Van Abel Tasman Park naar gletsjers

9


De veerponten van het Noordereiland leggen allemaal aan in het nietige stadje Picton, een groot verschil met het kosmopolitische Wellington. Voor velen zal hier de ontdekking van het Zuidereiland beginnen, een deel van Nieuw-Zeeland dat niet valt te vergelijken met het zusje aan de andere kant van de Cook Strait.

Het Zuidereiland is meer van de leegte. Van de ruim vier miljoen Nieuw-Zeelanders woont iets minder dan een kwart op het grootste van de twee eilanden. Het is er dus vooral leeg, zeker omdat bijna de helft van de inwoners in en rond de hoofdstad Christchurch woont. Verder zijn er prachtige bergen, waar de Alpen een puntje aan kunnen zuigen met alles erop en eraan: gletsjers, altijd besneeuwde toppen, fjorden – wat wil je nog meer. Vulkanisme is hier zo goed als afwezig. De vulkanen waren ook hier actief, maar dat is lang, heel lang geleden.

Noorden van het zuiden

Wie in Picton aan de reis begint, moet kiezen het eiland via de westkust of de oostkust te verkennen. Dit hoofdstuk beschrijft de populaire route langs de noord- en westkust, hoofdstuk 12 gaat in op de route langs de oostkust. Met de bus valt dit gebied goed te doen. Vanuit Picton gaat drie keer per dag een bus naar Nelson (2,5 uur). Vanuit Nelson is er een dagelijkse bus naar Fox Glacier (ruim 10 uur).

Picton

Dit slaperige dorpje van 3000 inwoners ligt aan het puntje van de Queen Charlotte Sound, vernoemd naar de vrouw van de Engelse koning George III. Dit is geen fjord (een door een gletsjer uitgesleten en later onder water gelopen dal), maar een ondergelopen rivierdal. De wanden van de sound zijn veel minder steil dan van een fjord.

Picton is niet zo’n duf plaatsje waar niks gebeurt. Met de aankomst en het vertrek van de veerboot leeft het dorpje op. Omdat er nogal wat veerboten vertrekken, is het er altijd lekker druk, maar er is niet veel te zien in het plaatsje zelf. Vooruit dan, er is een museum aan de haven. En er zijn kajaks en boten te huur om te gaan varen in de prachtige baai. In dit plaatsje begint het Queen Charlotte-pad, een ruim 70 km lang wandelpad langs de baai.

De schitterende noordkant van het eiland lonkt. Een mooie route is de kustweg naar het plaatsje Havelock. Deze 40 km lange weg heet de Queen Charlotte Drive. De weg is bochtig maar zeer de moeite waard; neem de tijd.

Het eerste grotere plaatsje op de route is Havelock, rustig en slaperig. Het enige bijzondere is de oude school, nu jeugdherberg. Het is een mooi houten gebouw; men vermeldt trots dat de beroemde atoomgeleerde Ernest Rutherford hier naar school ging.

In Havelock gaat de weg als SH6 verder naar Nelson, de grootste plaats in het noorden en een populair punt om het Abel Tasman National Park te bezoeken.

Nelson

Iets voor de stad Nelson ligt een enorme golfbreker in zee van een kilometer of twaalf. Het is de langste natuurlijke dam ter wereld. In de jaren zestig is de dam doorbroken om de haven van de stad beter bereikbaar te maken. De vuurtoren, het oudste gebouw van Nelson, stond aan de kust van Bath in Engeland en is in delen naar Nieuw-Zeeland verscheept om in 1862 te gaan branden. De vuurtoren is sinds 1982 niet meer in gebruik, omdat het licht van Nelson de vuurtoren moeilijk zichtbaar maakte. Het gebouw staat op de monumentenlijst.

De stad Nelson zelf (50.000 inwoners met zusterstad Richmond) is groot voor Nieuw-Zeelandse begrippen. Het is een populaire badplaats, gezegend met veel uren zon omdat het in de regenschaduw ligt van de bergen van het Kahurangi National Park. De stad biedt voldoende vermaak met zijn restaurants en cafés in het centrum.

f0164-01

Noorden en westen van het Zuidereiland
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Centrum van Nieuw-Zeeland

Bij dit stadje ligt ook een parkje dat het ‘centrum van Nieuw-Zeeland’ zou zijn. Het geografische hart van het land laat zich lastig vaststellen, en volgens de geografen die streng in de leer zijn klopt het ook niet precies. Er staat in ieder geval een klein monument en de bezoeker heeft een mooi uitzicht over stad en baai. De wandeling naar het ‘centrum van Nieuw-Zeeland’ begint in het Botanic Reserve. Voor de sportgekke Nieuw-Zeelanders is dat bijna een heilige plaats. Hier werd namelijk in 1870 de eerste officiële rugbywedstrijd van het land gespeeld.

Nelson heeft wat oude gebouwen, maar het houdt niet over. Raar, want Nelson is de op een na oudste stad van Nieuw-Zeeland. Het opvallendste gebouw is de kathedraal in het hartje van de stad, gebouwd van wit marmer. Het is de derde kerk die hier is gebouwd, voltooid in 1965.

