4

'Draai nog eens af, Gervad,' zei Justen Devray. 'Nu met de grootste scherpte en vergroting.'

'Ja, meneer.' Gervad bediende de knoppen en liet zijn eigen, in het apparaat geladen reeks gebeurtenissen nog eens zien.

Devray zag hoe de beelden opnieuw oplichtten. Op het scherm verscheen het kale hoofd van Barnsell Ardosa. Het beeld werd korrelig en schokkerig, vanwege het vergrotingsproces. Justen had deze beelden en de beelden van Sapper 323 nu minstens tien keer afgedraaid. Het beeld van de Sapper was scherper, maar Gervad had zich in een iets betere hoek bevonden. Nadat hij een kopie van deze beelden uit de Sapper had geladen, had Devray hem ter plekke achtergelaten, met een surveillancewagen en de opdracht om te wachten tot Ardosa terugkwam. Sapper 323 moest hem zo discreet mogelijk overal naartoe volgen.

'Goed, Gervad. Zet hem op het duidelijkste beeld stil en zet er het beeld naast waarvan je een vergelijkingspatroon hebt,' zei Justen. Zijn stem klonk gretig en de uitdrukking op zijn gezicht was alert. In elke goede politieagent zat iets van een jager, een achtervolger, een spoorzoeker die het spoor bleef volgen en nooit opgaf. Dat deel in Justen was gewekt door de beelden van Barnsell Ardosa. Of in elk geval door iemand die zich op dit moment zo noemde.

De robot gehoorzaamde, waarna er twee stilstaande beelden, één korrelig en iets vervormd, het andere een heldere en scherpe identiteitsscan, op het platte scherm verschenen.

Soms gebeurde het dat een identiteitscontrole door een robot mislukte, bijvoorbeeld wanneer een robot twee identiteitsbeelden voor één en hetzelfde aanzag, terwijl een mens meteen zag dat het twee verschillende personen waren. Maar nu was het anders. Het beeld van de bewakingsrobot was dan wel van uiterst slechte kwaliteit, maar het was onweerlegbaar dezelfde man als op de identiteitsscan van de universiteit.

Justen keek strak naar het beeld van de bewakingsrobot. Het vergrotingsproces had het in elk geval iets opgekrikt, maar er waren grenzen aan hoever je kon gaan. Justen wist dat hij de robot opdracht zou kunnen geven het nog verder te verbeteren, maar nog even, en het zou raadwerk worden. Als ze nog meer aan het beeld sleutelden, zouden ze informatie kwijtraken, in plaats van winnen. Een verbeterde versie zou er wel fraaier uitzien, maar minder op Ardosa lijken.

Minder op Ardosa lijken. Die gedachte galmde om de een of andere reden in Justens hoofd. Hij wist niet precies waarom. Nog niet. Laat maar gaan. Dat komt wel.

Justen Devray glimlachte zuinig. Het was niet zo moeilijk om er niet als Barnsell Ardosa uit te zien. Het werd tenslotte steeds duidelijker dat Ardosa niet bestond. Justen had de eerste aanwijzing voor dat interessante feit gekregen toen hij had geprobeerd uit te zoeken waarom Ardosa niet voorkwam op de identificatielijsten van Sapper 323. In de database van de Sapper had alles moeten staan wat Gervad ook had.

De verklaring was uiteindelijk opvallend eenvoudig geweest. Alarmerend, maar eenvoudig. Toen Justen de gegevens in Gervads identificatiedatabase had vergeleken met die van Sapper 323, had hij ontdekt dat die van Gervad slechts enkele dagen oud was, terwijl die van Sapper 323 al anderhalf jaar lang niet was bijgewerkt. Dat was niet verrassend, gezien het feit dat de Sappers niet bepaald het meest populaire model ter wereld waren. De verhuurder, waar Justen hem had gehaald, had achter in zijn zaak een tiental uitgeschakelde Sappers staan.

Ardosa kwam voor in Gervads database, maar hij had ook gezien dat Ardosa's gegevens vijf jaar daarvoor waren ingevoerd, terwijl hij helemaal niet voorkwam in de achttien maanden oude database van Sapper 323...

