13
Jadelo Gildern zei altijd graag dat het zijn werk was te raden, en goed te raden ook. Het werk van het hoofd van de inlichtingendienst was niet alles te weten. Dat was onmogelijk. Maar een goed hoofd inlichtingendienst was in staat om de hele puzzel op te lossen wanneer er nog een heleboel stukjes ontbraken, of verborgen waren, of er anders leken uit te zien. Een goed hoofd inlichtingendienst kon het onderliggende patroon zien, opnemen wat hij van de feiten wist, wat hij van de betrokken persoonlijkheden wist, en daarna uitzoeken hoe ze met elkaar in verband stonden. Hij kon afleiden wat de woorden en daden van iemand, of juist het ontbreken van die woorden en daden, eigenlijk betekenden.
En toen hij in zijn kantoor in het gebouw van de IJzerkoppen zat en over de situatie nadacht, had hij op het punt gestaan een interessante conclusie te trekken. Hij kwam bijna in de verleiding om tot het einde door te gaan. Hij wist dat de Blijvers achter het incident bij de Regeringstoren moesten zitten, en het kostte niet veel moeite om te bedenken dat ze achter Lentrall aan hadden gezeten. Gildern wist precies wat hij verder voor stappen zou hebben ondernomen om de informatie waarover Lentrall beschikte, geheim te houden. Waarschijnlijk waren de Blijverleiders, Tonya Welton en Cinta Melloy even verstandig als hij.
Dat was natuurlijk allemaal speculatief. Maar één ding wist hij vrijwel zeker. Hij had al geraden waar Kresh was ondergedoken. Gildern had de afluisterposten van de IJzerkoppen in de luchtverkeersleiding kunnen gebruiken, en drie lange-afstandsvluchten waren hem opgevallen, waarvan er twee bij de privé-residentie van de gouverneur waren begonnen, en een geëindigd. Een, de eerste, was door de storm niet te volgen geweest. De terugvlucht van hetzelfde voertuig was precies uit de tegenovergestelde richting gekomen als waar Purgatory lag. Dat was nou net wat een robot zou doen als hem was opgedragen een ontwijkende route te volgen. En een derde vlucht, met een volledig vluchtplan, had als bestemming First Circle gehad, een kleine, verafgelegen buitenwijk van Hades. De luchtverkeersleiding van First Circle had geen gegevens over de aankomst van de luchtwagen. Of hij was neergestort, of hij was ergens anders heen gegaan. Gildern kon wel raden waarheen.
Drie vluchten. Een om Kresh te brengen, een om de luchtwagen terug te sturen en een om anderen naar hem toe te brengen. Misschien zijn vrouw. Maar zelfs als de terugvlucht niet precies uit de tegenovergestelde richting als Purgatory was gekomen, had Gildern het toch kunnen raden. Je moest nadenken over waar de man op zo'n moment heen zou gaan. Het was bijna logisch dat hij de experts op het terravormingscentrum van Purgatory had geconsulteerd. Nee, het zou geen probleem zijn om de man te vinden. Hij was in het centrum of in zijn winterresidentie. Hij, Gildern, zou in een luchtwagen kunnen stappen en binnen vier uur oog in oog met hem staan.
Maar zou het de reis waard zijn? Had hij de rest goed beredeneerd?
Gelukkig bestond er een manier om daarachter te komen. Simcor Beddle was zo goed geweest om Gildern te vertellen wat hij zou zeggen in de speech die hij ging houden. Gildern was enigszins verrast geweest dat Beddle zo'n gewaagde stap durfde te nemen. Maar als de daden van zijn meester hem goed uitkwamen, maakte hij daar gebruik van. Gildern was altijd bezig Beddle zodanig te manipuleren dat hij er zelf beter van zou worden.
Deze keer had hij Beddle niet hoeven op te stoken, niet hoeven aan te moedigen. Voor één keer had Gildern Beddle geen idee hoeven voorschotelen om hem er daarna van te moeten overtuigen dat het zijn eigen idee was. Deze ene keer handelde Beddle uit zichzelf.
Als Alvar Kresh niet direct op Beddles toespraak zou reageren, zou Grieg weten dat de gouverneur problemen had, en dat zou hij dan zo zeker weten, dat het bijna een vaststaand feit moest zijn. Gildern glimlachte. Dat zou heel plezierig zijn.
Je moet gokken, dacht Simcor Beddle. Een wijs man weet wanneer het tijd is om te gokken, en dat is nu. Hij kwam in zijn volle lengte achter het spreekgestoelte overeind, niet in de laatste plaats geholpen door het hoge opstapje dat er stiekem achter verborgen stond, en hij keek recht de camera in.
'Ik ben hier,' zei hij, 'om twee bekendmakingen te doen die u waarschijnlijk verrassend zult vinden.'Een opgewonden gemompel, daar leek het althans op, vulde de zaal. Er was niemand in de zaal, behalve Beddle en de robots die de camera's en het geluid bedienden, maar dat hoefde geen mens te weten. Zo was 'hier' ook geen specifieke plaats, maar slechts de zendstudio in de kelder van het gebouw van de IJzerkoppen. Hij had niet gezegd waar hij was, maar hij had wel laten doorschemeren dat het een belangrijke plek was, een belangrijke gebeurtenis, en dat was al wat telde.
Hij had natuurlijk hulp. De robot die het geluid bediende verstond zijn vak, en hij wist precies hoe hij een verrast namaakgemompel kon produceren, inclusief het schuiven van stoelen die er helemaal niet waren en het subtiele, onderdrukte gezoem van databloks waarop niet-bestaande journalisten aantekeningen maakten.
Dit was natuurlijk allemaal slechts van invloed op het onderbewustzijn, maar het werkte goed. Simcor Beddle wist hoe de media op Inferno functioneerden. Hij was rechtstreeks met de nieuwszenders verbonden, maar vrijwel niemand zou de toespraak nu live zien. Het zou worden gemonteerd en verkort tot een fragment dat zou worden gebracht alsof het de complete gebeurtenis betrof.
De mensen zouden misschien negentig seconden van zijn toespraak op een of ander nieuwskanaal zien. Dat was zo kort, dat ze geen beschrijving van het waar en waarom van de toespraak verwachtten. Ze zouden de achtergrondgeluiden horen, de rode gordijnen achter zijn hoofd zien en uit zijn woorden opmaken dat hij tijdens een belangrijke gebeurtenis een grote groep mensen toesprak. Subtiel. Zo subtiel dat de kijkers niet precies zouden weten waarom ze het belangrijk vonden, maar toch zou die indruk in hun gedachten achterblijven. Simcor Beddle, de leider van de IJzerkoppen, had in eigen persoon een onbekende groep mensen toegesproken, en hij had daarbij zijn bommen op een wachtende wereld neergelaten. Als de fantasie sprak was de realiteit overbodig.
