Moeders

•••

Moeders doen het nooit goed genoeg. Dat zeggen ze zelf. Terwijl vaders zich in hun carrièrejaren niks van hun gezin aantrekken, voelen moeders zich schuldig, al cijferen ze zichzelf zo hard weg dat er niets van hen overblijft dan wat gespreksstof over de kinderen. Als je vraagt hoe het met ze gaat, antwoorden ze dat hun zoon eindexamen doet en dat hun dochter dit jaar voor het eerst niet meegaat kamperen.

‘En jij?’ dring ik dan aan. ‘Hoe is het met jou?’

Maar dat weten ze niet. Er is geen ‘jou’. Er is alleen ‘mama’. Mam, waar zijn mijn gymschoenen? Mam, waarom is er geen cola, mam, ik kom wat later thuis. Er zijn heel wat kinderen die voor hun vijftigste nooit aan hun moeder hebben gevraagd hoe het met haar gaat. Je vraagt niet aan een boodschappentas of het nog druk was in de supermarkt.

Niet alle moeders zijn onzelfzuchtig.

Ik heb twee mensen gesproken, een man en een vrouw, die allebei een moeder hadden die zowel zwak was als onaardig. En als deze moeders al voor iemand zorgden, dan was het voor zichzelf. Ze werden ook nog allebei drieënnegentig. Dat is een lange weg voor een onplezierige familierelatie.

‘Mijn moeder had niet alleen schaduwkanten,’ zei de man. ‘Ik had ook bewondering voor haar. Ze had alleen huishoudschool gedaan, maar ze had zichzelf ontwikkeld. Ze luisterde naar klassieke muziek, las boeken en ze kon enorm geestig zijn. Haar vriendinnen waren dol op haar, maar ik was geen vriendin, ik was haar zoon. Dat vond ze een zware last. Mijn vader is overleden toen ik nog een baby was. Zij stond er alleen voor, tot ze hertrouwde met een man die mij mishandelde. Daar deed mijn moeder niets tegen. Ze riep wel: “Niet doen!”, maar ze sprong er niet tussen, want ze was bang voor mijn stiefvader. Hij heeft ons een keer het huis uit gegooid nadat hij mij bont en blauw had geslagen. Toch wilde ze geen klacht tegen hem indienen, want ze wilde hem niet kwijt. Na een paar dagen mochten we weer thuiskomen. Ik heb haar wel gevraagd waarom ze bij die rotzak is gebleven. Ze zei dat ze bang was voor de eenzaamheid. Ze is nooit voor mij opgekomen.’

•••

Kinderen gaan ervan uit dat een moeder weet wat er van haar wordt verwacht. Dat na de geboorte, met de melkproductie, de zorgzaamheid op gang komt. Maar het gaat ook wel eens mis. Ik denk dat de moeder van deze man geen idee had van de moederrol.

Moederliefde moet je leren. Oudste kinderen blinken er vaak in uit. Ze worden zelf met veel aandacht door hun eerste levensjaren geleid. Dat is alvast een voorbeeld. Als er meer kinderen in het gezin worden geboren, zijn zij het grote kind dat alles al een beetje kan. Zij mogen de leiding nemen.

Die positie schijnt bepalend te zijn voor hun levenshouding. Oudste kinderen nemen vanzelfsprekend verantwoordelijkheden op zich, ze kunnen ook bedillerig worden. Ze kunnen geen lol trappen.

Ik las een boek waarin de plaats in het gezin uitvoerig werd besproken voor jongens en meiden, van hun jeugd tot in hun latere huwelijk. Volgens de auteurs zullen echtgenoten die allebei oudste kinderen waren elkaar wel goed begrijpen, maar vaak ruzie krijgen over wie de baas is in huis. Het lijkt mij geen theorie waar je een levensvisie op moet funderen, maar het is een aardige manier om naar mensen te kijken.

Ik ken nogal wat jongste zussen die altijd jongste zus hadden willen blijven, al zijn ze inmiddels volwassen en hebben ze zelf kinderen.

Ze zijn niet noodzakelijk slechte opvoeders – misschien is het zelfs leuk om zo’n dartel moedertje te hebben. Maar als je wilt schuilen, in moeilijke tijden, biedt ze geen beschutting. Een collega van vijfentwintig jaar geleden was zo. Ik vond het vroeger leuk dat ze zo onbekommerd was over het moederschap.

