7 Promotie
De zwaardmeester opende de deur.
Pirojil nam aan dat hij ergens over liep te piekeren, aangezien hij niet wachtte tot Pirojil volgens het protocol de deur voor hem openmaakte. Kennelijk had Steven Argent zijn gedachten liever voor zich gehouden tijdens de wandeling van de raadzaal naar zijn eigen kwartier, hoewel hij wel opmerkte dat hij Durine en Kethol al had laten weten op hen te wachten, vlak voor het begin van de raad.
Gewaarschuwd door de boodschapper zat Durine al bij Kethol in het Arendsnest toen Pirojil en de zwaardmeester binnen wandelden, bijna als twee oude vrienden, als je niet te goed lette op de frons op Pirojils lelijke gezicht.
Kethol, die eerder dan Durine in het Arendsnest was gearriveerd, had de stoel bij de haard genomen en was bezig de vuurvaraan achter de oogranden te krabben met het heft van zijn mes. Erg zachtzinnig zag het er in Durine's ogen niet uit, maar Fantus kromde zijn rug en genoot als een geschubde kat, zijn vleugels gespreid, hetzij uit genot, hetzij om gewoon de warmte van het haardvuur op te vangen.
Durine had zijn grote lijf gestationeerd op een houten bank bij de haard en staarde naar de met het draakje spelende Kethol, zonder goed te weten wat hij ervan moest vinden.
'Volgens mij vindt hij me aardig,' had Kethol gezegd.
'O.'
Toen Pirojil en de zwaardmeester binnenwandelden, gaf Steven Argent hen te kennen te blijven zitten en wuifde Pirojil naar een stoel alvorens zelf tegenover Kethol plaats te nemen. Vervolgens strekte hij zijn lange benen uit en sloeg zijn handen achter zijn hoofd ineen. Hij leek onuitstaanbaar vergenoegd over zichzelf. 'Nou, dat ging beter dan ik had verwacht, hè?'
Kethol keek hem niet-begrijpend aan.
'De zwaardmeester heeft vrouwe Mondegreen aan het hoofd van de baronnenraad geplaatst,' legde Pirojil uit. 'Wat voor de anderen nogal een verrassing was, wed ik.'
De zwaardmeester grijnsde. 'Dat klopt, ja.' Hij haalde even zijn schouders op en trok een volmaakt onschuldig gezicht. 'En eerlijk gezegd vind ik dat goed te verdedigen, en ik ben bereid mijn gelijk te bepleiten bij graaf Vandros - aangezien baron Mondegreen per slot van rekening zijn vrouwe heeft gestuurd om hem te vertegenwoordigen, en aangezien hij de aangewezen kandidaat was.' Hij werd ernstig. 'Hoe goed de rest verloopt, kan ik niet zeggen. Er is veel werk te doen, en de graaf zal moeten bepalen hoe goed ze hun prioriteiten en hun begrotingen hebben vastgesteld.' Hoofdschuddend trok hij zijn benen in. 'Mijn leven bestaat uit wapens en de krijgskunst, maar ik loop allang genoeg mee om te weten dat we de schatkist van de graaf komend voorjaar kunnen legen aan leningen voor herstelwerkzaamheden in de baronieën, zonder dat alle in de oorlog gemaakte schade wordt hersteld.' Hij onderdrukte een geeuw. 'Ik twijfel er niet aan dat de aanwezigheid van makkelijk geld en meer arbeid dan arbeiders een stortvloed van stukadoors, timmerlui en steenhouwers zal trekken uit het gebied ten noorden van de provincie Krondor.'
Pirojil moest er bijna om glimlachen. Alleen een oosterling zou het Vorstendom 'de provincie Krondor' noemen. Na twaalf jaar was de zwaardmeester nog steeds 'die ex-kapitein uit Rillanon'. Het was een goede keus geweest om zichzelf niet aan het hoofd van de raad te plaatsen.