Beddle keek aandachtig uit over het publiek dat er niet was. 'Allereerst wil ik het verhaal bevestigen dat sinds vannacht de ronde doet.' Hij laste een gedragen pauze in. 'Er bestaat inderdaad een plan van de regering om een komeet op deze planeet te laten neerstorten, op Utopia, om precies te zijn. De inslag zal helpen een Poolzee te vormen, die op zijn beurt het klimaat op Inferno zal verbeteren.' De robots die voor de geluidseffecten zorgden, lieten het juiste gemompel van verbazing en schrik horen. 'Het project bevindt zich nog in een beginstadium, en de regering staat er nog niet helemaal achter. Maar er worden wel voorzorgsmaatregelen getroffen, wat maar goed is ook. Er is niet veel tijd. De komeet is pas kortgeleden ontdekt en voordat er definitief wordt besloten met het plan door te gaan, moeten er al een heleboel voorbereidingen zijn getroffen, omdat er anders geen tijd meer voor is.'
Simcor pauzeerde weer en keek recht in de camera. 'Dat brengt me bij mijn tweede aankondiging. Sommigen onder u zullen die nog schokkender vinden dan de eerste. Ik ondersteun het regeringsplan volkomen. Ik heb documenten van de voorbereidingen gezien, projecties van de resultaten en schattingen van de risico's. Er komen ongetwijfeld grote gevaren bij kijken. En het zal geen eenvoudige taak zijn. Er wacht ons een enorme hoeveelheid werk, die in heel korte tijd moet worden uitgevoerd. Maar ik heb ook de voorspellingen gezien van het vermoedelijke lot van onze planeet wanneer we deze kans niet grijpen. Ik hoef alleen te zeggen dat die voorspellingen heel somber zijn. Zo somber, dat ik tot de conclusie ben gekomen dat we deze kans beslist moeten grijpen.' Simcor laste weer een stilte in en keek met een betekenisvol gezicht de zaal rond. 'Hoewel ik het komeetplan steun, moet ik de regering ten strengste bekritiseren vanwege de manier waarop de plannen voor u, het volk van Inferno, verborgen zijn gehouden. Niemand zal kunnen ontkennen dat dit project van invloed zal zijn op iedere man en vrouw op de planeet. Het besluit had niet in het geheim genomen mogen worden.'
Beddle pauzeerde en glimlachte warm. 'Maar dat ligt nu achter ons. Het is aan ons allemaal om dit stoutmoedige plan te steunen, een plan dat, als alles goed gaat, voor ons allemaal een betere, voorspoedige toekomst inluidt. Maar zelfs als we deze moedige stap doen, is het belangrijk dat we begrijpen dat sommigen van ons gedwongen zullen worden hun hele bezit voor het algemeen welzijn op te offeren. Zij die leven en werken op de plaats waar de komeet zal neerkomen, zullen alles kwijtraken... Tenzij we helpen.
De regering werkt natuurlijk aan evacuatieplannen en procedures om goederen en apparatuur uit het inslaggebied te halen. Maar een regering kan niet alles doen... of wil niet alles doen. Daarom wil ik een laatste aankondiging doen. De IJzerkoppen zullen al hun middelen ter beschikking stellen aan diegenen die door deze enorme onderneming zullen moeten verhuizen. We zullen in dit uur van nood voor onze buren, onze broeders en zusters in Utopia zorgen. Ik zal zelf ons hulpprogramma begeleiden en vertrek binnenkort voor een inspectiereis van Utopia naar de stad Hades. De inslag van deze komeet op onze planeet betekent in het ergste geval een gevaar en in het gunstigste geval verhuizing voor veel mensen, maar aan het einde van de dag geeft hij ons hoop, misschien onze laatste en enige hoop, voor de toekomst van onze wereld. Laten we ons goed voorbereiden om deze gift uit de hemel te ontvangen.'
Simcor Beddle keek nog een keer de lege zaal door, terwijl het geluid van namaakapplaus weerklonk. Hij knikte waarderend en keek toen recht de camera in. 'Ik dank u allen,' zei hij, en de camera zoomde in op zijn gezicht, voordat het beeld vervaagde. En het lukte hem te kijken alsof hij het meende.
'Nou,' zei Alvar Kresh, 'dat had erger gekund.'
'Gezien het feit dat het Simcor Beddle is, vind ik dat je er goed vanaf bent gekomen,' zei Fredda. Ze gaapte, rekte zich uit en stond op van de bank. Als ze nog langer zou blijven zitten, zou ze zo in slaap vallen.
Fredda was een uur geleden op Purgatory aangekomen - het was een vreselijke dag geweest. Na het nachtelijke interview en de dagelijkse ochtendbeslommeringen bij Davlo Lentrall thuis, was de sleur verbroken door de komst van Oberon. Hij had de boodschap van Alvar overgebracht, waarin hij Fredda vroeg naar hem toe te komen. Ze was met Donald via de kortste omweg naar Purgatory gevlogen. Toch was het al bijna donker, toen ze bij Alvar in de winterresidentie van de gouverneur aankwam.
Nu zaten ze hier met Donald, terwijl de avond viel en hun problemen snel toenamen. Fredda keek om zich heen en rilde. Gouverneur Chanto Grieg was in dit huis vermoord, in zijn bed doodgeschoten. Dat was natuurlijk in een heel ander deel van het huis gebeurd, niet in de vleugel waar ze zich nu bevonden, maar toch zou Fredda zich nooit echt prettig voelen in de winterresidentie.
Dat gold ook voor haar echtgenoot. Alvar had weinig weerstand geboden toen Fredda erop had aangedrongen dat hij een andere suite of kamer als privé-vertrek zou gebruiken. Misschien dat een toekomstige gouverneur, in een tijd waarin het verhaal van Griegs dood geschiedenis was, zijn of haar bed in de kamer kon plaatsen waarin Grieg was gedood. Maar Alvar had het lichaam gevonden en zij had het zelf in het bed zien liggen. Nee. Zij zouden ergens anders slapen. Het was al erg genoeg dat ze zich in hetzelfde huis bevonden. De toekomstige gouverneurs konden slapen waar ze wilden.
'We zijn er zo gemakkelijk vanaf gekomen, dat ik me afvraag of het wel Beddle is geweest,' zei Alvar, die nog onderuitgezakt op de bank tegenover het kijkscherm zat. 'Hij had alle kans ons de grond in te boren, maar dat heeft hij niet gedaan. Ik moet zeggen dat ik me ongerust maak als die man onze kant kiest.'
'Nou, één ding heeft hij bereikt,' zei Fredda. 'Hoe langer we het nu nog geheimhouden, des te moeilijker het voor ons wordt. We zullen met iets naar buiten moeten komen.'
'Waarmee?' vroeg Alvar. 'Dat we nog geen besluit over het plan hebben genomen. En tussen haakjes: de planeet is zoek.' Alvar dacht even na. 'Hmmm. Daar zou Beddle een heleboel bij winnen. Stel dat hij weet dat we de komeet niet meer kunnen vinden? Dan zou hij het stoutmoedige regeringsplan volkomen kunnen steunen, enkel en alleen met de bedoeling ons te dwingen toe te geven dat we de planeet kwijt zijn. We zouden voor gek staan als... als...'
'Net als nu,' zei Fredda met een droevige glimlach. 'Kunnen we dat verdomde ding niet op een andere manier vinden?'
