Ooms

•••

Met een oom kun je lachen. Niet met alle ooms natuurlijk, er zijn vast ook zure of onbeduidende ooms, maar vaak hangen ze de pias uit.

Wanneer mijn collega, een fotograaf met wie ik veel gereisd heb, de dop van zijn taxfree whisky opendraaide, vertelde hij altijd wat zijn oom zei terwijl hij inschonk: ‘Een volle fles maakt een klokkend geluid als je schenkt en dan zei mijn oom: “Dát leren we je nog wel af!”’

Het specifieke van oomgrappen is dat ze altijd opnieuw worden verteld. De oom van mijn verloofde zei steevast wanneer er een koekje bij de koffie werd gepresenteerd: ‘Een kopje koffie. Mét een boterham erbij!’

Thuis krijgen ze waarschijnlijk de wind van voren als ze iedere keer hetzelfde grapje maken. Maar zo eens in de twee maanden, op een verjaardag, wordt het wel getolereerd, en misschien hechten sommige families wel aan de terugkeer van grappen, net zoals ze bepaalde woorden gebruiken die alleen in de familie begrepen worden. Ik heb eens bij mijn buurvrouw gegeten. Ze had een groenteprutje gemaakt. ‘Scheierokus’ heette dat bij hen thuis.

Wij gebruikten het woord ‘reeuwe’ om afkeer tot uitdrukking te brengen. Als we iets werkelijk weerzinwekkend vonden, was het ‘reeuwe-rikkebikke.’ Ieder gezin heeft een lijst rare woorden, liedjes en fluitsignalen die bij de huiscultuur horen.

Een vriendin van vroeger had een Duitse oom, die altijd op haar verjaardag kwam. Het was traditie bij haar thuis dat er voor de jarige werd gezongen.

‘Lang zal ze leven!’ zongen haar familieleden, en na het ‘hiep hiep hoera’ zong de Duitse oom nog even door: ‘Hoog zal ze leven, drank zal ze geven...’

Ik kwam haar een keer tegen, in Muiderberg.

‘Weet je nog, die oom?’ vroeg ik. Ze knikte.

‘Hij is een jaar of acht geleden overleden,’ zei ze. ‘Hij is heel oud geworden. En als we bij elkaar zijn, op een verjaardag, is er altijd wel iemand die dan zegt: “Weet je nog dat hij dat altijd zong, van drank zal die geven? Met dat Duitse accent van hem.”’

Zo worden mensen onsterfelijk.

•••

De rol van een oom is van nature zorgeloos, vooral zolang hij zelf geen kinderen heeft. De neefjes en nichtjes zijn aan hem verwant, dus herkent hij de familietrekken. Maar het zijn niet zijn eigen kinderen en hij hoeft ze niet op te voeden. Net als oma en opa mag hij ze verwennen, aan het lachen maken, te logeren vragen en weer naar huis sturen tegen de tijd dat hij genoeg van ze heeft. Maar oma en opa zijn oud en hij niet. Misschien doen ooms daarom jolig.

Sommige ooms voelen zich zo ongeremd dat ze hun handen niet thuishouden. Dat is natuurlijk helemaal niet leuk. Van alle familieleden die zich aan kinderen vergrijpen, zijn ooms de ergste risicofactoren. Ze hebben de leeftijd, de energie en de gelegenheid. Ze horen bij de familie, dus genieten ze vertrouwen. Niemand komt op het idee dat oom wel eens een geile blik op een neefje of nichtje kan werpen. Dezelfde man die het whiskyverhaal aan mij vertelde, biechtte mij op dat hij op een familiefeest wel eens aan de ontluikende borsten van zijn vijftienjarige nichtje had gevoeld. Hij had een slok op en zij stond in de keuken de toastjes te beleggen.

‘Ik was het helemaal niet van plan,’ zei hij. ‘Ik wilde een hand op haar schouder leggen, maar ineens pakte ik haar borst. Ze draaide zich om. Ik denk dat ze schrok en toen pakte ik haar andere borst ook, trok haar tegen me aan en omhelsde haar alsof ik er niets mee had bedoeld.’

