|
|
|
|
11 |
|
|
|
|
Na de overweldigende natuurpracht van de fjorden en de thrill van Queenstown is het Zuidland misschien wat rustiger. Hier is de natuur gewoon mooi en hangt er niet zo’n opgewonden sfeertje rond de attracties. Maar net als heel Nieuw-Zeeland is ook dit puntje weer de moeite waard om doorheen te toeren. Hier liggen de steden Dunedin en Invercargill, die de sfeer van Schotland ademen.
Er zijn twee mogelijkheden. Wie Invercargill en Stewart Island wil zien, neemt vanaf Manapouri de Clifden-Blackmouth Road, die bij Clifden (mooie hangbrug uit 1899, alleen voor wandelaars) het wegnummer 99 krijgt. Vanaf Clifden kan de liefhebber nog een zijweg van 32 km (20 km onverhard) nemen naar het Lake Hauroko. Dat meer is met 462 m diepte een van de diepste in de wereld. Dit is een van de weinige plaatsen om de zuidelijke kant van het Fiordland National Park te bezoeken, maar wie Lake Te Anau en Lake Manapouri heeft gezien en ervaren heeft mogelijk al genoeg watermassa’s gezien.
De hoofdweg voert door een verlaten agrarisch en heuvelachtig gebied met schapen en fris groen, een rustig gebied zoals zo vaak in Nieuw-Zeeland, maar niet zo spectaculair als de rest van het land. Na ca. 160 km doemt dan de zuidelijkste stad van Nieuw-Zeeland op: Invercargill.
Invercargill
Wat moet je over Invercargill zeggen? Het is feitelijk een van de zuidelijkste steden ter wereld. De stad met grofweg 50.000 inwoners ligt op de 46ste ZB(even ver van de evenaar als bijvoorbeeld Lyon). De nederzettingen in het zuiden van Latijns-Amerika halen het wat omvang betreft niet bij Invercargill. Het klinkt een beetje onherbergzaam daar en dat is het ook. Het klimaat is Europees, liever gezegd Schots, en dan weet je het wel. De Schotten kozen deze plaats uit (en Dunedin iets naar het oosten), omdat het hier veel leek op hun vaderland.
Zuidland
En eerlijk gezegd, er is niet zo veel te zien in Invercargill, maar wie toch de moeite neemt om hier te komen treft een aardig stadje aan met een verzameling cafés en winkels. Bijzonder is misschien het Southland Museum and Art Gallery. Dit museum heeft de vorm van een piramide en is vooral bekend van het fokken van de tuatara, een reptielsoort waarvan de afstamming teruggaat tot het tijdperk van de dinosauriërs. Dit reptiel komt alleen in Nieuw-Zeeland voor en had geen verweer, zoals zoveel inheemse diersoorten, tegen de komst van zoogdieren als ratten en katten. Al in 1896 was het dier bijna uitgestorven en kwam het alleen nog op wat geïsoleerde eilanden voor.
Nu is het dier weer bezig met een bescheiden terugkomst. In het Southland Museum is een van de oudste fokprogramma’s met de tuatara. Het beest lijkt op een forse hagedis en kan uren doodstil wachten op een prooi, om dan razendsnel toe te slaan. De topattractie in het museum is Henry, die volgens de verhalen 100 jaar oud is.
Het museum vertelt ook iets over het leven in de Roaring Forties. Hiermee wordt het gebied tussen de 40ste en 50ste breedtegraad op het zuidelijke halfrond aangegeven. Het wordt geteisterd door felle westenwinden. Het klimaat op de eilanden in dat gebied is bijzonder vijandig en onaangenaam. In het museum zijn ook de nodige kunstvoorwerpen van de Maori te zien, net zoals in elk vergelijkbaar museum in het land.
SOUTHLAND
MUSEUM AND ART GALLERY. 108 Gala Street, Invercargill, tel. 03
2199069, www.southlandmuseum.com.
Geopend: ma.–vr. 8.30–17, za. en zo. 10–17 uur. Toegang: gratis
(donatie).
Het toeristenbureau, gevestigd in het gebouw van het Southland Museum, heeft een folder voor een stadsrondrit langs de parken en bezienswaardigheden, zoals de watertoren, het Railway Hotel en de rotonde in het centrum met een monument dat herinnert aan de Nieuw-Zeelanders die meevochten in de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Ook het theater is nog een beetje de moeite waard. De stad heeft enige aardige parken, zoals Anderson Park, in feite een forse tuin behorend bij een kunstgalerie met Nieuw-Zeelandse kunst met dezelfde naam (dag. open 10.30–17 uur). Ook het Queens Park (bij het Southland Museum) is de moeite waard.