Liefhebbers van oude huizen kunnen terecht in het Broadgreen House, een victoriaanse villa uit 1855, waarin slechts twee families hebben gewoond totdat de gemeente het in 1965 opkocht. Het is nu een museumpje en vooral de keuken is bijzonder met zijn uitgebreide verzameling kookgerei. De South Street in het centrum is een doodlopende weg, die sinds de bouw van de huizen in 1860 nauwelijks is veranderd. Veel van de huisjes in de straat zijn voor een vakantieverblijf te huur.

Nelson heeft een museum, waarin iets over de Maori uit de streek wordt verteld en over de kolonisatie van het gebied door de Europeanen. In de stad staat ook het enige monument van Abel Tasman, de Nederlander die als eerste Europeaan Nieuw-Zeeland in het vizier kreeg.

World of Wearable art

Heel modern is een museum tussen Nelson en Richmond, waar kleding en auto’s op een theatrale manier worden tentoongesteld. Je zou het niet op deze plaats in de wereld verwachten. In Nelson ontstond het initiatief om het ontwerp van kleding onder de aandacht te brengen van een groter publiek. Meestal wordt kleding gepresenteerd in een modeshow, maar zoiets is nogal saai. In Nelson gebeurt dat met een show van muziek, theater en dans.

Elk jaar sturen modeontwerpers werk in, waaruit wordt gekozen. Dit concept gaat door het leven als wow, ofwel the World of Wearable Art. Laten we zeggen: de wereld van draagbare kunst. Sinds 2001 is er een museum waar de kleding in een permanente tentoonstelling wordt geëxposeerd. In hetzelfde gebouw worden ook 50 klassieke auto’s getoond op een manier die zelfs autohaters kan boeien. En elke zes maanden wisselt de collectie, dus wie toevallig twee keer in Nelson komt, hoeft zich niet te vervelen.

BROADGREEN HOUSE. 276 Nayland Rd. Geopend: dag. 10.30–16.30 uur. Toegang: 3 NZ$, kind 0,50, familie 7.

THE NELSON PROVINCIAL MUSEUM. Hoek Hardy & Trafalgar Str, tel. 03 5489588, www.museumnp.org.nz. Geopend: dag. 10–17, za. en zo. tot 16.30 uur.

WORLD OF WEARABLE ART AND CLASSIC CAR MUSEUM. 95 Quarantine Road, Annesbrook, Nelson, tel. 03 5474573, www.wowcars.co.nz. Geopend: dag. 10–17 uur. Toegang: 18 NZ$, kind 7, familie 44.

Omdat het zo’n zonnige plaats is, zijn de stranden van het stadje bijzonder populair. Een topstrand, leuk voor kinderen, is Tahunanui Beach, een zandstrand binnen de stadsgrenzen met alle vermaak en jolijt, zoals minigolf, skateboarden, tennis en glijbanen. Het strand is erg veilig.

Abel Tasman National Park

Niet ver van Nelson ligt het Abel Tasman National Park, een van Nieuw-Zeelands drukbezochte parken en tegelijk ook het kleinste. Het park ligt aan de SH60, die door een welvarend tuinbouwgebied voert, op zo’n 40 km van Richmond. De populairste toegangsplaats is Marahau, aan de zuidkant van het park.

Het Abel Tasman National Park is populair door het onovertroffen kustlandschap van granieten rotsen en de combinatie van helder water en witte stranden. Het wandelpad langs de kust, de Abel Tasman Coastal Track, behoort tot de populairste meerdaagse wandelingen van Nieuw-Zeeland. De 51 km zijn in drie tot vijf dagen te doen. Er zijn campings en hutten voor de nacht. Reserveren voor overnachting is verplicht. Dat kan op de website van het Department of Conservation (www.doc.govt.nz). Een hut kost in het hoogseizoen 25 NZ$ per nacht, een kampeerplek 10, in de winter minder. Dagwandelaars die alleen een stukje doen, hoeven zich niet te registreren. Sommige delen van het pad zijn alleen bij laagwater te betreden, dus een getijdentabel is geen overbodige luxe voor deze tocht.

Het gebied kan ook via het water worden verkend. Er varen vanuit Marahau watertaxi’s naar elk willekeurig punt in het park. Een leuke mogelijkheid voor een forse dagtocht is een boottocht naar Bark Bay (20 km), Torrent Bay (13 km) of Anchorage (11 km) en dan terugwandelen naar Marahau. De boot vaart langs een zeehondenkolonie. Er zijn meerdere maatschappijen die de boottocht aanbieden met meerdere afvaarten per dag. Reken op ongeveer 25 tot 30 NZ$ enkele reis (kind half geld).

Zeekajakken

Marahau is ook bekend om de talrijke excursies per zeekajak. Zelfs zonder ervaring is het water van de Tasman Bay eenvoudig te bevaren met zo’n kajak. Het is een rustige en milieuvriendelijke manier om van het park te genieten. Er zijn kajaks te huur, als je wilt voor meerdere dagen. Maar er zijn ook excursies met een gids die instructies geeft over navigeren met de zeekajak. Moeilijk is het niet. Veelal is het IJsselmeer ruwer.