Kortom, het was pijnlijk duidelijk dat iemand erin was geslaagd met de gegevensbestanden van de politie te knoeien en in elk geval zo ver was gegaan dat hij een lid van de universiteit van Hades had toegevoegd. Het leek onwaarschijnlijk dat al die moeite alleen voor deze ene man was gedaan. Ze zouden de hele identiteitslijst moeten controleren, en ze zouden ook een langdurig, saai en moeizaam onderzoek naar het beveiligingslek moeten starten. Vervelend werk. Justen was in stilte dankbaar dat hij geen agent bij de contraspionage was. Die had een heleboel stompzinnig werk te doen.

Maar waar hadden zij - wie 'zij' ook waren - hun mannetje neergezet? Justen bekeek de lijsten nauwkeuriger. In welk deel van de universiteit sleet Ardosa zijn dagen?

Toen hij zijn antwoord kreeg, gingen de haren in zijn nek recht overeind staan. Het Centrum voor Terravormingsstudies van de universiteit. Dat verklaarde een heleboel. Eigenlijk iets te veel, voor Justens gevoel. Hij had nogal verbaasd gereageerd op het feit dat iemand de moeite had gedaan een agent binnen de ommuring van de universiteit te brengen. Maar terravorming was een heel ander verhaal.

De strijd om het klimaat van de planeet te herstellen was de kern waar alles om draaide. Degene die het her-terravormingsproject in handen had, had de macht in handen, en dan niet alleen de ruwe, fysieke macht van de terravormingsapparatuur, maar ook alle andere macht: financieel, politiek, intellectueel, alles. Het was daarom van het grootste belang voor de Blijvers, de IJzerkoppen of wie dan ook, om een man in het terravormings-studiecentrum te hebben.

Maar er klopte iets niet. Ardosa, wie hij ook mocht zijn, was niet het type voor wie Devray bij de ingang van Blijverstad op de uitkijk had gestaan. Die bewaking was onderdeel van een bestaande operatie, een poging om een patroon te ontdekken in het komen en gaan van toevallige passanten en binnenlopers, zoals ze in het jargon bekendstonden. Een geheim agent wist wel beter dan de hoofdingang te nemen en daarmee zijn dekmantel op het spel te zetten. Tenzij het zo dringend en belangrijk was, dat het het waard was er alles voor op het spel te zetten.

Maar terravorming was een project voor vele generaties. Het tempo lag noodzakelijkerwijs heel laag. Elk onderdeel ervan nam jaren in beslag. Wat voor terravormingsinformatie kon zo dringend zijn als Ardosa's gedrag suggereerde? Waarom zou hij de voordeur nemen? Waarom stuurde hij niet op een andere manier een bericht? Het was domweg onmogelijk om alle vormen van communicatie af te luisteren. Er was altijd wel een manier om een boodschap redelijk veilig door te geven, als je er tenminste even de tijd voor nam. Je kon een geschreven boodschap per robot sturen. Je kon zelfs zoiets eenvoudigs doen als een geschreven boodschap onder een steen verbergen. Je zou een volkomen normaal hypergolfbericht kunnen sturen in de orde van 'je schoenen kunnen worden gehaald' of 'bestel alsjeblieft pap voor mijn ontbijt', waarbij elke zin een vooraf afgesproken betekenis heeft.

Ardosa moest wel over een dergelijke methode beschikken om contact met de Blijvers op te kunnen nemen.

Wat kon er dan van zulk vitaal belang zijn dat hij dat allemaal negeerde en door de voordeur naar binnen stoof?

En wie was Ardosa? Devray was er zeker van dat hij dat gezicht eerder had gezien. Maar waar? Hij bekeek beide beelden nog eens. Het was een opvallend gezicht, dat niet zomaar verloren ging in de menigte. Op het beeld van de wachtrobot had het een bezorgde uitdrukking, en de identiteitsscan had die vreemde, glazige, uitdrukkingsloze blik van zo veel pasfoto's, waarop de persoon net voordat hij een beslissing heeft genomen over wat voor gezicht hij of zij zal opzetten, door de camera wordt verrast.

