|
|
|
|
Langs de Pacific Coast |
5 |
|
|
|
De kust van de Grote of Stille Oceaan is van een grote schoonheid. Het eindeloze blauw van het water raakt de ruige kust van het oostelijk deel van het Noordereiland. Er loopt een toeristische route langs de oostkust, de Pacific Coast Highway, grofweg van Auckland naar de wijnstad Napier, 700 km verder. De reiziger treft er een woeste kust, mooie bomen en een snufje vulkanen aan.
Nog redelijk onder de rook van Auckland ligt het schiereiland Coromandel. Het is erg geliefd bij de Nieuw-Zeelanders en is de eerste grote attractie aan de Pacific Coast Highway. Er is eigenlijk niks anders te zien dan een mooi rustig gebied met lieflijke plaatsjes. Vooral rond Kerstmis is het gebied bijzonder populair. De Nieuw-Zeelanders hebben dan vrij en kunnen hier de bloeiende pohutukawa-boom bewonderen. Deze boom met rode bloemen noemen de Nieuw-Zeelanders ‘de kerstboom’, maar dat is verwarrend. De kolonisten gebruikten de rode bloemen om hun huizen te versieren als vervanging van het in Engeland veelgebruikte hulst. De echte naam is afgeleid van het Maori en betekent zoiets als: doordrenkt door de mist.
De boom is goed aangepast aan zoute omstandigheden en was vroeger in veel plaatsen langs de kust van het Noordereiland te vinden. Op Coromandel komt hij het vaakst voor en staan de mooiste exemplaren. Dus een tocht rond Kerstmis door Coromandel mag niemand overslaan.
Coromandel/Whitianga is te bereiken met de bus. Naar Thames (twee uur verderop) gaan geregeld bussen, naar Coromandel (ruim een uur verder) twee per dag; een in de ochtend uit Auckland en een in de middag.
Thames
De verkenning van het schiereiland begint bij het plaatsje Thames (130 km van Auckland). Dit is een historisch stadje, waar de gevels in de hoofdstraat nog doen denken aan de 19de eeuw. Toen floreerde het stadje nog met 18.000 inwoners en 100 hotels. Deze drukte dankten de stad en het nabijgelegen Grahamstown aan de vondst van goud op Coromandel in 1852. Er zijn nu nog vier hotels over. Het stadje (7500 inwoners) telt verder vier musea, die allemaal iets vertellen over de mijnbouw. Het leukste zijn het Mineralogisch Museum en de Thames School of Mines. De school was van 1886 tot 1954 een school die opleidde tot mijnwerker. De klaslokalen zijn nauwelijks veranderd en de verzameling mineralen is de moeite waard. Verder zijn er het Historisch Museum en het Thames Museum of Technology.
THAMES SCHOOL OF MINES AND MINERALOGICAL MUSEUM.
101 Cochrane Street, Thames, tel. 07 8686277. Geopend: zomer 11–16,
winter 11–15 uur. Toegang: 3,50 NZ$, kind gratis.
Kustroute
De historische dorpjes (die op den duur allemaal op elkaar gaan lijken) zijn niet de belangrijkste reden om Coromandel te bezoeken. Dat is de schitterende kustroute (SH25), een van de mooiste van het land. Aan de ene kant heb je de steile bergketen van de Coromandel Range (de hoogste top is 845 m), aan de andere kant de Hauraki Golf met rustige stranden. De rivieren banen zich een weg van de hoge bergen naar zee, waarbij ze diepe ravijnen uitslijten.
De kustroute komt na ongeveer 55 km uit in het plaatsje Coromandel, een van de twee belangrijke nederzettingen op het schiereiland en een mooie plaats om de streek te verkennen. Vanuit Coromandel is de noordpunt van het schiereiland te bereiken over een deels onverharde weg langs mangrovebossen naar Coromandel Forest Park. Echt zo’n plek waar je je aan het einde van de wereld waant.
Coromandel (ruim 1600 inwoners) is niet veel meer dan het zoveelste Nieuw-Zeelandse stadje, maar dan wel een van de mooiere. De plaats kent veel historie, hoewel er veel nagebouwde huizen zijn naar voorbeelden van vroeger. Gelukkig zijn sommige gebouwen echt historisch, zoals het oude gerechtsgebouw uit 1873 (nu het informatiecentrum), de mijnschool uit 1898 (nu museum), de vestiging van de nationale bank (1874) en het huis van de ontdekker van het goud in de regio, Charles Ring, uit 1852.
