Het vaak vergeten Noordland

4


Het bijna 400 km lange schiereiland ten noorden van Auckland, het enige subtropische deel van het land, wordt meestal overgeslagen door toeristen die in een paar weken Nieuw-Zeeland willen doen. Begrijpelijk, want de vulkanen ten zuiden van Auckland en de spectaculaire bergen van het Zuidereiland wachten en lonken.

Toch is het gebied, dat simpelweg Northland of Noordland heet, zeker de moeite waard om een weekje doorheen te trekken. Het is een beetje de Achterhoek van Nieuw-Zeeland: vergeten, rustig, iets minder ontwikkeld en daarom erg mooi. In de streek is veel historie te vinden, want hier liggen de wortels van de moderne staat Nieuw-Zeeland.

Veel verharde wegen zijn er niet in dit gebied, waardoor het niet ingewikkeld is om een excursie met de auto uit te stippelen. Heen via de SH1 en SH10 naar het noorden en dan via een lokale route en de SH12 en de SH1 terug naar Auckland of vice versa. De weg heet de Twin Coast Discovery Highway (ruim 700 km) en is goed aangegeven, dus verdwalen onderweg is bijna onmogelijk. De tweelingkust slaat op de kust van de Stille Oceaan in het oosten met zijn rustige en stille stranden en de kust van de Tasmanzee aan de westkant, waar het heel wat ruiger aan toe gaat. De stranden aan de oostkust zijn veilig om te zwemmen, die aan de westkant zijn meer geschikt voor surfers.

De eerste kilometers na de Harbour Bridge van Auckland zijn druk en breed. De invloed van de stad is nog merkbaar. Woonwijk na woonwijk rijgt zich aaneen. De brede snelweg naar het noorden wordt doorgetrokken, de eerste kilometers maken niet zo veel indruk. Dat wordt anders na Orewa, de eerste grote nederzetting boven Auckland. Dan verandert de weg in een gewone Nieuw-Zeelandse weg: tweebaans met zo nu en dan een inhaalstrook. Echt rustig is de weg overigens niet.

De bezienswaardigheden zijn niet heel bijzonder, maar het landschap is groen en kronkelt zich over heuvels op en neer naar het noorden. In het plaatsje Puhoi op 50 km van Auckland zijn veel Tsjechen uit de Bohemen neergestreken. Op zo’n plekje valt te zien hoe multicultureel Nieuw-Zeeland eigenlijk is.

Warkworth

De eerste grote stad is Warkworth; levendig, leuk, maar niks bijzonder. Er is een museumpje, zoals bijna alle stadjes wel een museum hebben waar de schatten van de streek worden getoond, veelal landbouwmachines, vergeelde foto’s en veel verhalen. Wie er één heeft gezien, heeft ze allemaal gezien. De vrijwilligers bij de ingang zijn altijd bereid uitvoerig uitleg te geven.

Waipu

Waipu, 100 km boven Auckland, is wel een stop waard. Het dorp is gesticht door ondernemende Schotten uit de Highlands. In dit plaatsje worden elk jaar op 1 januari de Nieuw-Zeelandse variant van de Highland Games gehouden. Met veel dansende mannen in rokken die op doedelzakken blazen. Ook zijn er heuse sportevenementen en stoere bezigheden voor uit de kluiten gewassen mannen, zoals stenen gooien, rotsen verplaatsen en met een riek een schoof wegwerpen en meer van dat soort ongein.

Het lokale museum House of Memories vertelt over de komst van de Schotten, zo maar een bijzonder verhaal van hoe mensen in de 19de eeuw op de been waren op zoek naar een betere toekomst. De kolonisten van Waipu kwamen van de Schotse Hooglanden, waar ze geen middelen van bestaan meer hadden toen honden het vee gingen hoeden. Ze trokken naar de kust waar geen werk was en toen door naar Canada, naar Nova Scotia om precies te zijn. De kolonisatie mislukte, waarna de ploeg met hun geestelijke leider vertrok naar Australië, daar zou het goed gaan. De Schotten kwamen na een lange reis aan in Melbourne, maar ook daar zat het ze niet mee. In 1856 was de goldrush uitgebroken en de stad was een bandeloos bandietenoord. Verder maar. En dat werd Waipu in Nieuw-Zeeland, waar ze succes hadden. 900 Schotten maakten de overtocht.

In het verder niet zo bijzondere dorpje is weinig terug te vinden van de Schotten. Het ziet eruit zoals elk dorpje in Nieuw-Zeeland. In de hoofdstraat staat een obelisk die herinnert aan de moedige kolonisten van weleer. Het nabijgelegen museum vertelt over de Schotten. Er is een videofilm te zien en er zijn veel, erg veel attributen uit die tijd.

Noordland
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: Boven,Onder.

WAIPU MUSEUM. 36 The Centre, Waipu, tel. 09 432 0746, www.waipu-museum.com. Geopend: 9.30–16.30 uur. Toegang: 8 NZ$, kind 3. HIGHLANDGAMES. www.highlandgames.co.nz.

