8 Confrontatie
Het stonk in de taveerne.
Waarnaar kon Pirojil niet precies zeggen. Het stonk in ieder geval niet in letterlijke zin, integendeel zelfs: de geur van de lamsbout die aan het spit in de haard tegelijkertijd werd ontdooid en gebraden, deed je werkelijk het water in de mond lopen. En telkens wanneer de dikke vrouw die ermee bezig was het spit draaide en het vlees onmiddellijk daarna besprenkelde met een paar lepels wijn met knoflook en kruiden uit de houten nap naast haar, werd dat smakelijke aroma nog beter.
Ondanks de nerveuze blikken die de vrouw over haar schouder naar het kluitje soldaten wierp, leek het er vredig genoeg, als je alleen maar keek. Maar de geur deugde niet.
De groep soldaten uit Morray, rond drie tafels aan de ene kant van De Kapotte Tand, negeerden nadrukkelijk de Verheyens aan de andere zijde, zonder ook maar een gemompeld commentaar of een boze blik vanwege het feit dat door hun positie de Verheyens dichter bij de warme haard zaten.
Een handjevol huurlingen had eveneens het bevel om de stad in te gaan uitgelegd als: 'Ga naar de dichtstbijzijnde taveerne, eet en drink,' en zowel de pafferige Milo als de gekke dwerg Mackin zaten er al een paar uurtjes, te oordelen naar de stapel afgekloven kippenbotjes voor hen op tafel en de moeite die Mackin had om helder uit zijn ogen te kijken.
Pirojil koos een leeg tafeltje in het opvallend onbezette midden van de gelagkamer. Toen Milo hem begroetend toeknikte, beduidde Pirojil hem en Mackin bij hem te komen zitten. Het onwaarschijnlijke tweetal stond op en wankelde zijn kant op, waarbij Mackin meer bier op de grond knoeide dan er uiteindelijk bleef zitten in de enorme aardewerken beker die hij in zijn dikke knuist hield.
'Gegroet, Pirojil,' zei Milo. 'Begeef je je onder het gewone volk voor een biertje?'
'Ja,' lachte Mackin, neerploffend op de kruk in plaats van gewoon te gaan zitten. 'Niet gedacht nog iets van jullie drie te zien, nu jullie zo'n lekker makkelijk baantje hebben.' Zijn onwaarschijnlijk brede mond krulde zich tot een wellustige grijns. 'Jullie brengen geloof ik net zo veel tijd door met die vrouwe Mondegreen als met de baron, hè?'
Daar was niets van waar, en waarom Mackin dat idee had, hoefde Pirojil helemaal niet zo nodig te weten, hoewel Mackins regelmatige bezoek aan de mensenhoeren aanleiding vormde tot behoorlijk wat vette grappen onder de andere huurlingen in de kazerne - zolang de dwerg niet aanwezig was. Meestentijds kon je erop rekenen dat een huurling niet vocht als er niet voor werd betaald, maar uitzonderingen waren er altijd, en daar was Mackin er zeer beslist eentje van: hij stond bekend om zijn lichtgeraaktheid wanneer zijn ongebruikelijke voorkeuren werden bespot. Vermoedelijk was hij de enige dwerg tussen Dorgin en Stenenberg die liever dienst nam als huurling dan dat hij onder zijn eigen volk vertoefde, en misschien wel de enige dwerg op heel de wereld Midkemia die graag keek naar mensenvrouwen en er nog liever mee naar bed ging. Maar, bedacht Pirojil, ze noemden hem ook niet voor niets 'Gekke' Mackin.
'Ik breng wel eens wat tijd in haar omgeving door, ja, maar dat is gewoon een kwestie van bevel en plicht.'
'Ze oogt anders best aangenaam.'
Pirojil schokschouderde, maar heel even probeerde hij zich voor te stellen hoe het leven er voor Mackin uitzag. Een nog korter moment probeerde hij zichzelf voor te stellen met een dwergenvrouw; maar toen zijn maag in opstand kwam, zette hij die gedachte van zich af. Gelijk de meeste mannen had hij liever iemand van zijn eigen ras in bed. Hij zat zich net af te vragen of hij zichzelf nu had vervloekt met een beeld dat hij nooit meer kwijtraakte, toen de taveernehouder zijn kale kop uit het achterkamertje stak. Pirojil ving zijn blik en gebaarde om bier, zich afvragend of het dat gruwelijke plaatselijke brouwsel of het veel betere dwergenbier zou worden.
