2

Caliban liep achter Prospero door de tunnel. Die was ongeveer honderd meter lang en kwam uit in een ravijn dat niet op een andere manier vanuit het huis te bereiken was. Daar stond hun luchtwagen, verborgen opgesteld.

'Ik zou graag willen weten wat dat allemaal te betekenen had,' zei Caliban toen ze uit de tunnel naar buiten kwamen, de koele avondlucht in.

'Wat ik zei was waar,' zei Prospero kalm. 'Gedeeltelijk was het slechts om uit te proberen hoe ze op zo'n beschuldiging zou reageren. Je bent het toch wel met me eens dat het de moeite waard is om te weten of ze in staat zou zijn ons te verraden.' Prospero klom op de bestuurdersstoel.

Caliban volgde hem en nam plaats op de voorste passagiersstoel. 'Je zou kunnen stellen dat zulke informatie in het algemeen zinvol is,' zei hij. 'Maar je kent doctor Leving nu een hele tijd. Waarom maak je je plotseling zo druk over hypothetische situaties? En als het slechts ten dele je bedoeling was haar op de proef te stellen, wat was je dan verder van plan?'

'Ik kan beide vragen beantwoorden, vriend Caliban, maar dat doe ik nu liever nog niet. Ik kan je alleen het volgende zeggen: volgens mij zijn we in gevaar. De kans dat we zullen worden verraden - of al verraden zijn - is zeer wel aanwezig. En meer kan ik je niet zeggen.'

Prospero zette de luchtwagen aan, waarna ze in de avondlucht opstegen. Caliban zweeg, maar hij had een besluit over Prospero genomen. Hij twijfelde er niet meer aan dat de nieuwwetrobot onstabiel was. Zijn kameraad verdacht niet alleen iedereen van verraad, hij nodigde er zelfs bijna toe uit. Hij was buiten zijn boekje gegaan door doctor Leving tegen zich in het harnas te jagen. Waarschijnlijk verwarde hij gevaar voor hemzelf met gevaar voor de nieuwwetters.

Dat allemaal bijeen maakte Calibans volgende besluit eenvoudig: zodra de situatie het toeliet, zou hij enige afstand tussen hemzelf en Prospero scheppen.

Hij wilde niet langer zo dicht bij een mogelijk doelwit staan.

 

Fredda Leving liep naar de andere kant van de ondergrondse kluisruimte en ging de deur door, die openstond. Gedachteloos trok ze de deur achter zich dicht en decodeerde het slot. Zij, Fredda, was de enige die de combinatie van déze deur kende. Daar had Alvar op gestaan. Hij wilde niet dat een nieuwwetrobot als Prospero - laat staan een geenwetrobot als Caliban - vrije toegang tot zijn huis had. En soms was ze zelf ook maar wat blij dat ze haar huis goed had afgesloten tegen nieuwwetrobots.

En de nieuwwetters dachten natuurlijk net zo over mensen. Ze had er nog steeds geen idee van waar de nieuwwetstad Walhalla lag. Ze wist dat hij ondergronds lag, in de sector Utopia, maar dat was bijna het enige. Fredda was er weliswaar vaak geweest, maar ze was er altijd heen gebracht in een luchtwagen zonder ramen, met voorzieningen die opsporingsapparatuur stoorden. De nieuwwetrobots namen geen risico, en ze kon het hen niet kwalijk nemen. Fredda had met alle plezier meegewerkt aan hun beveiligingssysteem, en ze had ervoor gezorgd dat iedereen ervan wist. Evengoed voor haar eigen veiligheid bedoeld als voor die van de robots. Wat ze niet wist, kon ze onder een psychische sonde niet verraden. De nieuwwetrobots hadden veel vijanden. Sommigen van hen zouden de vrouw van de gouverneur maar wat graag tot een kasplantje reduceren, zonder zich om de gevolgen te bekommeren als ze op die manier het nest van de nieuwwetrobots konden vinden.

Verbazingwekkend eigenlijk, alle moeite die iedereen deed. Niet alleen de nieuwwetters, maar ook Alvar en zijzelf. Ze namen allemaal zulke uitgebreide voorzorgsmaatregelen om ontdekking te voorkomen, om schandalen te voorkomen, om contact met elkaar te voorkomen... Geen wonder dat Prospero half paranoïde aan het worden was. Misschien zelfs wel meer dan half.