Terwijl Justen naar de beelden keek, begon hij één ding steeds zekerder te weten. Hij had de persoon nooit in levenden lijve gezien. Hij had gewoon een afbeelding van hem eerder gezien. Een gewone foto, een hologram, of iets dergelijks.

In een politiedossier, misschien. Dat was een mogelijkheid. De politiefoto's uit de een of andere zaak waaraan hij had gewerkt, of die hij had bestudeerd. Een zaak die zo groot was, dat Devray alle foto's zo goed en zo lang had bestudeerd, dat ze in zijn hersenen waren gebrand. Maar Ardosa was geen belangrijke figuur in die zaak geweest. Anders zou Devray hem meteen hebben herkend.

Een gedachte die enkele tellen geleden in hem was opgekomen, kwam terug. Was dat een onderbewuste fluistering, die zei dat Ardosa er niet meer precies zo uitzag als toen Devray hem had gezien? En het zou een oude zaak moeten zijn, want anders zou hij zich het gezicht duidelijk hebben herinnerd, dat wist Justen zeker. Hij bekeek de beelden nog eens. 'Gervad,' zei hij, 'haal de snor van beide beelden weg en geef eens een reeks van verjongende leeftijdsveranderingen. Niet in Ruimtermodus. Wij worden te langzaam oud. Doe het in Blijvermodus. Ga een stuk of tien chronologische jaren terug. Standaardspreiding.'

'Ja, meneer.' De robot bediende met een soepele vaardigheid de knoppen, waarop de twee beelden inkrompen tot ze slechts een klein deel van het scherm besloegen, waarna de snorren op beide afbeeldingen verdwenen en er een vage simulatieveeg overbleef. Dat was de beste schatting van de computer van de bovenlip die onder het gezichtshaar van de man verborgen ging.

Toen werden de gezichten gekopieerd en begonnen ze te veranderen in jongere varianten van zichzelf. Sommige delen van het gezicht werden magerder, of er ontsprong nieuw haar. Rimpels verdwenen, de vage onderkin smolt weg. Maar een man kon op zo veel verschillende manieren oud worden en het verouderingsproces kon op zo veel manieren worden vertraagd. Geheel of slechts plaatselijk, als hij dat wilde. Ruimters deden natuurlijk hun best om het verouderingsproces geheel tot staan te brengen, maar Blijvers niet. Die lieten zichzelf oud worden.

Ruimters waren niet gewend aan mensen die oud werden en ze waren er niet aan gewend hun uiterlijk met de jaren te zien veranderen. Als een bijna leeftijdloze Ruimter vriendschap sloot met een jongere Blijver, hem uit het oog verloor en dezelfde Blijver twintig jaar later opnieuw ontmoette, zou het de Ruimter grote moeite kosten om in de oudere versie van de Blijver dezelfde persoon te herkennen.

Het grafische computerprogramma manipuleerde de beelden met een hoge snelheid. Binnen enkele seconden zag Devray twee dozijn versies van hetzelfde gezicht, allemaal iets anders en vervormd. Hij bekeek ze een voor een en kwam in de verleiding de meeste ervan meteen uit te sluiten, maar hij weerstond de aandrang te snel te handelen. Hij vertrouwde op zijn instincten, maar slechts ten dele. Stel nou dat het gezicht dat hij had uitgesloten nou net dat gezicht was dat zijn geheugen zou opfrissen? Maar toch zou hij op zijn onderbewustzijn moeten vertrouwen. Nummer één had te veel haar. Nummer twee was veel te jong. Drie en vier waren duidelijk te mager, terwijl zes en acht veel te dik waren.

Justen Devray staarde naar de afbeeldingen, langzaam, zorgvuldig, één tegelijk. Iets in zijn achterhoofd fluisterde dat hij iets op het spoor was en dat hij het antwoord zou vinden. Dat hij op het punt stond het verband te leggen.

En toen zag hij het. Gezicht nummer vijftien. Dat was het gezicht dat hij kende. Hij wist het zeker. En plotseling, zoals een puzzelstukje op zijn plaats kon vallen, wist hij het. Hij wist wie het was.