'Je zal het wel druk hebben met je nieuwe werk,' zei Mackin. 'Sinds je bevordering heb ik je niet veel gezien.'
'Ik heb het druk gehad, ja, dat klopt.' Pirojil dacht er even over na maar besloot niet in details te treden. Het ging hun niets aan, en bovendien zou het toch klinken alsof hij zat op te scheppen, ondanks het feit dat hij het liefste zag dat de sneeuw buiten smolt zodat hij met zijn vrienden deze stad uit kon rijden.
'Wat is het rustig hier,' merkte hij op.
Milo keek hem over zijn bier heen grijnzend aan. 'Te rustig.' Met zijn kin wees hij in de richting van de trap naar de kamertjes boven. 'Ik hoor geen vloerplanken kraken, en ik heb er niet veel naar boven zien gaan om wat stoom af te blazen. Ze drinken alleen maar.' Hij boog zich voorover en zei op gedempte toon: 'En ik ben nog niet zo dronken dat ik niet zie dat een paar mannen van Verheyen steeds naar de deur kijken.'
'Alsof ze iemand verwachten, misschien?' voegde de dwerg eraan toe.
Aan die mogelijkheid had Pirojil nog niet gedacht, wat hij wel had moeten doen. Het feit dat hij dit soort dingen niet gewend was, mocht een verklaring zijn maar geen excuus, en Steven Argent was het type dat veel geïnteresseerder was in resultaten dan in verklaringen of excuses. Met één opgetrokken wenkbrauw keek Pirojil de dwerg aan.
'Ja,' grijnsde Mackin, het gat van een ontbrekende tand tonend, 'je hebt gelijk!'
Pirojil was blij dat de dwerg de betekenis van de opgetrokken wenkbrauw begreep en het nu misschien aan Pirojil zou uitleggen. Er waren momenten dat Mackin aannam dat je een signaal gaf wanneer je aan je kont krabde of dat je een bericht doorgaf wanneer je nieste, net zoals er momenten waren dat hij een gesprek kon aanknopen met het luchtledige.
De dwerg knikte. 'Ze zitten vast te wachten tot ze met genoeg zijn om het een en ander te regelen met een leuke overmacht - zeg twee tegen een of drie tegen een.' Hij leegde zijn kroes en sloeg ermee op het tafelblad, schreeuwend om meer. Met demonisch genoegen fluisterde hij: 'Zal best een mooie voorstelling worden.' Toen verdween zijn glimlach en wees hij naar een stel andere huurlingen aan de overzijde van de gelagkamer. 'In ieder geval mooi genoeg om naar te kijken vanaf dat tafeltje daar, waar Filt en de anderen zitten, dicht genoeg bij de deur om ertussenuit te knijpen als het te spannend wordt, in plaats van hier, in het midden, waar we vast onder de voet worden gelopen.'
Milo knikte instemmend. 'Kies maar vast een tafeltje om onder weg te kruipen.'
Onder normale omstandigheden was Pirojil het daarmee eens geweest, maar aangezien hij nu officier aan het hof van de graaf was, waren de omstandigheden allesbehalve normaal. Hij moest iets zien te verzinnen om te voorkomen dat deze knokpartij tot losbarsten kwam. Het beste was om een der partijen te laten vertrekken, op zoek naar een andere plek om iets te drinken. Er waren tenslotte nog minstens negen andere taveernen in de benedenstad ...
Pirojil begon hoofdpijn te krijgen. Dit gedoe om verder te denken dan hemzelf en zijn twee metgezellen begon een hersenbrekende zaak te worden. Ja, er waren nog negen andere taveernen, stuk voor stuk vrijwel zeker tot de nok toe vol met even prikkelbare soldaten uit alle verschillende baronieën. Pirojil was heus niet zo dom om te denken dat de vete tussen Verheyen en Morray de enige was. Al kende hij de bijzonderheden niet van wat er zich had afgespeeld tussen Folson en Benteen, tussen Morray en Verheyen of tussen ieder ander paar baronieën dat je maar kon noemen. Zo belangrijk hoefden die dingen ook niet te zijn als je besloot naar het zwaard te grijpen en iemand aan mootjes te hakken, en het enige wat Pirojil wel zeker wist, was dat hij er niets aan kon veranderen, maar hij werd wel geacht te voorkomen dát er mensen aan mootjes werden gehakt.