De excursie doet een strandje aan en vaart langs het beroemde beeldmerk van het park, de Split Apple Rock, een gigantische granieten ronde kei die als het ware door een bliksemschicht in tweeën is gespleten. Er zijn meerdere bedrijven die de kajaktochten aanbieden, dus het is verstandig even rond te kijken. Soms is het bedrag inclusief de transfer van hotel of camping in Nelson naar Marahau. Een dag op zee met gids kost vanaf 100 NZ$ per persoon en is zonder meer een van de leukere attracties van Nieuw-Zeeland. Doen! Kijk op www.seakayak.co.nz.

Golden Bay

De SH60 gaat verder naar het noorden en is de moeite waard. De bergweg, de Takaka Hill Road, gaat naar een pas van bijna 800 m. Het gebergte is hier voor Nieuw-Zeelandse begrippen stokoud. De weg voert door hard kalksteen van 450 miljoen jaar oud, dat wordt gewonnen in groeves. Onder andere de kathedraal in Nelson en het regeringsgebouw in Wellington zijn met marmer van deze berg gebouwd. In dit gebied zijn veel karstverschijnselen. Het kalksteen lost gemakkelijk op in water, zodat er grotten en dergelijke ontstaan.

Schacht

De weg is geheel geasfalteerd en niet bijzonder moeilijk om te rijden. Er zijn uitzichtpunten en een plek waar een rivier in de grond verdwijnt. Neem de tijd voor deze weg. Er is ook een 160 m diepe verticale schacht te zien, maar deze ligt op het einde van een 10 km lange onverharde weg en dan nog een wandeling van 1,5 uur heen- -en-weer. Het verhaal is spannender dan wat je ziet. De diepe schacht is vanaf de buitenkant niet te bewonderen. De schacht komt uit in een grot. Bij de top zijn ook onder begeleiding grotten te bezoeken (Ngarua Caves, dag. 10–18 uur, behalve vr.; 6 NZ$). In de grotten zijn de skeletten gevonden van uitgestorven Nieuw-Zeelandse vogels, zoals een moa. Die is tentoongesteld.

De weg daalt af naar de Golden Bay, die in de Europese ontdekking van Nieuw-Zeeland een belangrijke rol heeft gespeeld. Het was hier dat de Groningse ontdekker Abel Tasman in 1642 in contact kwam met de Maori-bevolking, een ontmoeting die verkeerd afliep en eindigde in de dood van enkele Nederlanders (p. 14). Tasman noemde de baai daarom Moordenaers Baai, een naam die later werd veranderd in het wat vriendelijker klinkende Golden Bay.

Takaka

Het belangrijkste stadje is Takaka (1200 inwoners). Vanuit Takaka is de noordelijke toegangsplaats van het Abel Tasman National Park, Tarakohe, te bereiken. Wie deze route volgt, kan een monument ter nagedachtenis aan de Groningse ontdekkingsreiziger vinden. Er loopt een wandelpad vanaf een parkeerplaats naar een witte betonnen pilaar op een mooi uitzichtpunt over de Golden Bay. Hier eindigt of begint het wandelpad door het park.

De andere mogelijkheid is om vanuit Takaka verder te gaan naar Cape Farewell, 50 km verder, het noordelijkste puntje van het Zuidereiland. In Puponga, een vlekje op de kaart, ligt een informatiecentrum over het gebied (dicht van juni tot augustus). Hier steekt de Farewell Spit, een zandtong 30 km, ver in zee. Het is een belangrijk gebied voor trekvogels, zelfs soorten uit Siberië zijn hier soms te gast. Je kunt een georganiseerde tocht maken naar de vuurtoren en het uiteinde van de Farewell Spit. Hier zit een kolonie jan-van-genten.

Kahurangi National Park

Aan de westkant van de SH60 ligt een van Nieuw-Zeelands nieuwste nationale parken, het enorme Kahurangi National Park. Het is eind jaren negentig ingesteld en is nauwelijks met een gemotoriseerd voertuig te bezoeken. Er lopen geen autowegen door het park, je kunt er alleen wandelen, wandelen en nog eens wandelen in een absoluut ruig en verlaten gebied. Dat kan vanaf de wegen die naar het park leiden. Die wegen eindigen bij parkeerplaatsen en meestal een kantoor van het ministerie van Natuurbescherming. Het park heeft de Heaphy Track, een populaire meerdaagse wandeling. In het park zijn talrijke eenvoudige hutten en kampeerplaatsen. Op een plek die voor gewone stervelingen niet te bereiken is, zijn opnamen gemaakt voor Lord of the Rings.

Nelson Lakes National Park

De westkust van het Zuidereiland is alleen te bereiken vanuit Nelson over de SH6. Eerst is het nog druk in de plaatsjes rond Nelson, maar na Brightwater, de geboorteplaats van Ernest Rutherford (p. 224), wordt het rustig. In het plaatsje langs de hoofdweg is een protserig monument neergezet ter nagedachtenis aan de atoomgeleerde.