Hoogstwaarschijnlijkzouden alle veiligheidsmaatregelen uiteindelijk zinloos blijken te zijn. Samenzweringen, geheimen en stiekeme vergaderingen leidden vrijwel altijd tot narigheid. Ze had nog nooit een samenzwering meegemaakt die niet op die manier was afgelopen. Maar die beveiligingen en voorzorgsmaatregelen gaven hun allemaal een beter, veiliger gevoel. Voor een tijdje althans. Misschien was dat ook de zin ervan.

Fredda controleerde de binnendeur tweemaal en stapte toen de lift in, die haar naar de bovenste verdieping zou brengen, naar het woongedeelte van het huis.

OBR-323 stond in al zijn logge plechtstatigheid op haar te wachten. 'Meester Kresh is geland,' zei hij met zijn overdreven plechtige stem. 'Hij zal dadelijk hier zijn.'

'Mooi zo,' zei Fredda. 'Is het eten snel klaar?'

'Het eten is over twaalf minuten klaar, mevrouw. Is dat goed?'

'Uitstekend, Oberon.' Fredda nam Oberon met een kritische - en zelfkritische - blik op. Ze had hem tenslotte zelf gemaakt. Hij was een grote, steviggebouwde robot en muisgrijs van kleur. Oberon was bijna twee keer zo groot als Donald, en misschien maar half zo intelligent. Fredda was niet helemaal tevreden over de vorm die ze Oberon had gegeven. Hij was te imposant. Indertijd, toen ze hem had ontworpen, was ze ervan uitgegaan dat een robot met de afmetingen van Oberon, die aan alle kanten even hoekig was, grote indruk zou maken. Tegenwoordig lag dat gevoeliger en zou dat niet zo verstandig zijn. Daarom had ze Oberon aangepast en net zo rond als Donald gemaakt. Maar toch was Fredda nog niet tevreden over het resultaat. Donalds ronde hoeken gaven hem een niet-bedreigend uiterlijk. Bij Oberon had het slechts ten dele gewerkt.

Ze vroeg zich vaak af wat het ontwerp van Oberon over haarzelf zei. De speciaal ontworpen robots die ze vóór hem had gebouwd - Donald, Caliban, Ariël, Prospero - waren allemaal uiterst moderne, zeer geavanceerde, en op Donald na zelfs gevaarlijke experimentele ontwerpen geweest. Oberon niet. Alles aan zijn ontwerp was standaard, conservatief, zelfs grof geweest. Haar andere speciaal ontworpen robots waren op uiterst moderne wijze gebouwd, met handgemaakte onderdelen. Oberon was weinig meer dan een verzameling losse hulpstukken.

'Ik ga me even opfrissen,' zei ze tegen Oberon, en ze liep naar de verfrisser, met haar gedachten nog steeds bij de vraag waarom ze Oberon zó had gemaakt. Stoot een ezel zich niet twee keer aan dezelfde steen, vroeg ze zich af. Natuurlijk had ze al meer dan eens haar hoofd gestoten. Om te beginnen was ze tegen alle behoedzaamheid in opstand gekomen, waardoor ze moeilijkheden had gekregen. En dat niet alleen. Ze dacht eraan terug, terwijl ze zich uitkleedde en de verfrisser instapte. De warme waterstralen van de naalddouche waren precies wat ze nodig had om zich na de ontmoeting met Prospero te ontspannen.

Een paar jaar geleden was Fredda Leving nog een van de leidinggevende robotdeskundigen van Inferno geweest, met de reputatie dat ze risico's nam, steeds naar vereenvoudigingen zocht en een en al ongeduld was.

Geen van die eigenschappen was eigenlijk geschikt voor iemand die zich bezighield met robotisch onderzoek dat werd gekenmerkt door grondigheid en berekenendheid. Honderden jaren lang was er geen sprake meer geweest van een echte doorbraak op het terrein van de robotica, maar slechts van eindeloze reeksen kleine, nauwelijks ter zake doende verbeteringen. Robotica was een ongelooflijk conservatieve wetenschap. Behoedzaamheid, veiligheid en zorgvuldigheid waren daarin steeds de kernwoorden.