Totdat het wat rustiger was geworden, was het belang van al die rivaliteiten onderdrukt door de dringende kwestie van het vechten tegen de Tsurani en de Torren. Trouwens, de meeste troepenmachten zaten meestentijds in het veld, met meer dan genoeg ruimte tussen hen in, en niet opeengepakt in dezelfde stad, laat staan in hetzelfde kazernegebouw.
Het vinden van een alomvattende oplossing was de verantwoordelijkheid van de officieren, en als de officieren een beter idee hadden om de spanning te verlichten dan hun vrije troepen de stad in te sturen, dan zouden ze dat zeker hebben gedaan in plaats van -
O. Hij was nu ook officier, in theorie tenminste, al gingen zijn nieuwe epauletten momenteel schuil onder zijn mantel.
Wel verdomme.
Hij dacht er even over na. 'Hier blijven.'
'Geef je nu ook al bevelen?' sputterde Milo.
'Doe nou maar gewoon, Milo, dan maken we er later wel bonje over.'
De kalende man knipperde verscheidene malen met zijn waterige oogjes en knikte, reikend naar zijn kroes.
'Dat doen we zeker, Pirojil, dat doen we zeker.'
Pirojil stond op en liep naar de tafeltjes met de mannen van Morray. Twee van hen knikten, en eentje fronste zijn wenkbrauwen.
'Ben jij niet een van die vrijbuitersoldaten die op de baron horen te passen zodat die kloot van een Verheyen hem niet laat vermoorden?' vroeg de man, een kleerkast met weinig haar op zijn hoofd behalve zijn zware zwarte baard, al zaten zijn nek en onderarmen onder een dikke vacht. De sergeantsstrepen op zijn wapenkleed waren verweerd en verschoten.
'Ik ben een van de huurlingen, ja.' Met een onuitgesproken vraag gebaarde Pirojil naar een stoel en nam plaats toen de sergeant knikte. 'Mijn naam is Pirojil.'
'Gardell,' stelde de sergeant zichzelf voor. 'Glennen, Darnell, Roland, Garden en Spotteswold,' zei hij, telkens wijzend naar de man wiens naam hij noemde. 'Maar je hebt mijn vraag nog niet beantwoord, Pirojil. Hoor jij niet op onze heer te letten?'
Pirojil spreidde zijn handen voor zich op het tafelblad. 'Ik weet niet wat jij hebt gehoord, maar als er een reden is dat baron Verheyen jouw baron zou laten vermoorden, is mij dat onbekend gebleven.'
Gardell snoof. 'Dan had je zeker paardenvijgen in je oren?'
Het had weinig zin om iemand te overtuigen die niet overtuigd wenste te worden, en Pirojil kwam in de verleiding om het allemaal maar zo te laten. Echter ...
'Ik was vanmorgen nog bij de baronnenraad, en beide baronnen - en alle anderen - hebben duidelijk gemaakt dat er momenteel andere, dringender kwesties zijn dan de meningsverschillen -'
'Meningsverschillen, mijn reet.' Roland spoog naast hem op de vloer. Hij was groot van stuk, misschien zelfs nog een vingerbreedte langer en breder dan Durine, maar zijn stem klonk verrassend hoog, zo hoog dat Pirojil zich afvroeg of hij in de strijd was ontmand - niet dat er daar op een eenvoudige manier naar kon worden geïnformeerd.
'Meningsverschillen, ja.' Pirojil hief een vinger. 'Meningsverschillen die er niet beter op worden als, zeg, een stel van jullie gaan bakkeleien met een stel van die Verheyens daar. Om voor het gemak nog maar even te vergeten dat ze volgens mij zitten te wachten tot er meer van hun eigen lui binnenkomen.'
Gardell knikte en leek zich een beetje te ontspannen. 'Nou, misschien moesten we er dan maar naar toe om... te gaan praten nu het nog zes tegen vijf is, hè?' Hij schoof zijn stoel al naar achteren en ging daarmee door toen Pirojil een hand ophief.
Ook de anderen kwamen overeind, wat niet onopgemerkt bleef bij de Verheyens aan de andere kant van de kamer, te oordelen naar het geluid van schrapende stoelpoten achter Pirojil.