Oreti Beach
Het strand van Invercargill is Oreti Beach. Zwemmen is zelden een optie, maar het 25 km lange zandstrand, helemaal tot Riverton, heeft enige faam. Op dit strand oefende Burt Mundo vanaf de jaren twintig met zijn motorfiets van het merk Indian. Zijn doel was een wereldsnelheidsrecord te vestigen met de motor, iets wat hij in 1967 voor elkaar kreeg op de zoutvlakte in het Amerikaanse Utah. Hij reed toen zo’n 300 km per uur en had ’s werelds snelste Indian. In 2004 is het strand (en Invercargill) gebruikt voor opnamen van de film The World’s fastest Indian. Deze ging, met Antony Hopkins in de hoofdrol, in première in het Civic Theater in Invercargill en werd wereldwijd een grote hit.
De meeste bezoekers in dit deel van de wereld zijn waarschijnlijk op weg naar Stewart Island, het ‘derde’ eiland van Nieuw-Zeeland. Het ligt op een uur varen van het vasteland vanaf de havenplaats Bluff (2000 inwoners), 30 km ten zuiden van Invercargill over de SH1. Die ruim 2000 km lange weg naar Cape Reinga (p. 75) begint (of eindigt) hier bij het Stirling Point. Deze plek is een attractie op zichzelf geworden met een wegwijzer naar plaatsen overal in de wereld (Londen 18.958 km) en cafés. Weer zo’n einde-van-de-wereldplekje. De bewoners noemen Stirling Point ook wel het Land’s End van Nieuw-Zeeland. Hier begint de populaire Foveaux-wandeling van twee uur langs de kust.
Bluff is een kleine stad met relatief veel oude gebouwen en het had als opvallendste bezienswaardigheid het Paua Shell House. Paua is de schelp van de zeeoor (abalone). Het echtpaar Flutey verzamelde door de jaren heen alle mogelijke kleurrijke schelpen en hing hun huis ermee vol. Het doet wat kitscherig aan, maar vooruit. Dit werd een attractie voor velen. Het echtpaar is overleden, het huis is een museum geworden. Gewone Nieuw-Zeelanders kunnen buitengewone dingen doen, zo luidt de boodschap. Helaas is het huis, tot grote onvrede van bijna iedereen in Bluff, begin 2007 verkocht. De collectie is naar Christchurch verhuisd. Nu is er alleen nog maar het Bluff Maritime Museum over om te bezoeken als het regent (ma.–vr. 10–16.30, za. en zo. 13–17 uur).
De moeite waard is ook Bluff Hill, die met zijn 265 m hoogte het bekende, mooie uitzicht biedt over de streek. Bij helder weer is de aluminiumsmelter te zien waarvoor de Manapouri-waterkrachtcentrale (p. 200) is aangelegd. Het aluminiumerts wordt gedolven in het noorden van Australië, hier gesmolten en vervolgens voornamelijk naar Japan geëxporteerd. Dit complex, een van de grootste aluminiumsmelters in de wereld, is drie keer per week te bezoeken (reserveren verplicht: tel. 03 218 5440). Niet iedereen is zo gelukkig met deze industrie. Er werken weliswaar bijna 1000 mensen in het complex, maar er is ook veel vervuiling. De fabriek betaalt verbeteringen aan de huizen van de inwoners van Bluff om de overlast te beperken.
De ferry naar Stewart Island vertrekt vanuit de haven van Bluff aan Foreshore Road. Twee snelle catamarans onderhouden de verbinding naar het eiland aan de andere kant van de Foveaux Strait, vernoemd naar een Australische luitenant-gouverneur. De zeestraat staat bekend om zijn onstuimige water, wat een overtocht niet altijd zo plezierig maakt. Maar wie ver wil komen, moet de nodige ongemakken op de koop toe nemen. Onderweg is er kans om zeehonden en dolfijnen te zien. De capaciteit van de ferry’s is gering, dus in de zomer is reserveren aanbevolen. Dat kan op de website.
FERRY NAAR
STEWART ISLAND. Foreshore Road, Bluff, tel. 03 2127660, www.stewartislandexperience.co.nz.
Afvaart: winter Bluff 9.30 en 16.30; Stewart Island 8 en 15; zomer
Bluff 9.30, 11 en 17; Stewart Island 8, 15.30 en 18.30 uur. Prijs
enkele reis in zomer: volwassene 63 NZ$, kind 31,50.