In het stadje wonen veel mensen die het drukke stadsleven (ja, ook dat wordt zo ervaren in Nieuw-Zeeland) zijn ontvlucht. Coromandel wil graag een beetje alternatief zijn. Ruimte voor new age en zo. De stadse mens voelt zich er wel bij.
Whitianga
De route over het schiereiland gaat verder naar het grootste plaatsje van Coromandel: Whitianga, een badplaats aan de oostkant van de Bay of Plenty. De route door het gebergte is adembenemend en geeft een idee hoe reizen vroeger moet zijn geweest. De weg is pas sinds enige jaren in zijn geheel geasfalteerd en slingert door de Coromandel Range naar een pas (Whangapoua Hill) van 360 m, alvorens via een omweg in Whitianga aan te komen.
Deze route is al ruig, maar de echte avonturiers kunnen ook route 309 kiezen. Deze is onverhard en voert langs een waterval en een kleine plek met kauri-bomen. De weg is soms ongemeen steil en niet geschikt voor auto’s met aanhangers of chauffeurs met slappe knieën.
Whitianga (2300 inwoners) is een ongecompliceerde badplaats zonder bijzondere dingen anders dan een vissershaven en een strand. Hier wordt in augustus het jaarlijkse festival rond de culinaire lekkernij, de sint-jakobsschelp, gehouden. De baai heet Mercury Bay, door de ontdekkingsreiziger Cook zo genoemd omdat hij hier met behulp van de passage van de planeet Mercurius voor de zon precies kon vaststellen waar hij zich bevond. Een strand is naar Cook vernoemd. Dat deed hij zelf, toen hij er voet aan wal zette. Een steile rots in de buurt deed Cook denken aan een redenaar die Shakespeare declameerde, vandaar de naam Shakespeare Cliff. Er is een plaquette met een tekst over de befaamde Britse kapitein. Het stadje is ongecompliceerd, maar in de buurt liggen twee drukbezochte bezienswaardigheden van Nieuw-Zeeland.
Cathedral Cove
Aan de andere kant van de baai bij Whitianga, bereikbaar met een voetveer, ligt het plaatsje Hahei en het Te Whanganui-A-Hei Marine Reserve. Het omvat een stuk van de kust en het strand, omzoomd met pohutukawa-bomen, een schoolvoorbeeld zoals een strand op Coromandel eruit moet zien. Bij het strand ligt de drukbezochte Cathedral Cove. Dit is geen grot, maar een enorme, door de zee uitgesleten boog. Die is te voet te bereiken vanaf de parkeerplaats aan de westelijke kant van het strand via het Cathedral Cove Path, ca. 1,5 uur heen en terug.
In Gemstone Bay is een onderwaterpad uitgezet voor snorkelaars. Boeien geven aan waar onder water informatiepanelen zijn aangebracht, waar de snorkelaar wordt gewezen op de rijkdom onder water.
Aan de zuidkant van het strand van Hahei lag in de Maori-tijd een pa, een versterkte vesting. Het dorpje lag fantastisch op een plateau met aan drie kanten uitzicht over het water.
In de buurt van Hahei krijgt de bezoeker echt het idee in een vulkanisch actief gebied te zijn. Iets ten zuiden van het dorpje ligt het Hot Water Beach. Hier borrelt onophoudelijk warm water uit een ondergronds reservoir van oververhit water naar zee. Bij eb treedt het warme water op het strand naar buiten, bij vloed verdwijnt het in zee. Zo ongeveer twee uur voor en na laagwater verzamelen zich elke dag hordes bezoekers met schoppen die er kuilen graven om eigen en gratis heilzame badkuipen te maken.
Het graven is leuk, maar het kijken naar het spitten is al een attractie op zich. Het water dat naar boven komt, is warm, ca. 60 °C. Koelen dus met zeewater voordat het veilig dompelen is. De plaatselijke winkel verhuurt een schop, maar met de hand gaat het ook goed. Warm water komt in dit gebied op meer plekken naar buiten, maar juist de ligging op het strand maakt het tot een bijzondere attractie.
Hahei is vanuit Whitianga per auto lastig te bereiken. De ferry (dag. 7.30–23 uur) neemt alleen voetgangers en fietsers mee. In Whitianga worden fietsen verhuurd. De tocht naar boog, warmwaterstrand en terug is ongeveer 40 km. Informeer eerst naar de tijden van het laagwater, om de tocht te plannen. Wie met de auto wil, moet vanaf de hoofdweg SH25 richting Waihi om de baai rijden en dan na 26 km bij Whenuakite rechts afslaan.
