5
'Hij gaat naar binnen,' zei Cinta Melloy in de audiohoorn, waarbij ze door het raam naar buiten keek. Het bewakingsteam en het oppakteam, dat stand-by stond, luisterden beide. Ze schudde bezorgd haar hoofd toen ze de CIP-transporter op het dak zag landen. 'Onze jongeman gaat door dezelfde voordeur naar binnen waaruit even tevoren het hoofd van de concurrentie naar buiten is gekomen. En zijn vrienden landen net op het dak.' Terwijl ze het zei, besefte ze al dat ze te cryptisch was. Deze operatie was zo gehaast opgezet, dat er geen tijd was geweest om codenamen of communicatieprotocollen af te spreken. Ze kon maar beter duidelijk zijn, om dubbelzinnigheden te voorkomen. Ze was er zeker van - redelijk zeker althans - dat de Combinatie van Infernale Politie-eenheden haar nog niet afluisterde. Hun contraspionage werd steeds beter, maar het was allesbehalve eenvoudig om een verborgen draadverbinding op te sporen, laat staan hem af te luisteren.
De CIP was natuurlijk op de hoogte van deze uitkijkpost, pal tegenover de Regeringstoren, net zoals de Blijvers alles wisten over de wachtpost van de CIP bij de hoofdingang van Blijverstad. Dat hoorde allemaal bij het spel. Maar weten wie de wachtpost bemande, was nog heel wat anders dan de draadverbinding op te sporen en hem af te luisteren, zonder dat iemand het merkte. 'Lentrall is naar binnen gegaan. Ik heb zoeven Devray naar buiten zien komen. En iets wat op een volledig CIP-bewakingsteam lijkt, is op het dak geland. Ik denk dat ze lijfwachten naar Lentrall sturen.'
'Dat is niet zo mooi,' antwoordde een stem aan de andere kant van de lijn.
Cinta Melloy begreep dat ze niet verrast had moeten zijn dat Tonya Welton meeluisterde. Maar ze vroeg zich af in welke mate Tonya Welton bij deze operatie betrokken was. Meestal hield Welton zich ver van Cinta's BBD, en daar had ze een goede reden toe. Geen enkele verantwoordelijke leider wil al te dicht bij de mensen staan die de vuile zaakjes opknappen. Maar deze zaak was anders. Tonya bleef er met haar neus bovenop zitten.
'Blijf stand-by,' zei Cinta, waarna ze de schakelaars omzette die de verbindingen met het bewakings- en het oppakteam verbraken. 'We zijn nu onder elkaar, mevrouw Welton. U kunt beter niets zeggen, wanneer de teams u kunnen horen. Als ze uw stem hebben herkend, hebt u misschien onze hele categorisatie omvergeworpen.'
'Daar zullen we ons later wel druk om maken, ja?' zei Welton, alsof de kwestie geheel onbelangrijk was. 'Wat zei u nou over lijfwachten die naar Lentrall werden gestuurd?'
'Iets wat eruitziet als een volledig CIP-bewakingsteam landde op het dak, net toen Lentrall naar binnen ging. Ik denk dat ze hem zullen bewaken zodra hij het gebouw verlaat.'
'En het wordt voor ons min of meer onmogelijk om hem op te pakken, als ze zich eenmaal hebben geïnstalleerd,' zei Tonya.
'Ja, mevrouw,' zei Cinta, zonder moeite te doen de opluchting in haar stem te verbergen. Ze had niets met deze waanzinnige operatie te maken willen hebben.
'Dan moeten we hem oppakken voordat de lijfwachten hem bereiken.' zei Tonya. 'Pak hem op.'
'Wat!' riep Cinta uit.
'U hebt me gehoord, Melloy. Dit is een bevel. Pak hem op zodra hij het gebouw verlaat. Ik denk dat u ongeveer een uur hebt om uw team in gereedheid te brengen. Ik zou maar aan de slag gaan.'
De deur zwaaide zover open, dat je zou denken dat degene die naar binnen ging alle recht had er te zijn. Zonder het slot te forceren, zonder het elektronische bewakingssysteem uit te schakelen. Zo onhandig was Jadelo Gildern niet. Hij stak het apparaatje waarmee hij de deur had geopend in zijn zak en liep Davlo Lentralls kantoor binnen. Hij duwde de deur achter zich dicht en slaakte een lichte zucht. Gildern keek de kleine kamer rond en zag er volkomen op zijn gemak uit, maar in werkelijkheid was hij doodsbang. Zijn hart bonkte zo hard in zijn keel dat hij er zeker van was dat ze hem in de gang konden horen.
Gildern wist dat hij niet moedig was. De risico's die hij nam en de gevaren die hij tijdens zijn inlichtingenwerk overwon, waren allemaal, altijd en alleen, bedoeld voor zijn eigen welzijn: om er zelf, persoonlijk, beter van te worden. Al waren de wegen die hij volgde om dat welzijn te behalen soms nogal kronkelig, het uiteindelijke doel was altijd zichtbaar. Wat hij ook deed, hij deed het altijd voor zichzelf.