Het landschap is leeg en woest. Behalve overweldigende natuur is er weinig te zien, maar dat hoeft gelukkig ook niet. Ca. 80 km na Nelson is er een splitsing. De SH63 gaat naar Blenheim aan de oostkust (p. 217). Na 26 km kom je bij St Arnaud, van waaruit het Nelson Lakes National Park kan worden bezocht, het derde nationale park in deze regio. Het hart hiervan zijn twee grote glaciale meren, gevormd door enorme gletsjers die vanuit de Alpen tot hier reikten. In St Arnaud is het bezoekerscentrum met informatie over het gebied. Over de twee meren zijn boottochten te maken.

Westkust

Wie naar de westkust wil, moet op de SH6 blijven die hier door het dal van de Buller voert, een woeste bergrivier die bij Westport in zee uitmondt. Het enige belangrijke dorp is het mijnplaatsje Murchison, dat graag een graantje meepikt van de toerismeboom en zich profileert als de Whitewater-hoofdstad van Nieuw-Zeeland. Voor wat die titel waard is. Maar er komen in ieder geval vier woest stromende rivieren in de buurt van Murchison bij elkaar. Een tocht over zo’n rivier is een belevenis, maar alleen voor mensen die nat willen worden en tegen een stootje kunnen. Sensatie verzekerd. Het museum in de hoofdstraat van het stadje vertelt iets over de aardbeving in de regio, in 1929 (dag. 10–16 uur).

De hoofdroute gaat verder naar Westport, langs een hangbrug over de kloof van de rivier. Doen, let op bordje Swingbridge. Na de hangbrug komt de route door Lyell, ooit een levendig mijnplaatsje, nu geheel verlaten. Van de gebouwen is niets meer over, er staan alleen nog foto’s van hoe het vroeger was. En er is een begraafplaats.

Negeer bij Inagahua (museum over aardbeving in 1968) de SH69 en volg de spectaculaire route door de kloof van de Buller naar Westport, een relatief grote havenstad aan de westkust, de kust waar het bijna altijd regent.

Westport

Dit stadje van nog geen 4000 inwoners wordt alleen aangedaan om naar de beroemde pannenkoekenrotsen in het zuiden en de zeehondenkolonie bij Cape Foulwind te gaan. Veel biedt Westport ook niet, om eerlijk te zijn. Een art-decobankgebouw misschien en het onvermijdelijke museum (Coaltown Museum) over de geschiedenis van de regio. Het museum, gevestigd in een oude brouwerij, gaat over kolen, er is een nagebouwde mijnschacht (met geluidseffecten) en er zijn wat overblijfselen te zien van de kolenspoorlijn bij Denniston (zie onder).

Wie iets van die geschiedenis van de kolen wil zien, moet uit Westport naar het noorden over de SH67. Op ongeveer 25 km ligt daar het dorpje Denniston hoog in de bergen, een plaats waar kolen werden gewonnen die naar beneden moesten. Er is in 1879 een waarlijk technisch hoogstandje gebouwd: een soort spoorlijn die het hoogteverschil van 510 m overbrugt in ruim 1,5 km, onwaarschijnlijk steil dus (voor de liefhebber: de helling was ca. 30 procent, een hoek van 20 graden). Er kwam geen locomotief aan te pas, de kolenwagons vielen gewoon naar beneden, in toom gehouden door de machinist wiens enige taak het was de rem te bedienen. De lege wagons werden als contragewicht gebruikt en door de volle wagons naar boven getrokken. Door de liefhebbers van staal en wielen werd dit het achtste wereldwonder genoemd. Toegegeven, het was een knap staaltje werk.

In 1967 werd de spoorlijn gesloten, maar er kan nog langs het tracé worden gewandeld. Boven is nog het een en ander te zien van dit achtste wereldwonder. In het Coaltown Museum in Westport is een gespaard gebleven wagon te zien, die precies zo scheef staat als indertijd op de spoorlijn.

COALTOWN MUSEUM. Queen Street, Westport, tel. 03 7898204, www.geocities.com/coaltownnz. Geopend: dag. 9–16.30 uur. Toegang: 7 NZ$, kind 3, familie 18.

Mooiste korte wandeling

Wie de SH67 blijft volgen, komt langs Hector. Daar is de Charming Creek Walkway, volgens sommigen de mooiste korte wandeling (ca. drie uur, enkele reis, regel transport terug naar het begin). De tocht gaat over een spoortracé met tunnels en bruggen door een kloof met een woeste vegetatie en een waterval. Het water in de rivier is niet altijd even schoon als gevolg van alle activiteiten in het verleden.