‘Ze worden ook wel volwassen zonder dat ik de hele dag op het nest zit,’ zei ze, en dan gingen we een biertje drinken in het café. Maar ze zat nooit op het nest. Ze kookte alleen als ze er zin in had, en heel veel poetsen deed ze ook niet. Haar twee kinderen hadden de sleutel, zodat ze na school het huis in konden. Haar man was ook niet erg met het huishouden en de kinderen begaan. Die ging na het werk naar de sportschool of kroop achter de computer.

Ik dacht in die tijd dat het de nieuwe cultuur was dat moderne ouders eerder bevriend waren met hun kinderen dan dat ze gezag uitstraalden en hen tot voorbeeld dienden. Misschien was het toen ook mode om niet al te volwassen te zijn.

Achteraf lijkt het mij voor de kinderen nadelig. Vrienden kunnen ze zelf nog wel uitzoeken, ouders niet. Daarvan krijg je er twee, als je geluk hebt. Als die hun functie niet serieus nemen, ben je jarenlang bezig om geestelijk op orde te komen.

•••

Mijn ouders waren twintig toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Mijn moeder was net begonnen als verpleegkundige in het Apeldoornse Bos, een psychiatrische instelling. Ze vond het er heerlijk. Ze hield van het werk en voor het eerst in haar leven was ze vrij, kon ze uit dansen gaan, met jongens flirten en eindeloos met collega’s kwebbelen over belevenissen en dromen. Tot de Duitsers aankondigden dat ze het ziekenhuis zouden ontruimen en de mensen zouden deporteren. Mijn moeders jeugd kwam tot stilstand. Ze moest vluchten en ging terug naar Amsterdam.

Mijn vader was de tweede zoon van de directeur van het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis in Amsterdam. Toen mijn moeder daar een baan vond, ontmoetten mijn ouders elkaar. Ik denk dat de romance frivool was bedoeld en niet met de gedachte aan een huwelijk. Maar ze doken samen onder en toen de oorlog voorbij was, zijn ze toch getrouwd. Op het oog waren ze brave mensen. Ze hielden zich aan de wet en ze hebben vier kinderen grootgebracht. Maar in hun gevoelsleven zijn ze hun leven lang adolescent gebleven. Ze hadden plezier in hun eigen tegendraadse meningen en het kon ze niks schelen als ze anderen daarmee bezeerden. Die waren gesetteld en zij lekker niet, of zo min mogelijk.

Ik herken volwassenen die kind zijn gebleven onmiddellijk.

De kinderen van mijn collega zijn inmiddels in de twintig en zijzelf is gescheiden. De zoon heeft een vriendinnetje en doet niet veel anders dan blowen en naar muziek luisteren. ‘Als mijn vader en moeder mij niet groot willen brengen, blijf ik een baby,’ lijkt hij uit te dragen.

De dochter studeert in Amsterdam. Daar heeft ze alles voor zichzelf moeten organiseren. Ze woont op een akelige flat met twee meisjes die geen vriendinnen van haar zijn en ook niet van elkaar. Ze zijn huisgenoten omdat de huur zo hoog is en vrijwel niemand daar wilde wonen. Zij krijgt alleen de kinderbijslag van haar moeder, want die heeft het sinds de scheiding moeilijk met haar financiën. Zoek maar een baantje, heeft ze tegen haar dochter gezegd, maar die kan geen vaste baan nemen, want ze moet ook stage lopen voor haar studie.

Ik ben bij haar thuis geweest op haar verjaardag. Er hing één vreugdeloze slinger, die ze zelf had opgehangen. Haar moeder was al eerder langsgekomen, maar moest nog wat anders doen in de stad.

Het kan misschien geen kwaad dat een kind leert om voor zichzelf te zorgen, maar ik vond het zielig.

•••

Ik ken twintigjarigen die een heel ander leven leiden: mijn beste vriendin heeft maandenlang lopen verven, behangen, poetsen en schuren toen haar dochter een woning had gevonden. Er had een floddergezin in gehuisd, dus was er veel werk. Een nichtje van mij, dat enig kind is, heeft na haar eindexamen reizen mogen maken. Voor haar thuiskomst hadden haar ouders een woning voor haar gekocht. Daar hadden ze voor gespaard.