En het zou hem zeer verbazen als deze expeditie naar Lentralls kantoor hem niet heel veel zou opleveren. Temeer omdat hij Beddle eerst had verteld dat het uiterst gevaarlijk was.
In werkelijkheid was het risico slechts heel beperkt. Als Gildern inderdaad in de computerbestanden zou zijn gedoken, was de kans op ontdekking en gevangenname vrij groot geweest. Maar het feit dat de beveiliging van de computerbestanden zo goed was, speelde Gildern juist in de kaart. Bij een goede beveiliging voelden mensen zich veilig. Mensen die zich veilig voelden, ontspanden zich. En mensen die ontspannen waren, maakten fouten.
Eén zo'n fout was, dat men ervan uitging dat als de beveiliging op één punt goed was, hij op alle andere punten even goed zou zijn. En dat was vaak niet zo, zoals het deurslot dat Gildern zojuist had geopend, bewees. De computerbeveiliging was goed, dus de fysieke beveiliging moest ook goed zijn. En daarom was het volkomen veilig om boeken, papieren en aantekeningen te laten rondslingeren, zolang de deur maar op slot was. Gildern had gehoopt dat Lentrall die gedachtegang had gevolgd, en het leek erop dat dat inderdaad het geval was. Waarschijnlijk zou hij toch weinig aan de computerbestanden hebben gehad. Gildern was geen technicus, geen geleerde. Het zou hem waarschijnlijk zo veel moeite kosten om een technisch verslag te analyseren, dat het zonde van de tijd zou zijn. Nee, wat hij zocht, waren papieren die hij kon fotograferen. Hij zocht aantekeningen, samenvattingen die waren bedoeld om zaken aan leken uit te leggen. En als hij geluk had: elektronische notitieblokken, boordevol met informatie die Gildern zo kon kopiëren en meenemen.
Het kantoor zag er netjes uit, maar niet zo netjes als wanneer het door een robot zou zijn opgeruimd. Gildern hoefde niet verder te kijken dan de boeken op de boekenplank, die kriskras door elkaar stonden, de papieren, die in hoge, slordige stapels op het bureau lagen, en de stoel, die midden in de ruimte stond, in plaats van netjes onder het bureau te zijn geschoven. Dat maakte hem meteen duidelijk dat Lentrall zijn kantoor zelf opruimde. Des te beter. Als Gildern dan iets niet precies op dezelfde manier teruglegde als hij het had aangetroffen, zou het waarschijnlijk niet worden opgemerkt. En als de man hier trouwens zelf alles opruimde, zou de manier waarop alles was opgeborgen, Gildern heel wat over de man zelf kunnen vertellen.
Hij begon Davlo Lentralls kantoor te doorzoeken.
Fredda Leving zag hoe haar echtgenoot de kamer binnenkwam en hoe de uitdrukking op zijn gezicht veranderde zodra de deur achter hem in het slot viel. De blik van kalme afstandelijkheid verdween en maakte plaats voor een zeer verontruste uitdrukking. Hij keek haar aan en leek te begrijpen wat ze had gezien. Hij glimlachte ietwat bedroefd, bezorgd. 'Toen ik nog politieagent was, gebeurde dat nooit,' zei hij. 'In die tijd kon ik kijken hoe ik wilde. De politiek doet vreemde dingen met een mens.'
Fredda stond op en pakte de hand van haar man vast. 'Ik weet niet of ik blij moet zijn te constateren dat je voor mij je masker laat zakken, of boos omdat je een masker opzet,' zei ze.
'Waarschijnlijk beide,' zei hij met een spoor van verdriet in zijn stem.
'Wat wilde Devray je vertellen?'
'Dat onze vrienden en onze vijanden - die al of niet dezelfden kunnen zijn - waarschijnlijk al het meeste weten van wat we juist voor hen geheim probeerden te houden.'
'En voor mij.' Fredda deed een stap bij haar man vandaan, sloeg haar armen over elkaar en ging op de hoek van zijn bureau zitten. 'Als zij het al weten, kun je het misschien eindelijk eens opgeven en mij vertellen wat er allemaal aan de hand is.'
Kresh begon door het kantoor te ijsberen, met zijn handen op zijn rug ineengeslagen; een zeldzaam, maar betrouwbaar teken van bezorgdheid en ongeduld. 'Waar blijft die knaap?' vroeg hij aan niemand in het bijzonder. En toen keek hij zijn vrouw aan, zonder stil te blijven staan. 'Ik wilde er geen geheim van maken. Ik wilde alleen dat je het op dezelfde manier zou horen als ik. Ik wilde je mening over... hierover horen, zonder dat je wordt gehinderd door mijn vooroordelen of meningen.'
'Nou, veel heb je me in elk geval nog niet verteld. Ik weet alleen dat het problemen voor de nieuwwetrobots zou kunnen opleveren.'
Kresh bleef staan en keek zijn vrouw weer aan. Zijn gezicht stond droef. 'Het zou problemen voor iedereen kunnen opleveren,' zei hij. 'Ah, daar is de man om wie het gaat.'