'Zitten.' Pirojil sloeg zijn mantel terug om de kapiteins epaulet op zijn rechterschouder te laten zien. 'Meteen.'
Gardell dacht er een moment over na - een te lang moment - en nam plotseling plaats, zichtbaar ineenkrimpend toen er aan de andere kant van de kamer hard gelachen werd. 'Kapitein, hè? Dat zijn toch geen nep-epauletten, toevallig?'
Pirojil veroorloofde zich een glimlach. 'Mag je de zwaardmeester zelf vragen, als je wilt.'
Gardell gromde. 'Help me herinneren dat ik nooit pa-kir met je speel... kapitein. Ik weet nooit of je nu bluft of niet.' Even dacht hij na. 'Zoals je vast wel zult weten, wordt iemand die zich hier in het Koninkrijk uitgeeft voor officier opgehangen, en dat wint het toch weer van de schrobbering die ik van de zwaardmeester zou krijgen. Maar laat ik je maar eens op je woord geloven, kapitein.'
'Ik heb een voorstel,' zei Pirojil. 'Als jullie teruggaan naar het kasteel, moet je ook je eigen kapitein eens vragen wat hij ervan zou vinden als jullie met Verheyens mannen zouden vechten-'
'Ik kan zweren dat kapitein Martin het net zo min op heeft met Verheyen en zijn bende als wij allemaal,' wierp Gardell tegen. 'De enige reden dat hij gisteravond ingreep bij het gevecht in Barak Drie was omdat hij wilde dat we het bewaarden voor een andere keer - zoals nu.'
Gardells woorden klonken oprecht, en Pirojil werd verscheurd tussen de vraag of deze kapitein Martin een volslagen debiel was om het idee van onderling vechten niet voorgoed de kop in te drukken of dat hij eigenlijk een genie was door met deze vondst de rust te herstellen, voor die avond tenminste, ongeacht de dreiging voor de maar al te nabije toekomst.
Pirojil keek Roland aan. 'Goed, dan maak ik van dat voorstel een bevel: vraag hem wat hij vindt van knokken in de stad. En zeg die kapitein Martin van jullie dat de zwaardmeester hem later vanmiddag misschien zal komen vragen of hij wel of niet begrijpt dat er helemaal niet gevochten dient te worden en of hij weet wat de verantwoordelijkheden zijn van een kapitein die trouw is aan de Graaf van LaReu, met betrekking tot het naleven van bevelen.'
Geen van de anderen wist daar iets op te zeggen, en daar kon hij het niet bij laten. Pirojil was niet gewend bevelen te geven - of die hem nu aanstonden of niet - maar hij had meer bevelen die hem niet aanstonden gekregen dan hem het herinneren, laat staan het natellen lief was, en hij wist nog goed hoe baron Morray het laatst onder woorden had gebracht.
'Ik ben niet gewend een bevel te herhalen, soldaat Roland,' zei hij, 'dus laat het me niet nog een derde maal moeten zeggen.' Hij staarde Roland strak aan, zonder te knipperen, tot de brede kerel knikte. Zorgvuldig zag Pirojil daarbij over het hoofd dat Rolands hoofdknik was voorafgegaan door een kort knikje van Gardell - het had geen zin om overdreven belang aan details te hechten. Hij stond op en sloeg zijn mantel dicht.
'Tot uw orders,' zei Roland, stijf in de houding springend, doch zonder de grijns van zijn gezicht te halen. Daarop liep hij naar de voordeur van de taveerne.
Meteen sprongen er drie van de Verheyens op uit hun stoelen.
'Hé, vanwaar die haast?'
'Best koud buiten.'
'Weet je zeker dat je niet nog even wilt blijven spelen?' vroeg de derde terwijl zijn kameraden de deur blokkeerden.
'Verroer geen vin - dat is een bevel,' zei Pirojil zachtjes tegen de Morrays. Hij stond op, schudde zijn mantel van zijn schouders en liet hem op de vloer vallen. Met zijn nieuwe epauletten zichtbaar schreed hij naar de Verheyens, eerder hopend dan gelovend dat Gardell zijn mannen bij zich hield.
'Zijn er problemen hier?' vroeg hij zo hard hij kon zonder, naar hij hoopte, te schreeuwen.
De Verheyens hadden tot dusver geen acht op hem geslagen, maar hun ogen werden groot toen ze zijn rang zagen.