Dat nichtje is trouwens een aardig meisje, en dat verbaast me eigenlijk. Ze had ook kunnen uitgroeien tot een verwende prinses.

Prinsessen kunnen enig kind zijn, het enige meisje te midden van broers of uit een gezin met uitsluitend prinsessen komen. Ze hebben een goed leven. Ze worden geadoreerd, eerst door hun vader en later door hun geliefde of echtgenoot. Van hun kinderen willen ze ook graag liefde en bewondering, en die krijgen ze. Maar de andere taken die het moederschap meebrengt, vinden ze niet leuk. Baby’s zien er schattig uit, maar ze kwijlen en bevuilen hun luiers; kleuters jengelen en tieners zijn mooier dan hun moeder. Ik vergeet nooit hoe de moeder van mijn vriendinnetje, toen wij een jaar of dertien waren, over haar eigen welgevormde heupen streek terwijl ze haar dochter waarschuwde voor chocola: ‘Daar krijg je puistjes van, schat!’ De schat kreeg inderdaad puistjes en het duurde lang voor ze mooi opdroogde. Haar moeder heeft haar hele leven met haar geconcurreerd. Ze leende de kleren van haar dochter toen die op haar zeventiende dezelfde maat kreeg en hing ze na gebruik ongewassen terug in de kast.

‘Ze droeg altijd een heel sterk parfum,’ heeft de dochter mij later eens verteld. ‘Al mijn kleren roken naar haar.’

Toen de dochter na vijftien huwelijksjaren met een bemiddelde zakenman van haar echtgenoot scheidde, om zich in de armen van een muzikant te storten, bleef haar moeder de schoonzoon trouw, omdat die een beter uitzicht bood op een verzorgde oude dag.

Een prinses kan niet zonder lakei. Dat is meestal haar man.

Ik kwam vroeger vaak bij onze achterburen. De moeder van het gezin kwam uit Frankrijk. Ze sprak met een charmant accent en zag er altijd verzorgd uit. Haar man aanbad haar, maar haar twee kinderen, met wie ik min of meer bevriend was, waren altijd chagrijnig.

‘Jullie hebben zulke lieve ouders!’ riep ik verwijtend, want ik vond ze gastvrij en geestig. Ik mocht altijd mee als ze een uitstapje gingen maken. Als ik ’s ochtends langskwam om samen met de buurkinderen naar school te fietsen, kreeg ik ook een gebakken ei.

‘Wiel jij ook een oeuf?’ vroeg de moeder dan en stuurde pa naar de keuken.

‘Ze houden zoveel van elkaar dat er voor ons geen liefde overblijft,’ legde mijn buurmeisje uit, ‘mijn broer en ik zijn altijd alleen.’

‘Maar jullie ontbijten samen!’ weerlegde ik.

‘Ja,’ zei de buurjongen, ‘dat is het dan voor de rest van de dag. En als mijn moeder Frankrijk mist, gaan ze een week naar Parijs.’

‘Ook als wij proefwerkweek hebben,’ vulde het buurmeisje aan.

Dit gesprek vond vijfenveertig jaar geleden plaats, maar ik ben het nooit vergeten, omdat ik het telkens, in steeds iets andere vorm, opnieuw heb gehoord.

Een vrouw van een jaar of vijftig vertelde over haar familie. Ze komt uit een slagersgezin; haar vader was slager, haar grootvader ook. Toen haar ouders pas getrouwd waren, woonden ze bij zijn vader en moeder in, achter de slagerij. Toen het financieel beter ging, verhuisden ze naar een eigen woning en toen ze werkelijk wat geld gingen verdienen en de drie dochters in hun tienerjaren kwamen, maakten ze reisjes, niet met de meiden, maar met z’n tweeën.

Ze hadden nergens meer tijd voor, alleen nog voor elkaar en hun reisplakboeken. ‘De ongetrouwde zus van mijn vader moest naar het ziekenhuis. Ze vroeg of hij haar wilde brengen. Maar hij weigerde: het komt niet uit, zei hij, want we hebben een reisje geboekt en we moeten nog pakken.’