Gloeiende hemel
Wie de overtocht heeft doorstaan arriveert in een soort paradijsje, waar nog meer dan op het vasteland van Nieuw-Zeeland de natuur het voor het zeggen heeft. Stewart Island is vernoemd naar een Britse ontdekkingsreiziger die de kust van het Zuidereiland in kaart heeft gebracht. Het eiland is ook bekend als Rakiura, wat ‘gloeiende hemel’ betekent. Dit slaat op de mooie zonsondergangen op het eiland of op het zuiderlicht (de zuidelijke variant van het noorderlicht).
Het eiland is vooral leeg. Het is tien keer zo groot als Texel, maar er wonen maar 400 mensen en slechts 25 km weg is verhard. Het aantal uitgezette wandelpaden is tien keer zo lang. De meeste drukte is rond de hoofdplaats Oban, waar ook de ferry afmeert. Stewart Island is een ideale bestemming voor wandeltochten (dag- en meerdaagse tochten) in absolute eenzaamheid. Sinds 2002 is 85 procent van het eiland omgedoopt tot het nationaal park Rakiura.
Dit is een van de weinige plekken van Nieuw-Zeeland waar de kiwi zich goed heeft weten te handhaven. Er leven naar schatting 20.000 van deze vogels op het eiland. De kans om een wilde kiwi tegen te komen is hier het grootst, ook al omdat de variant hier niet alleen ’s nachts actief is maar ook overdag. Mocht een kiwi in het vizier komen, dan mag het dier tot op 5 m worden benaderd.
Een populair uitstapje (zeker bij vogelliefhebbers) op het eiland is een tocht met de watertaxi naar Ulva Island, in de baai van Oban. Op het eiland zijn alle exoten, zoals ratten, zo goed en zo kwaad als het kan uitgeroeid. Hierdoor is een vogelleven ontstaan dat kenmerkend was voor Nieuw-Zeeland vóór de komst van de mens met zijn zoogdieren. Het eilandje is uiteraard geen openluchtvolière. Het waarnemen van vogels in het wild is een tijdrovende bezigheid.
In Oban is een klein museum met slechts één kamer (open ma.– za. 10–12 en zo. 10–14 uur). Daar is een globe die is gemaakt op basis van de waarnemingen van James Cook. Hij had bij zijn tochten een paar foutjes gemaakt en die zijn op de globe terug te vinden, zoals het idee dat Stewart Island een schiereiland was.
The Catlins
Vanuit Invercargill gaat de kustroute als SH92 verder in de richting van Dunedin. De weg voert door de Catlins. Het is een aantrekkelijke route met zo hier en daar bezienswaardigheden, niet al te ver van de weg. De kustroute gaat langs een keur van kliffen, door de zee uitgesleten rotsen, stukjes regenwoud, baaien, kleine eilandjes en watervallen. Vooral het stuk tussen Fortrose en Balclutha is de moeite waard. Bijzonder zijn de versteende bossen bij Curio Bay. Deze baai is te vinden door 74 km na Invercargill de afslag naar Waikawa te nemen en die weg 12 km te volgen. Op het strand zijn duidelijk de afdrukken te zien van het bos dat hier 160 miljoen jaar groeide, toen er een subtropisch klimaat heerste. De bomen zijn waarschijnlijk geveld door een gigantische vulkaanuitbarsting. Op deze plek woont ook een kolonie pinguïns. De dieren komen vroeg in de avond aan land en gaan dan naar hun nest.
Een ander hoogtepunt op de route zijn de Cathedral Caves: diepe grotten, alleen te bezoeken met laag water. En dan nog zijn droge voeten niet gegarandeerd. Wie de grotten in wil, heeft een zaklamp nodig. Ze liggen iets ten oosten van Tautuku, zo’n 100 km van Invercargill.
Binnenlandse route naar Dunedin
Reizigers met minder tijd die toch een beetje Schotland in Nieuw-Zeeland willen opsnuiven, kiezen de kortere binnenlandse route naar Dunedin. Deze is beslist minder spectaculair, maar is nergens uitgesproken saai. Een kleine 150 km van Te Anau over de SH94 ligt het stadje Gore, de eerste grote nederzetting op weg naar Dunedin.
Gore
Deze plek is naar verhouding vreedzaam gekoloniseerd door de Schotten en beleefde een hoogtepunt na de vondst van goud in 1863. Toen trokken veel Chinezen naar de streek. Het goud was spoedig op, de veehoudende Schotten en Engelsen bleven tot op de dag van vandaag in het stadje met iets minder dan 15.000 inwoners.
