Twaalf
‘Wat heeft ze?’ hoorde ik een stem zeggen. Hij klonk van heel
ver weg, als een stem aan het eind van een tunnel, dus was hij
moeilijk te herkennen.
‘Alle vitale tekenen zijn goed. Dit is een soort angstaanval,
Sanford.’
‘Dat is belachelijk,’ snauwde een andere stem. De duisternis
begon iets te wijken. ‘Ze heeft niets om bang voor te zijn. Ze
heeft meer dan de meeste meisjes van haar leeftijd hebben.’
‘Je weet niet zoveel over haar verleden als je denkt, Celine.
Er zijn veel dingen die in het onderbewustzijn zijn opgeslagen en
gaan werken. En dit kan te wijten zijn aan het psychologische
trauma van haar eerste menstruatie,’ ging hij verder.
‘Heb je ooit zoiets belachelijks gehoord? Dokter, toe dan,’
hield Celine vol. ‘Geef haar iets.’
‘Er valt haar niets te geven dan wat tijd en heel veel tedere
en liefdevolle zorg, Celine.’
‘Wat denk je dat ze gehad heeft?’
‘Celine.’ Sanfords krachtige stem brak door de duisternis
heen.
‘Nou ja, hij praat alsof we het kind hebben gemarteld,’ zei
ze.
De duisternis week nog wat meer en het licht werd sterker,
groter. Mijn oogleden trilden.
‘Ze wordt wakker.’
Ik deed mijn ogen open en keek in het gezicht van dokter
Franklin.
‘Hallo,’ zei hij glimlachend. ‘Hoe gaat het?’
Ik was in de war. Ik deed mijn ogen dicht en probeerde
te
denken en toen deed ik ze weer open en keek om me heen. Ik was
nog in mijn kamer. Ik zag Celine aan het voeteneind van mijn bed;
Sanford stond naast haar met zijn hand op de rugleuning van haar
stoel.
‘Kun je rechtop zitten?’ vroeg de dokter.
Ik knikte en kwam overeind. Ik voelde me een beetje duizelig,
maar dat ging snel voorbij en toen zat ik rechtop. Ik had een doffe
pijn in mijn rug en een raar gevoel in mijn maag. Ik keek op de
klok en zag dat het halverwege de middag was.
‘Goed zo. Het komt prima in orde,’ zei de dokter. ‘Een dagje
rust. Het ergste is voorbij.’
‘O ja?’ vroeg Celine droogjes. Ze schudde haar hoofd en keek
woedend naar mij.
De dokter maakte zijn tas dicht en verliet de kamer met
Sanford. Celine reed dichter naar me toe.
‘Ik weet niet wat er met me gebeurde, moeder,’ zei ik. ‘Ik zal
me aankleden.’
‘Aankleden?’ Ze lachte schril. ‘Waarvoor? Het is voorbij. Je
kans om op die school te komen is voorbij. We zijn de auditie
misgelopen.’
‘Kan het niet een andere keer?’ Mijn keel was zo droog dat het
spreken me pijn deed.
‘Nee. Dat heeft geen enkele zin,’ zei ze met samengeknepen
ogen. ‘Ze hebben tientallen meisjes beoordeeld en hebben de
opengevallen plaatsen inmiddels opgevuld.’
‘Het spijt me,’ zei ik.
‘Mij ook. Al dat werk, die uren en uren les, de beste
spitzen...’ Ze schudde haaar hoofd, draaide haar stoel om en reed
mijn kamer uit.
Ik stapte uit bed en liep naar de badkamer. Ik voelde me of ik
op een vloer van ballonnen liep. Mijn enkels wiebelden, maar werden
toen sterker. Ik spatte koud water op mijn gezicht en borstelde
mijn haar naar achteren. Ik voelde me nog steeds zwak toen ik naar
mijn kast liep en iets zocht om aan te trekken. Mil- dred kwam mijn
kamer binnen toen ik me net had aangekleed.
‘Meneer Delorice vroeg me te gaan kijken of je honger had,’
zei ze. ‘Ik zal wat boven brengen voor je.’