Pauanui
De rondtocht door Coromandel is bijna voltooid. Weg SH25 gaat verder naar het zuiden en eindigt bij Waihi bij de SH2, de hoofdweg langs de oostkust. Voor Waihi ligt de badplaats Pauanui, het antwoord van Nieuw-Zeeland op het lukraak bouwen langs de kust. Veel badplaatsjes zijn niet meer dan toevallige samenraapsels van gebouwen en wegen en daarom niet altijd even mooi. Pauanui is vanaf 1970 gebouwd en met een visie ontworpen. Het stadje (in de winter 600 inwoners, in de zomer enige tienduizenden) heeft goede wandel- en fietspaden. Maar oordeel zelf of strakke planning mooier is dan de chaos. Vanaf Tairua aan de SH2 vaart in de zomer elk uur een ferry naar Pauanui.
De weg buigt na Whiritoa af naar het zuiden. Bij Waihi komt de SH25 uit op de SH2. Het mijnstadje is niet zo interessant, er is een museum over een goudmijn. In de buurt is de mooie Karangahake Gorge. Het leukste is om te wandelen over het verlaten spoortracé tussen Waihi en Paeroa, evenwijdig aan de SH2 richting Auckland. Het afwisselendste stuk van 7,5 km enkele reis ligt tussen Karangahake en het bezoekerscentrum van Waikino. Je wandelt door een spoortunnel, over een brug en door de steile kloof.
De volgende stad op de Pacific Coast Highway is Tauranga, met ruim 100.000 inwoners de negende stad van Nieuw-Zeeland. De op een na grootste havenstad van het land is de snelst groeiende stad van het land. Tauranga is de hoofdplaats aan de Bay of Plenty. De baai van overvloed kreeg zijn naam van kapitein James Cook, omdat hij het gebied erg vruchtbaar vond. De stad zelf heeft alleen een oude missiepost die de moeite waard is om te bezoeken. Voor het overige is het een stad zoals zovele in dit land, maar de levendige boulevard in het centrum, The Strand, is helemaal niet onaardig. De stad is populair bij renteniers, vanwege het zonnige klimaat en de relaxte leefstijl. Het zusterstadje Mount Maunganui is zoiets als het Zandvoort van Nieuw-Zeeland. Het is de populairste badplaats met een geweldig strand om te surfen en te zonnebaden. Aan de voet van de 231 m hoge heuvel bij Mount Maunganui ligt een zwembad – Hot Salt Water Pools – met warm, zout water. Het is een beetje vergane glorie, maar goed voor de spieren.
De SH2 volgt hier de uitlopers van de vulkanen en dit is ook de plaats waar een van Nieuw-Zeelands beroemdste exportproducten wordt gekweekt: de kiwi. Negentig procent van de Nieuw-Zeelandse kiwi’s komt uit dit gebied. Het landschap lijkt op één grote boomgaard, waar de landerijen zijn omzoomd met grote hagen om de felle wind buiten te houden. In het dorpje Te Puke is rond de groene, harige vrucht een heuse attractie gebouwd: Kiwi360. Het park is in handen van een Maori-stam. Er worden elke dag rondleidingen van ca. 45 minuten georganiseerd in kleine treintjes die door de boomgaard rijden. Het is een leuke onderbreking van de tocht door het gebied.
De wagentjes hebben iets van een kiwi, het is een mengeling van eenvoudig vermaak en informatie over het kweken van kiwi’s. Een schijfje kiwi is in de prijs inbegrepen. Er is een winkel waar andere kiwiproducten, zoals voor huidverzorging en zeep, te koop zijn.
Hot Salt
Water Pools. Tel. 07 5750868. Toegang: 9 NZ$.
KIWI360. Te Puke, tel. 07 5736340, www.kiwi360.com. Geopend: dag. 9–16 uur. Toegang: 23 NZ$, kind 10, familie 60.
Eastland
Na de kiwi’s zullen de meeste toeristen naar Rotorua gaan, de populairste toeristenbestemming van Nieuw-Zeeland, en de Pacific Coast Highway verlaten. Maar de SH2 gaat verder naar het oosten van het Noordereiland. Dit wordt de Eastland Region genoemd en is een nauwelijks bezocht gebied. Maar voor mensen met veel tijd is juist een tocht in dit gebied de moeite waard.
White Island
Het is een leeg gebied met een spectaculaire kustlijn, zonder al te veel opmerkelijke hoogtepunten op de weg, anders dan een voortdurend schitterend landschap.
