmoeder hing graag de pias uit. Ze danste met een glas vieux met Seven-Up door het huis en zong dat een pikketanussie er altijd in ging. Alleen als ze voor de spiegel stond werd ze treurig. Ze was klein en gezet.
‘Ik ben een gehaktbal op pootjes!’ weeklaagde ze.
Toen het allang uit was tussen haar zoon en mij, belde ze mij af en toe. Meestal had ze dan al een pikketanussie op. Ze was ook niet meer zo jolig. Haar man was overleden en haar oudste dochter opgenomen in een psychiatrische kliniek.
Ik had erg met haar te doen, maar ik kon haar niet helpen. We waren niet langer familie.
•••
‘Familie?’ riep een vriendin van mij vol afgrijzen uit toen ik haar vertelde over de teloorgang van mijn eerste schoonmoeder. ‘Een schoonmoeder beschouw ik niet als familie.’
‘Wat is ze dan wel?’ vroeg ik.
‘Die van mij is een draak,’ zei ze hartgrondig, terwijl ze gauw even naar links en naar rechts keek of haar man niet in de buurt was.
Ik ging er eens goed voor zitten en maakte een uitnodigend gebaar.
‘Mijn schoonmoeder,’ begon ze, ‘doet grote erge dingen en kleine vreselijke. Wat wil je horen?’
‘Allebei,’ zei ik gretig.
‘Laat ik beginnen met iets groots,’ zei ze. ‘Ik was zwanger van de tweeling. Het zou een keizersnede worden, want er was kans op complicaties. Dat vertelde ik aan haar. Ze zei: “Als het maar niet op vrijdag is, want dan moet ik bridgen.”’
Ik floot bewonderend.
‘Ik werk een paar avonden in de week. Daar houdt zij nooit rekening mee. Ze komt gewoon om vijf uur langs en verwacht dan dat ik thee zet en me met haar ga bezighouden. Daar heb ik helemaal geen tijd voor, want voor ik de deur uit ga, moet ik zorgen dat de tweeling heeft gegeten en ikzelf ook. Om zes uur komt mijn man thuis. Die doet ze in bad en brengt ze naar bed.’
‘Je kunt toch vragen of zij je helpt?’
‘Dat doet ze niet. “Ik ben niet zo’n oppas-oma,” zegt ze. Ze mag inmiddels ook helemaal niet meer oppassen van mij, want de paar keer dat ze het heeft gedaan, haalde ze ook rare streken uit. De tweeling was toen vier maanden. Ze kregen nog geen vast voedsel. Ik moest een middag weg en haalde ze om vijf uur op. Mijn schoonmoeder meldde doodleuk dat zij ze een fruithapje had gegeven. Hun éérste fruithapje! Dat kan toch niet?
En een andere keer, toen ze een jaar of drie waren, had ze postkantoortje met ze gespeeld, met allerlei brieven en enveloppen die op mijn bureau lagen. Er was een brief bij die ik nog niet had verstuurd. De geadresseerde was een man. Die envelop heeft ze opengescheurd en ergens onder het bureau laten slingeren – omdat de inhoud tegenviel, denk ik. Het was een offerte voor iets. Later zei ze dat de kinderen hem hadden opengemaakt. Ik was woedend. “Je zou oppassen!” schreeuwde ik. “Dat betekent dat je zorgt dat ze geen kattenkwaad uithalen!”
Ze doet het expres, omdat ze het onzin vindt dat ik werk. “Je man heeft toch een goeie baan?” zegt ze telkens. Zelf heeft ze nooit iets uitgevoerd en toch vindt ze dat ze het ontzettend druk heeft.
Ik belde haar een keer op. Mijn schoonvader nam aan. Zijn vrouw kon niet aan de telefoon komen, zei hij, want ze was een ei aan het koken. En als ik ergens geen tijd voor heb, zit ze te mopperen dat ik geen goede moeder ben. Of geen goede echtgenote, want kom niet aan haar lieve zoontje.’
‘Wat vindt Lievezoontje van zijn moeder?’ vroeg ik nieuwsgierig.
‘Die probeert de vrede te bewaren,’ zuchtte mijn vriendin, ‘en dat valt niet altijd mee. Want ze is niet alleen tegen mij onaardig. Ze is soms ook enorm lomp tegen de tweeling. Op hun vijfde verjaardag kwam ze maar heel even langs, want ze ging met haar andere kleinkinderen, die iets ouder zijn, naar de film. “Dat snappen die van jou toch nog niet,” zei ze. Maar het was natuurlijk een drama.’