Whangarei

Even verder op de route ligt de provinciehoofdstad Whangarei, een stadje met zo’n 45.000 inwoners. Op het oog is de stad niet zo aantrekkelijk, maar er zijn bezienswaardigheden, zoals een klokkenmuseum. Dit nationale museum is het grootste in zijn soort op het zuidelijk halfrond. Ook niet-klokkenliefhebbers zullen onder de indruk raken. Er zijn meer dan 1200 klokken te zien, met als opvallendste 19deeeuwse klokken die door de eerste kolonisten zijn meegenomen. Maar er zijn ook koekoeksklokken en een replica van de Big Ben. Het museum ligt in de Town Bassin, een aantrekkelijke plek aan de haven met talrijke cafés en dergelijke.

4 km op de SH14 naar Dargaville ligt het Whangarei Museum, een groot centrum van 25 ha, opgebouwd rond een boerderij van de familie Clarke uit 1886. Er is nooit iets aan veranderd sinds de bouw, dus het behang, de tapijten en de meubels zijn allemaal origineel. Hier is ook de toren neergezet waar de bekende Nieuw-Zeelandse schrijfster Jane Mander (1877–1949) boeken heeft geschreven, zoals The story of a New Zealand River. Dit boek heeft vermoedelijk als basis gediend voor de succesfilmThe Piano uit 1993. Er is ook een kiwihuis, maar die zijn er veel in Nieuw-Zeeland, en een opvangcentrum voor gewonde vogels, het Woof Woof centrum.

CLAPHAMS CLOCK MUSEUM. Town Bassin, Whangarei, tel. 09 4383993, www.claphamsclocks.com. Geopend: dag. 9–16 uur. Toegang: 8 NZ$, kind 4, familie 20.

WHANGAREI MUSEUM. SH14, Whangarei, tel. 09 4389630, www.whangareimuseum.co.nz. Geopend: dag. 10–16 uur. Toegang: 10 NZ$, kind 5, familie 25.

Mooiste openbare toilet

Sla het stadje Kawakawa, 40 km verder naar het noorden, niet over. Hier staat het meest bijzondere openbare toilet van Nieuw-Zeeland, misschien wel van de wereld: het Hundertwassertoilet. Kawakawa is een onopvallend mijndorpje en zou een anonieme stip langs de hoofdweg zijn gebleven, ware het niet dat de Oostenrijkse architect Frederick Hundertwasser hier zijn laatste levensjaren heeft doorgebracht. Dit stadje is het voorbeeld hoe een prachtig ontwerp van een geniale geest een dorp uit de vergetelheid kan trekken en op de wereldkaart kan zetten. Het dorpje van 1300 inwoners had eigenlijk niet al te veel mogelijkheden meer. Na het sluiten van de kolenmijn trok de bevolking langzaam weg. Er restte nog slechts een vlees- en zuivelfabriek. Hundertwasser verrijkte de hoofdstraat van het dorpje in 1999 met een toilet, zo mooi dat je er bijna vergeet te plassen. Maar ook als je niet hoeft is het toilet waarlijk bijzonder. Het wc-blok is sprookjesachtig en roept herinneringen op aan Gaudí en Mondriaan. Alle details in het gebouw zijn prachtig. De muren zijn betegeld in een kleurrijk en bont patroon. Het licht stroomt door ingemetselde lege wijnflessen naar binnen. De ontwerper vond het van belang dat de lokale bevolking meewerkte aan het project. De tegels zijn gemaakt door studenten van scholen in Kawakawa, de bakstenen kwamen van een gesloopt gebouw uit de buurt.

Aan de andere kant van de straat heeft de Oostenrijker ook een kapperszaak en een kunstgalerie onder handen genomen. Het lokale museum heeft een zaaltje ingeruimd voor de excentrieke Oostenrijker. Hij kreeg in 2000 een Nieuw-Zeelandse prijs voor het ontwerp. Het prijzengeld ging naar een fonds om een boog te bouwen, die nu bij de ingang van het stadje staat.

Frederick Hundertwasser

Frederick Hundertwasser (1928–2000) was een Weense schilder, architect en beeldhouwer. Hij is waarschijnlijk het beroemdst vanwege het Hundertwasserhaus in Wenen uit 1986, met zijn opvallende kleuren en scheve vloeren. Ook in Nederland zijn op hem geïnspireerde gebouwen te zien, zoals de Ronald McDonald Kindervallei Valkenburg.

Maar zijn land is Nieuw-Zeeland. In 1970 bezocht hij het voor het eerst en raakte zo onder de indruk dat hij er steeds vaker naartoe ging. In 1975 kocht hij een boerderij in de buurt van Kawakawa en in 1986 werd hij Nieuw-Zeelands staatsburger.

Behalve gebouwen ontwierp Hundertwasser ook postzegels en dergelijke. Hij raakte in Nieuw-Zeeland betrokken bij de Maori en hielp mee aan het ontwerp van een andere vlag voor Nieuw-Zeeland. De huidige vlag is afgeleid van de Britse Union Jack met wat sterren (het Zuiderkruis uitbeeldend). De Maori hadden behoefte aan een eigentijds ontwerp dat recht deed aan de oorspronkelijke bevolking en in 1983 kwam Hundertwasser met een alternatief ontwerp. De gekrulde vorm is een opgerold varenblad dat op het punt staat zich te ontplooien. Dit element is terug te vinden in het ontwerp van de Maorikano’s.