Wie deze kant opgaat, heeft de mogelijkheid om Nieuw-Zeelands actiefste vulkaan te bezoeken. Althans, op dit moment. Dat kan morgen onjuist blijken te zijn als een dode vulkaan ergens in het land ontwaakt. White Island is de enige zeevulkaan van het land.
Bij het plaatsje Whakatane, 60 km na Te Puke, vertrekken boten naar White Island. Dat eiland ligt 50 km uit de kust en is het toneel van rokende gaten, borrelende modder, ontsnappende stoom en gassen die voortdurend in de lucht worden geblazen.
Het eiland kende een heuse industrie. In 1913 richtten de Canadezen er de White Island Sulphur Company Vancouver op voor de winning van zwavel. Het bedrijf was weinig gelukkig. Een jaar later doodde een hete modderstroom alle mensen die er aan het werk waren en vernietigde en passant de gebouwen. In 1923 werd een nieuwe fabriek gebouwd, maar de exploitatie stopte in 1933.
De vulkaan is nog steeds actief. De laatste grootste uitbarsting was in 2000. Meestal kondigen de erupties zich aan met aardschokken en dergelijke, zodat het wandelen op het eiland verantwoord is.
Vanuit Whakatane kan een dagexcursie naar White Island worden gemaakt. De overtocht duurt ongeveer 80 tot 90 minuten, afhankelijk van het weer. Onderweg krijgen de bezoekers uitleg over de helm en het gasmasker die nodig zijn om veilig naar de kratermond te wandelen. Het zicht op de rokende berg die steeds dichterbij komt, is werkelijk fantastisch. De boot kan niet aanleggen bij de steiger op het eiland, daarvoor zijn kleine opblaasboten nodig. De wandeling (ca. twee uur retour) onder leiding van een gids is niet bijster moeilijk, er wordt ook een bezoek gebracht aan de zwavelmijn. Het hoogtepunt is een kijkje in de krater. Denk niet aan de stank en de hitte, maar geniet. Zo gemakkelijk kom je niet in de ingewanden van een actieve vulkaan. Het kost een duit, maar je krijgt ook wat. Reserveren verplicht, net als stevig schoeisel.
WHITE ISLAND TOURS. 15 The Strand East,
Whakatane, tel. 0800 733529, www.whiteisland.co.nz. Geopend:
1 mrt.–1 nov. 9.15; 1–26 dec. 8 en 9.15; 11 jan.–28 feb. 9.15 en
10; 27 dec.–10 jan. 7, 9.15, 12.30 uur. Toegang: 175 NZ$ (inclusief
lunch).
Mmm, kiwi
Nieuw-Zeelanders noemen zichzelf graag Kiwi’s. Het woord wordt behalve voor de mensen ook gebruikt voor een vogel en, zoals iedereen wel weet, voor fruit. Het kiwi-fruit is een van de belangrijkste Nieuw-Zeelandse exportproducten, naast wol en zuivel.
De plant is niet afkomstig uit Nieuw-Zeeland, maar het land heeft de fruitsoort met succes gekaapt (net zoals Nederland met succes de tulp claimt, die afkomstig is uit Turkije). De kiwi groeit aan de Chinese kruisbes (Actinidia deliciosa) en was in China de nationale vrucht van de Volksrepubliek. Het Nieuw-Zeelandse hoofd van een meisjesschool in Wanganui bezocht China in het begin van de 20ste eeuw en nam wat zaden mee.
In 1910 brachten de planten hun eerste vruchten voort. Omdat de mensen vonden dat de vrucht smaakte naar kruisbessen, werd de plant de Chinese kruisbes genoemd. Plantkundig gezien onjuist, want de kiwi heeft niets te maken met kruisbessen, maar dit was begin 1900.
In de jaren veertig werd het fruit, rijk aan vitamine C, op commerciele schaal aangeplant en zo begon het aan de opmars in Nieuw-Zeeland. Eind jaren vijftig vonden de fruittelers dat de vrucht kon beginnen aan de verovering van de wereld. De naam Chinese kruisbes viel af, vanwege de koude oorlog en de angst voor het communisme. De telers dachten dat fruit onder die naam nooit populair kon worden in West-Europa of de Verenigde Staten. Zo ontstond het plan om het fruit te vernoemen naar de nationale vogel van Nieuw-Zeeland: de kiwi. De vrucht heet dus officieel kiwi-fruit, maar in de meeste landen, ook in Nederland, heet de groene harige vrucht gewoon kiwi.