'Kapitein,' zei een van hen, al gauw door de anderen gevolgd.
Schoorvoetend gingen de vijf mannen van Verheyen in de houding staan, en Pirojil staarde hen geruime tijd aan.
'Ik heb vijf vrijwilligers nodig om bier naar de veste te brengen,' zei Pirojil. 'Dat zijn jullie.'
'Kapitein, wij -'
'Is de discipline van baron Luke Verheyens manschappen zo slecht dat ze niet eens een eenvoudig bevel kunnen opvolgen?' bulderde hij.
Hij wist niet precies hoe het zou vallen - dat wist hij wel als hij slechts sergeantsstrepen op zijn mouw had gehad in plaats van kapiteins epauletten op zijn schouder - maar als het verkeerd viel, dan kon hij de tafel naar drie van hen trappen, een vierde neerslaan en hopen dat hij ertussenuit kon nadat hij het startsein had gegeven voor het gevecht dat hij juist trachtte te voorkomen.
Hoe hij dat aan de zwaardmeester zou moeten uitleggen, was een probleem dat hij voor later bewaarde.
'Nee, kapitein, we kunnen bevelen opvolgen, kapitein,' zei een van de soldaten, zijn blik op Pirojil gevestigd, al dienden de boze gezichten van de andere mannen uitstekend als spiegel voor de meesmuilende bekken van Gardell en de andere Morrays.
Sommige mensen wisten nu eenmaal nooit wanneer ze hun smoelwerk in de plooi moesten houden.
'Mooi zo,' accepteerde Pirojil de concessie met een hoofdknik. 'Herbergier – Herbergier! Naarbuiten, alsjeblieft.'
De taveernehouder schoot zo rap de keuken uit dat hij vast door het kralengordijn had staan gluren naar het tafereel.
'Ja - kapitein Pirojil,' zei hij, met slechts lichte nadruk op Pirojils nieuwe rang. 'Kan ik iets voor u doen?'
'De graaf verlangt twee okshoofden bier. Deze mannen brengen die naar het kasteel, en deze - hoe is je naam, soldaat?'
'Garrick, kapitein.'
'En soldaat Garrick brengt de rekening naar zijn kapitein, en dat is kapitein...?'
'Kapitein Ben Everet, kapitein.'
'Kapitein Ben Everet, die de rekening aan de betaalmeester zal overhandigen. Kapitein Ben Everet zal mij hopelijk kunnen ontvangen in Barak Een over een uur; breng mijn verzoek aan hem over, soldaat Garrick.'
'Tot uw orders.'
De taveernehouder knikte slechts en wist een grijns te onderdrukken. In de vaten zat waarschijnlijk het plaatselijke, door mensen gebrouwen bocht, terwijl de rekening voor het duurdere dwergenbier zou zijn. Een echte provisieofficier zou duidelijk zijn geweest, maar ten eerste had Pirojil geen idee wat een okshoofd mensen- dan wel dwergenbier de graaf gewoonlijk kostte, en ten tweede had hij momenteel veel dringender zaken aan zijn hoofd dan een iets te hoge rekening voor de keuken van de graaf.
Nors, zonder acht te slaan op het gegniffel van de Morrays, schuifelden de Verheyens naar de keuken met daarachter de trap naar de kelder.
Pirojil raapte zijn mantel van de vloer en vouwde hem zorgvuldig over het krukje voordat hij weer plaatsnam bij Mackin en Milo.
'Kapitein Pirojil, hè?' Milo keek hem niet aan en leek zich te concentreren op de wijsvinger die hij door een plasje gemorst bier haalde.
Pirojil trok zijn schouders op. 'Zoals je al zei, mijn huidige baantje heeft zijn voordelen, al met al.' Om maar te zwijgen van de nadelen zoals de verantwoordelijkheid voor dingen die hij niet in de hand had. Maar op het moment was er geen reden om daarop in te gaan.
'Bevelen geven gaat je goed af,' merkte Milo op.
Mackin gniffelde. 'Ja, dit keer wel.' Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'En het heeft mij de nodige koperstukken gekost. Ik heb met Milo gewed dat de Verheyens je zouden bespringen in plaats van mak de trap af en de kou in te lopen, alleen maar omdat jij het hun vroeg, eh, opdroeg.' Zorgvuldig telde hij zes koperen munten af en schoof ze over de tafel naar Milo, die er even naar keek alsof hij iets wilde zeggen, maar ze toen met een schouderophalen in zijn zak deed.