De discussie over een nieuwe Nieuw-Zeelandse vlag is nog altijd niet afgerond. Voorstanders van verandering hebben een eigen website (www.nzflag.com) waarop het ontwerp van Hundertwasser als een mogelijk alternatief naar voren wordt geschoven.

De excentrieke ontwerper overleed in februari 2000 aan een hartaanval op het schip de Queen Elizabeth ii, waarmee hij een reis naar Europa maakte. Hij is in Kawakawa begraven bij zijn huis, in de tuin die hij had omgedoopt tot de Tuin van de Gelukkige Doden.

Bay of Islands

De meeste toeristen die zo ver zijn gekomen, zijn op weg naar de Bay of Islands, het toeristische kloppende hart van Noordland. Het is een bijzonder mooie baai, 10 km na Kawakawa. De baai is beschut door de talrijke eilanden die er voor de kust liggen. Ze geven het gebied een intieme sfeer. De hoofdplaats is Paihia, waar de meeste cafés, hotels en restaurants liggen. In de zomer is het er druk; het is een geliefd oord, vooral voor de Nieuw-Zeelanders zelf.

De baai is lang bewoond door de Maori-stammen die dit deel van Nieuw-Zeeland als eersten koloniseerden. Ook kapitein James Cook en vele ontdekkingsreizigers na hem sloegen hier hun kamp op. Het gebied werd het middelpunt van de walvishandel van Nieuw-Zeeland rond 1830. Het was een komen en gaan van schepen. Er was een missiepost. Russell, gelegen aan de andere kant van de baai, was in 1840 negen maanden de hoofdstad van de jonge kolonie Nieuw-Zeeland. Maar de regio, en zeker Russell, werd het Sodom en Gomorra van de Pacific genoemd. Bandeloosheid, drankmisbruik en prostitutie waren troef. De wetteloosheid was aanleiding voor de Britten om hier een gezant heen te sturen om de boel te fatsoeneren.

Uiteindelijk raakte het gebied een beetje in verval en daarmee het hele Noordland. Het gebied ten zuiden van Auckland was veel geschikter voor landbouw en daar trokken veel latere nieuwkomers dan ook heen.

Waitangi Treaty Grounds

Behalve voor varen en genieten van het water, komen de toeristen voor de 2 km ten noorden van het stadje gelegen Waitangi Treaty Grounds; de plek waar het belangrijkste document van Nieuw-Zeeland is getekend. ‘Onze geboorteplaats,’ zeggen de Nieuw-Zeelanders trots. In het verdrag gingen de Maori akkoord met de inlijving van hun land door Groot-Brittannië, in ruil voor zeggenschap over de eigen rijkdommen (p. 19).

Deze plek mag geen enkele bezoeker aan Nieuw-Zeeland overslaan. Behalve historie zijn er ook prachtige Maori-huizen en -kano’s te vinden. Elk jaar wordt hier op 6 februari een manifestatie gehouden om de herinnering aan de ondertekening van het verdrag in 1840 levend te houden.

Het gebied is een openluchtmuseum, met het Treaty House – het woonhuis van de gouverneur die destijds het verdrag heeft voorbereid – als centraal punt. Dit huis was de officiële residentie van de Britse gezant, gebouwd in 1833–1834. In 1933 is het verbouwd en vergroot met een vleugel. Oorspronkelijk bestond het gebouwtje uit een woonkamer, een grote slaapkamer, een hal en een kleedkamer. De keuken was in een apart gebouwtje, samen met de voorraadkamer en kamers voor de bedienden.

Nadat Wellington de hoofdstad was geworden, raakte het Treaty House in verval. In 1932 kocht de toenmalige gouverneur in Nieuw-Zeeland, Lord Bledisloe, het huis. Hij schonk het aan Nieuw-Zeeland en legde het beheer in handen van het National Waitangi-fonds.

Treaty House

Het Treaty House is niet heel bijzonder: dergelijke niet zo heel erg oude gebouwen zijn er veel meer. Er hangen veel schilderijen van de Britten. Het goede en gulle werk van Bledisloe krijgt wel erg veel aandacht. Het gebied was aanvankelijk vervallen, het was een armzalig stuk landbouwgrond. In ruim zeventig jaar is het sterk veranderd. Het subtropische klimaat zorgt voor een weelderige vegetatie.

De ondertekening van het verdrag krijgt veel aandacht. In het huis hangt een fraaie tekening die laat zien hoe de ondertekening in de tent op het weiland voor het huis plaatsvond. Het is een beetje een opgesmukte kijk op de gang van zaken. De discussie over het verdrag wordt nauwelijks vermeld. Ook niet hoe het verdrag het in de jaren daarna is vergaan, met de oorlogen en ruzies die tot de dag van vandaag voortduren.

Kano

Blikvanger van het terrein is Te Whare Runanga, het ontmoetingshuis van de Maori en de gigantische waka (kano) van de Maori. Die kano is er gekomen bij de herdenking van 100 jaar Verdrag van Waitangi in 1940. Het is een replica van de kano waarmee de Polynesische ontdekkingsreiziger Kupe Nieuw-Zeeland zou hebben bereikt.