Achteraf schaamde hij zich dood, maar hij was evengoed nooit zijn verontschuldigingen gaan aanbieden. Hij was er domweg niet op teruggekomen en het meisje had ook nooit iets tegen haar ouders gezegd. Zo zijn kinderen: ze durven hun aanrander niet te verraden, omdat ze bang zijn dat zij de schuld krijgen, of ze staan de gedachte niet toe dat hun oom dat werkelijk heeft gedaan. Ze denken dat hun ouders hen ook niet zullen geloven als ze vertellen wat er is gebeurd.

Als ze eenmaal hebben gezwegen, voelen ze zich medeplichtig. Vooral als het misbruik doorgaat. Vaak worden ze ook niet serieus genomen als ze eindelijk zeggen wat er is voorgevallen.

‘Mijn moeder dacht dat ik maar wat verzon toen ik zei dat haar broer verkeerde spelletjes met mij deed,’ schreef een vrouw. ‘Ze was kwaad op me en wilde er geen woord meer over horen.’

Er waren nog veel meer akelige oomverhalen, van neven en nichten die het zichzelf kwalijk namen dat ze zich niet wisten te verdedigen en die niets tegen hun ouders durfden te zeggen omdat ze bang waren dat er ruzie in de familie zou komen. Vrouwen en kinderen denken algauw dat iets hun schuld is.

•••

Een goede oom kan van grote waarde zijn. Ik heb er zo een: mijn oom Kees. In mijn jeugd heb ik hem niet veel gezien, doordat mijn moeder de familie het huis uit keek. Maar later heb ik mijn ooms en tantes toch nog een beetje leren kennen. Oom Kees is inmiddels ver in de tachtig, net als zijn vrouw, en allebei zijn ze glashelder van geest. Vooral mijn oom heeft een fenomenaal geheugen en geeft antwoord op vragen die ik mijn vader – zijn broer – niet meer kan stellen. Voor mij vervullen ze een speciale rol. Ze zijn een soort ouders, die belangstelling hebben voor de jongere generatie. Het is een groot voorrecht om op mijn leeftijd nog even voor kind te mogen spelen. Het zal niet lang meer duren en ik prent me in hoe het voelt.

Maar evengoed maakt oom Kees oomgrappen. Hij is goed in woordspelingen en glundert als je die begrijpt.

•••

Verreweg de meeste ooms die ik ken, zijn geen familie. Ze zitten in het café en laten zich met ‘oom’ aanspreken omdat ze zich zo thuisvoelen in de kroeg. Bovendien krijgen café-omes vaak een drankje aangeboden: ‘Geef ome Cor er ook een!’

Café-ooms hebben niet zelf voorgesteld om ome te worden. Dat doet de barkeeper omdat ‘meneer’ te formeel is en de voornaam alleen te familiair. Maar zodra een oom eenmaal ome is, gaat hij zich ernaar gedragen. Hij wordt door iedereen beleefd gegroet en heeft vaak een eigen plaats in het café.

Op een dag zullen er nog alleen café-ooms bestaan, want de familietitel begint uit de mode te raken. Vrijwel niemand spreekt zijn ooms en tantes nog op die manier aan. Zelfs mijn oom Kees noem ik bij zijn voornaam, en mijn tante Lydia ook. Ik ken nog maar twee broers van middelbare leeftijd die door hun neven steevast met ‘oom’ worden aangesproken. Dat vinden ze vreselijk, want daardoor voelen ze zich stokoud. ‘Zeg toch gewoon Loek!’ heb ik de ene wel eens tegen zijn neef horen snauwen. Maar de neef schudde ferm zijn hoofd. ‘U bent mijn oom,’ verklaarde hij halsstarrig. En hij bleef ook ‘u’ zeggen.

De andere oom, Arie, zat erbij en keek treurig voor zich uit. Mijn blik viel op zijn neus. Die was flink paars. Ome Loek en ome Arie: ze zouden een sieraad zijn voor een café.

•••