'Ik neem aan dat jullie en de anderen in de hoek wel een ander plekje zouden hebben gevonden,' vermoedde Pirojil.
'Ik wel,' knikte Milo. 'En wel zo rap als mijn sierlijke voetjes me hadden kunnen dragen.'
'Ik niet, ik zou zijn blijven kijken.' Bedachtzaam nam Mackin een slok van zijn bier. 'Maar, nee, ik zou niet met je hebben meegevochten, kapitein.'
Dat kon Pirojil hem niet kwalijk nemen, maar voor het eerst sinds lange tijd kwam het bij hem op dat het in plaats van de voor de hand liggende nadelen ook zijn voordelen kon hebben om met iemand anders dan Kethol en Durine een soort van betrekking aan te knopen. Maar als je wilde dat andere mensen zich met jouw problemen inlieten, moest jij ook bereid zijn je te bemoeien met die van hen, dat was het lastige ervan.
Misschien had Pirojil de twee zover kunnen krijgen dat ze met hem mee vochten, om de kans te verkleinen dat Pirojil morsdood werd geslagen, maar ook dan zou het geen goed hebben gedaan. Zodra er ook maar een beetje werd gevochten, zouden alle baronie soldaten in de taveerne zich in de strijd storten. Zelfs als de wacht snel genoeg arriveerde om het vuurtje hier te blussen, zodra er eenmaal bloed had gevloeid, zouden die twee baronieën elkaar bij iedere gelegenheid in de haren vliegen. En aangezien iedereen lekker samen zat ingesneeuwd in een klein stukje stad, kwamen ze elkaar nogal eens tegen.
Pirojil diepte het wachters fluitje op uit zijn zak en legde het op zijn uitgestoken hand. 'Heb jij problemen met het krijgen van bevelen?'
Milo bleef onverstoorbaar. 'Gewoonlijk niet. Alleen van tijd tot tijd, zoals je denk ik hebt gezien. Hangt ervan af, lijkt me, hoe die bevelen luiden.'
Pirojil schoof het fluitje over de tafel heen naar Milo. 'Beschouw deze taveerne maar als je post. Zorg dat het hier rustig blijft - blaas om de wacht als het nodig is.'
Even keken de twee elkaar aan, en plots schoot het Pirojil te binnen dat Milo er altijd stilletjes tussenuit kneep als de stadswacht in de buurt was. Waarom dat was, wist Pirojil niet - dat ging hem niets aan - en dit was zeker niet het goede moment om ernaar te vragen.
Er klonken zware voetstappen op de vloer, en de twee paar mannen van Verheyen kwamen achter elkaar door het houten kralengordijn uit de keuken, elk paar zeulend met een okshoofd.
Het gegniffel van de Morrays stierf weg toen Pirojil zich omdraaide naar Gardell, al bleven ze grijnzen, sommigen stiekem achter een kroes bier, opgeheven bij wijze van sarcastische toost op de vertrekkende Verheyens.
Stik. Het was dus niet genoeg geweest.
In feite had Pirojil het er op de lange termijn alleen maar erger op gemaakt, ook al was het hem gelukt om dit gevecht in de kiem te smoren. De Morrayse mannen mochten hun spot dan nu beheersen, maar later? Zouden ze het laten om hier te gniffelen, of in de kazerne, of zouden ze het laten om naar een andere taveerne te gaan en op te scheppen bij iedereen die maar wilde luisteren dat de pas tot kapitein bevorderde lelijkerd hun kant had gekozen in de vete tussen Verheyen en Morray en de laffe Verheyens braaf de kou in had laten strompelen?
Vergeet dat maar gerust. Pirojil had alleen maar meer hout op een reeds smeulend vuurtje gegooid. Het kon dan even duren voordat dat vuurtje oplaaide, maar het zou er straks des te heter van branden.
'Halt,' riep hij de Verheyens toe op het moment dat het voorste paar mannen net het modderkamertje wilde betreden. 'Blijf nog even staan, daar. Iedereen luisteren.' Het verbaasde hem niet dat alle ogen op hem waren gericht. 'Het blijkt dat ik een vergissing heb gemaakt - de graaf heeft nog drie okshoofden bier nodig, en iedereen heeft vast wel gehoord dat de mannen van baronie Morray zich hebben aangemeld om die drie okshoofden naar het kasteel te brengen, zodra deze vriendelijke soldaten van Verheyen terug zijn van hun arbeid.'