Vermoeid schudde Argent nogmaals het hoofd, alsof bestuur en financiën veel uitputtender waren dan de strijd. 'Dat zal zeker de prijzen omhoog jagen, van de prijs voor een kip op de markt tot de prijs van een kuub droge goederen.' Hij ontkurkte een fles op het tafeltje naast hem en schonk zich een glas wijn in. 'Maar gelukkig is dat niet mijn probleem en kan ik me weer gaan wijden aan de zaken waar ik meer verstand van heb.' Voorzichtig proefde hij zijn wijn. 'En daarom heb ik jullie laten komen.' Hij keek Kethol aan. 'Heb jij je kameraden verteld over die onbetamelijkheid in de kazerne - dat gevecht tussen de mannen van Morray en Verheyen waar jij en ik op stuitten?'
'Eh, nee.' Kethol schudde zijn hoofd. 'Het leek me meer een handgemeen dan een gevecht, en ik achtte het de moeite niet waard.'
Argent snoof.
Kethol schokschouderde. 'Er zijn geen doden gevallen. Er waren alleen wat gebroken botten, en niet eens een steekwond -'
'We zitten hier in LaReu met honderden soldaten uit tien rivaliserende baronieën, allemaal moe van het strijden, lichtgeraakt, verveeld en op zoek naar iets om zichzelf mee bezig te houden, en jij vindt dat gevecht de moeite van het vertellen niet waard?'
Die tien rivaliserende baronieën was lichtelijk overdreven, maar de omvang van het probleem was zoals de zwaardmeester het had aangegeven, dacht Kethol bij zichzelf, en waarschijnlijk erger.
Niettemin, met uitzondering van de persoonlijke lijfwacht van de baronnen waren de troepenmachten uit de baronieën afzonderlijk ondergebracht in nabijgelegen dorpen, en eventuele problemen die de mannen van baron Folson mochten hebben met, zeg, die van baron Benteen waren volstrekt irrelevant, aangezien de storm de beide compagnieën van elkaar had geïsoleerd.
Maar toch bevonden zich in de stad meer dan genoeg mannen van de in onmin met elkaar levende Verheyen en Morray om flink wat herrie te schoppen - en zij waren nauwelijks het enige voorbeeld.
De zwaardmeester schudde zijn hoofd. 'Van de kapiteins hoor ik dat zij ook al een paar keer bij een "handgemeen" hebben moeten ingrijpen.'
Dat was te verwachten. Het was een van de redenen waarom Durine blij was dat zij door hun aanstelling in het kasteel moesten zijn en niet met de anderen vast zaten in de kazerne. Bij dergelijk gebakkelei was het lastig om neutraal te blijven; mensen hadden een hekel aan iemand die weigerde partij te kiezen - of eigenlijk hadden ze een hekel aan iemand die hun partij weigerde te kiezen.
'En kapitein Kelly heeft met een paar sergeants een soldaat naar pater Riley moeten dragen, met een steekwond in zijn zij. Een merkwaardig soort steekwond waar kennelijk niemand, als je de soldaten in de kazerne mag geloven, de dader of getuige van is geweest.'
'Dat wist ik nog niet,' zei Pirojil.
Ook Durine schudde zijn hoofd.
'Dat krijg je dan vast nog wel te horen, van deze of gene,' wist Argent. 'En in dat geval vertrouw ik erop dat jullie erbij vermelden dat de soldaat in kwestie - eentje van Verheyen - slechts heel licht gewond is geraakt. Nadat hij geheel is hersteld, heeft hij er niets dan een litteken, de herinnering en een paar dagen bedrust aan overgehouden.'
Ze knikten alle drie.
'Ondertussen heb ik de kapiteins opgedragen hun manschappen die vrij van dienst zijn de stad in te sturen, al was het alleen maar om de benen te strekken. Het is of dat, of in iedere kazernezaal een kapitein op wacht zetten en hopen dat alles goed gaat. En ik -' Hij bedacht zich, haalde zijn schouders op en vervolgde: 'En al kan ik mijn eigen kapiteins vertrouwen, ik weet niet zeker of sommige officieren van de baronnen niet net zo'n groot probleem vormen als hun mannen. Die vetes tussen baronieën duren vaak generaties lang en hebben betrekking op allerlei grieven, tot soldaten wier opa is beledigd door de opa van een andere soldaat aan toe.'