'Laten we het nog eens proberen,' zei hij. Hij draaide zich om naar Donald, die bij de knoppen van hetcommcentrum stond. 'Donald, geef me een rechtstreekse audioverbinding met Eenheden Dom en Dee.'
'Ja, meneer.' Donald drukte een reeks knoppen in en zei weer: 'We hebben verbinding, meneer.'
'Hoeee kunnnen we uuu helllpen, gouvwerneur?' Twee lichaamloze stemmen spraken plotseling tegelijk uit een punt ergens voor hem.
Fredda sprong op. 'Dat is het waanzinnigste...'
'Ssst,' zei Alvar, waarbij hij gebaarde dat ze stil moet zijn. 'Straks. Eenheden Dom en Dee, bereken, gebaseerd op jullie huidige schattingen van de hoeveelheid werk die moet worden verricht, wanneer de komeet gelokaliseerd moet zijn plus de vermoedelijke hoeveelheid tijd die ons nog rest tussen nu en het tijdstip waarop het werk moet beginnen.'
'Errr zijn veeel varrriableen,' antwoordde de dubbele stem. 'Weee zulllen probeeeren een brrruikbare schchchatting te doennn.' Er volgde een korte stilte en toen zei een van de twee stemmen, de hogere, vrouwelijk klinkende, uit zichzelf: 'Twaalf standaarddagen, vier standaarduren en tweeënvijftig standaardminuten. Ik moet daaraan toevoegen dat de schatting ervan uitgaat dat dan de complete komeetploeg klaarstaat om onmiddellijk te worden weggestuurd.'
'Mooi zo,' zei Kresh. 'Hoe groot is de kans komeet Grieg binnen twaalfstandaarddagen terug te vinden, gebaseerd op de huidige gegevens en het huidige zoekschema?'
'Dieee kansss is ongggeveer een op elfff, dus ongggeveer negennn procent,' antwoordde de dubbele stem.
'Geef eens een reeks kenmerkende waarden,' zei Kresh.
De lagere, mechanische stem antwoordde: 'In procenten uitgedrukt is de kans 0,5 procent dat we hem binnen een dag vinden; 1,2 procent binnen drie dagen; 4 procent binnen zes dagen; 6,1 procent binnen acht dagen; 9 procent binnen twaalf dagen; 20 procent binnen vijftien...'
'Wanneer wordt de kans, eh, vijfennegentig procent?'
De vrouwelijke stem nam het over. 'De kans neemt snel toe naarmate er meer mogelijkheden afvallen en het zoekgebied beperkt wordt. Tegelijkertijd komt de komeet dichterbij en wordt hij helderder, omdat hij door de zon wordt verwarmd. Dat helpt ook. De kans hem te vinden passeert de 95 procent over ongeveer zesentwintig dagen.'
'Te kort, te laat,' zei Fredda.
'Ja,' zei Alvar. De toon van zijn stem zei veel meer dan dat ene woord. Hij zuchtte. 'Overal om ons lege ruimte, maar ik ben moe,' zei hij. 'Goed, Eenheden Dom en Dee. Dat was alles.' Hij gebaarde Donald de verbinding te verbreken.
Fredda keek naar haar man, die strak voor zich uit zat te staren naar de witte muur, met een diepe frons op zijn voorhoofd. 'Een kans van een op elf,' zei hij. 'Moeten we het daarmee doen? De planeet heeft negen procent kans, als we tenminste alles goed doen.'
'Misschien,' zei Fredda, die weer naar de bank liep en naast hem kwam zitten. 'Doen we inderdaad alles wat we kunnen, en doen we het goed?'
Alvar Kresh wreef in zijn ogen. 'Ik denk het wel,' zei hij, en hij gaapte uitgebreid. 'Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst echt heb geslapen.' Hij schudde met zijn hoofd en knipperde een paar keer met zijn ogen. 'Vierentwintig uur per dag wordt er door een ruimteteam gewerkt om apparatuur voor de onderschepping klaar te maken. We zijn nog niet aan de feitelijke evacuatie van Utopia begonnen, en ik hoop bij alle duivels dat Beddle met zijn toespraak geen paniek heeft ontketend. Maar de evacuatieplannen zijn vrijwel klaar. Het gebied is vrij dun bevolkt en Donald zegt dat de mensen die beter van zulke dingen op de hoogte zijn, vinden dat het de voorkeur verdient er wat meer voorbereidingstijd voor uit te trekken, zelfs al zou dat betekenen dat we iets later zouden beginnen.'
'Ik kan je één ding vertellen, wat je evacuatie-experts je misschien niet hebben meegedeeld,' zei Fredda. 'Zorg ervoor dat het een totale evacuatie is, en dat je dat kunt bewijzen. Als je daar één persoon achterlaat, of zelfs de kans openlaat dat er iemand achterblijft, zit je tot aan je nek in overbelaste driewetrobots die een reddingsoperatie op poten zullen willen zetten.'
'Ik ga me niet druk maken over het verlies van een paar robots, als het erom gaat de hele planeet te redden.'
'Nee, natuurlijk niet,' zei Fredda. Maar ze dacht aan Kaelors dood, een paar uur geleden, en vroeg zich af of ze in de toekomst net zo roekeloos over het leven van robots zou kunnen denken. 'Maar die robots zouden grote last veroorzaken. Zelfs als je kunt bewijzen dat er niemand meer in Utopia is, zullen heel veel robots een sterke drang van de Eerste Wet voelen om de komeetinslag tegen te houden. Op wat voor manier dan ook. De komeet vormt tenslotte een bedreiging voor de mens. Hoogstwaarschijnlijk zal er wel iemand omkomen als er een gebouw instort, of als een luchtwagen door de schokgolf wordt gegrepen, of door wat ook.'
'Misschien, maar hoe kunnen de robots het tegenhouden?' vroeg Kresh.
'Om te beginnen: bestaat die ruimteploeg alleen uit mensen? Je zult ervan uit moeten gaan dat elke robot aan boord zijn best zal doen om het werk te saboteren. Zelfs een laag functionerende lastrobot zal genoeg hersencapaciteit bezitten om te beseffen dat een aanstormende komeet gevaarlijk is.'
'Brandende duivels,' zei Kresh. 'Daar had ik niet aan gedacht. Hopelijk iemand anders wel. Maar we moeten er zeker van zijn dat de bemanning op die schepen helemaal uit mensen bestaan. Donald, geef die opdracht door en leg uit...' Alvar stopte en keek Donald aan. 'Nee, wacht even,' zei hij. 'Om dezelfde reden kan ik jou niet gebruiken om dat bevel door te geven. Jouw Eerste Wet zal jou er ook van weerhouden mee te werken.'
'Integendeel, meneer, ik ben in staat om de boodschap door te geven.'
Fredda keek Donald verbaasd aan. 'Voel je dan geen Eerste Wet-conflict?' vroeg ze.