‘Nee, ik kan wel beneden komen. Dank je, Mildred.’
Ze zei dat ze wat soep voor me zou warmen en een tosti zou
maken, en ik zei dat me dat heerlijk leek. Toen ik de gang inliep,
zag ik dat de deur van Celines slaapkamer openstond, dus keek ik
naar binnen. Ze lag in bed en staarde naar het plafond.
‘Ik voel me beter,’ zei ik. Ze gaf geen antwoord. ‘Gaat het
goed met u, moeder?’
Ze sloot haar ogen. Mijn hart begon te bonzen. Was ze zo kwaad
op me dat ze net zou doen of ze me niet hoorde? Ik liep haastig
weg, de trap af. Sanford stond in zijn studeerkamer te bellen met
iemand van de fabriek. Hij zwaaide toen ik in de deuropening
verscheen en gebaarde dat hij direct bij me kwam. Ik ging naar de
eetkamer en Mildred bracht me mijn soep en tosti.
‘Is Celine erg kwaad op me?’ vroeg ik toen Sanford
binnenkwam.
‘Nee, nee,’ zei hij. ‘Ze is teleurgesteld, maar morgenochtend
ziet alles er weer beter uit. Dat doet het altijd. Hoe gaat het met
jou?’ vroeg hij, over mijn haar strijkend.
‘Beter. Ik voel me of ik net een hoge berg heb beklommen en
kilometers hardgelopen heb,’ antwoordde ik. Hij knikte
lachend.
‘Ik denk dat de vrouwen gelijk hebben als ze zeggen dat mannen
het gemakkelijker hebben. Ik zal even bij Celine gaan kijken.’ Hij
liep de kamer uit en naar boven.
Toen hij beneden kwam keek hij bezorgder. Hij glimlachte naar
me en zei dat hij naar de fabriek moest.
‘Celine rust. Probeer haar niet te storen,’ zei hij voor hij
wegging.
Ik liep stilletjes de trap op en wilde heel even bij haar
binnen kijken, maar haar deur was gesloten. En dat bleef hij de
rest van de dag en de avond. Ik keek televisie, las, en ging naar
bed voordat Sanford terugkwam uit de fabriek.
Toen ik de volgende ochtend wakker werd, voelde ik me een stuk
beter. De zon scheen vrolijk door mijn gordijnen. Ik wilde iets
fleurigs dragen, dus koos ik een gele blouse met een witte rok en
de lichtblauwe gymschoenen die Celine en Sanford de eerste week dat
ik hier was voor me hadden gekocht. Ik bond mijn haar in een
paardenstaart. Toen ik mijn kamer uitkwam, zag ik dat de deur van
Celines slaapkamer nog steeds dicht was. Ik verwachtte Sanford
beneden aan de eettafel te vinden, zijn krant lezend en op me
wachtend, zoals hij bijna elke ochtend had gedaan sinds ze me uit
het weeshuis hadden gehaald.
Maar toen ik beneden kwam was er niemand in de eetkamer.
Mildred kwam uit de keuken en vertelde me dat Sanford heel vroeg
was opgestaan en al weg was.
‘En mijn moeder?’ vroeg ik.
‘Ik heb haar ontbijt bovengebracht, maar ze heeft gisteravond
niet veel gegeten en ze leek niet veel belangstelling te hebben
voor haar ontbijt. Ze heeft nauwelijks iets gezegd,’ ging ze
hoofdschuddend verder. ‘Ik denk dat ze ziek is.’
‘Misschien is Sanford naar de dokter,’ zei ik.
‘Nee,’ zei Mildred. Aan de manier waarop ze haar lippen op
elkaar kneep kon ik zien dat ze meer wist. ‘Hij is niet naar de
dokter.’
‘Wat is het, Mildred? Wat is er nog meer mis?’
‘Ik weet niet of er iets mis is,’ zei ze. ‘Meneer Delorice was
vanmorgen heel bezorgd over de zaak. Niet dat ik zijn
telefoongesprekken afluister,’ voegde ze er snel aan toe.