Steven Argent keek van de een naar de ander, alsof hij hen uitdaagde tot instemming dan wel tegenspraak, en Durine hoefde niet naar zijn metgezellen te kijken om te weten dat zij hun gezicht net zo volkomen nietszeggend en neutraal hielden als hijzelf.
Steven Argent schudde zijn hoofd en sprak verder. 'Maar er komen problemen, dat weet ik zeker, en behalve de stadswacht heb ik nog iemand nodig om voor me rond te kijken. Het hoofd van de stadswacht lijkt me nog het liefst te vertellen dat alles in orde is - om nog maar te zwijgen over het feit dat hij slecht is toegerust om het op te nemen tegen een grote groep geoefende soldaten, met zijn kleine compagnie - en al wordt de wacht reeds door een compagnie van mijn beroeps gesteund en heb ik net zo'n vertrouwen in kapitein Stirling als in Tom Garnett, mocht er een grootschalig conflict losbarsten, dan worden mijn mannen net zo makkelijk onder de voet gelopen door de ene kant als door de andere. De meeste manschappen zijn met de graaf mee naar Yabon of zitten nog steeds in stelling, ingegraven.' Even leek hij stil te staan bij de wens dat die mannen terug in de stad waren, om meer redenen dan om de boel rustig te houden. Hij keek van Durine via Kethol naar Pirojil. 'Ik heb net zo lief nog drie paar ogen en oren rondlopen in de stad. En niet alleen ogen en oren, maar ook monden.'
Durine knikte, langzaam, spijtig. 'En toen dacht u aan ons, mijn heer?'
'Hou toch op met die "mijn heer"-onzin, alsjeblieft - en ja, toen dacht ik aan jullie.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik had liever Tom Garnett en een paar van zijn beste sergeants, maar die zijn het bekendst met de nabije omgeving, dus die moeten voor mij op patrouille. Ik had ook een compagnie van Verheyens mannen kunnen sturen, waarmee ik hen in ieder geval uit de buurt van Morrays lui had gehouden, maar vermoedelijk zouden ze er alleen maar ver op uit trekken om te bewijzen dat ze net zo goed of nog beter zijn dan een ander, waardoor ze verdwalen.' Even tuitte hij de lippen. 'Misschien krijg ik nog spijt dat ik hen niet heb gestuurd.' Hij slaakte een zucht. 'Het zou leuk zijn geweest om de Vrijschutters als gids te hebben, maar die vonden, misschien terecht, dat ze verder weg op verkenning moesten.' Er verscheen een frons op zijn voorhoofd. 'Niet dat ze mijn gezag zouden hebben aanvaard, overigens - dat zou ook te makkelijk zijn geweest, hè? Nee, de meeste beroeps die ik nog in de stad heb, moet ik de patrouilles laten doen, en dat betekent dat ik jullie nodig heb.'
Hij stond op uit zijn stoel en zocht iets in de laden van zijn schrijftafel. 'Haal wat LaReuse wapenkleden bij de kwartiermeester en draag die onder je mantel. Als je met problemen te kampen krijgt, laat je dat zien en regel je het - met de waarschuwing dat een gevecht wordt beschouwd als rebellie tegen de regering van de graaf. Maar in de eerste plaats wil ik jullie vanavond weer terug aan tafel hebben om me een idee te geven hoe het er werkelijk voor staat.'
'Begrepen, heer,' zei Pirojil met een hoofdknik.
'Afzonderlijk van elkaar, dus.' De zwaardmeester keek kwaad. 'Jullie drieën neigen nogal te klitten, en al is dat uitstekend op het slagveld, hier had ik iets anders in gedachten. Verspreiden, rondkijken, de boel een beetje rustig houden en verslag uitbrengen. Duidelijk?'