De prachtige kano, met de onuitsprekelijke naam Ngatokimatawhaorua, is 35 m lang en er zijn ten minste 76 opvarenden nodig om het schip goed op koers te houden. Er kunnen dan ook nog 55 opvarenden mee. Deze grootste oorlogskano ter wereld wordt zo nu en dan nog te water gelaten. Voor de bouw van de kano zijn drie met zorg uitgezochte kauri-bomen geveld.

De andere parel van het museum is de Maori-ontmoetingsplaats, ook geopend in 1940 bij het eeuwfeest van het verdrag. Het staat naast het Treaty House, om de betrokkenheid van de Maori te tonen. Hier wordt geregeld vergaderd. Aan de binnenkant zit houtsnijwerk van Maori-stammen uit alle delen van Nieuw-Zeeland. De figuur in de top van de gevel is de mythologische ontdekkingsreiziger Kupe.

Elke bezoeker heeft toegang tot een videopresentatie die iets vertelt over de geschiedenis van het gebied. Verder zijn er dagelijks drie culturele voorstellingen (10.30, 11.30 en 13 uur), waar Maori liederen zingen, oorlogsdansen uitvoeren en met een poi, ballen aan een koord, spelen. Er zijn dagelijks ook drie rondleidingen met een Maorigids (9.30, 10.30 en 13.30 uur).

WAITANGI TREATY GROUNDS. 1 Tau Henrare Drive, Paihia, tel. 09 4027437, www.waitangi.net.nz. Geopend: winter dag. 9–17, zomer

8.30–19.30 uur. Toegang: Nieuw-Zeelanders gratis, anderen 20 NZ$, kind 5. Rondleiding: toeslag 12 NZ$, kind 5.

Paihia

Er is in Paihia veel meer te doen dan een bezoek aan het openluchtmuseum. Het is hier mogelijk om in de zomer (1 okt.–30 apr.) met een Maori-kano de zee op te varen (www.taiamaitours.co.nz). De tocht duurt tussen de twee en drie uur en gaat gepaard met veel ceremonieel eerbetoon.

En er is het onvermijdelijke aanbod aan spectaculaire excursies, waar de Nieuw-Zeelanders een soort patent op hebben. Er kan met een snelle boot door een boog in de rots, The Hole in the Rock, worden gevaren. Dit is een spectaculair fenomeen, maar het hoeft niet per se in een snelle boot. Er kan ook richting rots worden gewandeld over een pad van 16 km vanaf Rawhiti (ongeveer 40 km van Paihia), vervoer per boot terug is mogelijk (www.capebrettwalks.co.nz). Voor deze wandeling is een vergunning nodig (30 NZ$, kinderen 15). De georganiseerde wandeling is prijzig.

Een leuk uitstapje is te maken naar Russell, aan de andere kant van de baai van Paihia. Er vaart een voetveer (ca. 15 minuten) naar Russell. Dit is de chique variant van Paihia, van de zo woeste en bandeloze reputatie van 150 jaar geleden is niet veel meer over, het dorpje is een beetje slaperig.

Het opvallendste aan het dorp is de gigantische vlaggenmast die de Britse afgezant daar had neergezet om gezag af te dwingen. Hij meende dat het hijsen van de Union Jack de bewoners tot gehoorzaamheid zou aanzetten. Maar keer op keer werd de vlag door opstandige Maori neergehaald. Een wandeling naar de heuvel waarop de vlaggenmast stond, is de moeite waard. Daar kun je lezen hoe onhandig de Britse autoriteiten meenden orde en gezag te kunnen afdwingen en hoe vaak de vlaggenmast is omgehaald. Maar bovenal is het uitzicht over de Bay of Islands de moeite waard.

Het woonhuis van de Maori-leider uit die tijd staat nog in Russell. Hij ligt begraven in de nabijgelegen Christ’s Church, de oudste kerk van Nieuw-Zeeland. Dat is aan het gebouw niet af te zien. De kerk staat er strak geverfd bij. Er zijn kogelgaten zichtbaar, de stille getuigen van de felle gevechten die er zijn gevoerd. Het dorpje kent ook een klein museum met een kleine replica van het schip The Endeavour, waarmee James Cook Nieuw-Zeeland en ook Russell heeft aangedaan.

In Russell staat ook de missiepost Pompallier House, vernoemd naar de eerste katholieke bisschop in de Zuidwest-Pacific, de Fransman Jean Pompallier (1801–1871). Hij vestigde in 1838 de eerste katholieke missiepost in Nieuw-Zeeland. In het huis werden destijds de geschriften gedrukt waarmee de katholieken zieltjes wilden winnen in Nieuw-Zeeland. Het kleine museum en de tuin zijn te bezichtigen. Er is een toeristenbureau dat folders heeft voor drie wandelingen door het dorp.

RUSSELL MUSEUM. 2 York Street, tel. 09 4037701. Geopend: dag. 10–16, in jan. tot 17 uur. Toegang: 5 NZ$.

POMPALLIER HOUSE. The Strand, tel. 09 4039015, www.historic.org.nz/Pompallier/pompallier_index.html. Geopend: dag. 10–12.30, 13.30– 16.30 uur.