‘Dat weet ik, Mildred. Vertel me wat je weet,’ vroeg ik
smekend.
‘Er is van de week iets gebeurd op de fabriek, maar ik weet
niet wat. Ik weet alleen dat het hem erg van streek maakte. Ik zal
je ontbijt brengen.’
‘Ik ga eerst naar boven naar mijn moeder,’ zei ik, en liep
haastig de trap op. Ik klopte op Celines deur, maar ze gaf geen
antwoord. Ik wachtte even en deed toen langzaam de deur open en
keek naar binnen.
Celine zat in haar rolstoel en staarde uit een raam. Ze was
nog in haar nachthemd en haar haar was niet geborsteld. Ze had geen
lippenstift op.
‘Moeder?’ zei ik, en ging achter haar staan. Ze staarde
slechts door het raam. ‘Gaat het goed met je, moeder?’
Plotseling begon ze te lachen. Het begon met een zacht
gerommel in haar keel, en toen vertrok haar gezicht in een
grijnslach. Er lag een verwilderde blik in haar ogen. Haar lach
werd luider, vreemder. De tranen stroomden uit haar ogen. Haar
schouders schokten. Ze pakte de wielen van haar stoel en rolde naar
voren en toen naar achteren, en toen weer naar voren tot ze tegen
de muur botste.
‘Moeder, wat doe je? Waarom doe je dat?’ riep ik uit.
Ze lachte alleen maar en bleef doorgaan.
Ik deed een stap achteruit.
‘Hou op!’ gilde ik.
Ze lachte nog harder, terwijl ze naar voren en naar achteren
reed, en telkens hard tegen de muur botste.
‘Moeder! Stop!’
Ze stopte niet, dus draaide ik me om en holde de kamer uit. Ik
botste pardoes tegen Sanford op, die net de trap op kwam.
‘Er is iets aan de hand met Celine,’ riep ik uit. ‘Ze blijft
almaar lachen en rijdt met haar stoel tegen de muur.’
‘Wat? O nee!’
Hij liep haastig langs me heen de slaapkamer in. Ik hoorde hem
smeken om ermee op te houden. Ze lachte nog steeds zo luid dat ik
mijn handen voor mijn oren moest houden om dat angstaanjagende
geluid buiten te sluiten. Mildred verscheen onderaan de trap.
‘Wat is er, Janet?’
‘Het is Celine. Ze wil niet ophouden met lachen.’
‘O, hemel,’ zei ze en schudde haar hoofd. ‘Dat heeft ze
al
eens eerder gedaan.’ Ze schudde weer haar hoofd en liep
weg.
Ik keek naar Celines slaapkamer. Mijn hart bonsde zo hard dat
ik dacht dat mijn borst uit elkaar zou springen.
Eindelijk hield het lachen op. Ik wilde naar de deur van de
slaapkamer lopen, maar voor ik er was had Sanford de deur al
dichtgedaan. Ik bleef een tijdje staan en ging toen naar beneden om
te wachten. Mildred bracht me wat sap, toast en eieren, maar ik kon
niets naar binnen krijgen. Niet lang daarna hoorde ik de deurbel en
Mildred begroette dokter Fanklin. Hij liep haastig de trap op. Ik
volgde hem, maar weer hoorde ik de deur van de slaapkamer
dichtvallen.
De dokter bleef heel lang binnen. Ik wachtte weer beneden, en
ging toen naar buiten en ging op de bank zitten onder de
treurwilgen. Het was een prachtige dag, met slechts hier en daar
een donzig wolkje. Overal om me heen zongen en fladderden de
vogels. Een nieuwsgierige eekhoorn bleef staan en staarde me aan,
zelfs toen ik tegen hem begon te praten. Toen schoot hij omhoog een
boom in. Hoe kon op zo’n schitterende ochtend alles zo grauw en
somber zijn in mijn hart?