De toeristen komen naar dit gebied vooral vanwege de vis. Door Gore stroomt de Matarua, die de reputatie heeft een van de beste plekken ter wereld te zijn om op beekforel (brown trout) te vissen. En dan niet suf vissen vanuit een bootje op de regenboogforel. Nee, met de hengel en kaplaarzen het water in en met de juiste techniek aan de gang om de forel uit het woest stromende water te hengelen. Dat is echt vissen, vinden ze in Gore. ‘Iedereen kan een regenboogforel uit het water halen, maar een beekforel is iets anders,’ zeggen ze daar. Niet voor niets staat er bij de ingang van het stadje een enorme beekforel op een stapel stenen.
Het visseizoen is van 1 oktober tot 1 april en er zijn in de regio veel goede plaatsen om bij de Matarua of een van de zijrivieren te komen. In Gore is eenvoudige uitrusting te huren. Denk aan de visakte. Die kan online worden aangevraagd bij www.fishandgames.org.nz of anders bij een van de vele hengelwinkels in Gore.
Het stadje is ook bekend om zijn countrymuziek. De jaarlijkse Gore Golden Guitar Awards trekt 15.000 bezoekers en wordt gehouden in de week waarin Nieuw-Zeeland de verjaardag van de koningin viert (de week waarin de eerste maandag van juni valt).
Een heel andere attractie is het Hokonui Moonshine Museum in Gore met een tentoonstelling over het illegaal stoken van whisky tijdens de eerste decennia van de 20ste eeuw. We zijn in Schots gebied, dat verklaart de belangstelling voor deze sterke drank. De drank wordt hier nog steeds bereid en geldt als de lekkerste van het land. Ook is er aandacht voor de strijd voor vrouwenkiesrecht, voorwaar een bijzondere combinatie. Het museum is leuk, ga even kijken als er tijd is. In dit gebouw zit ook het toeristenbureau.
Elk jaar tijdens het laatste weekeinde van februari is er een festival rond whisky.
HOKONUI
MOONSHINE MUSEUM. Hokonui Drive, Gore. Geopend: ma.–vr. 8.30–16.30,
za. en zo. 13–15.30 uur. Toegang: 5 NZ$, kind gratis.
Goreggenheim
Tegenover het whiskymuseum is de Eastern Southland Gallery, een fraaie kunstgalerie op een plaats die je niet zou verwachten. Het wordt wel het Goreggenheim van Nieuw-Zeeland genoemd, naar het beroemde Guggenheim-museum in New York. Er hangt kunst van Nieuw-Zeelanders, zoals Rita Angus en Theo Schoon, maar het opzienbarendste is een verzameling Afrikaanse kunst. De schatten zijn afkomstig van een ex-Nieuw-Zeelander die tegenwoordig in de VS woont.
EASTERN
SOUTHLAND GALLERY. Hokonui Drive, tel. 03 2089907. Geopend: ma.–vr.
10–16.30, za. en zo. 13–16 uur. Toegang: gratis.
Presidential Highway
De weg uit Gore richting Dunedin (SH1) passeert na 44 km het plaatsje Clinton. Erg toevallig allemaal. Bill Clinton was immers president van de VS tussen 1992 en 2000 en Al Gore was zijn vice-president. De Nieuw-Zeelanders was dit ook opgevallen gezien het enorme bord langs de kant van de weg: Presidential Highway Gore-Clinton 44 km. Grappig. Clinton stelt als plaatsje niet zo veel voor. In Nieuw-Zeeland zijn de rollen voor Clinton en Gore duidelijk omgedraaid.
Na nog eens 30 km volgt Balclutha, waar de kustroute uit Invercargill samenkomt met de SH1, die na ruim 80 km bij Dunedin uitkomt. Het landschap blijft agrarisch. De rustiger kustroute slaat bij Waihola af naar Taieri Mouth (stukje onverhard) en volgt een tijdlang de oceaan.
Deze stad is de hoofdstad van de streek Otago en na Christchurch de grootste van het Zuidereiland, de vijfde van het land. Er wonen 115.000 mensen. In de tijd van de goldrush was dit enige tijd dé stad van het land. Hier kwam in 1869 de eerste universiteit en de Otago Daily Times, gemaakt in Dunedin, is het oudste dagblad. De stad raakte de toppositie langzamerhand kwijt, maar de levendigheid is gebleven. Het is nog steeds een universiteitsstad en dat vergroot het leefklimaat enorm.