'Het is me duidelijk, heer,' zei Pirojil. 'En wat betreft dat rondkijken, voorzie ik geen problemen. Maar als er iets moet worden gesust, weet ik niet of dat wel werkt, mijn h- eh, zwaardmeester.' Hij schudde zijn hoofd. 'Wat voor een wapenkleed we ook mogen dragen, ik denk niet dat baroniesoldaten veel aandacht zullen schenken aan bevelen van een van ons, tenzij...'
'Tenzij jullie geen soldaat zijn, maar sergeant, minimaal,' maakte Steven Argent de zin af. 'En zelfs dan is het op zijn best nog een linke zaak, als het niet hun eigen sergeants zijn.' De zwaardmeester knikte alsof hij het eens was met zichzelf en haalde een pakketje epauletten uit een lade. 'En daarom zijn jullie vanaf nu bevorderd tot kapitein. Ik heb de andere kapiteins en de stadswacht al op de hoogte gebracht - vraag de kwartiermeester ook maar wat fluitjes, en aarzel niet om de wacht ermee te roepen. Maar raak niet te enthousiast: jullie worden weer in rang verlaagd als de raad is afgelopen, de wegen vrij zijn en we behoorlijk wat van die troepen de stad uit kunnen werken zonder dat ze nog terugkomen.' Hij keek hen een voor een strak aan. 'Zo niet eerder.'
Pirojil trok een wenkbrauw op. 'Met alle respect, heer, maar is dat een dreigement of een belofte?'
Steven Argents lach klonk oprecht. 'Een beetje van allebei, hè?'
Pirojil keek naar Durine en vervolgens naar Kethol. 'Zodra de wegen vrij zijn, zijn we hoe dan ook op weg naar het zuiden, met onze wedde warm in de buidel.'
'Ja, dat is mooi - nou, waar wachten jullie op?'
Pirojil schraapte zijn keel. 'Bij de rang van kapitein hoort vast ook de wedde van een kapitein, en -'
'Ja, ja, jullie krijgen de wedde van een kapitein, en ik zal het de betaalmeester laten weten. Was het dat, of is er nog iets waarmee jullie me moeten lastig vallen?'
Ze stonden op, maar bij de deur bleef Pirojil staan en draaide zich om.
'Nou?' De zwaardmeester keek geërgerd op. 'Wat nog meer?'
'Nou, die kwestie met baron Morray is er ook nog.'
'Daar hebben jullie nu wel genoeg tijd mee verlummeld,' snoof Argent. 'Het lijkt me niet dat er iets met hem gebeurt terwijl hij aan de raadstafel zit of zolang jan en alleman nog vast zitten in de veste - maar ik zal erover nadenken. Laat mij me vandaag maar zorgen maken over de baron en gaan jullie maar de stad in om te doen wat je kan om de vrede te handhaven.'
'We zullen doen wat we kunnen,' beloofde Durine.
De zwaardmeester knikte. 'Zoals wij allemaal, hè?'
'Ja, heer,' zei Durine.
Dat leek hem het beste om te zeggen.
Durine liep door het smalle pad in het midden van de weg naar de smidse aan de straat die, zo was hem eens gezegd, officieel de Straat Genaamd ter Ere van Koning Rodric heette maar die blijkbaar door iedereen de Hondstraat werd genoemd. Of dat kwam omdat de straat vroeger zo heette of vanwege de vijandigheid tussen West en Oost, wist hij niet.
LaReu kwam bij uit de door de storm opgelegde' winterslaap, al was de stad nog niet geheel uitgegraven.
Er vielen maar een paar diepe afdrukken van paardenhoeven te zien - of van hun hele benen eigenlijk, in plaats van slechts de hoeven - en er liepen talloze, door laarzen uitgesleten paden kriskras door de smalle straat als een afdruk van een enorm onzichtbaar web dat in één nacht was geweven door een reusachtige, denkbeeldige spin.