De deur schoof open en een jonge, energiek uitziende man kwam binnen, vergezeld van een heel normaal uitziende, grijsbruine robot van gemiddelde lengte en postuur. De robot nam meteen plaats in een van de muurnissen. Zo nietszeggend als de robot was, de man was dat beslist niet. Met zijn hoekige gezicht, donkere huid, kortgeknipte haar en felle ogen, zag hij er opvallend uit. Niet gewoon knap, maar meer dan dat. Of Davlo Lentrall al dan niet een man was die het middelpunt vormde van belangrijke kwesties, hij zag er in elk geval wel zo uit.
'Goedemorgen, doctor Leving,' zei Lentrall, terwijl hij een lichte buiging naar haar maakte. Een ouderwets, hoffelijk gebaar. Hij wendde zich tot haar man. 'En u ook goedemorgen, meneer.'
'Goedemorgen,' zei Kresh. Tegen een van de muren van het kantoor stond een bank. De gouverneur nam erop plaats, waarna Fredda naast hem kwam zitten. Kresh wees naar een gemakkelijke stoel die tegenover de bank stond. 'Alstublieft, doctor Lentrall, neemt u plaats.'
Maar Lentrall nam geen plaats. Hij bleef staan en probeerde duidelijk kalmer te lijken dan hij in werkelijkheid was. 'Meneer, ik moet u iets zeggen, al zal het misschien belachelijk klinken. Ik... ik geloof dat ik word gevolgd.'
Kresh glimlachte meewarig. 'Het spijt me te moeten zeggen dat dat helemaal niet belachelijk klinkt,' zei Kresh. 'Het hoofd van politie was hier zoeven in eigen persoon om me te vertellen hoezeer verscheidene partijen in u geïnteresseerd zijn. Het zou me verbazen als niemand u zou laten schaduwen.'
Davlo knikte en leek zich te ontspannen. Maar niet veel. 'Op een vreemde manier is dat een opluchting. Ik geloof dat ik liever echt word gevolgd, dan dat ik aan paranoïde waanideeën lijd.'
'Geloof me, in dit leven sluit het ene het andere niet uit. Maar laten we verdergaan. Ga zitten, haal diep adem en... dan kunnen over de zaak in kwestie praten.'
'Ja, meneer.' Davlo ging voorzichtig zitten, alsof hij half verwachtte dat de stoel het onder zijn gewicht zou begeven, of dat er beugels of iets dergelijks, uit de leuningen zouden springen om hem vast te grijpen.
Het viel Fredda op dat de kamer niet was ingericht zoals gebruikelijk, en dat haar man niet op zijn vaste plek zat. Hij had kennelijk opdracht gegeven de kamer zodanig aan te passen dat de emotionele drempels zo laag mogelijk werden. Vandaag zat Alvar Kresh niet op zijn op een troon lijkende stoel achter de imponerende barrière van zijn bureau. Hij zat in een enigszins overdreven ontspannen houding op de bank. De stoel waarop Lentrall zat, plaatste hem zelfs iets boven Alvars oogniveau. De lage tafel tussen de bank en Lentralls stoel diende als een soort barrière, een neutrale bufferzone die iedereen ervan weerhield in Lentralls privé-ruimte binnen te dringen. Zelfs Alvars kalme gezicht en vage, halve glimlach maakten deel uit van de show.
En plotseling begreep Fredda dat zij ook deel uitmaakte van de show. Alvar wilde dat zij het woord deed, dat Lentrall tegen haar zou praten. Dacht hij dat Lentrall rustiger zou reageren als hij met iemand sprak met een leeftijd die dichter bij zijn eigen leeftijd lag, een vrouw zonder officiële rang? Of wilde Alvar zichzelf als toeschouwer opstellen, zich buiten het gesprek plaatsen, zodat hij kon observeren en een onpartijdig oordeel kon vellen, zonder erbij betrokken te raken? Of misschien had hij helemaal geen vooropgezet doel. Misschien volgde hij gewoon zijn politieke instinct, het gevoel in zijn buik.
'Donald,' zei Kresh, 'haal iets te drinken voor onze gast.'
'Zeker, meneer.' Donald liep naar voren en sprak Lentrall aan. 'Waar hebt u trek in?' vroeg hij.
'Nergens in.' Lentrall keek Donald een ogenblik lang nieuwsgierig aan. Toen wendde hij zich tot Fredda. 'Doctor Leving, zou u mijn nieuwsgierigheid even kunnen bevredigen? Klopt het dat u deze robot hebt ontworpen en gebouwd?'
'Dat klopt, ja.'
'Ik begrijp het. U bent een zeer bekend persoon, natuurlijk, evenals veel van uw scheppingen.'
Kresh grinnikte dreigend. 'Dat is nogal zwak uitgedrukt.'
Lentrall keek naar Kresh en glimlachte dunnetjes. 'U zult wel gelijk hebben, meneer. Maar wat me verbaast, is zijn naam: Donald.'
'Het is een hobby van me voor al mijn zelfgebouwde robots namen te gebruiken van de personages van een antieke verhalenverteller,' zei Fredda. 'Een man die op de oude Aarde leefde, in het prerobotische tijdperk. Een man genaamd...'