De moeder van deze vrouw komt uit een gezin met alleen broers. Ze is een onvervalste prinses. Toen de dochter een jaar of achttien was, kreeg ze verkering met een jongen die ziek werd, non-hodgkin, een vorm van kanker die niet te behandelen is. De dochter had veel verdriet, maar ondervond geen troost van haar ouders.

‘Wat ben je toch een zuurpruim!’ verweet haar moeder haar. ‘Je zit altijd maar te janken.’

Toen de jongen was overleden, waren haar ouders uitgenodigd voor de uitvaart. Ze mochten meerijden in een van de volgauto’s, maar ze konden die auto’s zo gauw niet vinden. Toen waren ze maar weer naar huis gegaan.

Ik vroeg aan de vrouw of haar ouders nog leefden. Ze schudde haar hoofd. Ze waren kort na elkaar overleden, en hun nalatenschap bestond voornamelijk uit pijnlijke herinneringen, die de dochters niet met elkaar deelden, want in het gezin werd nu eenmaal niet gesproken, in ieder geval niet over andere zaken dan het weer en de files op de wegen.

•••

Een prinsessenmoeder is afhankelijk van volwassen bediendes die haar bewonderen; een babymoeder maakt het niet uit wie haar vertroetelt. Haar kinderen, haar vrienden en vriendinnen, familieleden en zelfs collega’s – iedereen mag helpen het haar naar de zin te maken. Ze wekt ook meer vertedering dan een prinses.

‘De moeder van mijn vriendin is een schat, maar ze is nooit volwassen geworden,’ vertelde een man. ‘Ze had een zus die zes jaar ouder was en op haar paste. Op haar zeventiende werd ze tijdens een vakantie in Rimini zwanger van een Italiaanse jongen. Hij wilde geen kind, maar zij was katholiek en in die jaren was abortus niet zo gemakkelijk. De zus beloofde te helpen met de baby. Toen ontmoette de moeder van mijn vriendin een Canadese man. Ze ging met hem mee naar Toronto en nam haar zoontje mee. Binnen een jaar raakte ze opnieuw in verwachting, maar ze hield niet meer van de Canadees, dus nam ze de twee kinderen weer mee terug naar Nederland. Ze vond een huis in de straat waar haar zus woonde. Mijn vriendin herinnert zich dat ze haar hele jeugd vrijwel iedere dag bij haar tante was. Zodra haar broer en zij uit school kwamen, trok haar moeder haar jas aan en zei: “Gaan jullie mee, even bij tante Jopie langs?” Dan bleven ze de hele avond. Een enkele keer aten ze thuis. Maar de moeder van mijn vriendin kon niet koken. Nog steeds niet. Als wij bij haar langskomen, haalt ze iets van de chinees. Daar schaamt ze zich wel een beetje voor. Ze staat dan te schutteren en vraagt: “Wat hadden jullie willen eten? Ik kook nooit zo erg.” Dat weten we allang en ik moet erom lachen. Maar mijn vriendin vindt het vreselijk. Ze maakt zich altijd zorgen over haar moeder. Of ze wel goed eet, of ze niets tekortkomt.’

Ik denk dat dat precies de bedoeling is, ook al zal die moeder niet voor de spiegel hebben geoefend in hulpeloze blikken. Ze beseft niet wat ze teweegbrengt, maar doordat het werkt, gaat ze ermee door. Ze is cum laude afgestudeerd in afhankelijkheid. Als een zuigeling vindt ze op de tast de tepel en als die droogvalt, zoekt ze een nieuwe. Haar oudere zus Jopie wordt stram en kan niet meer zo goed voor haar zorgen, maar haar eigen kinderen zijn juist in de kracht van hun leven! Ze gaat met haar zoon en zijn vriendin met vakantie en haar dochter houdt ze de rest van het jaar bezig door voortdurend iets nodig te hebben.

