Epiloog
Toen we wegreden van het huis keek ik niet achterom. Ik had
het gevoel of ik een sprookjesboek verliet en het omslag achter me
dichtgeklapt werd. Ik wilde niet zien hoe mijn verhaal zou aflopen.
Ik wilde het me altijd blijven herinneren zoals het was: vrolijk,
warm, vol met de magie van bloemen en vogels, konijntjes en
eekhoorns, een fantasiehuis, mijn land van Oz.
Ik zat achterin de grote auto. In de kofferbak lagen twee
koffers met mijn nieuwe kleren, schoenen en balletkostuums, en mijn
prachtige spitzen. Eerst had ik niets mee willen nemen. Ik wilde
vertrekken met niet veel meer dan ik had toen ik kwam. En toen
bedacht ik dat ik, als ik die dingen niet had, op een ochtend
wakker zou worden en denken dat ik alles gedroomd had, alle
gezichten, alle stemmen, zelfs mijn verjaardagsfeest.
‘Ik hoop dat je blijft dansen,’ zei Sanford. ‘Je werd echt
heel goed.’
Ik zei niets. Ik bleef stil zitten en staarde uit het zijraam
naar het landschap. Ik had het gevoel of de wereld op een lint lag
dat ontward werd en achter ons aan zweefde. Nu en dan zei Sanford
iets anders. Ik zag dat hij naar me keek in de
achteruitkijkspiegel. De blik in zijn ogen was bedroefd en
schuldbewust.
‘Ik hoop dat Celine beter wordt,’ zei ik.
‘Dank je. ‘En weer zag ik tranen in zijn ogen.
We gingen naar het groepspleeghuis, dat The Lakewood House
werd genoemd. Sanford legde uit dat het geleid werd door een
echtpaar, Gordon en Louise Tooey, die er vroeger een
pension in dreven. Het was iets minder dan twee uur
rijden.
‘Het zal maar tijdelijk zijn, dat weet ik zeker,’ zei
hij.
Onderweg wilde hij stoppen om me iets te laten eten, maar ik
zei dat ik geen honger had. Hoe eerder we er waren en ik met mijn
nieuwe leven kon beginnen, hoe beter, dacht ik. Op het moment had
ik het gevoel of ik in een lege ruimte zweefde.
Sanford volgde geschreven aanwijzingen, maar hij verdwaalde
een keer en moest stoppen bij een garage om de weg te vragen.
Eindelijk waren we op de weg die naar het groepshuis voerde.
‘Daar is het,’ verklaarde Sanford.
Voor ons lag een heel groot, grijs huis van twee verdiepingen.
De tuin was even groot of zelfs nog groter dan die van Sanford en
Celine. Ik zag vier jonge meisjes lopen naar iets wat op een
balveld leek. Twee tienerjongens waren bezig gras te maaien en een
lange, gespierde man met een dikke bos donkerbruin haar en een
fijnbesneden gezicht schreeuwde naar een paar andere kinderen die
het gemaaide gras bijeenharkten.
‘Ziet er goed uit,’ merkte Sanford op.
Toen we geparkeerd hadden haalde hij mijn koffers uit de auto.
Een lange brunette met haar tot op haar schouders, dat naar
achteren gestoken was, kwam door de voordeur naar buiten. Ze leek
een jaar of vijftig, en het mooiste aan haar vond ik haar
verrassend blauwe ogen.
‘Dat moet Janet zijn. Ik heb je de hele dag al verwacht,
lieverd,’ zei ze, terwijl ze naar me toekwam. ‘Wat een mooi klein
meisje ben je.’
‘Ja, dat is ze,’ zei Sanford triest.
‘Welkom in Lakewood House, schat. Ik heet Louise. Ik zal je je
kamer wijzen. Voorlopig heeft ze nog een eigen kamer,’ zei ze tegen
Sanford, ‘maar we verwachten binnenkort nieuwe kinderen.’
Hij knikte glimlachend.
‘Gordon!’ riep Louise. ‘Gordon!’
‘Wat is er?’ riep hij terug.
‘Het nieuwe meisje is er.’
‘Mooi zo. Ik moet deze kinderen in de gaten houden, anders
doen ze alles verkeerd,’ zei hij. Hij leek me nogal mopperig.