Hij liep naar de Verheyens en zei zachtjes: 'Doe het maar een beetje kalm aan. Neem de tijd, zet je last om de zoveel el even neer als je wilt, en zorg dat je jezelf niet moe maakt door in allerijl naar het kasteel te gaan, opdat jullie vrienden uit Morray tijd zat krijgen om uit te rusten en zichzelf met eten en drinken te sterken voordat het hun beurt is om de kou in te strompelen. Jullie kunnen -' Hij bedacht zich. 'Nee, wacht nog heel even. Ik heb nog één ding te zeggen, en dat is voor jullie allemaal.' Hij liep terug naar het midden van de gelagkamer, halverwege de twee partijen. 'Ik weet dat de zwaardmeester duidelijke taal heeft gesproken tegen de kapiteins en dat de kapiteins duidelijke taal hebben gesproken tegen iedereen met een paar oren om mee te luisteren, maar ik zal de boodschap herhalen, voor het geval iemand het nog niet had gehoord. Iedereen houdt zich gedeisd. Er wordt niet gevochten. Het maakt niet uit wie er is begonnen of waarom. Iedereen die knokt, vliegt de stadsgevangenis in. Vloeit er bloed, dan wordt het dwangarbeid in de mijnen. Vallen er doden, dan volgt de strop. Daarom gebeurt het gewoon niet. Begrepen?'
Het bleef stil in de taveerne.
'Is dat begrepen?'
'Tot uw orders, kapitein,' werd er links en rechts gemompeld, en Pirojil beduidde de Verheyense mannen dat ze konden gaan.
De Verheyens liepen door het modderkamertje de voordeur van taveerne De Kapotte Tand uit, bijna zo vlot alsof ze geen last te dragen hadden, en Pirojil keerde terug naar zijn zitplaats bij Milo en de dwerg, zonder acht te slaan op de kwade blikken van Gardell en zijn soldaten.
Ja, het was niet eerlijk - vanuit het gezichtspunt van Morrays mannen. De Verheyens hadden hen tenslotte in de val laten lopen, en het gevecht zou hun schuld zijn geweest, niet die van hen - ook al hadden ze gewoon naar buiten kunnen wandelen toen de Verheyens binnenkwamen.
Als Pirojil het bij zijn oorspronkelijke plan had gelaten, zou hij zich de vijandschap van de ene partij op zijn hals hebben gehaald. Nu hadden beide partijen de pest aan hem. Het voordeel was echter dat het hen misschien deed vergeten dat ze nog meer de pest hadden aan elkaar, in ieder geval voor een paar uur, misschien zelfs voor een dag, met als enige prijs dat Pirojil er weer elf man bij had die hij niet op een donkere nacht in een steegje moest tegenkomen.
Een kapiteinswedde leek nu toch wel een afschuwelijk karige betaling hiervoor.
'Wel, dat was misschien een betere manier om het af te handelen,' merkte Mackin zachtjes op. 'Ik zat er zelf al aan te denken, nog voordat je besloot je mond open te doen.'
'Waarom heb je dan niets gezegd?' Pirojil had al spijt van zijn woorden toen ze net over zijn lippen waren gerold.
'Mijn taak niet,' schokschouderde de dwerg. 'Zoals ik al zei, kapitein Pirojil, het gaat mij niet aan hoe mijn meerderen zich gedragen. Misschien kan je je dat gevoel nog herinneren van toen je nog een eenvoudige soldaat was... wanneer was dat ook al weer? Gisteren, hè?'
'Hou je kop, Mackin,' zei Milo met een frons. 'Die man doet wat hij kan.'
'Gaat ons nog steeds niet aan.'
'Misschien niet. Misschien toch wel.' Hij keek Pirojil aan. 'Goed dan, Pirojil, ik zal mijn best doen. Maar ik kan niet beloven of het lukt.'
'Zorg dat het lukt,' zei Pirojil, alsof iets met een bevel definitief kon worden gemaakt, iets waar hij altijd een bloedhekel aan had als officieren hem dat flikten. Hoe dan ook, als een officier zei: 'Springen', dan was het volstrekt zinloos om hem op weg naar boven te vragen hoe hoog.