‘Als wij bij haar zijn geweest, zwijgt mijn vriendin de hele treinreis lang terug naar huis,’ vertelde de man. ‘Zelfs tegen ons zoontje zegt ze niks. Ze is dan helemaal kapot. Ik vind dat we er niet zo vaak heen zouden moeten gaan. We komen iedere maand bij haar op visite en dan ook nog op tweede kerstdag, op nieuwjaarsdag en op Moederdag. En een paar dagen in de zomer. Dat is een hele onderneming. Daar staat die moeder nooit bij stil. Verleden jaar op Moederdag vertelde ze wat ze van haar zoon had gekregen, terwijl ze met rode wangen het cadeau openmaakte dat wij hadden meegebracht. Mijn vriendin zei: “Kijk, ik heb van Vincent mooie oorbellen voor Moederdag gehad.” Haar moeder keek haar stomverbaasd aan. Toen zei ze: “O ja, jij bent natuurlijk ook een beetje moeder.”’

Ze bedoelde moeder van kinderen en niet surrogaatmoeder voor haarzelf. ‘Parentificatie’ heet het in de psychologie als kinderen de ouderrol op zich nemen, omdat de ouders zelf in gebreke blijven.

Mijn beste vriendin was zo’n kind. Haar moeder werkte in een café en haar stiefvader had een snackbar. ’s Ochtends lag er geld op tafel, waar de drie kinderen patat met een kroket van konden kopen voor het avondeten.

‘Ik kon geen friet meer zien,’ vertelt mijn vriendin. ‘Op een dag heb ik met dat geld andijvie, aardappelen en gehakt gekocht. Ik kon nog helemaal niet koken, maar dat heb ik op den duur geleerd. Toen aten we voortaan groente en aardappelen. Ik was negen.’

Het is geen goed teken als kinderen zo doen. Een vrouw die Annie heet herinnert zich dat haar ouders dit versje altijd opzeiden over haar:

•••

Anneke Tanneke

Meid, niet van gisteren

ginder en hier.

Paste altijd

heel goed op haar mammie

ze was tenslotte

al bijna vier.

•••

Moeders die kleine meisjes zijn gebleven schieten tekort als ouders, maar ze zijn wel lief. Het is niet moeilijk om een lieve moeder te vergeven.

Als ik terugdenk aan mijn eigen moeder, zie ik het jonge verpleegstertje dat zo graag in het ziekenhuis was gebleven. ’s Avonds, als wij in bed lagen, kwam zij welterusten wensen. Voor ze zelf naar bed ging, ging ze opnieuw bij ons langs. Achteraf begrijp ik dat ze speelde dat ze de avondronde deed. Ze was op zaal. Ze vond het ook leuk als wij ziek waren. Dan kwam ze temperaturen.

•••

Met een wrokkige moeder is het veel moeilijker vrede te sluiten, vooral als een kind denkt dat mama verdriet heeft. Ik hoorde twee verhalen die nogal op elkaar leken. Het ene ging over een moeder die in 1935 met een zeeman was getrouwd. Er waren geen moderne communicatiemiddelen en de vrouw was altijd bang dat haar man iets zou overkomen. Iedere keer dat hij uitvoer lag ze dagenlang huilend op bed. Haar oudste dochter zorgde dan voor het gezin. Dat was haar taak en dat bleef haar taak, alle jaren dat haar vader werkte, ook toen ze zelf trouwde. Want er was ook nog een zusje met het syndroom van Down dat veel aandacht nodig had. Dat bracht de moeder niet op; die had het te druk met huilen. De vrees dat haar man niet thuis zou komen gijzelde het hele gezin. Voor niks, want de zeeman werd eenennegentig.

De vrouw in het andere verhaal had minder geluk. Haar man stierf toen ze nog geen dertig was. Hij liet haar met drie kinderen achter en ze kwam niet over haar verlies heen en dat hebben de kinderen geweten. Zij mochten dan hun vader kwijt zijn, dat was niets vergeleken met het verdriet dat de moeder tentoonspreidde. Ze huilde veel en alle problemen waren haar te machtig. De kinderen moesten altijd rekening met haar houden, altijd over haar waken, haar koesteren als een breekbaar vaasje waar al een barst in zat. Ze kwamen nooit aan hun eigen emoties toe, want daar lag moeder Cerberus haar privilege op rouwvertoon te bewaken.