'Shakespeare,' zei Lentrall. 'Ik ken hem. William Shakespeare. En nu we het er toch over hebben: ik vind het juister hem een dichter en toneelschrijver te noemen, in plaats van een verhalenverteller. Ik heb hem zelf bestudeerd. Daarom vroeg ik het me af. De namen van uw andere robots, Caliban, Prospero, Ariël, komen allemaal van Shakespeare. Ik heb zelfs een soort film over uw huis gezien, waarin het me opviel dat uw huidige privé-robot Oberon heet. Ook weer een naam van Shakespeare. Daarom vroeg ik me af waar de naam "Donald" vandaan komt.'
'Pardon?'
'Meneer, als ik u even van dienst mag zijn,' zei Donald, zich tot Lentrall richtend. 'Ik ben genoemd naar een minder opvallend personage uit het toneelstuk Macbeth.'
'Maar in dat stuk heet niemand zo,' reageerde Lentrall. 'Ik ken het goed. Ik ben er feitelijk zelfs zeker van dat in geen enkel stuk van Shakespeare de naam Donald voorkomt.' Lentrall dacht even na. 'In Macbeth komt wel ene "Donalbain" voor,' zei hij toen. 'Donald zal zeker een verbastering van Donalbain zijn.'
'Meneer, neemt u me niet kwalijk dat ik u verbeter, maar ik heb zojuist mijn ingebouwde gegevensbank geraadpleegd, en daarin vond ik de bevestiging dat het personage Donald heet.'
'Natuurlijk, in jouw kopie,' zei Lentrall. 'Als de kopie van doctor Leving incorrect was, en jouw eigen systeem is daarop gebaseerd, staat de naam daarin natuurlijk ook fout. Mettertijd sluipen er een heleboel fouten in antieke teksten.'
'Zou het misschien mogelijk zijn, meneer, dat úw kopie van het toneelstuk fouten bevat?' opperde Donald.
'Alles is mogelijk, maar ik betwijfel ten zeerste dat mijn kopie fout is. Ik verzamel zulke dingen namelijk zo'n beetje. En ik bezit vier verschillende exemplaren van het werk van Shakespeare. Drie als datasets, en één gedrukt exemplaar. En in geen daarvan komt ene "Donald" voor.'
'Ik begrijp het,' zei Donald, die duidelijk onthutst was door Lentralls onthullingen. 'Ik zal mijn eigen gegevensbank moeten controleren.'
'Interessant,' zei Lentrall, toen Donald zich in zijn muurnis terugtrok. 'Ik denk dat de moraal van dit verhaal is, dat we nooit zo veel weten als we denken te weten. Vindt u niet, doctor Leving?'
'Hmmm? Wat? O, ja.' Fredda was volkomen van haar stuk gebracht. Hoe had ze zo'n fout kunnen maken? Wat had ze in de loop der jaren nog meer voor fouten gemaakt, zonder het te weten? Opmerkelijk, hoe zo'n onbenullige fout haar zo'n enorm gevoel van schaamte kon geven.
En het was ook opvallend dat Lentrall zo onbeschoft en arrogant kon zijn haar er, tijdens de eerste keer dat ze elkaar ontmoetten, op aan te spreken. Toch leek de man er geen idee van te hebben dat hij zich onbeschoft gedroeg. Davlo Lentrall was een heel opmerkelijke jongeman, niet behept met de vaardigheden en de persoonlijkheid die nodig zijn om het in de politiek ver te kunnen schoppen. Gelukkig had hij een ander beroep gekozen.
Maar intussen hadden ze het onderwerp waar het om ging nog niet aangesneden. 'Misschien wordt het tijd om over de huidige kwestie te beginnen,' zei ze.
'Inderdaad,' zei Lentrall. 'Hoeveel weet u?'
Fredda aarzelde en keek haar man aan. Maar zijn onbewogen gezicht gaf haar geen enkele aanwijzing. 'Eerlijk gezegd, doctor Lentrall, heeft mijn man me niets verteld. Hij wilde dat ik het allemaal van u te horen kreeg. Wilt u dus alstublieft bij het begin beginnen?'
'Goed,' zei Lentrall op bruuske toon. 'Waar het om gaat, is dat ik denk een manier te hebben gevonden om het terravormingsproces te versnellen en het klimaat permanent te stabiliseren.'
'Maar alleen door de levens van misschien miljoenen mensen op het spel te zetten,' zei Lentralls robot vanuit zijn nis.
'Stil, Kaelor,' zei Lentrall ongeduldig.
'Mijn Eerste Wet dwingt me ertoe dat in elk geval naar voren te brengen,' reageerde de robot op verdrietige toon. 'Uw actieplan zou veel menselijke wezens in gevaar brengen.'
'Ikzou het nauwelijks gevaar willen noemen,' zei Lentrall geïrriteerd. 'Eerder een gering risico. Maar als mijn plan slaagt, zal dat meer veiligheid en welstand voor de komende generaties betekenen.'
'Dat argument wordt door zo veel hypothesen ondersteund, dat het voor mij van geen enkele waarde meer kan zijn,' zei Kaelor.