In positronische breinen zaten de Drie Wetten der robotica ingebrand. Niet één keer, maar miljoenen keren. Elke microkopie van de wetten zorgde ervoor dat die nooit konden worden overtreden. Elk positronisch brein was gebaseerd op het werk van vroegere generaties geleerden, en elke nieuwe generatie leek de paden van de Drie Wetten alleen maar te hebben versterkt. De ontwikkeling was in een ononderbroken lijn terug te volgen, helemaal naar de eerste ruwe robotbreinen die talloze duizenden jaren geleden op Aarde waren gebouwd.

Elke generatie positronische breinen was gebaseerd geweest op de voorafgaande, en elke generatie onderzoekers had geprobeerd de drie wetten steeds dieper te verankeren in de positronische paden waaruit een robotbrein was opgebouwd.

In principe was er natuurlijk niets tegen veiligheid. Maar het kon ook worden overdreven. Als een robotbrein een miljoen keer per seconde controleerde ofergeen overtreding van de Eerste Wet stond te gebeuren, betekende dat dat alle andere processen een miljoen keer werden onderbroken, wat de productiviteit verminderde. Een zeer groot deel van de rekentijd, en een heel groot percentage van de inhoud van het fysieke positronische brein werden gebruikt voor gigantische, krankzinnige en overbodige controles van de drie wetten.

Maar Fredda wilde weten hoe een robot zich zou gedragen met aangepaste wetten, of zelfs zonder wetten. En dat was onmogelijk. Om een positronisch brein zonder de Drie Wetten te bouwen, zou ze helemaal met niets moeten beginnen en al die duizenden jaren van verfijning en ontwikkeling links moeten laten liggen. Zelfs als ze iets dergelijks zou hebben geprobeerd, zou het robotbrein dat ze zou hebben ontwikkeld zo'n beperkte capaciteit en zulke beperkte mogelijkheden bezitten, dat de experimentele resultaten waardeloos zouden zijn. Wat had het voor zin om het gedrag van een geenwetrobot te testen die zo'n beperkte intelligentie bezat, dat hij nauwelijks in staat was tot onafhankelijk handelen?

Er leek geen oplossing voor het dilemma te zijn. Het positronische brein was robotica en robotica was het positronische brein. De twee waren zo met elkaar verweven, dat het voor de meeste onderzoekers moeilijk bleek te zijn, zo niet onmogelijk, om een van beide wetenschappen als een aspect van de andere te zien.

Maar Gubber Anshaw was niet zomaar een andere onderzoeker. Hij had een manier gevonden om de onderliggende structuur van een positronisch brein, de onderliggende patronen die het een brok sponsachtig weefsel mogelijk maakten om te denken, te praten en een lichaam te besturen, te isoleren, en hij was erin geslaagd die patronen selectief in een gravitonische structuur over te brengen.

Een positronisch brein was als een boek met pagina's waarop telkens weer de Drie Wetten stonden geschreven, zodat elke pagina voor de helft met dezelfde overbodige informatie was gevuld, eindeloos herhaald, waardoor er ruimte werd ingenomen die dus niet kon worden gebruikt om andere, zinvollere gegevens te plaatsen. Een gravitonisch brein was als een boek met maagdelijk witte pagina's, klaar om te worden beschreven, zonder zinloze rommel die alleen maar hinderlijk was voor wat er werd geschreven. Als je wilde, kon je de Drie Wetten opschrijven, maar die werden niet elke keer opnieuw de strot van de ontwerper ingeduwd.

Geen enkel robotlaboratorium wilde ook maar iets met Anshaws werk te maken hebben, maar Fredda had haar kans met beide handen gegrepen.

Caliban was haar eerste project dat volkomen misliep. Fredda had al sinds lange tijd een beperkt, beheerst experiment willen uitvoeren om na te gaan hoe een robot zich zonder de Drie Wetten zou gedragen. Jarenlang hadden de grondbeginselen van de robotica en het positronische robotbrein haar experiment onmogeüjk gemaakt. Maar zodra ze een gravitonisch brein in handen had gekregen, was ze snel aan de slag gegaan om een geenwetrobot te maken: Caliban. Het was haar bedoeling geweest om hem in een kort durend laboratoriumexperiment te gebruiken. Hij zou zijn leven in een afgesloten, gecontroleerde omgeving slijten. Helaas was Caliban al ontsnapt voordat het experiment was begonnen en was hij betrokken geraakt bij een crisis die bijna de regering ten val had gebracht en het her-terravormingsproject, waar alles van afhing, tot stilstand had gebracht.