Eindelijk ging de voordeur open. Sanford stond een paar
ogenblikken zachtjes te praten met dokter Franklin. Ze gaven elkaar
een hand en de dokter liep naar zijn auto. Ik stond op en hij keek
mijn richting uit.
‘En hoe voel je je?’ vroeg hij.
‘Beter. Hoe gaat het met mijn moeder?’
‘Sanford zal met je praten,’ zei hij raadselachtig en stapte
in zijn auto. Ik keek hem na toen hij wegreed en ging toen haastig
naar binnen. Sanford was weer aan het telefoneren in zijn
studeerkamer. Hij stak zijn rechterwijsvinger op en draaide zich
toen om in zijn stoel, terwijl hij zijn gesprek voortzette. Ik wist
niet waar ik naartoe moest. Ik voelde me plotseling zo verloren -
een vreemde, een indringster. De deur van Celines slaapkamer was
hermetisch gesloten. Ik slenterde door het huis,
bleef even staan bij de studio en ging toen naar mijn
kamer,
waar ik op bed ging zitten wachten. Het leek een eeuwigheid
voor Sanford boven kwam.
‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Er is een crisis op de fabriek. Het
bleek dat mijn voorman geld verduisterde, maar gelukkig ben ik er
bijtijds achter gekomen. Ik had failliet kunnen gaan. Ik heb de
zaak moeten uitzoeken met mijn business manager en accountant en
met de officier van justitie, en dat is nog niet achter de rug. En
tot overmaat van ramp... nou ja, het gaat niet zo goed met
Celine.’
‘Wat scheelt haar?’ vroeg ik met tranen in mijn ogen. ‘Is het
allemaal mijn schuld?’
‘Nee, nee,’ zei hij. Hij staarde me even aan en haalde toen
diep adem, keek met vochtige ogen naar het raam en schudde zijn
hoofd. ‘Het is allemaal mijn schuld. Ik heb haar in die rolstoel
gebracht, niet jij. Ik heb haar ontnomen wat het meest voor haar
betekende, wat haar reden van bestaan was. Sindsdien hebben we
geleefd als automaten. Toen werd ze op een ochtend wakker en
bedacht dat we iemand zoals jij moesten adopteren. Ik dacht dat het
onze redding was, mijn redding, kan ik beter zeggen.
‘Ik dacht er niet goed genoeg over na,’ ging hij verder. Hij
liep de kamer door en bleef staan bij het raam. Hij sprak met zijn
rug naar me toe. ‘Ik had me moeten realiseren wat iemand in jouw
schoenen - spitzen,’ verbeterde hij zich, en draaide zich met een
glimlach naar me om, ‘zou moeten doormaken. Het was niet
eerlijk.’
‘Ik vond het niet erg,’ zei ik snel. ‘Het was moeilijk,
maar...’
‘Het was wreed. Dat was het. Je jeugd is genegeerd,
verwaarloosd, opgeofferd, om een onrealistische droom te
verwezenlijken. Je kunt nooit zijn wat Celine wil - je kunt haar
haar benen niet teruggeven, haar carrière, haar droom. Dat kan
niemand, zelfs de meest talentvolle ballerina niet. Ze probeerde
via jou te leven en tot mijn spijt moet ik zeggen dat ik het
toeliet, omdat het me wat rust en vrede schonk, en wat bevrijding
uit mijn eigen sombere, drukkende schuldbesef.’ Hij glimlachte. ‘In
zekere zin, Janet, heb ik jou ook misbruikt. Het spijt me.’
‘Ik begrijp het niet,’ riep ik uit.
‘Ik weet het. Het is te veel om door zulke jonge schouders als
die van jou te worden gedragen. Het is heel oneerlijk om je zo te
belasten. Deze familie heeft meer bagage dan iemand zich kan
voorstellen.
‘In ieder geval,’ ging hij verder, met zijn handen achter zijn
rug, ‘kan ik Celines diepere problemen niet langer negeren. Ze zal
professionele hulp moeten hebben en dat zal een heel lange,
moeizame strijd worden, die missschien nooit zal eindigen. Het
spijt me,’ zei hij, ‘dat ik ooit heb goedgevonden dat jij hierin
werd gehaald, je bent nog jong genoeg om een andere kans te
krijgen, een betere kans op een goed, gezond jong leven.’