Ongeveer 100 km na Westport eindigt de weg in Karamea, weer zo’n einde-van-de-wereldplaatsje. Het is een toegangsplek voor het Kahurangi National Park en het beginpunt van de vierdaagse Heaphy Track van ruim 80 km, dwars door het park naar de buurt van Collingwood in de Golden Bay (p. 168). Wandelliefhebbers die met de auto zijn, kunnen zich met de bus laten terugbrengen, een rit van ruim 450 km. Ten noorden van Karamea is een wandeling te maken naar natuurlijk gevormde bogen, waarvan de Oparara Arch de grootste van Nieuw-Zeeland zou zijn. Er is onenigheid of dit nu een echte boog is – strikt genomen ontstaat die door de wind – of een lange tunnel waar water doorheen stroomt. Zoiets heet dan een natural bridge. Maar spectaculair is het zonder meer.

Zeehonden

Het hoogtepunt van een bezoek aan Westport is de zeehondenkolonie bij Cape Foulwind (verraderlijke wind). Deze kaap ligt ruim 10 km buiten Westport aan de SH67a. Bij die kaap is een wandelpad aangelegd. Hier heeft de bezoeker een prachtige blik op de zeehonden die op de rotsen in de zon liggen (als die schijnt). Het is een vertederend gezicht. De zee is woest en de golven beuken op de kust. De zeehonden zijn er het hele jaar, ze hebben tussen december en maart jongen.

De zeehonden die hier leven zijn de zogenoemde pelsrobben, die destijds geliefd waren om hun vacht. Ze zijn iets bruiner en een slagje groter dan de zeehonden in de Noordzee.

Mijnstad Charleston

Na het uitwaaien gaat het terug naar de SH6. Dat hoeft niet via de hoofdweg, maar over de kleinere Wilsons Lead Rd die een prachtig uitzicht biedt op de bergen van het Zuidereiland. Het eerste grote stadje aan de SH6 is Charleston. En in dit gebied moet het er een keer van komen: een goudmijn van binnen zien. Het hele gebied heeft geprofiteerd van de vondst van het edele metaal en in Charleston is een mijn te bezoeken. Het stadje telde ooit 40.000 inwoners met 80 hotels en 3 brouwerijen. Nu is daar weinig van over.

Enige kilometers ten noorden van het stadje ligt Mitchell’s Gully goudmijn, waar tussen 1866 en 1914 zeven dagen per week 24 uur per dag naar goud werd gezocht. Later is de mijn nog in gebruik geweest tussen 1977 en 1998. Toen was het op. Er is een gang waar doorheen te wandelen is. Een zaklamp is altijd handig. Is dit leuk? Nou ja, in een gebied waar de geschiedenis is doordrenkt van mijnbouw wel. Maar na een keer heb je zoiets wel gezien.

Vanuit Charleston zijn ook typisch Nieuw-Zeelandse redelijk dure excursies te maken in het nabijgelegen Paparoa National Park. Met een boot de Nilecanyon in, waarna op een soort autoband op een ondergrondse rivier kan worden gedobberd (135 NZ$), of zelfs in een grot kan worden geklommen (270 NZ$). Er zijn ook treinreisjes (20 NZ$) of vaartochten (80 NZ$) door het gebied.

MITCHELL'S GULLY GOLD MINE. SH6, Charleston, www.mitchellsgully-goldmine.8m.com. Geopend: dag. 9–16 uur. Toegang: 5 NZ$, kind 1. UNDERWORLD ADVENTURES. Charleston, tel. 0800 116686, www.caverafting.com.

Pancake Rocks

Even buiten Charleston komt de route bij het Paparoa National Park, ingesteld in 1987. Hier is gepoogd het bijzondere kalklandschap te behoeden voor de mijnbouw. In het harde gesteente zijn diepe dalen uitgesleten. Het meest bezochte plaatsje is hier Punakaiki, dat een bezoekerscentrum heeft. Dit plaatsje dankt zijn faam aan de zogenoemde pannenkoekenrotsen. Er zijn dunne laagjes hard kalksteen afgezet die nog volmaakt horizontaal liggen en niet in de loop der tijd zijn geplooid en verkruimeld door geologische krachten. Tussen die harde lagen zitten laagjes van zacht materiaal die door weer en wind iets meer zijn aangetast. Hierdoor lijkt het inderdaad of er een dikke stapel pannenkoeken aan zee ligt. En ja, het lokale restaurant serveert natuurlijk pannenkoeken.

Minstens zo opvallend zijn de zogeheten blowholes, spuitgaten. Bij het juiste getij, wind en stroming van het water kan het water zich met geweld in de gaten persen en er vanboven met een enorme kracht uitspuiten. Het is maar afwachten hoe het is, de meeste kans is er met hoogwater en een stroming van het water uit het zuidwesten.

Deze bezienswaardigheden behoren tot de meest bezochte van Nieuw-Zeeland. Gratis, dus hordes toeristen komen erop af. Er is een rolstoelroute langs de pannenkoekenrotsen en overal staan hekken die moeten verhinderen dat kinderen in zee vallen. Het doet wat overgeorganiseerd aan.