Toch heeft de stad iets grauws over zich, iets wat zonder meer te maken heeft met het klimaat. Het regent er niet extreem veel (ongeveer zo veel als in De Bilt, 750 mm per jaar), maar de regen valt vaak als motregen. Dat in tegenstelling tot de nattere steden Wellington en Auckland, waar de overvloedige regen in heuse buien valt. De Schotten wisten wel waar ze hun nederzettingen moesten neerzetten. Dunedin is de Schotse (Gaelic) naam van de Schotse hoofdstad Edinburgh.
Het Octagon
Het centrum van de stad heeft de bijzondere geometrische vorm van een octagon of een achthoek, of liever gezegd twee achthoeken: het centrale plein in het hart van de stad, het Octagon, en de rondweg. Het gemeentebestuur heeft veel aandacht besteed aan het bijzondere stadshart en het is nu een geliefde plek met cafés, een kunstgalerie en een bioscoop. Met uitzondering van de brede straat over het plein is het een autovrij gebied.
Het dominante gebouw aan het plein is de St Paul’s Anglican Cathedral met een brede trappengalerij die stamt uit 1919. Op deze plek staat al sinds 1863 een kerk, maar het oude gebouw is te slecht en te klein om als kathedraal te dienen. Het huidige gebouw heeft een gotisch interieur en heeft in 1971 een moderne uitbreiding gekregen, die nogal contrasteert met het historische ontwerp.
De kerk was bedoeld als middelpunt van het Octagon, maar de Schotse presbyterianen verzetten zich tegen die wel erg prominenteplek.plek. De anglicanen weken toen maar uit naar de oostelijke kant van het plein. De presbyterianen hebben hun godshuis aan Moray Place, aan de buitenring van het Octagon. Het gebouw heet simpel de First Church. Het gebouw is van 1873, en vanaf 1848 was hier al een parochie van de Schotse kerk. Het is een van de weelderigste kerken van het land en heeft fraaie glas-in-loodramen die het interieur verlichten. De kerk is elke dag behalve zondag te bezoeken van 10 tot 16 uur; op zondag zijn er diensten.
Naast de kathedraal op het Octagon is het fraai gerestaureerde gemeentehuis te bezoeken met een informatiecentrum op de begane grond. Het enige gebouw aan het Octagon dat niet deugt, is het gemeentekantoor (Civic Administration Building). Andere gebouwen aan dit plein zijn het theater en de Dunedin Public Art Gallery. Dit museum is sinds 1996 gevestigd in een voormalig warenhuis en omvat een collectie Nieuw-Zeelandse en Europese kunstwerken. Er is speciale aandacht voor de in Dunedin geboren schilderes Frances Hodgkins, die in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw een vertegenwoordigster was van de neoromantiek.
Het standbeeld in het midden van het plein is van de Schotse nationale dichter Robert Burns en stamt uit 1886. Zijn neef Thomas Burns was een van de stichters van Dunedin.
Er zijn in de stad veel victoriaanse gebouwen uit de 19de eeuw bewaard gebleven, vooral omdat de ontwikkelingen in de 20ste eeuw goeddeels aan Dunedin voorbij zijn gegaan. Het geeft de stad een historischer aanblik dan Auckland en Wellington, waar veel oude gebouwen in de 20ste eeuw zijn gesloopt om plaats te maken voor beton en glas.
Veel van de oude gebouwen liggen bij het Octagon en aan de Princess Street, die bij het Octagon begint. Het toeristenbureau heeft een folder met een wandeling langs alle (bank)gebouwen die zeker de moeite waard is.
Het station
Een hoogtepunt van de stad is het Dunedin Railway Station, ooit het drukste van het land, nu bijna geheel verlaten door de treinen. Het gebouw stamt uit 1906 en is volgens experts gebouwd in de Vlaamse renaissancestijl. Het is een indrukwekkend, twee verdiepingen hoog gebouw met veel tierlantijntjes. Binnen is een prachtige mozaïek met afbeeldingen over de spoorgeschiedenis van Nieuw-Zeeland. De loketten zijn gespaard gebleven.
Treinen stoppen er sinds 2002 niet meer, er vertrekken nog wel bussen op het plein voor het station. Het gebouw heeft een andere functie gekregen. Beneden zit een restaurant. Dit is ook de plaats waar het jaarlijkse modefestival wordt gehouden, met wat wordt beweerd de langste catwalk van Nieuw-Zeeland.