VOETVEER. Paihia en Russell. Er zijn drie maatschappijen. De laatste boot gaat in de zomer om 22 uur van Russell terug naar Paihia. Retour: 18 NZ$. Tussen Okiata (5 km ten zuiden van Paihia) en Opua (7 km van Russell) vaart om de tien minuten een autoveer met plaats voor acht auto’s, en zo is Russell ook per auto bereikbaar.

Naar het noorden en terug

De tocht noordwaarts toont Nieuw-Zeeland op zijn best. Het is een verlaten streek, mooi groen en met zo nu en dan uitzicht op de Pacific. Vooral de kauri-bomen maken indruk in dit deel van het land.

Het eerste plaatsje dat de moeite waard is heet Kerikeri. Hier zijn de twee oudste Europese gebouwen van Nieuw-Zeeland te vinden. Het Kemp House dateert uit 1822. Het is een anglicaanse zendingspost. Van 1832 tot 1974 is het huis onafgebroken bewoond door de familie Kemp. Toen is het gebouw gekocht door de Historic Places Trust. Het geldt sindsdien als een belangwekkend nationaal monument. Het huis is te bezoeken, maar eerlijk gezegd is het interieur niet veel anders dan van al die talloze andere oude woonhuizen met kasten, bedden en een keuken. Het verhaal is vaak spannender dan het museum.

Naast het Kemp House staat de Stone Store, het oudste stenen gebouw van het land. Dit huis diende eerst als opslagplaats voor de zending. Later was het een levensmiddelenwinkel, tot het in 1976 op de monumentenlijst werd geplaatst.

Tot voor kort liep de kronkelige hoofdweg dwars door het stadje. De oude winkel staat in de binnenbocht van een haarspeldbocht en had erg te lijden van het voorbijrijdende verkeer. Dit was de reden een rondweg aan te leggen, waarvoor begin 2007 de eerste schop de grond inging. De toenmalige premier van het land Helen Clark vond dit zo belangrijk, dat ze het begin van de aanleg persoonlijk opluisterde. Als het doorgaande verkeer uit het dorp is geweerd, zal het historische karakter beter tot zijn recht komen.

Maori-dorp

Kerikeri is een waar toeristendorp geworden met een keur aan galeries en cafés. Tegenover de Stone Store is in 1969 een redelijk accurate reconstructie gebouwd van een Maori-dorp van vóór de komst van de Europeanen. Dit Rewa’s Village biedt informatie over het leven van de Maori en de wijze waarop de planten worden gebruikt. Op tien minuten lopen is een fortdorp van de Maori te bekijken. Dit is een van de betere voorbeelden van hoe de Maori hun forten bouwden.

Door de baai van Kerikeri kan met een stoomboot een rondvaart worden gemaakt van één uur. Altijd leuk voor liefhebbers van oude boten. Reserveren verplicht.

Wandelen kan ook. Een uur stroomopwaarts langs de rivier ligt de Rainbow Falls, een spectaculaire waterval van ongeveer 30 m hoogte. Voor wie niet wil wandelen: de parkeerplaats aan het einde van de Rainbow Falls Road is op vijf minuten van de waterval.

KERIKERI MISSION STATION. 246 Kerikeri Rd, tel. 09 4079236. Geopend: nov.–apr. dag. 10–17, mei–okt. dag. 10–16 uur.

REWA’S VILLAGE. 1 Landing Road, Kerikeri, tel. 09 4076454. Geopend: nov.–apr. 9–17, mei–okt. 10–16 uur. Toegang: 2,50 NZ$, kind 1, familie 6. STEAMBOAT. Tel. 09 4079229, www.steamship.co.nz. Toegang: 30 NZ$, kind 15, familie 85.

Rainbow Warrior

Sla op de weg verder naar het noorden de afslag naar Matauri Bay niet over. Het is een toeristische omweg, die van de hoofdweg naar een Maori-nederzetting leidt aan het strand. De blik daarop stemt overigens niet al te vrolijk. Er staan veel oude caravans en wat oude auto’s op een strook bij de zee. Heel wat anders dan de versterkte dorpen waar ze vroeger woonden.

De meeste mensen die hier neerstrijken, zijn op weg naar het monument voor de aanslag op de Rainbow Warrior, het toenmalige vlaggenschip van Greenpeace ( pp. 7577).

Op een heuvel, uitkijkend over het strand, staat het monument. Het is niet gemakkelijk te vinden. Elk mogelijk belangwekkend dingetje wordt vanaf de hoofdweg in bruine borden aangegeven, maar het gedenkteken voor dit schip is kennelijk vergeten. Het wandelpad naar boven is ook al moeilijk te vinden, maar de baas van de supermarkt heeft al honderden keren uitgelegd hoe het monument is te bereiken. Achter de camping gaat een pad naar boven. Halverwege weet de wandelaar dat hij goed zit. Er staat een bord met richtingaanwijzers: Parijs 18.330 km, Mururoa 3675 km, Hua Atoll 4819 km, Rainbow Warrior 5,6 km. De ingewijde kent de betekenis van de cijfers. De Franse regering in Parijs deed in de jaren tachtig atoomproeven op Mururoa en Hua en de Rainbow Warrior leidde het protest daartegen.