Er valt meer te doen in het park dan alleen naar opspuitend water kijken. Zo gaan er een wandeling naar een grot met glimwormen en een wandeling over het Trumanpad naar een plek waar zich wel eens pinguïns ophouden (van augustus tot februari).

Greymouth en Hokitika

De SH6 blijft de kust volgen en bereikt na 45 km de plaats Greymouth. 5 km voor het stadje ligt het Madurodam van Nieuw-Zeeland: Little Earth Model Village. Altijd grappig, maar meer ook niet. Greymouth is de grootste stad aan de westkust van het Zuidereiland (9500 inwoners) en er is eigenlijk niet veel te zien. Er is een museum en de trein uit Christchurch keert hier ( hieronder).

Ongeveer 10 km ten zuiden van Greymouth aan de SH6 ligt Shantytown, een openluchtmuseum waar de blanke Nieuw-Zeelandse geschiedenis herleeft. Er rijdt een stoomtrein, er is een stadje nagebouwd uit 1860 vol met replica’s, er zijn winkeltjes en een heus postkantoor waar je ansichtkaarten kunt laten afstempelen. De Nieuw-Zeelanders doen nogal opgewonden over deze ‘topattractie’, voor kinderen is het leuk maar het is niet zo heel bijzonder.

SHANTYTOWN. Rutherglen Road, Paroa, Greymouth, tel. 03 7626634, www.shantytown.co.nz. Geopend: dag. 8.30–17, laatste trein om 16 uur. Toegang: 25 NZ$, kind 10.

Met de trein van oost naar west

Christchurch is dé plek om het Zuidereiland van oost naar west te doorkruisen. Dat kan met de auto via de SH73, the Great Alpine Highway. Meer bijzonder en romantischer is de tocht per trein. Elke dag om 8.15 uur vertrekt uit Christchurch de TranzAlpine, de speciale trein die via Arthur’s Pass naar Greymouth aan de westkust rijdt. De treinreis van vier uur en dertig minuten lijkt een hele zit. Maar dankzij de grote ramen in de comfortabele zitrijtuigen, het speciale panoramarijtuig en het café aan boord is de reis een genot voor de minder gehaaste reiziger en een absoluut summum voor de treinliefhebber. De TranzAlpine rijdt eerst over de vlakte van Canterbury. Daarna begint de klim. De trein slingert zich naar boven over spectaculaire bruggen en door donkere tunnels. Een van die tunnels is de Otiratunnel van ruim 8 km lang (8554 m). Bij de opening in 1923 was dit de langste tunnel van het Britse rijk, de langste tunnel van het zuidelijk halfrond en de op zes na langste tunnel ter wereld. Het is niet verbazingwekkend dat de Nieuw-Zeelanders buitengewoon trots waren op hun Otiratunnel. Aanvankelijk werden voor de tunnel elektrische locomotieven gebruikt. Maar toen een goed ventilatiesysteem voorhanden was gingen de Nieuw-Zeelandse spoorwegen over op diesellocs. Goedkoper en makkelijker.

Het uitzicht tijdens de treinreis is een aaneenschakeling van de mooiste foto’s uit de mooiste kleurenfolders over Nieuw-Zeeland. Via het omroepsysteem krijgen de passagiers de belangrijkste informatie over de plaatsen die de trein aandoet. Informatie die ook te vinden is in het boekje On the Trans-Alpine rail, dat in het café aan boord wordt verkocht. Het panoramarijtuig biedt de mogelijkheid om in de openlucht rond te kijken. De bulderende wind is een sensatie apart. De belangrijkste tussenstop is Arthur’s Pass, 197 km van Christchurch. Met zijn 737 m hoogte is dit het hoogst gelegen treinstation op het Zuidereiland. Het dorpje (50 inwoners) drijft op toeristen: er zijn meer motels, restaurants, bars en cafés dan woonhuizen. De pas is over de weg ongekend steil. Stijgingspercentages van 17 procent zijn niet ongewoon. De spaarzame fietsers die de moed hebben Arthur’s Pass per fiets te bedwingen, weten wat afzien is.

Na 231 km is het eindstation Greymouth bereikt. De stad aan de westkust is allesbehalve bijzonder. Gelukkig dat na een stop van een uur de TranzAlpine weer teruggaat naar Christchurch. En wie nu aan de andere kant van het raam gaat zitten, beleeft de treintocht als een nieuwe sensatie.

Bel voor reserveringen tel. 0800 872 467 (dag. van 7 tot 19 uur), v.a. het buitenland tel. 00 64 4 495 0775, www.tranzscenic.co.nz. Vertrek Christchurch 8.15, aankomst Greymouth 12.45. Vertrek Greymouth 13.45, aankomst Christchurch 18.05 uur. Retour 162 NZ$, kind 90.

Hokitika

De hoofdroute SH6 langs zee gaat richting Hokitika, beslist aardiger dan Greymouth. Voor Hokitika slaat de SH73 af richting Christchurch; voor mensen die haast hebben. De weg over de Arthur’s Pass, een van de hoogste van het land met net geen 1000 m, voert door een fraai alpine landschap. De weg omhoog is een architectonisch hoogstandje met tunnels en bruggen, maar wel erg steil en een hindernis voor fietsers. De pasweg voert dicht langs Lake Brunner bij de plaats Moana, een meer waar kan worden gevist en gewandeld.