'Je hebt gezegd wat je wilde zeggen,' zei Lentrall. 'Ik beveel je nu stil te zijn.' Hoofdschuddend keek hij Fredda aan. 'Ik weet dat u beroemd bent vanwege de prachtige robots die u bouwt,' zei hij, 'maar soms vraag ik me af of de Blijvers niet gelijk hebben.'
'Die gedachte is bij mij ook meer dan eens opgekomen,' zei Fredda. 'Maar gaat u alstublieft verder. Hoe wilt u het klimaat stabiliseren?'
'Door de Noordpool onder water te zetten,' zei Lentrall. 'Ik noem het het Poolzeeproject.'
'Wat wilt u daar precies mee bereiken?' vroeg Fredda.
Lentrall keek haar enkele tellen strak aan, alsof ze zojuist had gevraagd wat het nut van robotarbeid was. 'Ik zal even teruggaan in de tijd,' zei hij ten slotte. 'Of eigenlijk, laten we helemaal teruggaan. Zoals u wellicht weet, troffen de eerste Ruimters die op de planeet aankwamen, een woestijnwereld aan die uit twee grote, duidelijk verschillende geologische gebieden bestond. Het zuidelijke, tweederde deel van de planeet, bestond uit laagland, terwijl het noordelijke derde deel door een enorm plateau werd bedekt, dat veel hoger lag dan het zuidelijk halfrond. Juist om die reden werd Inferno pas in de laatste plaats als een kandidaat voor terravorming gezien.'
'Waarom?'
'Omdat het water dat op de planeet zou worden gevormd, in het zuiden zou samenstromen, zoals ook is gebeurd. Het noordelijke hoogland noemen we nu het continent Terra Grande en het zuidelijke laagland is ondergelopen en vormt nu de Zuidelijke Oceaan. Daardoor heeft onze planeet één door water bedekte pool en één die door land wordt bedekt.'
'En wat geeft dat aan?'
'Heel veel. Water absorbeert warmte stukken beter dan de atmosfeer. Water kan circuleren en warmte meevoeren. De temperaturen op het zuidelijk halfrond zijn veel gematigder en stabieler dan die in het noorden, omdat warm water over de zuidelijke poolstreken kan stromen en die opwarmt. Koud poolwater kan naar de warme streken stromen en die afkoelen. Ik stel het nu allemaal uiterst eenvoudig voor, natuurlijk, maar dat is de kern waar het om gaat.'
'En dat kan in het noorden niet gebeuren, omdat daar geen water is,' zei Fredda terwijl ze haar man aankeek. Maar zijn gezicht was volkomen uitdrukkingsloos. Hij keek toe bij dit spel en speelde niet mee.
Lentrall knikte enthousiast. 'Precies. Terra Grande is een enorm continent uit één stuk. Het beslaat het hele noordelijke derde deel van de oppervlakte van de planeet. Omdat er geen water over de noordelijke poolgebieden kan stromen, is de kans klein dat de temperaturen op het noordelijk halfrond zullen worden gematigd. De tropische gebieden van het noordelijk halfrond zijn te heet, terwijl de poolstreken te koud zijn. Wanneer u op de kaart kijkt, zult u zien dat de zuidrand van Terra Grande, waar de meeste mensen wonen, min of meer grenst aan de noordrand van de noordelijke tropische zone. Hier in Hades zouden we midden in de gematigde zone moeten zitten. Maar de gematigde zones worden steeds kleiner en we zitten al dicht bij de noordgrens van de bewoonbare zone. Er zijn zelfs een paar nogal strenge Blijvernormen volgens welke de stad Hades, technisch gezien, onbewoonbaar is. Vanwege te weinig regenval, geloof ik. Hoe het zij, de bewoonbare zone van deze planeet beslaat weinig meer dan een smalle strook van vijf- of zeshonderd kilometer breedte langs de zuidkust van Terra Grande. En die strook wordt steeds smaller, hoe we ook ons best toen en ondanks plaatselijke successen.'
'Ik dacht dat we door het terravormingsproject terrein wonnen,' zei Fredda, waarbij ze opnieuw haar man aankeek.
'Dat is waar,' zei Alvar. 'Plaatselijk. Voornamelijk op plaatsen waar mensen wonen. Op andere plaatsen verliezen we terrein. Maar in het algemeen doen we het rondom Hades en het gebied van de Grote Baai veel beter. Zodra we dit deel van de wereld onder controle hebben, hopen we naar buiten toe uit te breiden.'
'Als u de kans krijgt,' zei Lentrall. 'Volgens de huidige voorspellingen zou het beide kanten op kunnen gaan. U werkt in een hooggelegen balans. Die is heel onstabiel.'
'Wat is een hooggelegen balans?' vroeg Fredda.
Lentrall stak glimlachend zijn hand in de borstzak van zijn tunica en haalde er een grote munt uit - een Blijvermunt, viel Fredda onwillekeurig op. Hij had hem zo snel paraat, dat Fredda vermoedde dat hij hem daar opzettelijk had opgeborgen, om ermee voor de dag te komen als hij aan zijn uitleg begon.