‘Is ze voor dat andere gezin wel leuk en aardig?’
‘Tegen mijn zwager is ze poeslief. Maar hij verdient verschrikkelijk veel geld. Ze kijkt tegen hem op en ze flirt ook met hem. Daar wordt haar dochter dan weer woedend om. Als ze ergens heen gaan, doet ze net of ze slecht ter been is. Moet mijn zwager haar een arm geven en loopt haar dochter er met de kinderen als een soort nanny achteraan.’
•••
Of een schoonmoeder zich als draak of als feestfamilie gedraagt, hangt af van haar visie op de aangetrouwde partij. Als die een vooruitgang betekent, is de schoonmoeder blij. Als haar kinderen een teleurstellende keus maken, laat ze zich van haar boosaardige kant zien.
Mijn moeder deed dat ook. Tegen de vriendinnen van mijn broer deed ze altijd stug, behalve tegen één. Dat was net zo’n kattenkop als zijzelf. De vriendjes van mijn zussen en mij beoordeelde ze volgens haar eigen smaak. Als ze hen zelf aantrekkelijk vond, was ze op haar best. Dan maakte ze grapjes en zette ze een lieve stem op. Ze kon heel gezellig zijn. Tegen de schooljongens die een paar jaar eerder dagelijks bij ons thuis kwamen, was ze opgewekt en spraakzaam. Maar toen wij met eigen vriendjes thuiskwamen gedroeg ze zich heel anders. Vond ze het niks, dan keek ze zo’n jongen aan alsof hij op zes poten onder een natte steen vandaan was komen scharrelen.
Mijn muzikale zwakstroommonteur groette ze niet eens als hij een doodenkele keer bij ons thuis kwam. En van de latere verloofdes vond ze alleen de tropenarts leuk. Hij was de enige die ik wel eens meevroeg als ik bij haar op visite ging. Ze was toen al erg oud en niet meer zo vervaarlijk.
‘Mijn schoonmoeder leek lief,’ vertelde een andere vrouw die ik uithoorde, ‘maar eigenlijk wilde ze mij en de kinderen verslinden. Ze kon goed naaien. Ze kwam altijd met jurkjes voor onze dochter en jasjes voor onze zoon, en toen we voor de eerste keer op wintersport zouden gaan, heeft ze skipakken voor de hele familie gemaakt. Maar ze deed te veel. Als ik ergens naar keek, draaide ze haar hoofd meteen dezelfde kant uit. Als ze bij ons at, had ze haar bord nog niet leeg of ze wilde aan de afwas beginnen. Ze ging een keer met ons mee op kampeervakantie. De caravan stond nog maar net, of ze pakte een emmer en wilde het op een soppen zetten. Ze maakte ons bed op, ze waste almaar af. Ze ging zelfs zo ver dat ze mijn lingerie wilde wassen. Dat mocht absoluut niet van mij. Ik weet nog dat we samen aan een emmer stonden te trekken. Ik won. Maar toen ik het goed aan de lijn had gehangen, sprong zij telkens op om te voelen of het al droog was. Ze bedoelde het misschien goed, maar het was vreselijk.’
•••
Sommige schoonmoeders voeren werkelijk oorlog tegen de koude kant.
Ik kreeg een e-mail van een vrouw die haar schoonfamilie aanvankelijk zonder terughoudendheid tegemoet was getreden. Ze kwam zelf uit een gezellig gezin en was met een lieve man getrouwd. Bij de kennismaking stelde haar schoonmoeder haar allerlei vragen. Dat deed ze bepaald niet uit belangstelling. Ze wilde weten of haar zoon een goede partij had gekozen.
‘Ze vroeg bijvoorbeeld waar ik woonde. Ik noemde de straat en ze zei: “O, dat valt wel mee. Als je maar aan deze kant van het spoor zit.” Mijn ouders wonen aan de andere kant. Die heeft zij dus nooit willen ontmoeten, tot we een keer met de familie van mijn man naar Limburg reden en de koppeling het begaf. Toen is mijn vader ons komen halen en was het: “O, wat geweldig.” Maar op een verjaardag zei ze doodleuk tegen een zus van haar dat ze mijn ouders nooit zag, omdat zij niet zo bij “ons” pasten.’