'Tot op zekere hoogte, doctor Leving. Maar zoals u weet, voelt een goed ontworpen driewetrobot vrijwel altijd een zwak Eerste Wet-conflict. Bijna alles is gevaarlijk voor een mens, al zal de dreiging soms heel klein zijn. Een mens kan verdrinken als hij een glas water drinkt, of een dodelijke ziekte oplopen als hij de hand van een bezoeker van een andere planeet schudt. Zulke gevaren zijn niet genoeg om een robot in actie te laten komen, maar wel genoeg om hem de Eerste Wet te laten voelen. Hier bestaat enig potentieel gevaar, ja, maar u hebt me als politierobot ontworpen, en ik ben erop gebouwd om meer met risico's om te kunnen gaan dan de meeste robots.'
'Ik begrijp het,' zei Kresh heel bedaard. Fredda had sterk de indruk dat ze hem hier in de zeer nabije toekomst eens alles over moest vragen. 'Maar, zonder dat ik het persoonlijk bedoel,' zei Kresh, 'denk ik toch dat het beter is als ik die opdracht zelf uitvoer. Ik bel de ruimtegroep, laat hen alle robots uit de operatie wegsturen en leg uit waarom.'
'Ik vat het niet persoonlijk op, meneer. U moet rekening houden met de mogelijkheid dat ik u misleid. Ik kan me een scenario voorstellen waarin ik dat bevel niet opvolg en er juist voor zorg dat er zo veel mogelijk robots in de ruimtegroep worden opgenomen, om het werk te saboteren.'
Kresh keek Donald spottend aan. 'Mijn verbeelding werkt in grote lijnen op dezelfde manier als die van jou,' zei hij. Hij wendde zich tot Fredda. 'Donald is een mooi voorbeeld van het tegendeel,' zei hij. 'Ik geloof niet dat ik me ooit in een situatie heb bevonden waarin robots zo hun best hebben gedaan mijn werk te bemoeilijken te maken. Ieders werk te bemoeilijken.'
'Dat krijg je als je risico's neemt, zelfs noodzakelijke risico's, waar robots bij zijn,' zei Fredda. 'Ik denk dat het vooral komt doordat niemand van ons ooit echt heeft geprobeerd risico's te nemen.'
'En robots houden niet van risico's,' zei Kresh. 'Ze beschermen ons allemaal zo erg, dat het onze dood nog eens wordt. Vroeg of laat zullen we moeten...'
'Neemt u me niet kwalijk, gouverneur,' zei Donald. 'De bewakingssystemen van de residentie hebben me via de hyperband doorgegeven dat er een luchtwagen op het landingsterrein voor bezoekers landt.'
'Wie heeft me in duivelsnaam hier gevonden?' mopperde Kresh.
'Het zou gewoon een toerist kunnen zijn die de winterresidentie eens wil bekijken,' zei Fredda.
'Zoveel geluk hebben wij nooit,' zei hij terwijl hij opstond. Hij liep de kamer door en ging achter het commcentrum zitten, waarna hij de juiste knoppen indrukte om het beeld van de beveiligingscamera's bij de hoofdingang zichtbaar te maken. Daar stond de wagen. En er stapte iemand uit. Kresh zoomde in op de gedaante, tot hij zijn hoofd en schouders in beeld had, waarna hij het apparaat automatisch de identiteit van de bezoeker liet bepalen. Het was een man en hij had zijn rug naar de camera gekeerd, toen hij uit zijn gepantserde lange-afstandswagen stapte. Hij draaide zich om en keek recht naar de verborgen bewakingscamera, alsof hij precies wist waar die was. Hij glimlachte en zwaaide.
'Wat doet hij hier in duivelsnaam?' mompelde Kresh in zichzelf.
'Wie is dat?' vroeg Fredda, die achter haar man was gaan staan.
'Gildern,' zei Kresh. 'Jadelo Gildern. Het hoofd van de inlichtingendienst van de IJzerkoppen.' Fronsend keek hij naar het scherm. 'Dat is geen toerist die de boel eens komt bekijken. Hij weet dat we hier zijn. Ik denk dat je hem maar moet binnenlaten, Donald. Breng hem naar mijn bibliotheek. Daar wachten we op hem.'
'Ja, meneer,' zei Donald.
'Wat wil hij?' vroeg Fredda. 'Waarom is hij hier?'
Kresh schakelde het commsysteem uit en stond op. 'Voor zover ik Gildern ken, is er maar een ding waar hij altijd op uit is,' zei hij. 'Wat hij wil, is voordeel behalen voor Jadelo Gildern.'
'Goedenavond, meester Gildern,' zei de kleine, blauwe robot die hem bij de deur begroette. 'De gouverneur heeft me opgedragen u te escorteren.'
Gildern knikte kort. Anderen zouden misschien tijd verspillen aan beleefdheden tegen robots, maar IJzerkoppen niet. Hij had trouwens andere dingen aan zijn hoofd. Het zou voor iedereen het beste zijn als dit gesprek heel snel achter de rug was. Het spel dat hij speelde, kende talloze risico's en hij zag er geen heil in die risico's nog groter te maken. De blauwe robot. Donald 111. Zo heette hij. Gebouwd door Leving zelf. Kresh' persoonlijke assistent sinds zijn politietijd. Opzettelijk ontworpen om er onbedreigend uit te zien. Regelmatig onderschat. Gildern glimlachte inwendig. Hij vond het vaak geruststellend als hij eraan werd herinnerd hoe veel hij in zijn dossiers had staan.
De robot ging hem voor over een groot, centraal binnenplein en liep een gang naar rechts in, tot hij voor de vierde van een reeks identieke deuren bleef staan. Gildern had de plattegrond van de residentie onderweg uit zijn hoofd geleerd. Dit was de bibliotheek.
De robot opende de deur en Gildern liep achter hem aan naar binnen. En daar zaten Kresh en Leving, in eigen persoon. Kresh zat achter een bureau, Leving zat in een van de twee stoelen voor het bureau.
'Jadelo Gildern van de IJzerkoppen,' zei de robot, waarna hij zich terugtrok in een robotnis.
'Gouverneur, doctor Leving,' zei Gildern. 'Ik dank u hartelijk dat u mij dit... informele bezoek toestaat. Ik denk dat het in ons beider belang is dat dit bezoek geheim wordt gehouden.'
'Wat wilt u, meneer Gildern?' vroeg de gouverneur.
Gildern liep naar het bureau, maakte een minimale buiging in de richting van doctor Leving en keek Kresh glimlachend aan. 'Ik kom u een cadeautje brengen, gouverneur. Iets wat u al enige tijd graag wilt hebben.'
'En wat wilt u in ruil daarvoor hebben?' vroeg Kresh, zijn stem en gezicht waren nog even hard en uitdrukkingsloos.
'In ruil vraag ik u slechts dat u niet vraagt, nu of in de toekomst, hoe ik eraan kom. Geen vragen, geen onderzoek, geen officiële juridische rechtsvervolging, en ook geen privé-onderzoek.'
'U hebt het op illegale wijze in uw bezit gekregen,' zei Kresh.
'Mijn voorwaarde is, dat u zulke vragen niet stelt.'
'Ik deed slechts een uitspraak,' zei Kresh. 'Ik stelde geen vraag. En ik accepteer uw voorwaarden niet. Ik heb een eed afgelegd dat ik de wet zal handhaven, zoals u zich zult herinneren. En daar wil ik aan toevoegen dat het meestal onverstandig is om een overheidsdienaar in aanwezigheid van getuigen om illegale diensten te vragen.' Hij knikte naar Leving en de robot in zijn nis.