'Dit is een hooggelegen balans,' zei hij. Hij stak zijn linkerwijsvinger recht omhoog en legde voorzichtig de munt op het puntje ervan. 'Theoretisch kan die munt daar eindeloos lang blijven liggen,' zei hij. 'Ik hoef mijn vinger alleen maar kaarsrecht omhoog te houden, mijn arm niet te bewegen, niet te gaan wankelen, en tegelijkertijd luchtstromingen en zwakke trillingen in het gebouw te compenseren. En ik moet er natuurlijk voor zorgen dat ik correcties van kleine storingen niet overcompenseer...'
Maar op dat moment viel de munt plotseling kletterend op de stenen vloer van het kantoor. Op de een of andere manier was het geluid van de munt die op de grond viel, veel harder dan Fredda had verwacht.
'Wat u zag, was een vrij juiste metafoor voor de toestand waarin het klimaat op de planeet Inferno zich op dit moment bevindt. Nu is het stabiel, maar bij de kleinste verstoring kunnen er problemen ontstaan. Het systeem kent geen negatieve terugkoppeling. Er is niets wat het systeem bij een verstoring weer stabiel maakt. Sinds de eerste klimaatingenieur hier aan het werk ging, hadden we op Inferno te maken met een hooggelegen balans die tussen twee extremen lag, waarbij de kleinste verandering het hele systeem door oververhitting of onderkoeling kon doen instorten. Elke keer moeten we alles precies goed doen, want anders...' Hij knikte naar de munt op de vloer.
'Maar u hebt een oplossing,' zei Fredda op niet al te vriendelijke toon. Lentrall deed geen moeite iemand te overtuigen, iets uit te leggen of zaken te bespreken. Hij hield een voordracht, schreef haar iets voor, onderwees haar. Hij sprak op een toon die een vreemde combinatie van arrogantie en minzaamheid was. Hij sprak neerbuigend, alsof ze een kind was en hij haar uitlegde waarom het de enig verstandige manier was om de dingen op deze manier te doen, voor haar eigen bestwil.
'Ik heb een oplossing,' zei hij. Hij pakte de munt weer op en legde die in zijn handpalm. 'We brengen de planeet in een laaggelegen balans, zoals deze.' Hij schudde met zijn hand en bewoog hem heftig heen en weer. De munt bleef op zijn handpalm liggen. Een of twee keer lukte het hem het geldstuk iets te verplaatsen, maar steeds schoof het terug in de holte van zijn handpalm. 'Zoals u ziet, is het veel moeilijker om iets te verstoren wat zich in een laaggelegen balans bevindt. De balans zal zich steeds herstellen wanneer de verstoring ophoudt. Nou, een poolzee zal het wereldklimaat in een stabiel, laaggelegen systeem veranderen, dat slechts met grote moeite uit evenwicht zal kunnen worden gebracht.
Zoals ik zei, is het probleem de afwezigheid van watercirculatie op het noordelijk halfrond. Als er een manier zou zijn om water in het noordelijke poolgebied te verzamelen, waarbij we in- en uitstroomopeningen naar de Zuidelijke Oceaan maken, zou warm water naar het noorden kunnen stromen om de pool te verwarmen en zou koud water naar het zuiden kunnen stromen om de oceaan af te koelen. En de streken langs de kust. Daarmee zouden we een laaggelegen balans hebben, waarin de natuurlijke krachten op de planeet het systeem zeifin stand houden. Als het te warm wordt, geeft het koude poolwater afkoeling. Als de temperatuur te ver daalt, zorgt het tropische water voor warmte. We hebben op beide polen water nodig.'
'Maar er zijn verscheidene geterravormde planeten zonder water op beide polen,' bracht Fredda daartegenin. 'En als ikhet me goed herinner, had zelfs de Aarde een pool die door land werd bedekt. En de golfstromingen op die wereld werden ernstig belemmerd. Ik geloof zelfs dat de pool met water bijna altijd bevroren was.'
Lentrall glimlachte weer, maar het was geen warme of vriendelijke glimlach. Eerder een van triomf, bijna als een minzame snauw. Ze was in de val gelopen die hij voor haar had uitgezet, en nu hoefde hij alleen nog maar de genadeslag toe te dienen. 'Daar heb ik allemaal antwoorden op,' zei hij. 'En ik denk dat u zult inzien dat die mijn argumenten alleen maar kracht bijzetten. Wat betreft de geterravormde planeten met door land gevormde polen, ik kan u zeggen dat die allemaal over hoeveelheden water beschikken die veel dichter bij de polen komen dan hier op Inferno.'
'En het voorbeeld van de Aarde, dat ze noemde?' vroeg Kresh.
'Om te beginnen waren de oceanen op Aarde veel dieper dan de kunstmatige oceanen op welke geterravormde planeet ook,' zei Lentrall. 'Omdat ze dieper waren, bevatten ze meer water en fungeerden ze als een veel efficiëntere warmte-opslag.
In de tweede plaats bedekten ze een veel groter deel van de oppervlakte van de planeet dan op de geterravormde werelden. Driekwart van de Aarde bestond uit water. Iets minder dan tweederde van de oppervlakte van Inferno bestaat uit water, en dat is nog meer dan op elke andere geheel geterravormde wereld. Het verschil tussen driekwart en tweederde lijkt misschien weinig, maar het is aanzienlijk. En, zoals ik al zei, als we het volume meten, in plaats van de oppervlakte, zijn de oceanen van Inferno veel kleiner dan die op Aarde.