‘Wat bedoelt u?’ vroeg ik. Mijn hart stond stil.
‘Ik kan niet voor Celine zorgen én jou het huiselijke leven
bieden dat je verdient. Het is voor iedereen beter als je een
andere kans krijgt.’
‘Een andere kans?’ Hij kón toch niet zeggen wat ik dacht dat
hij zei?
‘Het zal hier niet prettig zijn voor je, Janet, en ik denk
niet dat Celine vooruit zal gaan als ze jou ziet en gelooft dat ze
weer gefaald heeft. Niet dat ik dat geloof. Ik vind dat je het
schitterend hebt gedaan, en iedereen in een normaal gezin zou trots
op je zijn. Ik ben trots op je. Echt waar. Maar ik maak me ook erge
zorgen over je.
‘De waarheid is,’ zei hij, weer naar het raam starend, ‘dat ik
me zelfs zorgen maak over mezelf.’
Hij glimlachte naar me. Het was een dappere glimlach.
‘Ik vind het heel erg om je kwijt te raken. Je bent een
verrukkelijk jong meisje en het is een genot je om me heen te
hebben. Dit huis zal niet meer hetzelfde zijn,’ zei hij. ‘Ik wil
datje weet dat je veel voor me betekent, Janet. Je hebt wat
zonneschijn gebracht in mijn leven en in ons huis. Nu is het mijn
beurt om zon te brengen in het jouwe.’
‘U geeft me terug?’ vroeg ik tenslotte, mijn tranen
terugdringend.
‘Ik wil het niet, maar het is het beste. Ik moet al mijn tijd
besteden om Celine beter te maken. Dat ben ik haar verschuldigd,
Janet, dat zul je toch begrijpen. Er zal niemand zijn om behoorlijk
voor je te zorgen, en ik vrees dat Celine voor niemand een moeder
zal zijn.
‘Je hebt al gezien hoe je grootouders zijn. Ze gaan nu
volledig op in hun eigen kleine crisis met Daniël. Ik zweer je dat
hij het alleen maar doet om hen te kwellen. Nee,’ zei Sanford, ‘dit
is op het ogenblik niet bepaald een gelukkig gezinnetje om een kind
op te voeden. Je verdient beter.’
‘Het is mijn schuld,’ riep ik uit. ‘Omdat ik op het
allerslechtste moment ongesteld werd.’
‘Nee, nee, nee,’ suste Sanford me. ‘Ik zie nu dat het in feite
een zegen was. Ik bedoel, veronderstel dat je naar die auditie was
gegaan en je werd niet gekozen. Dan zou ze dezelfde reactie hebben
gehad. En als je wél gekozen werd, zou je mettertijd weer een
andere test krijgen, een test die je niet tot haar tevredenheid zou
doorstaan. Dat zou je nooit kunnen, omdat jij niet haar kunt zijn.
Ik denk dat ze zich dat gerealiseerd heeft; ze wordt ermee
geconfronteerd en daarom... heeft ze problemen. De waarheid is,
Janet, dat Celine misschien in een inrichting geplaatst zal moeten
worden. Dit is zo pijnlijk voor me. Het spijt me,’ zei hij.
‘Verwijt jezelf alsjeblieft niets. Ik zal het nodige regelen. Ik
weet zeker dat het niet lang zal duren voor een ander, gezonder
echtpaar je ophaalt.’
Hij kuste me op mijn voorhoofd en ging weg. Ik bleef versuft
zitten en keek om me heen in mijn mooie kamer. Even snel als die me
was gegeven, werd hij me weer afgenomen. Ik wou dat ik nooit
hierheen was gebracht. Het was erger om dit te hebben gezien en dan
te verliezen dan het nooit te hebben gezien. Hoeveel mama’s en
papa’s zou ik nog moeten verliezen? Hoeveel keer zou ik afscheid
moeten nemen?