Gildern aarzelde. Zo had het niet moeten lopen. Hij was ervan uitgegaan dat hij Kresh zou kunnen overdonderen en zou krijgen wat hij wilde. Maar de man had zijn bluf doorzien. Gildern had Kresh nodig, want hij moest hem hoe dan ook het materiaal geven, evengoed als Kresh het hoe dan ook in handen wilde krijgen. Alle plannen van de IJzerkoppen, alle plannen van Gildern zouden anders mislopen. Gildern besefte dat hij een grote misrekening had gemaakt. Hij was er te zeer aan gewend geraakt dat hij in een wereld leefde met mensen die hij iets kon afdwingen, die hij kon manipuleren, kon leiden en chanteren. Hij had verondersteld dat Kresh net zo plooibaar zou zijn. Maar Kresh was een ex-politiecommissaris die zaken persoonlijk afhandelde, als hij dat nodig achtte. Waarom zou hij zich door Gildern laten koeieneren? 'Ik wil dat er geen vragen worden gesteld,' zei hij weer, op een toon die hij zelf al minder dreigend vond klinken.
'Dan stel ik voor dat u met uw spullen vertrekt,' zei Kresh. 'Ik heb het de afgelopen dagen al moeilijk genoeg gehad zonder door mensen als u te worden bedreigd en gechanteerd. Maak dat u wegkomt.'
Een vlaag van woede vlamde in Gildern op. Hij deed zijn mond open om te protesteren, maar bedacht zich toen. Hij kon dit met zijn trots en zijn ego spelen, en verliezen. Of hij kon het met gezond verstand spelen, en winnen. En later, wanneer hij had gewonnen, alles had gewonnen, zou hij zich in een positie bevinden waarin hij zich kon overgeven aan trots. 'Goed dan,' zei hij. 'Geen voorwaarde.' Hij haalde een kleine, blauwe kubus uit de zak van zijn blouse te voorschijn en legde hem op tafel. 'Alstublieft, met mijn complimenten.'
Hij maakte nog een buiging naar doctor Leving, draaide zich om en liep naar de deur.
'Wacht!' riep doctor Leving. 'Wat is dat? Wat zit er in die datakubus?'
Gildern keek verbaasd naar haar om. 'Weet u dat nog niet? Uw man waarschijnlijk wel.'
'Het kostte me even tijd, maar nu weet ik het,' zei Kresh. 'Lentrall zei dat er twee inbraken in zijn laboratorium hadden plaatsgevonden. Een om de kopieën van zijn gegevens te stelen en de andere om de originelen te vernietigen. Ik had het me veel eerder moeten realiseren. U mag van geluk spreken dat dat niet is gebeurd.'
'Wil iemand het me vertellen?' vroeg Fredda. 'Wat zit er in dat ding?'
Gildern glimlachte onplezierig naar haar. 'Nou, de komeet Grieg, natuurlijk. Alle berekeningen en gegevens van doctor Lentrall over positie, baan, massa enzovoort. Het staat er allemaal in.' Hij keek van Leving naar Kresh en knikte naar de gouverneur. 'Goed, wilt u mij excuseren? Ik word in Depot verwacht, midden in Utopia. Er is hiervandaan geen suborbitale verbinding. Ik zal er dus met een lange-afstandswagen heen moeten vliegen, en het zal een lange vlucht worden. Goedenavond, samen.'
En daarna deed hij de deur open, stapte naar buiten en deed hem achter zich dicht.
Lacon 03 belde Anshaw meteen nadat gouverneur Alvar Kresh zijn toespraak had beëindigd. Kresh had bevestigd dat de regering aan het komeetproject werkte en dat Utopia het doelgebied was. Lacon 03 wist dat Gubber Anshaw weinig zou kunnen doen, maar aan de andere kant hadden de nieuwwetrobots heel weinig vrienden, en nu was het moment aangebroken dat ze elke vriend konden gebruiken.
Lacon 03 zat in het kantoor van de leider van de stad, Prospero. Het vertrek was uitgerust met een van de weinige geheel afgeschermde hyperbandzenders in de stad. Maar als Walhalla zou worden verwoest, wat maakte het dan nog uit als iemand het gesprek zou kunnen herleiden en hun positie zou uitpeilen?
Het gezicht van Gubber Anshaw verscheen op het scherm. 'Ik verwachtte je telefoontje al, vriend Lacon,' zei hij meteen. 'Ik neem aan dat je de toespraak van de gouverneur hebt gehoord?'
'Inderdaad,' antwoordde Lacon. 'Ik kan nog steeds niet echt geloven dat ze een komeet op ons hoofd willen laten vallen.'
'Ontkennen is een menselijk trekje,' zei Anshaw. 'Ik raad je niet aan er te zeer aan te wennen. De gouverneur heeft de verhalen over de komeet bevestigd, meer valt er niet over te zeggen. Nu moet jij - moeten jullie - de werkelijkheid onder ogen zien. Wat vindt Prospero van de situatie?'
'Prospero is nog steeds onbereikbaar. Ik denk dat hij door het incident bij de Regeringstoren op zijn hoede is, of misschien heeft hij iets verontrustends ontdekt. Als dat zo is, zal hij zo discreet mogelijk willen reizen en geen onnodige communicatie riskeren. Ik hoop tenminste dat hij dat deed. Anders zou hij best eens dood kunnen zijn.'
'Laten we hopen van niet,' zei Gubber.
'Doctor Anshaw, wat moeten we doen?' vroeg Lacon 03. 'Hoe kunnen we dit tegenhouden?'
'Dat kunnen jullie niet,' zei Gubber. 'Niemand. Er staan te grote belangen op het spel, er is te veel beloofd en er is al te veel energie ingestoken. Je hebt me vaak gezegd hoe graag de nieuwwetrobots willen overleven. Nu moeten ze dit ook maar zien te overleven.'
'Maar hoe moeten we dat doen?' vroeg Lacon 03.
Gubber Anshaw schudde droevig zijn hoofd. 'Ik weet het niet,' zei hij. 'Als ik iets bedenk, laat ik het je weten.'
Gubber nam afscheid van Lacon 03 en vroeg zich af hoe definitief het afscheid zou zijn, waarna hij terugkeerde naar het kantoor van zijn vrouw. De hoop dat Tonya misschien tot rust was gekomen toen hij de kamer uit was, vervloog meteen toen hij een stap naar binnen deed. Hij keek naar de andere kant van de kamer, waar Cinta Melloy zat. Cinta zag hem kijken en haalde hulpeloos haar schouders op. Cinta had duidelijk besloten dat er niets anders op zat dan de storm maar gewoon over te laten waaien.
'Die idioten,' zei Tonya Welton met opeengeklemde kaken, terwijl ze door de kamer ijsbeerde. 'Die stomme idioten.' Op het commscherm waren twee commentatoren te zien die geanimeerd spraken over de komeet Grieg. Maar Tonya gaf een klap op het commpaneel, waarna het beeld midden in het gesprek wegfloepte.