Hij snoof de lucht op. Misschien was het een pietsje warmer, zij het lang niet warm genoeg om hem te doen ophouden met bibberen, laat staan om de sneeuw te doen smelten. Mogelijk was het slechts omdat de lucht zo stil stond dat het minder bitter leek. Niets minder dan de wonderbaarlijke verschijning van de warme zomerwind die door de Jal-Purwoestijn woei, kon de sneeuw snel genoeg doen smelten om de stad LaReu te bevrijden opdat de vrede er gehandhaafd bleef.
Een wonder zou best leuk zijn.
Waar was de godin Kilian wanneer je haar nodig had? Vermoedelijk languit op een deken op het warme zand van het strand buiten Durbin, drinkend van een groot glas koel vruchtensap, van grote afstand grinnikend om wat ze in LaReu had aangericht. En op de deken naast de hare lag waarschijnlijk Tith-Onanka, maar of hij met haar mee lachte of haar kwaad aankeek, kon Durine onmogelijk zeggen, want de soldatengod had een merkwaardig gevoel voor humor.
Enige opschudding in de smidse verderop deed Durine zijn tred verhaasten.
Zeker een handvol verschillende wapenkleden - waaronder, zag hij met enige opluchting, de grijze van LaReuse beroeps - flitsten tussen de mantelpanden van de soldaten die zich rond de openstaande deur verdrongen. Er leek wat te worden geduwd en getrokken, maar er was nog geen sprake van geweld, nog niet.
Durine kon best begrijpen dat de soldaten graag naar binnen wilden.
Als je op zo'n koude dag dan toch per se in de stad moest zijn en je best deed om de taveernen te mijden om geen deel uit te maken van een te grote opeengepakte massa soldaten die te veel bier dronken, dan was een smederij een van de aangewezen plekken om jezelf warm te houden. Een soldaat kon altijd wel een reden verzinnen om een smid te bezoeken: een riem laten maken; een dolk laten slijpen; nieuw bindsel aan een zwaardgevest. Wat dan ook, als je je maar een half uurtje aan het smidsvuur kon warmen.
Een gevecht in een smederij was echter al gauw stukken erger dan eentje bij de buurman, taveerne De Bungelende Keshiër. Taveernehouders waren dat soort dingen gewend, in ieder geval zodanig dat ze niet voorzagen in een overmaat aan zware metalen voorwerpen die mooi van pas kwamen als geïmproviseerde knuppels. Hoefsmeden hadden andere verwachtingen en andere prioriteiten.
Hij sloeg zijn mantel terug om zijn epauletten zichtbaar te maken en baande zich met de ellebogen door de menigte van soldaten een weg naar binnen.
Verdomme. Karris, de kapitein met de borstelsnor uit de baronie Benteen, stond tegenover kapitein Kelly van de Folson-compagnie. Achter de werktafel die tevens dienst deed als toonbank, stond de smid nauwlettend toe te kijken, de kabels van de spieren in zijn armen licht bewegend terwijl hij wachtte, zijn haar en loshangend hemd nat van het zweet, zijn hamer rustend op een massief aambeeld. Beide leerlingen bleven werken aan de blaasbalg voor de smidse, slechts af en toe pauzerend om een stuk oud ijzer in het stenen vat te doen dat half in de kolen begraven stond. Bij iedere neerwaartse zwaai van de blaasbalg vlogen de vonken uit de oven op de ruwe stenen van de winkelvloer, want het werk ging door - aan wat het ook was dat de smid op het punt stond te gieten in de vierkante mal die naast het smidsvuur stond -terwijl de kapiteins ruzieden. In Durine's geoefende ogen zag het eruit alsof de smid die hamer zou oppakken om weer aan het werk te gaan zodra het metaal klaar was. Misschien dat hij hem ging gebruiken op de eerste kapitein die over de werkbank kwam, maar verder zou hij zich met de ruzie niet bemoeien. En bovendien waren de twee kapiteins tot dusver nog slechts woorden aan het wisselen.