Hij had Ardosa's foto eerder gezien, ja. En de man die zichzelf Ardosa noemde was betrokken geweest, zij het slechts zijdelings, bij een grote zaak. De grootste zaak die Justen Devray ooit had gehad: de moord, vijf jaar geleden, op gouverneur Chanto Grieg.

 

Justen wreef over zijn gezicht en knipperde heftig met zijn ogen. 'Het spijt me dat ik een beetje prikkelbaar ben, meneer. Ik ben de hele nacht op geweest. Ik ben rechtstreeks van de archiefruimten hierheen gekomen.' Hij knipperde nog eens met zijn ogen, rekte zich uit en probeerde de kamer in zich op te nemen. De vrouw van Kresh wachtte kennelijk in het grote kantoor, even verderop in de gang. Daarom had Kresh hem voor dit gesprek hierheen gebracht, naar een kleiner kantoor. Kresh had hem verzekerd dat de assistent minstens een uur zou wegblijven, maar toch... De schilderijen aan de muur en de smaakvol gekozen meubels gaven de ruimte een vreemd, persoonlijk tintje. Justen voelde zich een indringer.

'Dat geeft niet, hoor,' zei Kresh. 'Ga zitten.' Kresh nam plaats op het uiteinde van een lage bank en gebaarde Devray aan de andere kant plaats te nemen. Dankbaar liet Justen zich zakken. 'Donald, breng de commissaris iets dat warm en sterk is, met een dosis cafeïne erin.'

'Meteen, gouverneur,' antwoordde Donald, waarna hij de bestelling verzorgde.

'Goed dan, commissaris. Mijn vrouw en ik hebben om elf uur een belangrijke afspraak. We hebben dus een uur. Is dat genoeg, denkt u?'

'Meer dan vijf minuten heb ik niet nodig, meneer.' Justen aarzelde even en besloot toen van wal te steken. 'Die afspraak om tien uur, meneer... is die misschien met ene Davlo Lentrall?'

Kresh keek verrast. 'Inderdaad, commissaris. Ik heb niemand verteld dat ik hem weer zou ontmoeten, behalve mijn vrouw. Zou ik u mogen vragen hoe u aan die informatie komt?'

'Dank je, Donald,' zei Justen. De privé-robot van Kresh was teruggekeerd met een kop opvallend sterke thee. Justen nam hem van hem aan. Zoals de meeste Ruimters was Justen niet erg kwistig met 'alsjebliefts' en 'dank-je-wels' tegen robots, maar om de een of andere reden was Donald 111 een speciaal geval. Hij nam snel een slok van de thee en merkte dat die inderdaad een flinke opkikker gaf, zoals hij had gehoopt. 'Mijn informatie komt uit twee bronnen,' vervolgde hij. 'Van onze goede, oude vrienden bij de Blijver Beveiligings Dienst, en van de IJzerkoppen. Geen van beiden hebben me de informatie natuurlijk opzettelijk gegeven, en geen van beiden weet wat ik heb ontdekt. Maar ik ben het toch van hen te weten gekomen. Als ze nu nog niet alles over hem weten, zal dat zeer binnenkort wel zo zijn. En waar hij zich ook mee bezighoudt, beide instellingen zijn er bovenop gesprongen.'

'Weet u waaraan Lentrall werkt?' vroeg Kresh.

'Nee, meneer. Maar als de Blijvers en de IJzerkoppen het nu nog niet weten, zullen ze het tegen de middag wel weten. Ik kan u zeggen dat ze allebei hun uiterste best doen.'

'Begint u eens bij het begin,' stelde Kresh voor.

'Ja, meneer. Ik deed mee aan verschillende operaties, om te zien hoe alles liep en om een idee te krijgen van hetgeen waarmee mijn agenten te maken krijgen.'

'En je komt nog eens achter je bureau vandaan,' zei Kresh glimlachend. 'Toen ik het bij de politie voor het zeggen had, deed ik het ook.'