'Ik kan het niet meer aanhoren,' zei ze, nog steeds kokend van woede. 'Die verdomde Kresh! Hij heeft zich niet alleen publiekelijk vastgelegd op het plan, maar hij noemde nauwkeurig de baan die de komeet zal volgen. Het was al erg genoeg om de computerbestanden van de man te wissen, en het is ons niet eens gelukt hem te ontvoeren. Wat moeten we nu in vredesnaam doen? De coördinaten uit elk commcentrum op de planeet wissen?'
Het duurde even tot de betekenis van Tonya's woorden tot Gubber doordrong. 'Bedoel je... bedoel je dat jullie probeerden Lentrall te ontvoeren?' vroeg hij.
'Natuurlijk,' zei Tonya. 'Om nu juist te voorkomen dat dit zou gebeuren. Niemand schijnt zich verder bezig te houden met voorkomen dat de komeet neerstort.'
Gubber knikte gelaten. Natuurlijk was het Tonya geweest. Hij had het kunnen weten. Waarom was hij altijd zo verbaasd als hij achter haar meedogenloze streken kwam? Als het op politiek aankwam, nam Tonya geen gevangenen. 'Komt de CIP daar niet achter?' vroeg hij. De vraag klonk idioot, zelfs in zijn oren, maar hij wist niets beters te zeggen.
'Waarschijnlijk wel,' zei Tonya op opgewekte, nonchalante toon. 'Vroeg of laat. Als we dan nog leven.' Ze draaide zich om naar Cinta Melloy. 'Hoe hebben ze het in duivelsnaam gedaan?' vroeg ze. 'Hoe hebben ze de gegevens van de komeet teruggekregen?'
'Doet dat ertoe?' vroeg Cinta. 'We wisten al eerder dat er een kans was dat er een reservekopie bestond die we over het hoofd hadden gezien.' Cinta Melloy ging op de bank zitten en keek haar baas na, die heen en weer beende. 'Het maakt weinig uit hoe ze het hebben gedaan. Het gaat erom dàt ze hebben gedaan.'
Maar Tonya luisterde nauwelijks. Ze bleef heen en weer lopen, een woedende blik in haar ogen. 'Beddle,' zei ze ten slotte. 'We vermoeden al een tijdje dat onze informant voor twee kanten werkt. En plotseling steunt Beddle de regering en staat hij helemaal achter het komeetplan. Voordat Kresh het in het openbaar bekendmaakt. Stel nou dat onze informant de gegevens aan Beddle heeft doorgespeeld, en Beddle ze aan Kresh heeft teruggegeven?'
Cinta haalde haar schouders op. 'Dat is mogelijk. We hebben Gilderns lange-afstandswagen naar Purgatory gevolgd. We weten uit de uitzending van daarnet dat Kresh daar in het terravormingscentrum aan het werk is. Maar wat doet het ertoe?'
'Dat betekent dat Beddle misschien achter deze hele zelfmoordoperatie zit,' zei Tonya. 'Waarom zouden ze zich anders bij de regering melden? Wanneer hebben ze dat voor het laatst gedaan?'
Gubber Anshaw liep de kamer door en ging naast Cinta Melloy zitten. Hij keek van Tonya naar Cinta en had het gevoel dat hij wist waaraan de inlichtingenofficier dacht. Hij kon het wel raden, zelfs al was hij met zijn gedachten elders. Deze crisis was een obsessie voor Tonya. Hij kende de waarheid over de gebeurtenissen bij de Regeringstoren nog maar sinds enkele minuten, maar hij kende Tonya. Als ze krankzinnig en wanhopig genoeg was om opdracht te hebben gegeven tot dat fiasco, mocht de Donkere Ruimte weten waartoe ze nog meer in staat was.
'Wat doen we eraan?' vroeg Cinta met een plotseling neutraal klinkende stem.
'Waarom laat je haar nu kiezen?' vroeg Gubber. 'Het heeft geen zin overhaaste beslissingen te nemen. Neem er de tijd voor, bestudeer de zaak in alle rust.'
Tonya draaide zich met een ruk naar hen toe en keek hen aan. 'Je probeert me te manipuleren,' zei ze. 'Hou me niet de gek. Ik heb nog steeds de leiding over de Blijvers op deze planeet, en vergeet dat niet.'
'Dat vergeet ik geen moment,' zei Cinta. 'En daarom ben ik juist zo bang. Jij hebt de leiding, en ik voer je opdrachten uit. Maar de laatste tijd leiden je opdrachten niet tot veel goeds.'
De blik op Tonya's gezicht was onbeschrijfelijk. Een mengeling van schrik, woede, waanzinnige woede, haat en schaamte. Gubber zag dat Tonya haar hand ophief, alsof ze Cinta in haar gezicht wilde slaan. 'Nee!' riep hij uit. 'Nee!'
Tonya keek hem verrast aan, alsof ze hem niet verwachtte daar aan te treffen.
'Nee,' zei hij weer, verbaasd door de vastberadenheid die in zijn stem doorklonk. Wanneer had hij ooit tegen Tonya, of tegen iemand anders, op zo'n toon gesproken? 'Doe geen domme dingen, daar bereik je niets mee,' vervolgde hij. 'Denknueven rustig na. Jij bent de leider hier, onze leider. Daar twijfelt niemand aan. Leid ons dan. Maar niet met angst, woede of frustratie, of omdat je het niet eens bent met de wereld. Leid ons met rede en zorg.'
Tonya keek hem geschrokken aan. 'Hoe durf je,' zei ze. 'Hoe durf je zo tegen me te praten!'
'Ik... Ik durf dat omdat niemand anders dat durft, en iemand moet het toch doen,' zei Gubber met een stem die onzekerder klonk dan hij had gewild. 'Cinta deed dat ook, en jij wilde haar slaan omdat ze de waarheid zei. Nou, sla mij maar, als je de dingen zo denkt op te lossen. Ik zal je niet tegenhouden.'
Zijn hart bonkte als een waanzinnige, maar hij dwong zichzelf haar strak te blijven aankijken. Ze liet haar hand zakken, hief hem toen weer op, maar liet hem uiteindelijk langs haar zij vallen. Ze draaide zich om en liep naar de andere kant van de kamer, waar ze zich loom op een stoel liet zakken. 'Je hebt gelijk,' zei ze. 'Hoe graag ik ook zou willen dat dat niet zo was.'
De stilte in de kamer was bijna tastbaar. Tonya zat in haar stoel en staarde voor zich uit. Cinta zat doodstil en keek van Gubber naar Tonya.
Gubber kende Tonya. Hij wist dat ze gewoon een duwtje in de rug nodig had, een duwtje de goede kant op. En het was duidelijk zijn taak om dat te doen. Hij schraapte zijn keel en begon op een kalme, nonchalante toon, die ongetwijfeld niemand voor de gek hield: 'Ik heb zoeven met een nieuwwetrobot genaamd Lacon 03 gepraat. Prospero lijkt onvindbaar te zijn en heeft de leiding aan haar overgelaten. Ze had de toespraak van de gouverneur ook gehoord en daarna belde ze mij om raad over wat de nieuwwetters moeten doen. Ze krijgen die komeet pal op hun hoofd. Ik wist niets te zeggen. Weet... Weet jij misschien iets?'