Het monument is simpel: het is een stalen boog met kiezels erin. De boog symboliseert de regenboog, een teken dat op de boeg van de Rainbow Warrior stond. Daarachter staat de schroef van het onfortuinlijke schip. Een pijl wijst naar de plek 5 km verderop waar het schip in 1987 is afgezonken, alles in goed overleg met de Maori. Voor de mensen die zijn geïnteresseerd in Greenpeace en het milieu is de tocht hiernaartoe zeker de moeite waard. Het uitzicht op de heuvel is fraai, maar dat is op bijna elke heuveltop van dit land het geval.

Cable Bay

De hoofdweg slingert verder naar het noorden en passeert onder meer Cable Bay. Dit was een belangrijke plek omdat hier in 1902 de eerste telegraafkabel de zee inging die Nieuw-Zeeland verbond met de rest van de wereld. Nou ja, met Norfolk Island, Australië en Canada. Er stond een belangrijk telegraafkantoor, dat in 1912 naar Auckland verhuisde. De baai heet Doubtless Bay, omdat Cook in zijn journaal over dit gebied had geschreven dat het doubtless (naar alle waarschijnlijkheid) een baai was.

Cape Reinga

Dan volgt op ruim 300 km van Auckland een belangrijke T-splitsing. Mensen met veel tijd kunnen naar het noorden afslaan en op weg gaan naar Cape Reinga, het noordelijkste puntje van het land dat per weg te bereiken is. Aan de westkant van de weg ligt Ninety Mile Beach, een lange strook zand waarop witte golven beuken, met daarachter een duingebied. De duinen zijn soms bijna 150 m hoog, vooral in het noorden. Het lange zandstrand heeft wat van de kust tussen Hoek van Holland en Den Helder, maar de Nieuw-Zeelanders vinden het heel bijzonder. Hun stranden zijn veelal kort of van zwart zand. Ninety Mile Beach is toegankelijk voor auto’s en over een lang stuk te berijden bij laag water, maar enige handigheid is wel geboden. De meeste verhuurders sluiten het rijden met de auto over het strand overigens uit.

De strook zand is helemaal geen 90 mijl lang en het raadsel van de naam is nooit helemaal goed opgelost. De lengte is ongeveer 55 mijl of ruim 88 km (een landmijl is ruim 1600 m).

Aanslag Rainbow Warrior

In Nieuw-Zeeland gebeurt niet zo veel wat het buitenland graag wil weten. Het is een vredig en vriendelijk land zonder al te veel problemen. Groot was daarom de opwinding toen in 1985 het land het toneel werd van een daad van staatsterrorisme, waar zelfs de toenmalige Sovjet-Unie een puntje aan had kunnen zuigen.

Frankrijk wilde in de jaren tachtig atoomproeven doen bij de atollen Mururoa en Hua. Greenpeace had het schip de Rainbow Warrior gestuurd om daartegen te protesteren. Eerst had het schip geholpen bij de evacuatie van inwoners van de Marshalleilanden, die hun atol moesten verlaten als gevolg van Amerikaanse proeven in de jaren vijftig.

Het schip voer daarna naar Auckland om een protestvloot aan te voeren naar het testgebied. Op 10 juli, net voor middernacht, ontploften twee explosieven die aan de boeg waren bevestigd. Het schip zonk half. Van de twaalf opvarenden kwam de Portugese fotograaf Fernando Pereira om het leven. Hij verdronk toen hij zijn camera’s wilde redden.

Er volgde een grootscheeps onderzoek en met dank aan de geschokte bevolking werden op 12 juli, twee dagen na de aanslag, twee Zwitserse toeristen opgepakt. De twee bleken in opdracht te hebben gehandeld van de DGSE, de Franse Direction General de la Sécurité Extérieure, een soort buitenlandse veiligheidsdienst. Hun handlangers ontsnapten en bleven uit handen van de Nieuw-Zeelandse justitie.

Het tweetal werd veroordeeld voor doodslag en kreeg tien jaar. Maar tot een echt groot politiek schandaal leidde dit merkwaardig genoeg niet. In september 1985 gaf de socialistische premier Fabius toe dat de Franse geheime dienst het schip had laten zinken. Minister van Defensie Hernu trad af, het bewind van de socialist François Mitterrand had een zondebok nodig.

Frankrijk toonde zich in de nasleep van de affaire extreem arrogant. Het dreigde de export van Nieuw-Zeeland naar de EU te stoppen als de twee gearresteerde personen niet zouden vrijkomen. Nieuw-Zeeland kon nauwelijks op steun rekenen van landen als de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Het land besefte dat dit de tol was voor de beslissing het grondgebied uit te roepen tot een atoomvrije zone. Het aanmeren van marineboten met atoomwapens is in Nieuw-Zeelandse havens verboden.

De ruzie leidde in 1986 tot een overeenkomst. Het gearresteerde tweetal zou drie jaar van de straf uitzitten op de militaire basis Hao in de Pacific. Frankrijk betaalde Nieuw-Zeeland 13 miljoen NZ$ schadevergoeding. Het jaar daarop betaalde Frankrijk ook Greenpeace een schadevergoeding van ruim 8 miljoen Amerikaanse dollar. De twee spionnen waren na minder dan twee jaar al weer in Frankrijk. De een was zwanger geworden toen haar man in de gevangenis op bezoek was geweest en de ander had zogenaamd een medische behandeling nodig.