Op de eerste verdieping zit New Zealand Sports Hall of Fame. Alle grote Nieuw-Zeelandse sportsuccessen zijn hier samengebracht, zoals de oudste Nieuw-Zeelandse gouden olympische medaille die bokser Ted Morgan in 1928 won op de Olympische Spelen van Amsterdam. Voor sportfanaten is dit een prachtige uitstalling, maar zelfs sporthaters zullen onder de indruk raken. De instelling is in 1990 in het leven geroepen bij de viering van 150 jaar Nieuw-Zeeland als modern land. De collectie verhuisde in 1999 van Wellington naar Dunedin.
NEW ZEALAND
SPORTS HALL OF FAME. Railway Building, Anzac Avenue, Dunedin, tel.
03 4777775, www.nzhalloffame.co.nz.
Geopend: dag. 10–16 uur. Toegang: 5 NZ$, kind 2.
Taieri Gorge
Vanaf het station rijdt alleen de historische Taieri Gorge-trein, een toeristische trein die door een diepe kloof naar het binnenland gaat. Oorspronkelijk liep de lijn tot Cromwell in Centraal-Otago. De reis gaat in gerestaureerde rijtuigen uit de jaren twintig over een lijn die is aangelegd rond 1880 met talrijke viaducten en tunnels. De treinreis eindigt bij Pukerangi (50 km) of soms in Middlemarch, 77 km van Dunedin. Het stuk tot Pukerangi is het spectaculairst. In de laatste plaats kunnen reizigers per bus doorreizen naar Queenstown. Na Middlemarch is het spoorbed bewaard gebleven en omgetoverd in een fietspad (p. 184).
Op woensdagen rijdt er een historische trein langs de kust naar Palmerston 66 km ten noordoosten van Dunedin.
TAIERI GORGE RAILWAY. Anzac Square, Dunedin, tel.
03 4774449, www.taieri.co.nz.
Zomer vertrek dag. 14.30, Pukerangi, vr.–zo. 9.30, Middlemarch wo.
9.30, Palmerston, winter dag. 12.30 uur, Pukerangi. Prijs: retour
Pukerangi 76 NZ$, retour Middlemarch 87 NZ$ en retour Palmerston 72
NZ$, met elke volwassene een kind gratis, extra kind 20.
Musea
Dunedin is redelijk rijk aan musea over de geschiedenis van de streek Otago en de rol van de Schotten in de kolonisatie van het gebied. Het mooiste is het Otago Museum uit 1869, een van de oudste musea van het land. De collectie bestaat uit meer dan twee miljoen objecten en het museum heeft talrijke prijzen gewonnen. Er is ook een uitgebreide collectie Maori-voorwerpen. Ook van het Paaseiland zijn voorwerpen te bewonderen. Dit museum ligt vlak bij de University of Otago, de oudste van het land met nu zo’n 20.000 studenten, verspreid over vijf campussen in het land. Op de website van de universiteit is een folder te vinden met een wandeling over het terrein in Dunedin, met aandacht voor de beelden op het terrein (www.otago.ac.nz/about, en dan klikken op virtual tour).
Het Otago Settlers Museum is iets minder spannend met veel schilderijen van Schotse kolonisten. Er zijn ook voorwerpen uit de Maori-tijd en uit de tijd dat de Chinezen massaal naar Otago trokken voor goud.
OTAGO
MUSEUM. 419 Great King Street, Dunedin, tel. 03 4747474, www.otagomuseum.govt.nz.
Geopend: dag. 10–17 uur. Toegang: gratis (donatie).
OTAGO SETTLERS MUSEUM. 31 Queens Gardens, Dunedin, tel. 03 4775052, www.otago.settlers.museum. Geopend: dag. 10–17 uur.
Wie een historisch huis van binnen wil bezoeken komt aan zijn trekken bij Olveston Stately Home, een chique villa aan de rand van het centrum. De villa werd gebouwd voor David Theomin, eind 1800 een succesvol zakenman in Dunedin. Hij is onder andere rijk geworden door de handel in Dresden Piano’s. Het huis is gebouwd in 1906 en was met zijn 35 kamers, centrale verwarming, overal telefoon en een lift modern voor zijn tijd. De villa is tot 1966 bewoond door de dochter van Theomin. Na haar dood liet ze hem na aan de gemeente Dunedin. De gemeente was toen niet echt gelukkig met de gift; men nam het huis in beheer maar deed er weinig aan. Zo lijkt het alsof de familie net is vertrokken en morgen weer kan thuiskomen. Er zijn dagelijks rondleidingen en het is een must voor wie van oude huizen en interieurs houdt.