Tonya lachte lusteloos en schudde haar hoofd. 'O, Gubber. Lieve, lieve Gubber. Het enige wat je hun kunt zeggen, is dat ze het bestaande heelal en de vervelende situatie waarin ze zich bevinden, moeten accepteren en er het beste van moeten zien te maken. En hun situatie is natuurlijk veel ernstiger dan de onze. Ik begrijp waar je naar toe wilt.'
'Goed,' zei hij, het nog een laatste keer proberend. 'Wat gaan wíj dan doen?'
Tonya leunde achterover in haar stoel, wreef in haar ogen en keek naar het plafond. 'We gaan twee dingen doen. Eerst wil ik dat Beddle en Gildern zo goed mogelijk worden geschaduwd. Er is daar meer aan de hand dan je in eerste instantie zou vermoeden. Jadelo Gildern doet nooit iets om slechts één reden. Ik wil weten wat er deze keer in zijn geheime agenda staat.'
'Daar wordt al aan gewerkt,' zei Cinta, zichtbaar opgelucht dat het Gubber was gelukt Cinta tot orde te roepen. 'En wat wil je nog meer?'
'Dat we onze nederlaag toegeven.'
'Pardon?' vroeg Cinta, die op haar stoel naar voren schoof en Tonya verbaasd aankeek.
'Gubber heeft gelijk. We kunnen het nu niet meer tegenhouden,' zei Tonya, terwijl ze omhoogwees. 'Ze weten waar de komeet is. Ze gaan eropaf en laten hem op hun eigen, verdomde planeet vallen, en ze vertrouwen erop dat alles goed zal gaan en dat ze niet iedereen zullen ombrengen. Ik geloof nog steeds niet dat dat mogelijk is. Ze hebben er de kennis en de ervaring niet voor. En ik heb gezien wat er met een wereld gebeurt als een dergelijke poging mislukt. Sinds we hierover hebben gehoord, zijn mijn nachtmerries weer terug. Volgens mij gaat de planeet eraan. Maar we kunnen er niets tegen doen, behalve hun hele ruimtevloot uit de lucht schieten.'
Hun vloot uit de lucht schieten? Gubber dacht even dat ze hardop nadacht. Maar misschien niet. Even schrok hij heel erg en dacht dat Tonya gek genoeg was geworden om het te menen. 'Je wilt toch niet...'
'Nee,' zei Tonya vermoeid. 'Dat niet. Vooral omdat ik denk dat we er de vuurkracht niet voor hebben... En omdat ik niet zeker weet of iedereen een dergelijk bevel wel zou opvolgen. Maar verder kunnen we niets doen om hen tegen te houden.' Tonya stond op en liep terug naar het commpaneel. Ze zette het weer aan en activeerde het muurscherm, waarop een uitzicht op de nachthemel verscheen, zoals de camera's elders op de oppervlakte het registreerden. Het was fantastisch om te zien, de pikzwarte hemel waarin een wolk van vage sterren stond, waartegen de grotere, meer heldere sterren afstaken; wit, geel, blauw en rood, gekleurde stippen die in de nacht opgloeiden. 'En daarom kunnen we er maar beter voor zorgen dat ze het goed doen. Ik ga terug naar kantoor en stel een verklaring op waarin ik onze volledige medewerking aanbied en al onze kennis op dit terrein. Misschien kunnen we de schade tot een minimum beperken.'
Tonya Welton haalde haar schouders op en liet ze weer zakken. Een gebaar van vernedering, berustingen frustratie tegelijk. 'En natuurlijk is er nog de kwestie van hun onderzoek naar de daders van de aanval op het plein. Als we hen helpen, zal dat de sporen misschien doen vervagen en schoppen ze ons niet van de planeet.'
Ze zweeg weer even. Toen ze weer sprak was ze zo geëmotioneerd, dat ze bijna in snikken uitbarstte. Woede, frustratie, schaamte, angst, alles en nog meer welde in haar stem op. Het was duidelijk dat de woorden als gal uit haar mond kwamen. Maar het was ook duidelijk dat die woorden moesten worden uitgesproken. 'En ais ze ons vangen, of beter gezegd: wanneer ze ons vangen,' zei ze, 'strekt het misschien in ons voordeel dat we het al hebben goedgemaakt.'
De luchtwagen vloog kalm in de duisternis van de vroege ochtend over de stille, lege straten van Depot en stopte niet ver bij de rand van het stadje vandaan. Prospero bediende de instrumenten met de ontspannen ervaring van een beroepspiloot en zette het toestel neer in een kleine kom, uit het zicht van de omliggende gebouwen.
'Hier stap ik uit,' zei Norlan Fiyle met onverholen opluchting. Hij stond op en deed de passagiersdeur in de zijkant van de luchtwagen open. Hij klom naar buiten en strekte dankbaar zijn armen en benen. 'Ik heb niets tegen jullie,' zei hij door de openstaande deur, 'maar ik ben blij dat ik uit die verdomde wagen ben.'
'En hoe zit het met jou, vriend Caliban?' vroeg Prospero. 'Dit is je laatste kans. Weet je zeker dat je niet met me meegaat?'
'Nee, vriend Prospero,' zei Caliban. 'Ga naar Walhalla, als je echt moet, maar één waarschuwing is net zo goed als twee. Je hebt trouwens hier in Depot misschien een vriend nodig. Ik kan beter blijven.' Calibans motieven waren oprecht, maar hij vertelde niet de hele waarheid. De feitelijke reden was dat hij niet langer in de buurt van Prospero wilde zijn. Zowel letterlijk als ideologisch gezien. Hij had tijdens de lange saaie reis tijd genoeg gehad om over alles na te denken. Prospero trok risico's en gevaar aan. Caliban had er genoeg van zijn leven te wagen in naam van een zaak die niet de zijne was.
Fiyle glimlachte en keek bedachtzaam. 'Dat klinkt heel bekend,' zei hij. 'Prospero gebruikte bijna dezelfde woorden, toen ik jaren geleden op Purgatory afscheid van hem nam.'
'Laten we hopen dat de reis die met dit afscheid begint, beter afloopt dan die andere,' zei Prospero.
'Nou, deze keer ben jij degene die op reis gaat, niet ik,' zei Fiyle. 'Voor mij is dit het eindpunt. In elk geval tot de komeet inslaat.'
'Wat ga je doen, Fiyle?' vroeg Caliban. 'Waar ga je heen?'
De man schudde zijn hoofd, haalde zijn schouders op en glimlachte. 'Ik heb geen flauw idee. Weg. Ergens heen waar ze niet naar me zoeken. Ergens waar ik opnieuw kan beginnen. Maar ik blijf eerst een tijdje in Depot. Niemand kent me hier.'
Depot was de grootste menselijke nederzetting in Utopia, wat nog niet veel betekende. Zoals de naam al zei, was het weinig meer dan een overslagpunt voor de kleine, verspreide nederzettingen van dat deel van Oost-Terra Grande.