Het was de vorige avond niet aan Durine's aandacht ontsnapt dat de twee kapiteins elkaar niet mochten, maar Durine wist niet of dat iets persoonlijks was of een projectie van de rivaliteit tussen hun respectievelijke baronnen.
Allebei kon natuurlijk ook.
'Alstublieft,' zei Kelly, met een onnatuurlijke glimlach die weinig gebruikte gezichtsspieren dreigde te doen verkrampen, 'het zal me een groot genoegen zijn wanneer ik pas geholpen wordt na u, mijn grote vriend, kapitein Karris.' Hij sprak te hard, maar schreeuwde niet.
'Als u erop staat, kapitein Kelly,' zei Karris, minstens net zo hard, 'al hoop ik van niet.' Hij streek langs zijn snor. 'Voor mij hoeft er slechts een kapotte stijgbeugel te worden gesoldeerd, en al heb ik hem nodig voor de volgende patrouille - en heeft de zadelmaker misschien een uur nodig om hem weer vast te zetten - mijn volgende patrouille zal hoe dan ook moeten wachten tot de wegen vrij zijn, en ik denk dat de behoefte aan een goede pook voor de haard in Barak Een momenteel groter is dan de mijne aan een stijgbeugel.'
De pook in kwestie lag bijna dubbel gebogen op de toonbank, naast de kapotte koperen stijgbeugel, maar Durine had meer belangstelling voor het feit dat de soldaten in de winkel naar de twee ruziënde kapiteins stonden te kijken, al was er zeker iets vreemds met de ruzie aan de hand.
Om te beginnen vond deze discussie plaats in deze smidse in de stad en niet in de smidse op de kasteelplaats, waar in de behoeften van zowel officieren als gewone soldaten werd voorzien. Misschien had de kasteel smid het te druk met andere dingen, al kon Durine zich niet voorstellen waarmee.
Bovendien vond deze ruzie-die-eerder-klonk-als-een-voorspel plaats in het bijzijn van een menigte soldaten. Durine kon op de duimen van één hand natellen hoe vaak hij een officier bereid had gehoord om ook maar het kleinste geschil te bespreken in het bijzijn van de manschappen. Een officier kon best met zonsopgang een duel uitvechten met andere officieren als secondanten en getuigen, maar de meesten lieten zich liever vertrappen door incontinent vee voordat ze onenigheid hadden in het bijzijn van hun soldaten.
Kelly zag Durine en knikte hem even ijskoud toe alvorens hij zich weer met zijn pijnlijk geforceerde glimlach tot Karris wendde. 'Mijn vriend, als ik je niet voor laat gaan, weet ik niet of ik mezelf dat wel kan vergeven.'
Karris haalde zeer theatraal zijn schouders op. 'Nee, toe nou. Na jou, mijn beste Ben.'
Kelly hief een vinger. 'Weet je, als ik als eerste ging, zouden de mensen kunnen gaan denken dat je liever als tweede werd geholpen vanwege het genoegen om nog wat langer in de comfortabele warmte van de smederij te blijven treuzelen.'
Karris knikte. Ja, sommige mensen zouden best eens zo dom kunnen zijn.' Er leek hem iets in te vallen. 'Misschien moesten jij en ik maar eens naar De Bungelende Keshiër om onder het genot van een kroes of twee goed dwergenbier wat te praten over de goede oude tijd tot onze spullen allebei zijn gemaakt.' Hij draaide zich om naar een van de soldaten. 'Silback, blijf jij hier, alsjeblieft, met, met...'
'Haas,' zei Kelly, wijzend op een van de Folsonsoldaten. 'Haas wacht samen met hem.'
'Blijf jij hier met soldaat Haas tot de stijgbeugel en de pook zijn gerepareerd, en dan kunnen jullie ons komen halen in de Keshiër.'