Ten derde: zelfs al hadden de oceanen op Aarde geen vrije, open toegang tot de polen, dan nog kwamen ze er dicht genoeg bij om voor een aanzienlijke warm te-uitwisseling zorg te dragen.
Ten vierde: de uit land bestaande Zuidpool op Aarde was veel kouder dan de door water bedekte Noordpool, wat juist mijn argument versterkt dat vloeibaar water de temperaturen matigt. Hoewel de oppervlakte van de Arctische Oceaan bevroren was, was er onder het ijs nog volop water. Water dat stroomde.
En ten slotte viel het klimaat op Aarde op door de instabiliteit. Er hebben strenge ijstijden plaatsgevonden, die werden veroorzaakt door heel kleine schommelingen in bepaalde grootheden. Er bestaan gegronde bewijzen dat belemmering van de waterstromingen over de polen een zeer grote factor was van die instabiliteit. Ik zou willen stellen dat alle feiten op de oude Aarde de argumenten ten gunste van water op de Noordpool eerder versterken dan verzwakken.'
'Hmmm.' Fredda durfde niets meer te zeggen. Het ergste was, dat de man gelijk had. Hij bracht zijn argumenten goed. Maar er was iets in de toon van zijn stem, in zijn houding, in zijn gedrag, dat haar deed wensen dat ze het oneens met hem kon zijn, dat ze met steekhoudende argumenten tegen hem in kon gaan.
'Gaat u verder, doctor Lentrall,' zei Alvar met een volkomen neutrale stem. 'Hoe onderbouwt u dit allemaal?'
'Dat is een uitstekende vraag, gouverneur,' zei Lentrall op een toon alsof hij een pientere schooljongen prees. 'Zoals u ongetwijfeld weet, was er in de oorspronkelijke terravormingsplannen voor Inferno inderdaad in zo'n Poolzee voorzien. Mijn informatie heb ik grotendeels uit die oude studies.'
'Waarom hebben ze van de plannen voor de Poolzee afgezien?' vroeg Fredda.
'Dat was gedeeltelijk een politieke zaak. Een tijdskwestie. Het aanleggen van een Poolzee zou het hele project jaren hebben vertraagd, en de druk was groot om zo snel mogelijk kolonisten op de planeet te laten landen. Tegen die tijd was er al een heleboel fout gegaan met het terravormingsproject. Men dacht er zelfs even aan om de hele planeet maar te verlaten. De kosten liepen uit de hand. Maar dat zou de trots en het prestige van de Ruimters enorme schade hebben berokkend. De ingenieurs kregen de opdracht het project af te maken, maar ze kregen niet de tijd en het geld om het goed te doen. Ze konden niet anders dan de kantjes er vanaf te lopen. En een van de dingen die ze lieten vervallen, was de poolzee. Daardoor kwamen er genoeg middelen vrij om de rest van het terravormingsproject af te ronden.'
'Een zeer milde interpretatie,' zei Kresh. 'Ik heb de oude dossiers en verslagen ook bestudeerd. Ik zou eerder zeggen dat ze het terravormingsproject bij lange na niet hebben afgerond. Wat ze hebben gedaan, was het verklaren als afgerond. De terravormers op Inferno wisten precies wat voor rotzooitje ze ervan hadden gemaakt. Ik heb minstens drie verslagen gelezen die een instorting van het klimaat voorspelden, en alledrie voorspelden ze dat het nu te gebeuren staat.'
Lentrall keek Kresh geërgerd aan, omdat hij zijn toespraak had onderbroken. 'In elk geval stellen de oorspronkelijke dossiers duidelijk dat er een grote hoeveelheid water naar en van de poolstreken moet kunnen stromen. Alle berekeningen duidden erop dat het klimaat op de planeet daardoor zal worden gematigd en gestabiliseerd, plus dat de regenval op heel Terra Grande zal toenemen.'
'Het lijkt me een flinke klus om een oceaan te graven,' zei Fredda.
Lentrall glimlachte weer, wat hem er niet geliefder op maakte. 'Ja, dat is het zeker,' beaamde hij. 'Maar het meeste werk is al voor ons gedaan. Kaelor, geef mijn kaartenfoedraal eens.'
Lentralls robot stapte naar voren. Hij deed een bergruimte in de voorkant van zijn romp open, haalde er een lange, dunne koker uit en gaf die aan Lentrall. Lentrall maakte de koker open en trok er een op glimmend papier gedrukte kaart uit. 'Hierop staat het noordpoolgebied van Inferno,' zei hij, terwijl hij de kaart op de lage tafel voor hem uitspreidde. 'Een van de eigenschappen van het landschap op Inferno is, dat we niet in de gaten hebben dat er flinke kraters in voorkomen. Dat komt gedeeltelijk doordat de oorspronkelijke kolonisten voor hun steden plekken hebben uitgekozen die in gebieden met de minste kraters lagen. Bovendien zijn de meeste kraters zwaar geërodeerd. Maar het grootste deel van Terra Grande, en het grootste deel van het ondergelopen laagland dat nu de bodem van de oceaan vormt, is bezaaid met flinke kraters.'