OLVESTON
HOME. 42 Royal Terrace, Dunedin, tel. 0800 100080. Rondleidingen
dag. 9.30, 10.45, 12, 13.30, 14.45 en 16 uur. Toegang: 14,50 NZ$,
kind 5.
Baldwin Street
Een curieuze straat in Dunedin is Baldwin Street; deze heeft zelfs in 1997 het boek Guinness World Records gehaald als de steilste straat in de wereld. Of dat waar is, valt te bezien. Veel hangt af van de definitie van straat als een weg met huizen. In berggebieden zijn ook steile wegen, maar dan spreek je van weg.
In Dunedin doen ze daar niet moeilijk over en is de weg een heuse toeristische attractie geworden. En toegegeven: het is steil, erg steil zelfs. Zo steil dat het trottoir op een gegeven moment een trap wordt, het wegdek verandert van asfalt in beton. Asfalt zou domweg naar beneden stromen als het warm wordt. Voor de ploeteraars die boven komen staat er een waterkraantje. Met de auto is niet zo slim, omdat de weg doodloopt en de ruimte om te keren beperkt is.
Even wat cijfers. De weg van 161 m overbrugt een hoogteverschil van 47 m. Dat is gemiddeld 29 procent. De hellingshoek is op het steilste stukje 1:2,8. Dat is omgerekend naar Europese maten 35 procent. En dat is pittig steil. Voor wie wel eens op de Redoute is geweest, de kuitenbijter in de Ardennen: die is op het steilste stuk 20 procent. De straat ligt in een buitenwijk, even ten noorden van het centrum. Er is een souvenirwinkel.
Brouwerij
Wie genoeg heeft van al die historische gebouwen of het bewandelen van steile wegen is welkom bij Speights-brouwerij, waar al sinds 1876 het bier van Dunedin wordt gebrouwen. Het vocht is in het hele land te koop. Er worden rondleidingen gegeven langs de bekende koperen ketels en ja, je mag voor je geld ook proeven.
En nu we toch aan het eten en drinken zijn, populair is ook de rondleiding in de belangrijkste chocoladefabriek van Nieuw-Zeeland, Cadbury. In Dunedin wordt ongeveer 85 procent van de Nieuw-Zeelandse chocolade gemaakt. Smullen maar.
SPEIGHTS
BREWERY. 220 Rattray Street, Dunedin, tel. 03 4777697, www.speights.co.nz. Rondleidingen
ma.–do. 10, 12, 14, 18 en 19, vr.–zo. 10, 12, 14, 16 uur. Toegang:
19 NZ$, kind 7.
CADBURY WORLD. 280 Cumberland Street, Dunedin, tel. 0800 223287, www.cadburyworld.co.nz. Rondleidingen (75 min.) dag. 9–15.15 uur. Toegang: 18 NZ$, kind 12.
Otago Peninsula
De trekpleister van de regio is het schiereiland Otago, of het Otago Peninsula. Op deze resten van een oude vulkaan is een rijk geschakeerd landschap met planten en dieren te bewonderen. Er zijn vanuit Dunedin tochten te boeken. Het schiereiland is ook met eigen vervoer te bezoeken. Probeer het eens met de fiets. Vanuit Dunedin is het 60 km naar de punt van het schiereiland en terug. De weg langs de baai is redelijk vlak en goed te doen. Trek rustig een dag uit voor dit gebied.
Rododendrons
Tuinliefhebbers moeten de Glenfalloch Woodland Garden niet overslaan. Dit is een Engelse tuin vol met rododendrons, magnolia’s en azalea’s. Vooral leuk in het begin van de zomer als alles in bloei staat, maar het hele jaar door wel de moeite waard. Het huis, nu een chic restaurant en zalencentrum, stamt uit 1871. Er zijn ook rondleidingen.
GLENFALLOCH
WOODLAND GARDEN. 430 Portobello Road, Dunedin, tel. 03 4761006,
www.glenfalloch.co.nz.
Albatros
De meeste bezoekers gaan naar de albatroskolonie op het puntje van het schiereiland. Op Taiaroa Head, de zuidelijke toegang tot de Otago Harbour, zit sinds de eerste helft van de 20ste eeuw een kolonie van de koningsalbatros. Dit is een van de grootste soorten van de albatrossenfamilie. De koningsalbatros doet weinig onder voor de reuzenalbatros. De dieren krijgen een spanwijdte van meer dan 3 m. De vogels staan erom bekend dat ze dagen in de lucht kunnen zweven en zo enorme afstanden afleggen. Op land zijn ze nogal onhandig.