Het was waarschijnlijk niet eens uit kwaadaardigheid dat deze moeder haar kinderen kapotmaakte. Ze wist niet beter. Haar eigen moeder had haar iets vergelijkbaars aangedaan. Deze vrouw was getrouwd met een man die haar één keer met een ander had bedrogen, met haar bloedeigen zus. Dat is natuurlijk een kwetsuur van jewelste, maar een volwassene trotseert de storm, vecht het uit met de zus, vloekt het uit met de man en neemt het leven dan weer op. Zo niet deze vrouw. Ze heeft haar verwijt meer dan veertig jaar als een kostbaar kleinood met zich meegedragen, om er haar man bij iedere gelegenheid mee om de oren te slaan. Ze heeft haar zus tot in de derde generatie vervloekt, maar wie ze het diepst heeft getroffen, zijn haar eigen kinderen. Die zijn hun leven lang bang geweest voor de woede van hun moeder, en alsof dat nog niet genoeg straf was, is de vrouw op haar achtenzeventigste alsnog de zee in gelopen om met haar verdrinkingsdood te benadrukken dat ze ongeneeslijk gewond was. Zo heel gek is het dus niet dat haar dochter heeft geleerd wat je zoal kunt winnen met een emotie.

•••

Wie je bent wordt bepaald door genetische aanleg, door ervaringen en door de geschiedenis die aan je eigen bestaan voorafging. Die is lang niet altijd duidelijk. Soms komen mensen pas heel laat achter de gebeurtenissen uit het verleden en zien dan hoe een emotionele rekening van generatie naar generatie wordt doorgeschoven.

Ik kreeg het levensverhaal toegestuurd van een vrouw die pas vrede met haar jeugd kon sluiten toen ze begreep hoe haar grootmoeders geschiedenis haar zelfbeeld had bepaald.

Deze grootmoeder had een zus die mooi, intelligent en rijk was. Ze was in 1938 met een man getrouwd die uit een vooraanstaande familie kwam. De grootmoeder sloot een minder fortuinlijk huwelijk. Zij trouwde met een politieagent, die zich in 1942 aanmeldde bij de NSB. In de oorlog had hij werk en leed zijn gezin geen honger, maar na de oorlog werd hij geïnterneerd en veroordeeld. Er was inmiddels een dochter. Dat was de moeder van de briefschrijfster. Zij heeft een nare jeugd gehad, doordat er altijd schande en geldgebrek waren. Het gezin woonde in een kleine gemeenschap, waar iedereen wist dat die vent fout was geweest. De echtgenote werd ook met wantrouwen bekeken, omdat ze evengoed de hele oorlog bij hem was gebleven. Bovendien moest ze uit werken om geld te verdienen en zat haar kind altijd alleen thuis. Daar werd ook over geroddeld. Niet alleen de dorpsgenoten keken op de vrouw neer, haar rijke zus deed dat ook, al hielp ze wel door geld te geven.

Op een dag werd het meisje zwanger. Dat was een nieuwe vlek op de reputatie, want ze was pas zeventien en zat nog op school. Ze trouwde met de verwekker van de baby en kreeg later nog twee dochters, van wie ze de ene naar haar moeder vernoemde en de andere naar haar rijke tante. Ze bleef altijd thuis en is nooit buitenshuis gaan werken, omdat ze niet wilde dat haar kinderen net zo’n eenzame jeugd zouden hebben als zijzelf. Toen de vrouw die mij de brief schreef trouwde en een dochtertje kreeg, heeft ze zich heel lang schuldig gevoeld omdat ze bleef werken en haar kind een paar ochtenden per week naar de crèche bracht. Pas toen ze besefte dat haar visie op modern moederschap werd overschaduwd door het verleden, kon ze zichzelf toestaan haar eigen weg te volgen.

•••

Ik heb nog een verhaal over een helleveeg van een moeder. De dochter, die een jaar of veertig is, mailde me en ik kreeg haar telefoonnummer. Ik mocht alleen op een bepaald moment van de dag bellen, als haar kinderen niet thuis waren, want die weten niet dat ze een grootmoeder hebben. Ze heeft hun verteld dat die allang dood is.

‘Ik was een nakomertje. Ik ben tien jaar na de twee oudere kinderen geboren. Mijn moeder was toen tweeënveertig.