'Heer.' Silback rechtte zijn rug, zijn gezicht volkomen neutraal.
'Ach, kapitein Durine,' zei Kelly. 'Gefeliciteerd met je welverdiende bevordering.'
Ook Karris knikte hem toe. Ze waren nu allemaal maatjes. 'Ja, ja, gefeliciteerd, zeker. Heb je zin om mee te gaan?'
Durine knikte, en de menigte soldaten week uiteen toen ze gedrieën de kou in stapten.
'Wel,' mompelde Kelly tegen Karris, zijn joviale glimlach vast op zijn plaats, 'ik geloof dat we duidelijk genoeg zijn geweest, jij verraderlijke zoon van een onbekende vader.'
Karris knikte en gaf Kelly een klap op de schouder - net iets te hard om echt vriendelijk te worden genoemd. 'Dat hoop ik maar,' zei hij zachtjes terug, 'jij schandknaap. Laten we maar eens een eind aan deze schertsvertoning maken. Ik weet best dat jij maar al te graag je broek laat zakken en bukt voor iedereen die het woord "heer" voor zijn naam mag noemen.' Nog steeds glimlachend mepte hij met zijn andere hand Durine op de schouder. 'En wat denk jij, bovenmaatse hoop stront in een ondermaatse zak?'
Durine forceerde een glimlachje op zijn gezicht. 'Ik denk dat de les wel is overgekomen. De vraag is alleen hoe lang ze hem zullen onthouden.'
Beide kapiteins knikten tegelijkertijd, en Ben Kelly zuchtte. 'We doen wat we kunnen, hè?' Met zijn drieën liepen ze de straat door, weg van iedere soldaat die hen zou kunnen horen. 'Als zijn baron graaf wordt,' vervolgde Kelly, 'zoek ik een ander graafschap als dienstplek, of ik ga het vrijbuitersleven in. Alles liever dan ook maar één dag te moeten dienen onder deze smeerlap als zwaardmeester.'
'Dat is geheel wederzijds,' zei Karris. 'En niet alleen omdat de linkerflank van de linie bezweek tijdens de Slag van het Woud omdat jij erop stond je compagnie in reserve te houden.' Zijn stem klonk nog steeds kalm, maar er ging een niet geringe hoeveelheid wrok onder schuil. 'Maar bevel is bevel, voorlopig, en we zitten met veel te veel manschappen met evenveel reden om de pest aan elkaar te hebben, dus we doen ons uiterste best om de boel rustig te houden. Ook al moet ik dan die Kelly in de taveerne mijn rug toe keren zodat hij in mijn bier kan spugen.'
Kelly knikte. 'Alleen als ik geen tijd had om mijn broek los te knopen,' zei hij met een humorloze glimlach. Hij ging de andere twee voor, het met sneeuw bedekte bordes van de voordeur van de taveerne op, en stootte net niet zijn hoofd tegen het uithangbord met de tekening van een aan de galg hangende Keshiër.
'Na u, mijn beste kapitein Karris.'
'Nee, na u, mijn vriend kapitein Kelly.'
Durine liep gewoon naar binnen en liet het aan de andere twee over om uit te maken wie er zou volgen.
Op dit moment was alles rustig, en dat zou waarschijnlijk lang genoeg zo blijven om een kroes bier te drinken en het smidswerk te laten doen, en al zouden sommige soldaten het misschien net iets vreemder vinden dan hij dat een haardpook zomaar ineens dubbel was gebogen en een koperen stijgbeugel kapot was gegaan terwijl de eigenaar niet eens in de buurt van zijn paard was geweest, hij kon op zijn minst hopen dat ze voorlopig de boodschap achter het toneelstukje hadden begrepen en het gedrag van hun beider kapiteins als voorbeeld zouden volgen.
En verder?
Durine schudde zijn hoofd. De kapiteins konden niet overal tegelijk zijn, als ze al allemaal even duidelijk waren geweest als deze twee.
Slechts een kwestie van tijd, dacht hij.