Ik vond het zo’n buitenissig verhaal dat ik de vrouw om haar telefoonnummer vroeg. Toen ik haar aan de lijn had, vertelde ze nog meer rare dingen die ze had meegemaakt met deze schoonmoeder.
‘Toen we trouwden, bood ze ons wat spullen aan, die ze nog in de berging had staan – een servies en een bijzettafeltje dat ik goed kon gebruiken. Daar wilde ze honderd euro voor hebben! Ik wist niet wat ik hoorde. In onze familie geven we alles weg wat we niet meer nodig hebben. Mijn man vond het heel gewoon dat we moesten betalen; zo deden ze dat bij hem thuis. Ze hadden het ook altijd over geld. Als ik iets nieuws aanhad, werd er meteen aan de stof gevoeld en wilde ze het merk weten en hoeveel het gekost had. En overal had ze commentaar op. Toen we een etage hadden gevonden, hebben mijn ouders en mijn broer geholpen met de verhuizing en met schilderen en behangen. Van de schoonfamilie liet niemand zich zien, maar toen alles af was, kwam mijn schoonmoeder langs. Ze pakte een kandelaar op, die ik op dat bijzettafeltje van haar had gezet. “Hè get, kind, dat staat toch helemaal niet, dat lelijke ding!” zei ze.
Maar het ergste vond ik dat ze altijd aan me zat. Als ik een nieuwe broek had gekocht, tilde ze doodleuk mijn shirt op om te kijken of mijn kont er wel goed in uitkwam. En toen ik zwanger was, zat ze ook steeds aan mijn buik.’
‘Kon jouw man er niet iets van zeggen?’ vroeg ik.
‘Dat heeft hij wel gedaan, maar dat hielp niets. Zij vond dat ik blij mocht zijn dat ze mij accepteerde, met mijn achtergrond. Toen ik dat hoorde werd ik zo kwaad dat ik een hele tijd niet meer naar haar toe ben gegaan. En omdat mijn man uit zichzelf niet zo aan zijn familie hangt, kwamen we er nog alleen maar met haar verjaardag en tussen kerst en oudjaar. Volgens mij vindt zij het best als ze ons niet ziet. Ze vindt mij toch te min. En onze dochter lijkt precies op mij, dus die zal ze ook wel niks vinden. Ze vraagt nooit naar haar.’
•••
Ik kreeg nog een verhaal toegestuurd, dit keer van een schoonmoeder die samen met haar dochter een vijandelijk front tegen het gezin van haar zoon vormt.
Het begon allemaal toen de baby was geboren en de jonge moeder na het zwangerschapsverlof weer aan het werk wilde. Ze heeft een leuke baan bij de bibliotheek en met de hulp van haar eigen moeder, van haar man die eens in de twee weken op woensdag thuis werkt en een crèche lukt het om haar betrekking te behouden. Een doodenkele keer roept ze de hulp van haar schoonmoeder in, maar dat loopt altijd uit op ruzie.
‘Iedere keer als ik vroeg of ze kon komen oppassen, zei ze dat ze eerst aan haar dochter moest vragen of die haar niet nodig had. Als ze dan toch een enkele keer kwam, gebeurde het geregeld dat ze mijn zoon meenam naar haar dochter, zonder een briefje achter te laten waar ze was. En altijd als ik thuiskwam, zat ze aan de telefoon met die dochter te bellen.
Toen mijn zoon anderhalf was, heb ik een miskraam gehad en moest ik naar het ziekenhuis. Mijn man zou me brengen en intussen hadden we iemand nodig om op onze zoon te passen. Ik belde haar. Ze kon niet, zei ze, want haar dochter ging naar de kapper. Ze had al afgesproken dat ze daarheen zou gaan.’
Ik had die schoonmoeder graag eens naar haar kant van het verhaal willen vragen. Dan zou ik ook haar mening over haar schoonzoon willen horen, de man van die dochter. Die zal ze ook geen aanwinst vinden, stel ik me voor; anders hing ze niet de hele dag met haar dochter aan de telefoon.
Maar het was niet zo gemakkelijk om verschillende mensen binnen één familie te spreken te krijgen, vooral niet als er moeilijkheden waren. Autoritaire regeringen zijn zelden gastvrij.
•••
Toch heb ik wel een idee van de omstandigheden bij dit soort ruzierelaties. De verhalen die de schoonzoons en -dochters over hun schoonmoeder vertelden leken erg op elkaar. Het ging allemaal om macht en eigendom.