Ze zei nooit dat ik een nakomer was. Ze noemde mij “een ongelukje”. Ze heeft mij altijd geterroriseerd. Ze deed bijvoorbeeld of ze ziek was. Dan hing ze als een nat washandje in een stoel. “Leunie, ik ben zo ziek, jij moet de was doen!” zei ze. Maar zodra ik de deur uit was om naar school te gaan, sprong ze op en ging ze op de fiets het dorp in. Dat hoorde ik van de buren. In een klein Zeeuws dorp kun je niet veel voor elkaar verborgen houden.

Of ze dreigde met zelfmoord. Daar was ik erg bang voor. Haar broer heeft zich verhangen, bij ons in de schuur. Ik vond hem toen ik mijn fiets ging wegzetten. Ik was twaalf.’

Was er geen vader?

‘Jawel, maar die was altijd aan het werk. Hij was vrachtautochauffeur en vaak wekenlang van huis. Hij kon me niet helpen. Hij kon ook niet tegen mijn moeder op. Hij is omwille van mij pas van haar gescheiden toen ik het huis uit was. Mijn oudere broer en zus kwamen ook zo min mogelijk thuis. Zij heeft de hele familie uit elkaar gedreven. Ik probeerde wel eens iets tegen mijn broer te zeggen over de ellende thuis, maar die wilde er niets van horen en noemde mij een aanstelster.

Ik ben zo snel mogelijk het huis uit gegaan, de verpleging in. In die tijd kon je al op je zeventiende intern wonen. Dat wilde ik wel! Maar het werk was zwaar en ik had veel last van mijn menstruatie. Ik bloedde zo erg dat de dokter mij een curettage aanraadde. Mijn moeder heeft toen overal in het dorp rondverteld dat ik een abortus had laten plegen. Ik was nog niet eens achttien! Ze heeft later, toen ik een poosje in Amsterdam woonde voor mijn opleiding, aan haar buren verteld dat ik daar op de Wallen achter het raam zat.’

Ik hoorde een bittere toon in de stem van de vrouw en ik probeerde me een voorstelling te maken van deze vreselijke jeugd. Hoe groei je op na zo’n begin? Wat voor mens word je?

Ik was op een avond in een theater in Goes, toen een aantrekkelijke vrouw naar mij toe kwam. Ze was chic gekleed en droeg bescheiden make-up. Ze noemde haar naam: Leunie. Niets in haar uiterlijk of haar kalme uitstraling deed vermoeden wat voor achtergrond ze had.

‘Je bent niet alleen,’ zei ik tegen haar. ‘Er zijn niet zo heel veel moeders zoals die van jou, maar ze bestaan wel.’

Ik vertelde haar over een collega van mij, die ooit een boek over haar moeder zal schrijven. Die liep – naar haar zeggen – op haat, zoals een auto op benzine. Deze dochter is in de hongerwinter geboren en haar moeder noemde haar een kannibaal, omdat de zwangerschap haar calorieën kostte. Ze klaagde haar leven lang over alles en iedereen. Wanneer haar buurvrouw haar aanbood de zware vuilniszak buiten te zetten, noemde ze dat bemoeizucht. Ze nam van niemand hulp aan en verwachtte dat haar enige dochter alles voor haar zou doen, en dan was het nog niet genoeg. Als ze op bezoek kwam, bleef ze van tien uur ’s ochtends tot tien uur ’s avonds en eiste de volledige aandacht. Van haar kleinkinderen moest ze niets hebben. Ze kon hun namen niet onthouden en toen de jongste als baby een keer heel ziek was en dreigde te overlijden, zei ze tegen haar dochter: ‘Ik begrijp jou niet. Jullie kunnen toch nog een kind maken?’

Ze was natuurlijk knettergek, maar de dochter kon de last met niemand delen en die ook niet van zich af wentelen. Haar vader stierf toen ze dertien was en ze had geen broers of zussen. Aan haar echtgenoot had ze ook niet veel; bovendien is ze na een jaar of vijftien van hem gescheiden. Haar moeder is pas doodgegaan toen ze drieënnegentig was en haar dochter inmiddels tot pulp had vermalen.

Hoe komt het toch dat dit soort krokodillen maar doorleeft?