Vlak voor de binnenkomst van Hokitika (4500 inwoners) voert de weg over twee rivieren; daar liggen nog de vroeger populaire spoorc.q. wegbruggen. Om de kosten te drukken gingen spoorlijn en weg over dezelfde fundamenten. De meeste van de bruggen zijn weg, maar hier zijn er nog twee, voor zolang het duurt. Er zijn plannen om ze te vervangen. De bruggen zijn smal en hebben een houten wegdek, wat niet iedere automobilist plezierig vindt.

De stad is bekend om zijn groensteen (greenstone, ook wel jade genoemd). De Arahura even ten noorden van de stad is een belangrijke vindplaats van deze steen. Het zijn mooi groen gekleurde stenen (door de aanwezigheid van het mineraal chloriet), waarvan edelstenen worden gemaakt. De steen was belangrijk in de Maori-cultuur. In de stad zijn veel winkels, waar mooi bewerkte greenstone kan worden gekocht, maar wees erop bedacht dat veel stenen van elders komen, zoals China of de VS. Vraag ernaar in de winkel. Made in New-Zealand is niet genoeg. Dan hoeft de steen alleen maar hier te zijn bewerkt. In Hamilton Street kun je proberen je eigen steen te bewerken bij Bonz ’n Stonz (tel. 0800 214 949, www.bonz-n-stonz.co.nz). Ervaring niet vereist. Kost iets minder dan 100 NZ$, afhankelijk van de grootte van de steen die je gaat bewerken.

En vergeet hier geen strandwandeling te maken. De hoeveelheid drijfhout op het strand is werkelijk ongelooflijk. Er komen hier veel rivieren uit in de zee die de bomen die ze onderweg meesleuren hier op het strand deponeren. In januari is er een jaarlijkse competitie wie het mooiste kunstwerk kan maken van al het hout op het strand.

En dan is er ook nog een minidierentuin met kiwi’s en wat vissen. De instelling gaat door het leven als Eco World en vooral de alen zijn bijzonder. De vissen worden heel oud en er zwemt een aal in een bak die al 220 jaar oud zou zijn. De vissen mogen worden gevoerd.

De gletsjers

De topattractie van de westkust is niet ver meer. De gletsjers wachten. Een goede 130 km verder aan de SH6 ligt het dorpje met de rare naam Franz-Josef en nog eens 23 km verder Fox, in het Westland National Park. Deze twee stadjes hebben hun naam te danken aan de indrukwekkende gletsjers die hier uit de Zuidelijke Alpen afdalen naar zee. Nergens in de wereld slagen gletsjers erin tot in een gematigd regenwoud vlak bij zee door te dringen. Het is een raar gezicht, zeker op een warme zomerdag, dat gletsjers zo dicht bij zee kunnen komen. Dat het hier gebeurt, komt door de korte afstand van 3000 m hoog naar zee. De hoogste berg van Nieuw-Zeeland, Mt Cook of Aoraki (3750 m) en de op een na hoogste Mt Tasman (3497 m), liggen hemelsbreed op een kilometer of twintig van de gletsjertong.

Het heeft niet zo veel zin om beide gletsjers te bezoeken; dat is twee keer hetzelfde. Beter is het de tijd te benutten om één gletsjer goed te doen. Welke? Het maakt niet veel uit, misschien is Fox toch iets mooier dan Franz Josef. De laatste is iets mondainer dan Fox, maar je komt voor het ijs.

Uiteraard zijn ook deze gletsjers de laatste 150 jaar gesmolten, net zoals overal in de wereld. Dat is te zien en wordt met foto’s duidelijk gemaakt. De laatste tien jaar gedragen de gletsjers zich op het zuidelijk halfrond iets anders dan op het noordelijke. Het smelten zou iets minder dramatisch zijn dan elders, maar daarover worden nog verhitte debatten gevoerd.

Opmerkelijk is dat deze gletsjers snel bewegen, soms wel tot een meter per dag. Om die reden is het gletsjerfront bijzonder gevaarlijk. Het knettert en krast, gesteente valt, ijs brokkelt af. De borden staan er niet voor niets.

Even wat namen en cijfers. De Franz-Josef is door de Duitse ontdekkingsreiziger Haast (er zijn een pas en een dorpje met zijn naam, 200 km naar het zuiden) vernoemd naar de Oostenrijkse keizer Franz-Joseph I (1830–1916). Het is een beetje idioot, zo’n Duitse naam in het Engelssprekende land. De Maori noemen de gletsjer niet erg praktisch Ka Roimata o Hinehukatere, de tranen van Hinehukatere. De Maori-vrouw Hinehukatere hield ervan de bergen te beklimmen en wilde dat haar geliefde Tuawe een keer meeging. Hij deed dat en een lawine doodde Tuawe. Hinehukatere was gebroken en haar vele, vele tranen bevroren tot een ijsrivier. Nu is die rivier ongeveer 12 km lang. De tong ligt slechts 19 km van zee. Vanaf de parkeerplaats is het ongeveer 1,5 uur heen-en-weer naar de gletsjertong.