Milo trok een gezicht. Waarschijnlijk dacht hij precies hetzelfde.
'Alsjeblieft,' voegde Pirojil eraan toe. Het leek hem hier wel op zijn plaats, officier of niet.
Milo knikte. 'Ik zal mijn best doen. Tot wanneer?'
Daar had Pirojil nog niet over nagedacht, al zou hij dat zeker hebben gedaan als hij het bevel gekregen had.
'Tot je wordt afgelost,' zei hij uiteindelijk, onderwijl bedenkend wie hij zover zou kunnen krijgen hen af te lossen. Hij knikte naar de andere huurlingen in de hoek, die hen naar Pirojils zin veel te indringend zaten op te nemen. 'Roep wat hulp in, of zorg zelf voor vervanging, als dat nodig is. Neem iemand die betrouwbaar is, dan zal ik ervoor zorgen dat ze worden betaald, net als jullie.'
Hoe een groep huurlingen de vrede tussen de ruziënde partijen moest handhaven, ook al was het binnen de muren van De Kapotte Tand, was een andere kwestie, maar daar moesten ze maar iets op zien te verzinnen, net als Pirojil.
'Makkelijker gezegd dan gedaan,' zei Milo. 'Misschien als ik sergeant was?'
Pirojil schoot in de lach. 'Zal ik Steven Argent daarover aanspreken?'
'Doe maar niet.' Met een meewarige glimlach schudde Milo zijn hoofd. 'Nee, nu ik erover nadenk, doe zeker maar niet. Dan word ik gepromoveerd, en voor ik het weet loop ik een officier tegen het lijf die moet helpen de vrede in LaReu te handhaven, en moet ik een stel anderen oproepen om me te helpen de zee te weren met een vork.'
Hij schoof het fluitje naar Mackin, die knikte en hem in zijn tuniek stak.
Grijnzend keek de dwerg Pirojil aan. 'Moet jij er niet voor gaan zorgen dat die Verheyens de weg naar het kasteel niet kwijtraken?'
Pirojil had niet het idee dat ze het kalm aan zouden doen, en het kon hem eigenlijk ook niet veel schelen of ze meteen naar het kasteel gingen of eerst de stad door dwaalden, zichzelf uitputtend door het zeulen met de zware okshoofden - maar hij moest wel gaan praten met de Verheyense kapitein. Niet dat Pirojils woorden iets zouden uitmaken waar die van de zwaardmeester reeds hadden gefaald. Steven Argent had immers al met de kapiteins gesproken, en voor zover Pirojil de zwaardmeester kende, had Argent zich beslist op niet mis te verstane wijze uitgedrukt.
Dat kon overigens een verklaring zijn waarom de zwaardmeester zo ver was gegaan om hen drieën te bevorderen - het was niet dat hij, zoals hij had toegegeven, niet zeker was van de betrouwbaarheid van sommige baroniekapiteins, maar dat hij zeker was van hun onbetrouwbaarheid, in ieder geval onder de huidige omstandigheden, en dat hij er niet op kon rekenen dat degenen die hij wel kon vertrouwen het deksel stevig op de pot konden houden.
Hij maakte zich terecht zorgen, begreep PirojiL Zelfs wanneer alle kapiteins volstrekt betrouwbaar en ongelooflijk bekwaam waren en de situatie om hen heen volledig in de hand hadden, was LaReu nog steeds te groot en tegelijkertijd in steeds toenemende mate te klein.
Het was, besloot hij, een rotdag.
Zeker wanneer je gloednieuwe kapiteinsepauletten zwaar wogen als loden gewichten die iemand aan je schouders had genageld.
Zelfs wanneer je terugkeek op de actievere perioden in de oorlog, toen de kasteelkazerne bijna leeg stond in plaats van uitpuilde van de vloer tot de nok en toen zelfs de baroniesoldaten in dienst van de graaf zich veel drukker maakten over de vraag waar de dichtstbijzijnde Tsurani en Torren zaten dan over de vraag hoe zwaar ze de pest hadden aan hun vertrouwde plaatselijke vijanden.
Pirojil stond op, trok zijn mantel aan en verruilde het interieur van taveerne De Kapotte Tand voor de strenge vrieskou die er op deze rotdag buiten heerste.
En het was pas écht een rotdag als je zowaar blij was om buiten in die kou te lopen.