Lentrall wees precies naar het midden van de kaart. 'Zoals u kunt zien, liggen er langs de Noordpool twee heel grote, elkaar overlappende kraters. Een formatie die meestal wordt aangeduid als de Pooldepressie. Aan die depressie vallen twee dingen op: ten eerste dat bijna al het land erin onder zeeniveau ligt, ten tweede dat er binnen de kraters permanente ijskappen liggen. Die ijskappen waren vroeger seizoengebonden, maar zijn nu permanent. En ze groeien. Elk jaar smelten ze een beetje tijdens de zomer op het noordelijk halfrond, maar in de winter laten de stormen er meer sneeuw achter dan er is weggesmolten, zodat de ijskappen groeien. Steeds meer van het zoete water van de planeet wordt op de Noordpool opgeslagen. Als er een kanaal zou zijn om er warm, tropisch water heen te brengen, zouden de ijskappen binnen korte tijd smelten. Als we vanuit de Zuidelijke Oceaan een kanaal naar de Pooldepressie zouden aanleggen, zou het water er vanzelf naar toe stromen en de Poolzee vormen.'
'U beweert dus dat we al een kant-en-klare zeebodem hebben,' zei Fredda. 'En dat die al gedeeltelijk met water is gevuld. Bevroren water, maar toch water. Wat betekent, dat we alleen maar een kanaal hoeven te graven.'
'Dat is niet zo eenvoudig,' zei Kresh. 'En er zouden ofwel twee kanalen moeten worden gegraven, of één kanaal dat groot genoeg is om er zowel een noordelijke als een zuidelijke stroming in te laten ontstaan.'
'Eigenlijk hebben we allebei nodig,' zei Lentrall. 'Een kanaal dat een dubbele stroming aankan en een kanaal dat alleen als een soort drukventiel zou fungeren. De tweede verbinding zou geen grote hoeveelheden water hoeven verwerken, maar daarmee zou het mogelijk zijn de hoeveelheid water in de Poolzee onder controle te houden.'
'Hoe is het mogelijk dat water in één en hetzelfde kanaal twee kanten op stroomt?' vroeg Fredda.
'Eigenlijk is dat een van de eenvoudigste punten van de hele zaak,' zei Lentrall. 'Het gebeurt in natuurlijke oceanen constant. Het warme water stroomt aan de bovenkant, terwijl de tegenstroom van koud water langs de bodem gaat. Er ontwikkelt zich een soort natuurlijke temperatuurgrens. De twee stromingen zijn vrij strak van elkaar gescheiden. Ze kunnen zelfs verschillende concentraties sporenelementen bevatten. Om allerlei redenen vermengen die zich niet. In ons geval zou de koude onderstroom naar het zuiden ook de bedding van het kanaal door middel van watererosie uitslijpen.'
'U laat het allemaal zo eenvoudig klinken,' zei Fredda, die weinig moeite deed het sarcasme uit haar stem te weren. 'Waarom is er nooit eerder iemand op gekomen?'
Maar Lentrall was duidelijk ongevoelig voor sarcasme. Ongetwijfeld omdat hij het nauwelijks opmerkte. 'O, zo veel mensen hebben er eerder over nagedacht,' zei hij. 'Het probleem is, dat tot nu toe niemand in staat was een manier te vinden de benodigde kanalen uit te graven. Het werk was te omvangrijk en te duur om met conventionele graafapparatuur uit te voeren. Als we nu zouden beginnen en al onze inspanningen in het graven van een kanaal zouden steken, zouden we nog niet halverwege zijn voordat het klimaat instort.'
'Maar u, en u alleen hebt een manier gevonden,' zei Fredda.
Die sneer trof bijna doel. 'Nou, ja,' zei Lentrall, die nu plotseling op zijn hoede was. 'Ja, dat klopt.'
'Hoe?' vroeg Fredda. 'Hoe wilt u het in duivelsnaam klaarspelen?'
Lentrall was nu duidelijk stomverbaasd. Hij keek van Fredda naar Alvar en weer terug. 'Bedoelt u dat hij u dat zelfs niet heeft verteld? Heeft hij het niet uitgelegd?'
'Nee,' zei Fredda. Ze keek haar man aan, maar het was duidelijk dat hij niets zou zeggen. 'De gouverneur wilde dat ik het van u zou horen.'
'Ik begrijp het,' zei Lentrall, nu duidelijk van zijn stuk gebracht. 'Ik dacht dat u het al wel wist.'
'Nee, dus,' zei Fredda, die zich steeds meer begon te ergeren. 'Ik vraag u daarom nog eens het me nu te vertellen. Hoe wilt u het aanpakken?'
Davlo Lentrall rommelde enkele tellen met de kaart. Hij schraapte zijn keel, ging rechtop op zijn stoel zitten en keek Fredda recht aan. 'Heel eenvoudig,' zei hij. 'Ik ben van plan een komeet op de planeet te laten inslaan.'