Justen glimlachte terug. Het was een groot voordeel dat de gouverneur zelf aan het hoofd van een politiemacht had gestaan. Hij begreep dingen, zonder dat je het hem hoefde uit te leggen. 'Ja, meneer. In elk geval, ik stond op wacht bij de hoofdingang van Blijverstad. Normaal wordt van de agent die zo'n opdracht krijgt toegewezen verwacht dat hij zijn of haar eigen wagen gebruikt, of op een andere manier de opdracht uitvoert en zijn of haar eigen robotassistent meeneemt, wat later wordt vergoed. Het idee dat daarachter zit, is dat we dan niet steeds dezelfde drie wagens en dezelfde drie robots hoeven te gebruiken. Zo vallen we minder op. Het moedigt de agenten ook aan wat creatiever te zijn en enig initiatief te tonen. In elk geval deed ik het toen zelf. Ik had mijn privé-robot meegenomen en ik had een tweede robot en een luchtwagen gehuurd. De post bij de ingang van Blijverstad is, meer dan alle andere, een soort grabbelton. Regelmatig zien we iemand naar binnen gaan die er niet hoort te zijn, en dan kunnen we zo iemand checken.'

'Maar er gebeurde iets anders.'

'Ja, meneer. Mijn robots zagen iemand die niet op de aandachtlijsten stond. Mijn robot kon hem identificeren, maar de gehuurde unit niet, terwijl het zelfs een bewakingsrobot was. Later ontdekte ik dat de identificatiedatabase in mijn privé-robot veranderd was. Mijn robotlijst is een kopie van de standaard CIP-lijst, en ik heb bevestiging kunnen krijgen dat de standaardlijst ook is veranderd.'

'Heeft iemand een vals identificatieprofiel in de CIP-database geplaatst?'

'Ja, meneer. En ik moet eraan toevoegen dat de werkelijke identiteit van de persoon in kwestie niet in het bestand staat. Ik weet niet of dat komt doordat hij is gewist door dezelfde mensen die de valse ID hebben ingevoerd, of dat de echte ID-scan is afgevoerd tijdens een routinematige opschoning van de database.'

'Ik begrijp het. En wie beweert de desbetreffende persoon te zijn?'

'Doctor Barnsell Ardosa, van het centrum voor terravorming van de universiteit van Hades.' Justen haalde afdrukken van de oorspronkelijke beelden uit zijn tas. 'Dit is de foto uit het universiteitsbestand,' zei hij, en hij gaf ze aan de gouverneur. 'En dit is het beeld van de bewakingsrobot.'

Kresh nam de papieren aan en liet een fluitend geluid horen. 'Norlan Fiyle. De Roestrugger uit de zaak-Grieg. Zijn snor verbergt een deel van zijn gezicht, maar het is niet bepaald een sluitende vermomming.'

Justen Devray keek Kresh aan, onder de indruk en verbaasd. 'Ik vond het gezicht er bekend uitzien,' zei hij, 'maar het kostte me vele uren en heel wat gesleutel aan de afbeelding, voordat ik hem kon thuisbrengen.'

'U bent daarna jarenlang in actieve dienst geweest,' zei Kresh, die de foto van Fiyle/Ardosa nog steeds met een peinzend gezicht bekeek. 'U hebt een heleboel andere gezichten in een heleboel andere zaken gezien. Fiyle, al heb ik hem natuurlijk nooit ontmoet, was betrokken bij de laatste zaak waaraan ik heb gewerkt. Als ik mijn ogen dichtdoe, zie ik nog steeds elke bladzijde van het dossier voor me. Hebt u hem ooit ontmoet?'

'Nee, meneer. Ik ben niet bij die ondervraging geweest. Misschien had ik het beter wel kunnen doen.'

'Doe niet zo raar,' zei Kresh met een stem die vriendelijker klonk dan zijn woorden. 'U had de leiding over een groot gedeelte van een zaak die van vitaal belang was. Hij werd aan de andere kant van de Grote Baai opgepakt en dat leverde meteen dat ene stukje informatie op dat we zochten. Waarom had u in vredesnaam achter hem aan moeten gaan? Voor het geval hij vijfjaar later weer ten tonele zou verschijnen?'

'U zult wel gelijk hebben. Maar toch zou ik nu wensen dat ik naar hem toe was gegaan om eens nader kennis te maken.'