In 2005 lieten de Fransen wat meer los. De twee personen die de springlading hadden bevestigd zijn nooit berecht. Hun namen zijn

nooit onthuld. De twee veroordeelde spionnen waren verantwoordelijk voor de logistiek van de operatie.

De zaak speelt nog steeds in Frankrijk. In 2006 werd de naam van een van de staatsterroristen onthuld door de krant Le Parisien. Hij bleek de broer te zijn van Ségolène Royal, de vrouwelijke kandidaat van de Parti Socialiste die in 2007 de presidentsverkiezingen verloor van Nicolas Sarkozy.

De Rainbow Warrior was onherstelbaar beschadigd en werd in 1987 afgezonken in een baai in Noordland. Het schip moet dienen als een schuilplaats voor vis. Het wrak is nu vele jaren later bedekt met een dikke laag zeeanemonen. De masten van de Rainbow Warrior staan voor het museum in Dargaville, een stad op het Noordland.

Legende

Het strand speelt ook een rol in een Maori-legende. Een atleet zou naar de zuidkant van het strand zijn gehold op zoek naar zoete aardappels. Hij vulde zijn manden met aardappels uit de opslagplek van de stam die daar woonde. Toen zijn manden vol waren, moest hij als een speer terug, omdat hij op de hielen werd gezeten door de leden van de stam die de aardappels terug wilden hebben. Elk jaar wordt ter herinnering aan de Maori-hardloper een ultramarathon georganiseerd van 60 km.

De badplaatsen halen het niet bij die in Europa. Ahipara bijvoorbeeld, aan de zuidkant van het strand, heeft geen enkele charme. Sommige vakantiegangers vinden dat vaak wel weer leuk.

Kaap Reinga is strikt genomen niet het noordelijkste puntje van Nieuw-Zeeland, dat is de North Cape, zo’n 40 km naar het oosten. Hier is de plek waar de Pacific en de Tasmanzee elkaar ontmoeten en dat geeft een woest patroon van golven en zandbanken. In de Maoritraditie is dit de plek waar de geesten van de doden het land verlaten op weg naar het domein van de God van de dood.

De noordelijkste stad van Nieuw-Zeeland Kaitaia, het eindpunt van de bus uit Auckland, heeft weinig te bieden, behalve dan misschien het matig interessante Far North Regional Museum. Van hieruit zijn ook dagtochten te boeken naar Kaap Reinga (www.sandsafaris.co.nz). Reken op 60 NZ$ voor een tocht die bijna de hele dag duurt.

Hokianga Harbour

De Twin Ocean Discovery Route buigt weer af naar het zuiden en volgt niet de hoofdweg, maar kiest voor een mooie, wat smallere weg in de richting van Kohukohu. Op naar het plaatsje met de dubbele naam aan de prachtige grootste natuurlijke haven van Nieuw-Zeeland: Hokianga Harbour. Hier staat een verzameling historische gebouwen die stoppen de moeite waard maken. Veel gebouwen die op zichzelf niet zo bijzonder zijn, hebben de tand des tijds overleefd en geven het dorpje een geheel andere sfeer dan de meeste, veelal saaie Nieuw-Zeelandse stadjes.

4 km verderop is de aanlegplaats voor de ferry naar Rawene (elk uur; hele uur van noord naar zuid, halfuur omgekeerd, auto met twee inzittenden 16 NZ$). Rawene is zo’n aardig dorpje, waar het goed doorheen wandelen is.

Hokianga Harbour, een ondergelopen riviervallei, speelt in de geschiedenis van Nieuw-Zeeland een belangrijke rol. Hier zou Kupe met zijn kano al in 925 Nieuw-Zeeland hebben bereikt. Volgens de legende zou hij later terugkomen om zich er definitief te vestigen. De ingang van de haven bij de zee wordt gemarkeerd door een enorm zandduin van vele tientallen meters hoog. Wie de duinen wil bezoeken, kan bij het toeristenbureau van Omapere aan de rand van de weg, maar aan de ‘verkeerde’ kant van de rivier, proberen een bootje te huren. Hier is ook een klein museum.

Kauri-boom

Maar wie in dit deel van het Noordland is gekomen, wil eigenlijk iets anders zien dan historische dorpjes en duinen. Deze streek is de plek waar enkele exemplaren van Nieuw-Zeelands grootste boom gespaard zijn gebleven: de kauri. Dit is de op een na grootste boom ter wereld, na de Californische redwood.

De hoofdweg slingert zich door het Waipoua Forest, waar enige woudreuzen de houthonger van de Europeanen hebben weten te weerstaan. Het zijn gigantische bomen die het nodige ontzag verdienen. De kaarsrechte stammen tillen de kroon hoog boven de aarde op. Veel van de bijzondere bomen zijn via korte wandelingen vanaf parkeerplaatsen langs de hoofdweg te bezichtigen.