De tweede ramp had betrekking op nieuwwetrobots als Prospero. Eigenlijk had Fredda de eerste nieuwwetrobot al vóór Caliban gebouwd. Maar omdat Caliban als eerste in de wereld bekend was geworden, werd hij door het volk als de voorloper van de nieuwwetrobots beschouwd.

Maar zowel de nieuwwetrobots als Caliban waren het gevolg van Fredda's zorg over het feit dat robots die met de oorspronkelijke Drie Wetten waren gebouwd, elk menselijk initiatief de kop indrukten en een enorme verspilling waren van robotarbeid. Hoe geavanceerder robots werden, hoe strenger ze mensen tegen gevaar beschermden en hoe minder de mensen nog zelf mochten doen. Tegelijkertijd maakten de mensen het probleem nog groter door de overvloed aan robotarbeid in te zetten voor de meest onzinnige en onbeduidende taken. Het was heel normaal om voor elke maaltijd van de dag een andere robot te hebben, of om een robot te hebben om de wijn te kiezen, terwijl een andere als enige taak het ontkurken van de fles had. Zelfs als iemand maar één luchtwagen had, had hij waarschijnlijk vijf of zes robotpiloten, elk in een andere kleur, om er zeker van te zijn dat de chauffeur niet bij de kleding van de eigenaar vloekte.

Zowel mensen als robots sloegen de waarde van robots zeer laag aan, met het gevolg dat robots constant om de meest zinloze redenen verloren gingen wanneer ze probeerden mensen tegen gevaren te beschermen die eenvoudig hadden kunnen worden voorkomen.

Mensen waren hard bezig volkomen nutteloze wezens te worden. Ze waren onproductief en voor het grootste deel volkomen inactief. Robots deden een steeds groter deel van het werk en genoten steeds minder aanzien. Het werk zelf werd steeds lager aangeslagen. Robots werkten en robots waren minderwaardig.

Het was een eindeloze spiraal en Fredda concludeerde dat hij naar een volkomen ineenstorting van de Ruimtersamenleving leidde. En daarom had ze de nieuwwetrobots ontwikkeld. De Nieuwe Eerste Wet voorkwam dat ze mensen kwaad deden, maar eiste niet van hen dat ze actie moesten ondernemen om mensen te beschermen. De Nieuwe Tweede Wet dwong nieuwwetrobots ertoe met mensen samen te werken, maar hen niet blindelings te gehoorzamen. De Nieuwe Derde Wet zorgde ervoor dat nieuwwetrobots zichzelf beschermden, maar dwong hen niet zichzelf om de een of andere menselijke gril te vernietigen. De met opzet dubbelzinnig gehouden Vierde Wet stimuleerde nieuwwetrobots zelf tot handelen over te gaan.

De nieuwwetters hadden Fredda volkomen logisch geleken en duidelijk een verbetering van de oorspronkelijke driewetrobots. En misschien zouden ze een verbetering zijn geweest wanneer het mogelijk was geweest om geheel met een schone lei te beginnen. Maar de nieuwwetrobots waren geschapen in een wereld waarin al driewetrobots bestonden, en in een wereld waarin geen plaats voor hen leek te zijn.

De nieuwwetrobots waren meer een katalysator voor de tweede grote crisis geweest dan de eigenlijke reden ervan. Door een hele reeks van gebeurtenissen waren het bestaan van de nieuwwetrobots en het tekort aan arbeid voor driewetrobots uiteindelijk de reden voor de moord op gouverneur Chanto Grieg geweest. Zonder de kalme en vastberaden hand van Alvar Kresh zou die crisis een stuk ernstiger hebben uitgepakt.

In geen van beide gevallen hadden de robots, nieuwwetrobot of geenwet, Prospero of Caliban, slecht gefunctioneerd. Het enige wat nodig was om een ramp en een crisis te veroorzaken, was de angst van de mensen voor robots die anders waren. Inferno was een wereld die niet van verandering hield, en toch werd ze nu met veranderingen opgezadeld. Het was een wereld die stoutmoedigheid afstrafte en behoedzaamheid beloonde.