'Hmmm. Gebeurd is gebeurd. Laten we het weer over het heden hebben. U hebt de dossiers kunnen inkijken en misschien is mijn geheugen niet zo onfeilbaar als ik wel zou willen. Geef eens een beknopt profiel van onze vriend Fiyle.'

'Norlan Fiyle. Een Blijver, maar hij maakt geen deel uit van het terravormingsteam. Kennelijk had hij gebruikgemaakt van een paar gaten in de immigratiewetten om naar Inferno te komen, waarschijnlijk in de hoop snel en gemakkelijk geld te kunnen verdienen. Hij werkte met een bende Roestruggers en hielp hen nieuwwetrobots van het eiland Purgatory te smokkelen. Hij werd juist in de periode van de moord op Grieg gepakt. Hij sloot een deal: de aanklacht zou worden ingetrokken en hij mocht de planeet verlaten, in ruil voor de naam van de corrupte Ranger van de gouverneur. De desbetreffende Ranger was Emoch Huthwitz, die in dezelfde nacht als de gouverneur is vermoord, toen hij op wacht stond. De moord leek sterk op een opportunistische moord uit wraak. Het was een van de aanwijzingen waardoor we op zoek gingen naar een mogelijke betrokkenheid van benden Roestruggers bij de zaak.'

Kresh schudde zijn hoofd. 'Ik had die opfrissing even nodig. Soms vergeet ik hoe ingewikkeld de zaak was. Maar Fiyle zou toch van de planeet vertrekken. Waarom heeft hij dat niet gedaan?'

'Ik weet het niet, meneer. Maar het feit dat hij zou vertrekken, is wellicht de onschuldige reden waarom hij niet in de huidige identiteitsbestanden van de CIP voorkomt. We houden geen gegevens bij van personen die zich niet op de planeet bevinden. Maar als u me vraagt waarom hij niet is vertrokken, denk ik dat hij op zijn thuisplaneet net zomin welkom was. Misschien was hij daar voor de politie op de vlucht, toen hij naar Inferno kwam. Misschien begreep hij dat hij thuis niet lang uit de gevangenis zou blijven, als hij terug zou gaan. Dus heeft hij zijn diensten hier aan de BBD aangeboden. Als freelance informant. In ruil voor inlichtingen zouden ze hem beschermen.'

'En misschien kwam de overeenkomst niet geheel vrijwillig tot stand, toen Cinta Melloy achter de feiten op zijn thuisplaneet kwam,' zei Kresh. 'Allemaal speculaties, al klinkt het geloofwaardig. Maar tot nu toe hebt u niets meer dan een oude smokkelaar die Blijverstad binnengaat en onder een valse naam leeft. U zult met meer moeten komen.'

'Ik heb ook meer, meneer,' zei Justen. 'Ik heb de Sapper op de uitkijk laten staan, met de opdracht Ardosa te blijven volgen, terwijl ik zelf met de andere robot terug naar het hoofdkwartier van de CIP ben gegaan om te proberen te ontdekken wie Ardosa werkelijk is. Nou, kort nadat we waren weggegaan, kwam Ardosa uit Blijverstad naar buiten en is hij, met Sapper 323 achter zich aan, regelrecht naar het hoofdkwartier van de IJzerkoppen gegaan, waar hij een gezellig gesprek met Jadelo Gildern heeft gehad.'

Kresh trok zijn wenkbrauwen op. 'Niemand minder dan het hoofd van de beveiligingsdienst van de IJzerkoppen. Hoe weet u dat hij Gildern heeft gesproken?'

'Dat wilde ik net vertellen. De robot bij de voordeur wilde hem niet binnenlaten, tot Ardosa iets tegen hem zei, waarna de robot het binnen aan iemand is gaan vragen. De Sapper heeft het allemaal met lange-afstandsvideo en -audio opgevangen. Ik heb de beelden wel tien keer bekeken. Wat Ardosa, of beter gezegd Fiyle, zei, was: "Luister, stuk oud roest dat je bent. Zeg tegen Gildern dat Ardosa er is, met nieuwe informatie over Lentrall. Dan wil hij me wel spreken." En inderdaad werd Fiyle daarna binnengelaten.'