'Waarom dan?' vroeg Caliban, 'Wij hebben onze redenen hier te zijn, maar waarom ga jij je in een stad verbergen die verwoest zal worden?'
'Juist omdat hij wordt verwoest,' zei Fiyle grijnzend. 'Daarom is het een uitstekende plek om te verdwijnen. Ik kan voor een nieuwe identiteit zorgen, met Depot als uitgangspunt, en met de nieuwe "ik" een nieuw leven beginnen. Hoe kan iemand de dossiers nog inzien als Depot een smeulende ruïne is? En misschien krijg ik de kans met de stadsarchieven te rommelen voordat ze ze inpakken en naar een veilige plek brengen. Misschien komt er wel in de archieven te staan dat ik een welgesteld zakenman ben met een vette bankrekening. Wanneer de stad is weggevaagd en de bevolking verspreid is, zal niemand me nog kunnen identificeren en mijn aanspraken kunnen weerleggen.'
Caliban keek Fiyle vijf seconden strak aan, voordat hij reageerde. 'Ik moet zeggen dat je vooruitdenkt,' zei hij. 'Ik denk dat het me nog meer inzicht geeft in de criminele geest.'
Fiyle grijnsde breeduit en lachte. 'O, misschien slechts meer inzicht in de menselijke geest,' zei hij.
'Dat is een aannemelijke suggestie,' zei Prospero. 'En daarom zeer verontrustend. Vaarwel, Caliban. Vaarwel, Norlan Fiyle.'
'Het ga je goed, Prospero,' zei Fiyle met een brede grijns op zijn vermoeide gezicht.
En toen viel er niets meer te zeggen. Caliban kwam uit zijn stoel en klom de luchtwagen uit. Fiyle deed de deur van buitenaf dicht, waarna de luchtwagen in een rechte lijn opsteeg en Caliban en Fiyle alleen liet.
'Nou,' zei Fiyle, 'als ik wil proberen te verdwijnen, zal ik daar nu maar meteen mee beginnen. Vaarwel, Caliban.'
'Dag, Fiyle,' zei Caliban. 'Wees voorzichtig.'
Norlan glimlachte weer. 'Jij ook,' zei hij. Hij zwaaide, draaide zich om en liep de donkere straat in.
Caliban keek om naar de luchtwagen, die een bocht maakte om de zuidrand van de stad, een kleine veeg zwart tegen de langzaam oplichtende dageraad. Alleen. Zo had hij het gewild. Maar toch kon hij het gevoel niet kwijtraken dat hij zojuist afscheid had genomen van een vitaal deel van zichzelf. Hij was lange tijd een van de nieuwwetrobots geweest, of althans bijna.
En nu was hij Caliban. Caliban de geenwetrobot. Caliban stond weer alleen.
Toch bracht die gedachte hem niet zoveel plezier als hij had verwacht.
Norlan Fiyle voelde zich uitstekend, toen hij door de stad liep. Het had iets, om buiten in de openlucht te zijn, te weten dat de mensen die naar hem op zoek waren zich letterlijk aan de andere kant van de wereld bevonden. Het voelde goed aan, heel goed, om in de vroege ochtend door een stad te lopen die net aan het ontwaken was, wetend dat hij het had gered, dat het spel dat hij had gespeeld voorbij was, achter de rug. Het was niet gemakkelijk geweest de Blijvers tegen de IJzerkoppen uit te spelen, terwijl hij de Infernopolitie, die ergens tussen beiden in stond, uit de weg moest blijven. Iemand kon veel geluk hebben, het lot tarten, risico's nemen en er toch goed vanaf komen, maar vroeg of laat zou hij tegen de lamp lopen. Dat kon niet anders. Dat was een natuurwet. Op de lange duur was er maar één manier om zo'n spel te winnen: ermee te stoppen zodra het kon.
En dat had hij gedaan. Hij was ermee gestopt.
Hij vond een klein café dat een zeer acceptabel ontbijt serveerde. Hij at op zijn gemak aan de tafel bij het raam en bleef een uur of twee zitten genieten van het nietsdoen, kijkend naar andere mensen die zich naar hun werk haastten, terwijl hij zelf geen enkele verplichting had.
Hij betaalde zijn rekening contant, wisselde enkele vrolijke blikken met de knappe vrouw achter de toonbank, die zowel manager, serveerster, kok als caissière was, en liep naar buiten, de stoffige hoofdstraat van Depot in.
De volgende stap was onderdak te vinden en wat basisbenodigdheden aan te schaffen. Hij was tenslotte uit Hades gevlucht met niets anders dan de kleren die hij droeg en wat geld. Maar Fiyle was al een keer of twee eerder alles kwijtgeraakt, en het zou beslist nog wel eens gebeuren. Hij maakte zich er nauwelijks druk over. Er moest in deze stad werk genoeg zijn, als hij zich bedacht hoeveel goederen er moesten worden ingepakt en verzonden...
Er werd een hand op zijn schouder gelegd. De hand van een man, klein, met slanke vingers, maar tanig en sterk.
'Doctor Ardosa,' zei een koele, onplezierige stem in zijn oor. 'Doctor Barnsell Ardosa. Wat een opmerkelijke verrassing u hier te zien. Al geloof ik niet dat u die naam nog gebruikt. Is het voorlopig weer Norlan Fiyle? Of hebt u al een nieuwe naam uitgezocht?'
Fiyle draaide zich om en keek heel kort recht in de ogen van Jadelo Gildern, het hoofd van de inlichtingendienst van de IJzerkoppen. 'Hallo, Gildern,' zei hij langzaam. 'Ik denk dat ik het bij jou net zo goed op Norlan Fiyle kan houden.'
Gildern glimlachte onvriendelijk. 'Dat lijkt me logisch,' zei hij. 'Maar maak je niet ongerust. Niemand hoeft verder te weten wie je werkelijk bent, zoals bijvoorbeeld de politie van Inferno, of de Blijvers, zolang je mij maar tevredenstelt. Klink dat niet redelijk?'
'Ja, zeker,' zei Fiyle zonder veel enthousiasme.
'Goed,' zei Gildern. 'Uitstekend. Want tot op heden vroeg ik me af hoe ik de zaken hier zou moeten afhandelen. Het is moeilijk om de juiste mensen te vinden om inlichtingen te verzamelen, vooral mensen die ook sterk zijn gemotiveerd om hun werkgevers tevreden te stellen.'
'Werkgevers?' vroeg Fiyle, terwijl een koude, harde knoop in zijn maag samentrok.
'Dat klopt,' zei Gildem. 'Het is je geluksdag, Norlan. Er is je een uitstekende baan in de schoot gevallen. Onder ons gezegd en gezwegen, ik zie niet hoe je die zou kunnen weigeren.'
Gildern kwam naast Fiyle staan en legde zijn hand op Fiyles onderarm. Het zag eruit als een teder, zelfs vriendelijk gebaar, maar de vingers klemden zich als een tang om zijn botten.
Jadelo Gildern nam Norlan Fiyle mee. Het was overduidelijk dat Norlan zich allesbehalve uit het spel had kunnen terugtrekken.