En Fredda was erg genoeg gestraft. Het was daarom des te vreemder dat Fredda voor zichzelf zo'n voorzichtige, flegmatische en lompe robot als Oberon had gebouwd. Maar het was ook des te vreemder dat ze alle voorzichtigheid alweer uit het oog had verloren.

Fredda deed de naalddouche uit en schakelde de luchtdrogers in om zich af te drogen. Ze glimlachte en dacht eraan dat zelfs de eenvoudige bezigheid van zelf te douchen, jezelf te baden, al revolutionair was. Tien jaar geleden zou zoiets ondenkbaar zijn geweest, een schandaal. Ze zou een waterbestendige huisrobot hebben gehad die haar zou uitkleden, de douche voor haar zou aanzetten en voor haar op de droogknop zou drukken. Daarna zou hij haar weer aankleden, in kleding die de robot voor haar had uitgezocht.

Ze stapte de verfrisser uit en begon kleren uit te kiezen die ze die avond zou dragen. Iets gemakkelijks, iets nonchalants voor een avondje thuis. Vreemd, als je bedacht dat ze nog niet zo lang geleden een robot haar kleding zou hebben laten uitkiezen. Nu was het zelfs een genot, een ware luxe, om helemaal zelf de kleren voor een avondje thuis uit te kiezen.

Ze voelde zich schoongeboend en herboren na de douche, en ze trok de kast met haar avondkleding wijdopen. Iets gematigds, maar niet al te nietszeggend. Ze koos voor een lange, strakke, donkerblauwe hemdjurk en een bijpassende zwarte trui. Ze kleedde zich aan en bleef toen voor de spiegel staan om het resultaat te bekijken.

De kleren stonden haar goed. Ze koos oorbellen uit, en een zilveren broche die tegen de zwarte trui zou afsteken. Ze keek weer in de spiegel en aanschouwde het resultaat.

Fredda was klein en fijngebouwd. Ze had blauwe ogen en zwart, krullend haar, dat ze meestal kortgeknipt droeg. Ze had een rond gezicht en een wipneus. Kortom, ze zag eruit zoals ze was: een jeugdige vrouw, die het ene moment plotseling groot enthousiasme kon tonen, maar een andere keer even plotseling in woede kon uitbarsten.

De wereld Inferno waardeerde ouderdom en ervaring. Dat maakte het er voor Fredda Leving niet eenvoudiger op. Ze was nog maar veertig jaar oud. Voor Infernale begrippen was dat maar net oud genoeg om enig ontzag te verdienen. Als ze er tenminste ook als veertig had uitgezien. Fredda zag er van nature juist jong uit, en ze was verdorven genoeg om alles in het werk te stellen er jong te blijven uitzien. Op een punt in het leven waarop de meeste andere vrouwen van Inferno blij waren er gedegen en rijp uit te zien, zag Fredda er nog uit alsof ze hooguit vijfentwintig was.

Laat hen maar denken. Fredda wist dat ze er goed uitzag, en in de kleren die ze voor zichzelf had uitgekozen zag ze er nog beter uit. In elk geval beter dan in alle kleren die Oberon voor haar had kunnen uitkiezen. Tevreden liep ze naar de grote woonkamer, trots dat ze de juiste kleding had gekozen.

Het was dwaas, heel onbenullig, maar toch was het zo. Keuzes voor jezelf maken, hoe klein ook, was een bevrijding. Er was een tijd geweest, nog niet zo lang geleden, dat Fredda, Alvar en duizenden, miljoenen andere mensen op Inferno weinig meer waren dan goed getrainde slaven van hun eigen bedienden. Ze werden gewekt op het tijdstip dat de robots goed achtten, ze werden door de robots gewassen en aangekleed in kleren die de robots hadden uitgekozen. Tot een paar jaar geleden hadden veel kleren niet eens sluitingen die de drager kon open- of dichtmaken. De drager was geheel afhankelijk van zijn of haar kleedrobot om de kleding uit of aan te trekken.

Eenmaal aangekleed kreeg je het ontbijt, de lunch en het avondeten toegediend. De maaltijden waren door de robotkok uitgekozen en moesten zo veel mogelijk voldoen aan de dictaten van de Eerst Wet, waarin werd gesteld dat ze geen schade mochten berokkenen. En dan vloog je robotpiloot je naar de een of andere afspraak, die natuurlijk altijd door je robotsecretaris was gemaakt.