Er is een kort verhaal over de kauri. Een verhaal dat de geschiedenis van het land en het lot van de boom treffend weergeeft: ‘Hier sta ik, hoog op een bergkam in Noordland. Hier heb ik meer dan 1500 jaar gestaan. Ik ben kauri, de reuzenboom van het noordelijk deel van Nieuw-Zeeland, een levende schakel met het tijdperk van de dinosauriers. In mijn eigen leven heb ik het landschap zien veranderen. Ik was al een volwassen boom toen de eerste mensen hier aanmeerden in hun zeekano's, voorouders van de Maori. Honderden jaren later zag ik de Europeanen, eerst op zoek naar hout, toen naar land. De 150 jaar daarna was ik getuige van het vellen van de bossen om me heen en het land dat werd gereedgemaakt voor landbouw. Ik ben een van de weinige oude kauri die gespaard zijn gebleven. Het verhaal van Noordland is mijn verhaal.’

Ca. 50 miljoen jaar geleden domineerde het bos met kauri-bomen het Noordland. Er waren ijstijden, zeespiegelrijzingen en -dalingen, vulkanisme, branden door bliksem en tsunami’s, maar die kon de soort zonder al te veel moeite weerstaan.

Ook de komst van de Maori was zo’n probleem niet. Ze pakten zo nu en dan een boom en maakten er een kano van die jaren meeging. Ze wonnen ook wat hars om licht te hebben bij de jacht, maar dat was het dan. De grootste bomen mochten niet eens door gewone stervelingen worden benaderd, die eer was voorbehouden aan priesters. De bomen waren dus goed beschermd.

Dat veranderde met de komst van de Europeanen. Ze hadden hout nodig voor hun schepen en voor de industrie in het moederland. Ze oogstten het hars. Jonge bomen kregen geen kans om op te groeien. Het geluid van bijlen en zagen verstoorde de stilte bijna dag in dag uit.

In nog geen 100 jaar waren de bossen weg. Noordland was een landbouwgebied geworden. Ca. 1 tot 3 procent van het oorspronkelijke bosgebied heeft de kaalslag overleefd. Pas zo’n 50 jaar worden de bomen beschermd en is het kappen gestopt. Alleen Maori mogen zo nu en dan een boom uitzoeken voor de bouw van een kano, maar daar blijft het bij.

Het hoogtepunt van een bezoek aan de regio is oog in oog te staan met de kauri. De grootste van deze woudreuzen (niet de hoogste, die staat in een bos elders in Noordland) heet Tane Mahuta (heer van het bos). Deze boom heeft 244 m3 hout, een hoogte van ruim 51 m en een diameter aan de grond van bijna 14 m. Het pad is eenvoudig, veelal op houten vlonders om de wortels van de bomen te beschermen. Er is een uitkijkplateau gemaakt om naar de boom te kijken.

Bij een tweede parkeerplaats, iets ten zuiden van Tane Mahuta, zijn andere korte wandelingen naar opvallende bomen. Zoals de Four Sisters, een boom die zich laag bij de grond in vieren vertakt en de Te Matua Ngahere (vader van het bos), de dikste boom van het bos met een omtrek van ruim 16 m. Naar deze bomen is het ongeveer een halfuurtje wandelen vanaf de parkeerplaats.

De hoogste kauri (53 m) staat niet hier, maar in het Puketi and Omahuta Forest. Dat bos ligt niet aan de Twin Coast Discovery Highway, maar aan de SH1, naar het noorden. Ook daar zijn wandelingen uitgezet om van de woudreuzen te genieten.

Dargaville

De hele regio pikt een graantje mee van de bijzondere boom. Er zijn talrijke bezienswaardigheden die met het hout te maken hebben, zoals een wandeling door het regenbos, een fabriek met koekoeksklokken, historische gebouwen gemaakt van kauri-hout en een tentoonstelling over het hars van de kauri. Bijna te veel om op te noemen.

Een aanrader is het Kauri Museum, dat om onduidelijke redenen niet is gevestigd bij het belangrijkste reservaat, maar bijna 100 km naar het zuiden langs de SH12. Het museum is een goede keuze voor de reiziger met beperkte tijd. In een soort openluchtmuseum uit 1962, dat jaarlijks bijna 100.000 bezoekers trekt, wordt alles verteld over de boom, het hout en het hars. Er zijn wat historische gebouwen gemaakt uit kauri-hout, er is een grote tentoonstelling over kunstvoorwerpen die zijn gemaakt van gefossiliseerd hars (ook wel copal genoemd). Het lijkt op barnsteen, maar het is iets jonger en iets minder hard. Ook zijn er houtsnijwerken en meubelstukken te zien van kauri-hout. En er is een zagerij gebouwd, die elke woensdag in vol bedrijf is. Over de kaalslag door de Europeanen wordt met weinig woorden gerept; er wordt eigenlijk alleen uitgelegd hoe veelzijdig het bijzondere hout van de boom is.

50 km ten zuidoosten van het museum ligt het levendige stadje Dargaville. Dat heeft als toeristische attractie een museumpje over de geschiedenis van de streek. Voor het museum zijn de twee masten van de Rainbow Warrior neergezet. Niet te missen dus.

KAURI MUSEUM. 5 Church Road, Matakohe, tel. 09 4317417, www.kauri-museum.com. Geopend: dag. 9–17 uur. Toegang: 15 NZ$, kind 3, familie 30.

DARGAVILLE MUSEUM. Harding Park, Dargaville, tel 09 4397555, www.dargavillemuseum.co.nz. Geopend: zomer dag. 9–17 uur, winter 9–16 uur.