'Niet de meest discrete manier waarop een dubbelagent te werk kan gaan, hè?' zei Kresh. 'Tot twee keer toe gewoon door de voordeur naar binnen gaan en midden op straat zulke dingen zeggen.'

'Tenzij hij het opzettelijk deed,' zei Justen. 'Hij werkt voor twee partijen, en waarom dan niet voor drie? Misschien probeerde hij opzettelijk onze aandacht te trekken.'

'Het wordt steeds gecompliceerder,' zei Kresh. 'We zouden de hele ochtend theorieën kunnen bouwen. Ik vraag me af of Gildern of Melloy weet dat Fiyle voor twee partijen werkt.'

'Er is een hoop lef nodig om zowel voor de IJzerkoppen als voor de Blijvers te werken,' zei Justen. 'En dan is het een kleine stap om voor beiden te spioneren zonder dat de linkerhand weet wat de rechterhand doet. Ik denk niet dat hij ermee te koop loopt.'

'Waarom denkt u dat?' vroeg Kresh.

'Gewoon. Dat maak ik op uit wat we over hem weten uit de zaak-Grieg, uit de manier waarop hij zich gedroeg toen hij naar Blijverstad ging en later het hoofdkwartier van de IJzerkoppen binnenging.'

'Heel interessant allemaal,' zei Kresh. 'Heel, heel interessant. Ik neem aan dat u Fiyle laat schaduwen?'

'De hele mikmak. Een complete ploeg is ingeschakeld. Zijn hyper-golf wordt afgetapt, zijn verleden wordt onderzocht, alles.'

'Mooi zo. En nog niets. Lentrall kan elk moment hier aankomen. Als hij vertrekt, mag hij niet meer alleen blijven.'

'Dat wilde ik ook al voorstellen, meneer. Ik adviseer een volledige beschermingseenheid, mens en robot.' Na de zaak-Grieg hadden ze geleerd niet op een beschermingseenheid te vertrouwen die alleen uit robots bestond, of alleen uit mensen. Het was veel beter beiden tegelijk te gebruiken, in plaats van het risico te nemen er slechts één in te zetten.

'Uitstekend,' zei hij. 'Als het in praktisch opzicht maar enigszins mogelijk is, zou ik aanraden ze uit het zicht van Lentrall te houden, maar zoals het er nu voorstaat... Laten ze hem zo veel mogelijk uit de weg blijven. Hij is niet het soort dat probleemloos een beschermingseenheid accepteert. Vroeg of laat zal hij hoogstwaarschijnlijk in woede uitbarsten. We zullen het er later nog eens over hebben.'

'Ja, meneer.'

'Bedankt voor het goede werk, Devray,' zei Kresh terwijl hij opstond. 'U hebt me belangrijke informatie gegeven. Lentrall heeft me met een belangrijke kwestie opgezadeld en ik heb alle informatie nodig die ik krijgen kan om een juiste beslissing te kunnen nemen.'

Justen begreep de hint. Hij stond eveneens op, nam de foto's weer van Kresh aan en borg ze in zijn tas op. Kresh stak Justen zijn hand toe. Justen schudde hem, terwijl Kresh hem bemoedigend op zijn schouder klopte. 'Ik ben blij dat ik u van dienst heb kunnen zijn, meneer.'

'Dat hebt u zeker, dat hebt u zeker,' zei Kresh, terwijl hij op de gang met de jongere man meeliep. 'Misschien meer dan u beseft.' Kresh' robot activeerde de deur van Kresh' kantoor en ging hem voor naar binnen.

'Nogmaals bedankt, commissaris,' zei Kresh.

Pas toen Kresh uitgebreid afscheid had genomen, zijn kantoor was binnengegaan en Donald de deur achter hem had gesloten, viel Justen Devray iets op. Kresh had met geen woord over Lentralls werk gerept.

Tonya Welton wist er meer over dan hij. Simcor Beddle wist er meer over. Dat zei natuurlijk niet veel, want Justen Devray, hoofdcommissaris van de Combinatie van Infernale Politie-eenheden, wist helemaal niets.