Je kon overal komen, zonder te weten waar het was, want je vertrouwde erop dat de robot het adres wist en de beste weg erheen kende. En het was zeer waarschijnlijk dat de robots beter dan jij wisten wat je daar moest doen. Daarna vloog de robotpiloot je naar huis, want je zou zelf beslist niet weten hoe je thuis moest komen. Aan het eind van de dag werd je weer door de robots uitgekleed en gebaad, waarna je door de robots in een pyjama werd geritst, geknoopt of gegespt, en door hen naar bed werd gebracht.

Elke dag namen de robots alle persoonlijke beslissingen voor je en hielden de bedienden elke beweging die je maakte in de gaten. Elke dag werd doorgebracht in een ongelooflijk luxueuze kooi, zonder dat je je er zelfs maar bewust van was dat de kooi bestond.

Fredda kon nog steeds niet echt geloven dat ze ooit zo had kunnen leven, maar toch was het zo. Ongelooflijk. Nu was ze zich er tenminste van bewust dat Oberon het avondeten en het tijdstip van de maaltijd voor haar had uitgekozen. Nu vroeg Oberon haar tenminste of de tijd die hij had uitgekozen juist was, in plaats van haar domweg over het tijdstip te informeren. Vanavond had ze ervoor gekozen de robots het eten te laten afhandelen. Andere keren gaf ze hun daartoe gedetailleerde opdrachten. En de grootste schande van alle was, dat men wist dat ze zo nu en dan zelf een maaltijd bereidde. Al was de tirannieke heerschappij van de bedienden niet geheel verdwenen, toch was de dwingende hand erachter minder nadrukkelijk aanwezig.

Fredda wist dat ze niet de enige was die haar leven, in elk geval enigszins, zelf in handen had genomen, ten koste van de robots. En ze wist ook dat dat voor een groot deel te danken was aan haar onderzoek, haar toespraken en de drukte die ze had veroorzaakt. De aanwezigheid van de Blijvers was ongetwijfeld ook van grote invloed geweest. En dan was er nog het simpele feit dat er gewoon niet meer zoveel robots voor privé-gebruik beschikbaar waren als vroeger. De mensen sprongen voorzichtiger om met de beperkte hoeveelheid robotarbeid die nog beschikbaar was. Ze verspilden er niet meer zoveel van aan onbenullige taken.

Maar de revolutie was natuurlijk allesbehalve compleet geweest. Er waren nog steeds veel Infernalen die de verandering niet aankonden en zich vastklampten aan de oude gebruiken, die zich hadden aangesloten bij de IJzerkoppen, die om meer en betere robots riepen, als oplossing voor alles.

Maar om welke reden, of redenen, en na hoeveel aanpassingen en pogingen ook, er was toch iets veranderd. Op de hele planeet waren de Infernalen zich er bewust van geraakt hoe afhankelijk ze van robots waren, en ze waren begonnen hun gewoonten iets te temperen. En, veelal tot afschuw van Simcor Beddle en de IJzerkoppen, de mensen begonnen te ontdekken dat ze het fijn vonden om wat meer vrijheid in hun leven te hebben.

Vanuit Fredda's standpunt was dit alles een positieve opstap naar een betere wereld. Maar ze had de afgelopen jaren gemerkt hoe beangstigend - en gevaarlijk - veranderingen konden zijn, zelfs veranderingen ten goede. Veranderingen konden onbedoelde gevolgen hebben, of mensen voelden zich in de steek gelaten, bedreigd, en waren ontevreden. En anderen, die niets te lijden hadden van de onrust, vonden toch een manier om er zelf beter van te worden, ten koste van anderen.

Maar misschien was ze gewoon te pessimistisch. Misschien waren de dagen van ontreddering op een planeet die van de ene crisis in de andere rolde, voorbij. En toch konden zelfs geleidelijke, langzaam ingezette veranderingen en verbeteringen, zoals haar Alvar de afgelopen jaren had voorgestaan, schokkende ontwrichtingen veroorzaken.

De komende tijd beloofde... interessant te worden.

Ze hoorde haar man en Donald van het landingsplatform op het dak naar beneden komen, en ze ging hen snel tegemoet.