De commercie is hier wel een beetje ver doorgeslagen. De kolonie mag alleen met een gids worden bezocht, niet zozeer omdat het moet maar omdat er geld moet worden verdiend. De gids leidt de bezoekers een trapje op om naar een nest te mogen kijken. Er wordt ook een film van David Attenborough vertoond.
Buiten het centrum zijn de vogels soms ook te bewonderen als ze af en aan vliegen. Het is een kwestie van geluk hebben. Bij dit punt houden zich veelal ook zeehonden op die gewoon gratis te bewonderen zijn.
ROYAL
ALBATROSS CENTRE. Dunedin, tel. 0800 528767, www.alba-tross.org.nz. Geopend:
dag. 9–tot schemer, winter tot 16 uur; gesloten in het broedseizoen
van half sept. tot half nov. Prijs Albatross Tour (60 minuten) 39
NZ$, kind 19, familie 97.
Pinguïns
Behalve albatrossen zitten op het schiereiland de twee pinguïnsoorten van Nieuw-Zeeland: de dwergpinguïn (blue penguin) en de geeloogpinguïn. De dwergpinguïn is nogal schuw en laat zich gemakkelijk verjagen door mensen. Bij Sandfly Bay kunnen bezoekers vanuit een observatiepost de pinguïns bespieden. Maar wie deze beesten wil zien, kan beter naar Oamaru gaan (p. 238).
Voor de zeldzame geeloogpinguïn zit je wel goed op Otago. Deze dieren zijn te zien bij Penguin Place, niet ver van het albatroscentrum. Ze zijn ook schuw en daarom heeft een boer loopgraven in zijn land aangelegd, geheel gecamoufleerd met netten, die langs de nesten van de dieren lopen. Op deze wijze zijn de dieren van dichtbij te bewonderen. Of het allemaal dierkundig verantwoord is, blijft de vraag.
De uitbater claimt wel enig succes. Toen hij in 1988 met zijn project begon, waren er nog maar acht broedparen over. Begin 2000 zijn dat er al weer negentien. En de opbrengst van de excursie gaat naar de dieren, belooft de gids.
PENGUIN PLACE. Harington Point Road, Otago
Peninsula, tel. 03 4780286, www.penguinplace.co.nz.
Geopend: zomer elk halfuur van 10.15 tot 1,5 uur voor
zonsondergang, winter elk halfuur tussen 15.15 en 16.45 uur;
reserveren verplicht.
Larnach Castle
Het schiereiland is ook de plek waar het enige Nieuw-Zeelandse kasteel ligt. Nu is het begrip kasteel wat betrekkelijk, het Noordereiland heeft immers het hotel Le Chateau (p. 122). Maar vooruit, hier ligt een gebouw dat doet denken aan de enorme kastelen waar Schotland zo bekend om is.
Het Larnach Castle is gebouwd in 1871 door William Larnach, een succesvolle, gewiekste zakenman. Er is drie jaar aan gebouwd en daarna zijn ambachtslieden nog twaalf jaar bezig geweest om het interieur op de wensen van de eigenaar af te stemmen. Larnach heeft niet al te lang van zijn protserige bezit kunnen genieten. Hij ging de politiek in, raakte in grote financiële nood en maakte in 1898 een einde aan zijn leven in het parlementsgebouw van Dunedin. Er deden in die tijd de wildste verhalen de ronde over het kasteel. Williams eerste vrouw Eliza overleed jong, de zakenman trouwde toen met haar zus, en de geest van Eliza zou er nog rondwaren. De zoon van Larnach pleegde ook zelfmoord. Kortom, een weinig bemoedigende geschiedenis.
Het kasteel is nu eigendom van de familie Barker, die het in 2007 40 jaar in bezit had. Het gebouw is gerestaureerd, nadat het behoorlijk vervallen was geraakt. Er huisde zelfs een tijdje een nachtclub. Nu is het een hotel, annex zalencentrum en populair voor feesten en partijen. De balzaal meet 10 bij 30 m. Hier wordt jaarlijks in oktober een heus gemaskerd bal gehouden.
Dit geheel is te bezoeken zonder reserveren. De torens, balzaal, tuinen zijn zonder gids te bewandelen. Uiteraard valt ook een kamer te boeken in het hotel. Prijzen v.a. 240 NZ$ per nacht.
LARNACH
CASTLE. 145 Camp Road, Otago Peninsula, tel. 03 4761616, www.larnachcastle.co.nz.
Geopend: dag. 9–17 uur. Toegang: 25 NZ$, kind 10 (alleen tuin 10
NZ$, kind 3).