‘Gordon is erg trots op het huis en de tuin,’ legde Louise
uit. ‘We helpen allemaal mee. Maar dat merk je wel. Het is leuk,’
zei ze. ‘Kom binnen. Alsjeblieft.’ Ze legde haar hand op mijn
schouders en liep met me de trap op naar de voordeur.
Er was een kleine hal en daarachter een grote kamer met oude
meubels.
‘Het Lakewood was vroeger een van de meest geliefde pensions
voor toeristen,’ zei Louise tegen Sanford. Ze ging verder met uit
te leggen hoe het toerisme achteruit was gegaan, en zij en haar
man, Gordon, hadden besloten het huis als een groepspleeghuis in te
richten. Ze had geen eigen kinderen, ‘maar ik beschouw mijn
pupillen als mijn kinderen.’
We gingen naar boven en bleven staan bij een kamer die half zo
groot was als mijn kamer in het huis van de Delorices.
‘Ik heb hem net grondig schoongemaakt. De meisjes delen de
badkamer aan de overkant van de gang,’ verklaarde Louise.
‘Samenwerking is het sleutelwoord hier,’ zei ze tegen Sanford. ‘Dat
bereidt ze voor op het leven.’
Sanford glimlachte weer en zette mijn koffers op de
grond.
‘Goed,’ zei Louise, terwijl ze van hem naar mij keek. ‘Ik zal
jullie de tijd geven om afscheid te nemen en dan zal ik Janet het
huis laten zien.’
‘Dank u,’ zei Sanford.
Ze liet ons alleen en ik ging zitten op wat mijn bed zou
worden. Hij bleef even zwijgend staan.
‘O, en ik wil je wat geld geven,’ begon hij, en pakte een
portefeuille uit zijn zak, waaruit hij een paar biljetten van hoge
waarde haalde. Ik begon al nee te schudden. ‘Alsjeblieft, pak aan
en verstop het,’ drong hij aan. ‘Zodra je de kans krijgt moet je
het naar de bank brengen. Met wat geld van jezelf koop je een
beetje onafhankelijkheid, Janet.’ Hij stopte het
geld in mijn hand. ‘Je zult hier niet lang blijven,’ zei hij,
om
zich heen kijkend. ‘Je bent een heel talentvol, mooi
kind.’
Ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen.
‘Misschien kom ik je van tijd tot tijd opzoeken. Zou je dat
prettig vinden?’
Ik schudde mijn hoofd en hij keek verbaasd.
‘Nee? Waarom niet?’
‘Als je ouder wordt, verlies je je geheugen,’ zei ik, ‘en
herinner je je niet wat je niet meer kunt hebben.’
Hij staarde me aan en glimlachte toen.
‘Wie heeft je dat verteld?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Niemand. Ik heb het op een keer
bedacht.’
‘Waarschijnlijk heb je gelijk. Dat is de natuur. Maar ik hoop
dat je mij niet zult vergeten, Janet. Ik zal jou ook niet
vergeten.’
‘Celine heeft me al vergeten,’ zei ik.
‘Ze haalt je alleen door elkaar met herinneringen aan
haarzelf,’ zei hij.
‘Dan is het beter dat ze vergeet.’
Hij keek of hij in tranen uit zou barsten. Het enige wat hij
ooit eerder had gedaan was me zacht op mijn voorhoofd kussen mijn
hand vasthouden als we een straat overstaken. Deze keer ging hij op
zijn knieën liggen en omhelsde me, hield me even stevig vast.
‘Ik wilde een dochter hebben zoals jij, meer dan wat ook ter
wereld,’ fluisterde hij. Toen kuste hij me op mijn wang en stond
snel op, draaide zich om en liep de kamer uit. Ik hoorde zijn
voetstappen op de trap.
Een tijdlang staarde ik alleen maar naar de grond. Ten slotte
liep ik naar het raam en keek omlaag en zag zijn auto verdwijnen.
Ik begon te huilen. De eerste traan rolde al als een hete druppel
over mijn wang, toen plotseling een mooie vlinder op de vensterbank
neerstreek. Hij bleef zitten en vloog toen omhoog in de wind. Ik
keek hem na toen hij wegfladderde en ik dacht, op een goede dag ben
ik dat.