Het romantische huwelijk is nog niet zo oud. In vroeger tijden sloten families verbintenissen om oorlogen te voorkomen, om landbouwgrond samen te voegen, om geld en titels te verenigen. De bruid en bruidegom trouwen tegenwoordig misschien louter uit liefde, maar de familie ziet er wel degelijk op toe dat de status behouden blijft en de naam niet wordt besmet door de huwelijkskeus. Als er twijfels zijn, is het geen pretje om toe te treden tot de schoonfamilie.
Een vrouw schreef dat haar schoonmoeder helemaal niet zo onaardig was, maar dat ze toch steeds het gevoel had dat ze niet blij was met het huwelijk van haar zoon.
‘Wij konden in het weekend vrijwel nooit samen iets ondernemen. Steevast ging op donderdag de telefoon en belde zij om te vragen of mijn man in het weekend even langs kon komen om iets te repareren, een boodschap te doen, even mee te gaan naar het een of ander. Mijn schoonvader is niet zo goed ter been; daarom moest mijn man opdraven. Maar het viel wel op dat ze altijd ons belde, nooit haar andere zoon, die eigenlijk dichterbij woonde. Ze zei altijd dat die het te druk had. Hij is vrijgezel en gaat ieder weekend stappen. Wij zouden dat ook wel eens willen, maar door haar komt er nooit wat van.’
Als kennissen of vrienden iemand zo zouden behandelen, zou de vriendschap niet lang duren, stel ik mij voor. Maar binnen een familie kunnen misstanden jarenlang doorgaan. Dat komt doordat een kind is opgevoed met de visie die de ouders op de maatschappij hebben. Het duurt lang voor het een eigen mening ontwikkelt, en zelfs dan zal het zo lang mogelijk loyaal blijven en het oorspronkelijke nest verdedigen.
Ik weet heel goed dat mijn ouders rare mensen waren en maak er grapjes over. Maar ik vind het niet plezierig als iemand anders iets lelijks over hen zegt. Familiebanden zijn sterk.
•••
Schoonzoons en schoondochters zijn alleen aangetrouwd, maar laten zich door de schoonfamilie de meest vreselijke dingen welgevallen omdat ze hun geliefde niet willen belasten. Die heeft het al moeilijk genoeg met die bezitterige, afwijzende, kwaadaardige of hulpeloze moeder. Schoonvaders hebben doorgaans veel minder macht. Ze gaan eerder dood, wat al een hoop narigheid scheelt, maar ze hebben in het herfsttij van hun leven ook minder macht en minder praatjes. Vrouwen komen pas goed op gang als ze de veertig gepasseerd zijn.
Een moeder die haar schoondochter verfoeide, maar haar schoonzoon aanbad omdat hij rijk was en maatschappelijk aanzien genoot, meldde aan haar zoon dat ze ging verhuizen. Ze ging in Deventer wonen, waar haar dochter en schoonzoon kortgeleden heen waren verhuisd. ‘Ik heb hier toch niemand,’ zei ze.
‘Ik woon hier toch?’ had de zoon verbouwereerd gezegd, maar hij telde niet, want hij was met háár, en haar moest ze niet. Maar toen er daadwerkelijk verhuisd zou worden, belde zijn moeder hem, omdat hij moest helpen met inpakken en uitpakken. Of hij de lampen kwam ophangen, de televisie aansluiten en allerlei andere karweitjes, waar zijn zwager kennelijk geen tijd voor had.
‘Die woont nog geen vijfhonderd meter bij haar vandaan!’ protesteerde de schoondochter.
‘Laat nou maar,’ bromde haar man.
‘Néé,’ zei de schoondochter vasthoudend, ‘ik laat het helemaal niet. Wat heeft je moeder gezegd?’
Het bleek dat zij vond dat haar dochter en schoonzoon al genoeg rompslomp hadden gehad met hun eigen verhuizing.
De schoondochter had de keus: ze kon doorgaan met ruziemaken, wat hooguit een conflict tussen haar en haar man zou opleveren, of ze kon de strijd opgeven. Uit liefde voor haar man legde ze zich neer bij de omstandigheden.
Ik sprak een gescheiden vrouw die nog iedere dag blij wakker wordt. ‘Wat was er ook alweer zo leuk?’ vraagt ze zich slaperig af. ‘O ja, ik heb geen schoonmoeder meer!’