In een tijdschrift over psychologie heeft eens een artikel over oude machthebbers gestaan. Die schijnen ook niet van de bol af te schoppen te zijn. De veronderstelling die de schrijver van het artikel ontvouwde was dat macht een van de sterkste levenselixirs is. Mensen die veel zeggenschap over hun eigen bestaan hebben, blijven al gezond, maar degenen die macht kunnen uitoefenen over anderen floreren helemaal als paardenbloemen in een weiland. Omgekeerd verwelken mensen die nergens over mogen meepraten.

Automobilisten die niet aan de file kunnen ontkomen, werknemers die op een kantoor zitten waar de ramen niet open kunnen en waar de de temperatuur automatisch wordt geregeld, mensen die hun werktijden niet kunnen bepalen, ex-echtgenoten die geen enkele invloed kunnen uitoefenen op hun rol in het leven van hun kinderen, vrouwen met onberekenbare mannen, mannen die worden voorbijgestreefd door rivalen, iedereen die niets heeft in te brengen en het hoofd moet buigen voor overmacht, is vatbaar voor aandoeningen die de dood teweeg kunnen brengen. Kanker is geen ziekte die je kunt voorkomen door maar flink positief te denken, maar een weerbare geest wil nog wel eens samengaan met een weerbaar lichaam. Machtige mensen zorgen in de eerste plaats goed voor zichzelf en zien anderen als werktuigen die dienen voor hun gerief.

•••

Ik had een gesprek met een man die zielsveel van zijn moeder houdt.

‘Wij hebben zo’n intense band!’ zei hij. ‘Als mijn moeder het moeilijk heeft, voel ik dat hier.’ Hij wees op de plek waar je iemand een stomp in zijn maag verkoopt. Vervolgens vertelde hij hoe zijn moeder doet als hij langskomt.

‘Ze geeft me altijd iets mee voor onderweg. Een zakje brood, wat fruit, een mueslireep,’ vertelde hij glimlachend.

Ik trok een bedenkelijk gezicht. De man is achter in de dertig. Die kan toch warempel zijn eigen bammetje wel klaarmaken?

‘Ach, ze vindt dat leuk. Het is alleen wel eens lastig. We waren op de begrafenis van een oud familielid. Ik wilde eigenlijk weg, want het was nog best een eind rijden. Maar ik mocht nog niet weg, want mijn moeder had brood voor mij en dat lag in de auto en die auto stond op de parkeerplaats en mijn vader had de autosleutel en hij was met iemand aan het praten.’

Ik heb de afgelopen tijd zoveel familieverhalen gehoord dat ik dit soort mededelingen niet meer onbevangen kan aanhoren. ‘Je kon dus niet weg,’ antwoordde ik bot.

‘Nee,’ zei hij hulpeloos en hij vertelde nog een verhaal.

Hij is homoseksueel. Zijn zwager is ouderling en heeft een hekel aan iedereen die niet wit, christelijk en hetero is. Toen die twee elkaar op de verjaardag van hun moeder ontmoetten, stapte het gezin van zijn zus onmiddellijk demonstratief op. Het zou een goede gelegenheid voor de moeder zijn geweest om haar positie te laten gelden en ferm tegen haar dochter en schoonzoon te zeggen dat er in haar huis beleefd gedaan moet worden tegen alle gezindten, maar dat deed ze niet. Ze rende achter die zus en zwager aan om hun te smeken niet zo ongezellig te doen, en toen die niet terugkwamen, zei ze tegen haar zoon dat hij het maar niet erg moest vinden. Ik kan me voorstellen dat hij heel gevoelig is geworden voor de signalen die zijn moeder uitzendt.

Toch weet ik zeker dat zij het allemaal goed bedoelt. Vrijwel niemand staat ’s ochtends op om handenwrijvend te bedenken welke gelegenheden tot kwaadstichten zich vandaag weer zullen voordoen. Juist moeders hopen dat hun kinderen in liefde en dankbaarheid aan hen terug zullen denken. Dat is niet eens zo’n onbereikbaar doel. In feite is het eenvoudig.

Een goede moeder ziet het onderscheid tussen haar eigen leven en dat van haar kinderen, en houdt daar rekening mee. Ze is toegankelijk, maar niet grenzeloos beschikbaar. Ze geeft richtlijnen, geen bevelen. Ze volgt de ontwikkeling van haar kinderen met belangstelling. Ze komt voor hen op en maakt ze niet kapot.

•••