Ik was woedend. Mijn emoties kolkten door me heen als golven
in een orkaan. Ik voelde me verraden. Ik had nooit echt de kans
gekregen om van ze te houden.
Onder het eten ‘s avonds vertelde Sanford me dat hij alles
geregeld had en dat de kinderbescherming wilde dat ik naar een
groepspleeghuis zou gaan, waar ik zou blijven tot ik weer
geadopteerd werd.
‘Ze zeiden dat het daar heel prettig was en dat je hopen
nieuwe vrienden zou maken.’
‘Ik heb hier ook hopen nieuwe vrienden gemaakt,’ zei ik.
Hij knikte bedroefd.
‘Het spijt me, Janet. Het breekt mijn hart. Echt waar.’ Hij
draaide zich om, maar niet voordat ik de tranen in zijn ogen had
gezien.
Ik geloofde hem, maar het maakte het niet gemakkelijker. Het
maakte het zelfs nog moeilijker.
De volgende ochtend was het een drukte van belang. Een
speciale verpleegster kwam om voor Celine te zorgen, en spoedig
daarna kwamen de Westfalls op bezoek. Celines moeder wierp een
vluchtige blik op me en ging toen naar boven naar Celine. Later
gingen Sanford en zijn schoonvader naar Sanfords kantoor om de
gebeurtenissen op de glasfabriek te bespreken. Toen ze weggingen
kwam mijn grootmoeder in de zitkamer, keek even naar me en zei toen
tegen Sanford: ‘Celine heeft kostbare energie verspild om te
proberen de top te bereiken met de middelmaat.’
Ik wist niet wat het precies betekende, maar ik voelde dat ze
mij de schuld gaf.
Later op de dag stuurde Sanford Mildred naar mijn kamer om me
te helpen pakken. Ik had Celine nog steeds niet gezien, omdat ze
niet uit haar kamer kwam en haar deur voortdurend gesloten bleef,
maar ik kon niet weggaan zonder tenminste nog één keer met haar te
hebben gesproken. Ik liep naar de deur en klopte aan. De
verpleegster deed open.
‘Ik moet afscheid nemen,’ zei ik. Ze wilde me niet
binnenlaten, maar Sanford was bovengekomen en zei tegen haar dat
het goed was. Ze ging opzij en ik liep naar binnen.
Celine zat in haar rolstoel bij het raam en staarde naar de
voortuin. Ik legde mijn hand op de hare en ze draaide zich heel
langzaam om.
‘Het spijt me, Celine. Ik wilde dat je mijn moeder was. Ik
wilde voor je dansen.’
Ze staarde naar me alsof ik een volslagen vreemde was.
‘Ik hoop dat je gauw beter wordt. Bedankt dat je geprobeerd
hebt een prima ballerina van me te maken.’
Ze knipperde met haar ogen.
‘Het is tijd,’ zei Sanford in de deuropening.
Ik knikte, boog me voorover en gaf Celine een zoen op haar
wang.
‘Dag,’ fluisterde ik.
Toen ik me omdraaide, greep ze mijn hand.
‘Zijn er veel mensen? Is er veel publiek?’ vroeg ze.
‘Wat?’
Ze glimlachte.
‘Ik ben bezig met de warming-up. Zeg tegen madame Malisorf dat
ik direct kom en zeg dat ik er klaar voor ben. Zeg maar dat ik al
begonnen ben de muziek te horen. Dat vindt ze prettig. Wil je het
haar zeggen?’
‘Ja, Celine, natuurlijk.’
‘Dank je,’ zei ze en draaide zich weer om naar het raam.
Even meende ik de muziek te horen. Ik herinnerde me wat ze me
had verteld toen we elkaar net hadden ontmoet. ‘Als je goed bent,
en je zult goed zijn, zul je opgaan in de muziek, Ja- let. Die zal
je meeslepen...’
Hij sleepte me nu mee.
Ik keek nog één keer achterom en verliet toen voorgoed haar
huis.