Fox is vernoemd naar de toenmalige premier Sir William Fox, die in 1872 een bezoek aan de ijsmassa bracht. De Maori noemen deze Te Moeka o Tuawe (het graf van Tuawe). Deze gletsjer is iets langer en eindigt op ruim 10 km van zee. Het uiteinde van Fox is ongeveer een uur lopen heen-en-weer van de parkeerplaats.

Wandelen op ijs

Het leuke van deze gletsjers is dat je er als gewone toerist gemakkelijk op kunt, met gids weliswaar, maar die levert de uitrusting erbij. Er moet dan dus een toer worden geboekt en dat is in dit geval de moeite waard. Zonder gids is het wandelen op de gletsjer nogal hachelijk.

Er zijn twee soorten dagtochten. De tocht van een halve dag gaat bijna op aan het wandelen naar de gletsjertong en dan naar een punt aan de zijkant waar de gletsjer is te beklimmen. Er is dan hooguit een halfuurtje om echt op het ijs te lopen. Daarom is de dagtocht aan te bevelen, maar dan moet de conditie in orde zijn. Het verblijf op het ijs duurt dan veel langer en daar is het toch om te doen. De organisatie levert bergschoenen, sokken en stijgijzers om meer grip te hebben op de gladde ondergrond. Mensen met ervaring kunnen ook gaan ijsklimmen.

Het is een oerervaring om tussen de hoge bomen op het ijs te staan. Gletsjers elders in de wereld liggen immers in boomloze gebieden, hier contrasteert het wit fel met het groen, vooral op een mooie zonnige dag. Reken trouwens op slecht weer. Het regent hier meters per jaar, dus een regenjas is geen overbodige luxe.

De gletsjers worden tot op het bot uitgemolken. Voor de rijke, luie toeristen onder ons worden voortdurend helikoptervluchten uitgevoerd over het witte wonderland. Die landen ergens hoog op de gletsjer voor een korte wandeling. De inzittenden kunnen ook proberen met de ski's af te dalen. Voor de inzittenden vast een schitterend gezicht, voor de wandelaars beneden zijn de herrieschoppers irritant. Daarom is misschien een dag met veel lage bewolking toch de beste gelegenheid om de gletsjers te beklimmen. De vliegmachines blijven dan op hun basis en dan is er alleen het gekraak van het ijs dat de stilte verstoort.

Er is een keur aan organisaties die wandelingen organiseren. Even rondkijken wat de beste is, het aanbod verschilt nauwelijks. Een halve dagtocht kost ca. 100 NZ$, een hele dag 135–150 NZ$ en een tocht met de heli 380 NZ$.

Liefhebbers zonder geld kunnen altijd een wandeling maken over de paden die een mooi uitzicht bieden op de gletsjers. Het kantoor van het Westland National Park is bij Franz-Josef.

FRANZ-JOSEF GLACIER GUIDES. State Highway 6, Main Road Franz Josef Glacier, tel. 0800 484337, www.franzjosefglacier.com.

FOX GUIDES. State Higway 6, Main Road Franz Josef Glacier, tel. 0800 111600, www.foxguides.co.nz.

Haast

Na de gletsjers is het even gedaan met toeristische hoogtepunten. De SH6 gaat verder naar het zuiden, raakt soms de kust, maar voert meestal door het binnenland en verveelt nooit. Er zijn geen hoogtepunten, zo nu en dan zijn er uitzichtpunten of toegang tot het strand. Het is niet verstandig er te gaan liggen of te zwemmen. Het valt op bij mooi weer: het strand ziet er prachtig uit, maar er is niemand. Dat komt door de zandvliegen, nietige insecten die het leven in dit deel van de wereld tot een hel kunnen maken ( pp. 197198).

De zuidelijkste plaats aan de westkust is Haast, vernoemd naar de Duitse ontdekkingsreiziger. Er loopt een kleine weg naar Jackson Bay en dan houdt het op met bewoning in dit deel van de kust. Hieronder begint het Fiordland National Park (p. 193).

De hoofdroute gaat over de Haast Pass van 563 m naar Wanaka in Otago (p. 181). De weg volgt eerst de brede Haast, een mooi voorbeeld van een verwilderd rivierpatroon, waarbij het water door een breed bed naar zee stroomt en steeds andere geulen maakt. Aan de oostkant van de Zuidelijke Alpen vind je nog veel meer van dit soort rivierpatronen.

Onderweg zijn talrijke uitzichtpunten, watervallen, stukjes kloof en meertjes, stuk voor stuk juweeltjes. Dus neem de tijd voor dit traject. Na ruim 60 km is de pas van net geen 600 m gehaald, een van de laagste doorgangen in de Zuidelijke Alpen. Zo laag, dat deze pas zelden is gesloten vanwege sneeuwval.