In Nieuw-Zeeland leidt deze naam wel eens tot verwarring, omdat niet altijd duidelijk is of de vogel, de Nieuw-Zeelander of de vrucht wordt bedoeld. Het idee is om dit fruit in Nieuw-Zeeland voortaan te verhandelen als Zespri, een naam die is verzonnen door een marketingbureau. Onzin, die gekunstelde namen; een kiwi is gewoon een kiwi en als je goed luistert, kan er geen misverstand over bestaan wie of wat je bedoelt.
Nieuw-Zeeland heeft de vrucht grootgemaakt, maar het land is niet de grootste producent van kiwi’s. Dat is tegenwoordig Italië, gevolgd door Nieuw-Zeeland, Chili, Frankrijk en Griekenland. Hoewel de vrucht uit China komt, heeft dat land nog nooit de top tien gehaald.
Maori-kerngebied
Na Whakatane begint het lege Eastland en vooral na Opotiki (40 km na Whakatane) wordt de route schitterend. De SH2 gaat door het binnenland naar Napier, de SH35 blijft voorlopig de kust volgen. Aan de ene kant ligt het water van de Pacific, aan de andere kant zijn de Raukumara-bergen. Deze kustroute is mogelijk de mooiste ter wereld, al claimen meer stukken weg deze titel. In dit gebied leven naar verhouding veel Maori. De nederzettingen zijn rijk aan mooie Maori-gebouwen. Het gebied is zo afgelegen en leeg dat er geen openbaar vervoer is. De bus rijdt alleen van Opotiki (4000 inwoners) rechtstreeks naar Gisborne (een keer per dag, twee uur). Fiets of auto zijn de enige opties om dit gebied te verkennen. Er zijn weinig dorpjes, er is weinig accommodatie, dus maak een plan voordat je vertrekt.
Erg veel punten onderweg waar moet worden gestopt zijn er niet. Bezienswaardigheden en hoogtepunten zijn schaars. De route op zichzelf is schitterend. De weg passeert na 30 km de Motu-rivier, zo ongeveer de enige nog woest stromende rivier in Nieuw-Zeeland, die in zijn geheel wordt beschermd. Het is mogelijk om met een snelle boot over de rivier te varen (Jet Obat, tel. 07 3252735).
Na 70 km is het eerste grotere plaatsje Te Kaha met ca. 400 inwoners, van wie 70 procent Maori. Het plaatsje heeft een Maori-ontmoetingsplaats, waarvan vooral de ingang erg mooi is.
Ruim 30 km verderop staat de Raukokore anglicaanse kerk. Het kerkje uit 1894 staat er prachtig bij op een vlak stukje grond bij zee. Het witte gebouwtje met de grijze spits is niet te missen. Op het kleine kerkhof liggen twee Maori-vrouwen begraven die zich hebben ingezet om de traditionele leefwijze van de Maori in stand te houden.
Een bordje in de kerk verklaart waarom het zo sterk naar vis ruikt in de kerk. Het heeft te maken met een pinguïnkolonie die onder de houten vloer van de kerk leeft, of heeft geleefd.
Het volgende wat grotere plaatsje Te Araroa (600 inwoners) volgt na 50 km. Hier staat de grootste pohutukawa-boom (kerstboom) van Nieuw-Zeeland, die rond de kerst zo mooi rood bloeit. Hij is 20 m hoog en 40 m breed en staat bij de school in het dorp aan het strand. Hij zou 600 jaar oud zijn. Volgens het Maori-geloof is de boom heilig (tapu), dus klim er niet in.
Een zijweg (deels onverhard) voert naar het oostelijkste punt van het vasteland van Nieuw-Zeeland, waar de East Cape Lighthouse staat. Vanaf de parkeerplaats aan het einde van de weg is het nog een uur te voet heen en weer. De vuurtoren stond vanaf 1900 op een eiland in de buurt, maar de Maori waren het daar niet mee eens. Het gebouw gaf voortdurend problemen. In 1922 is het afgebroken en op deze plaats weer neergezet.
Dit is ver weg van alles. Je bent hier op ruim 178 graden oosterlengte. De internationale datumgrens ligt hier vlakbij, dit is een van de oostelijkste stukken land ter wereld, uitgezonderd Antarctica dan.
De route na Te Araroa wordt iets minder spectaculair. De weg buigt af naar het zuiden. Het gebied is droger, kaler en de oceaan blijft meestal buiten zicht. Het volgende plaatsje op de Pacific Coast Highway is Tikitiki, op 23 km. Daar staat een van de mooiste Maori-kerken in Nieuw-Zeeland. Het houtsnijwerk is schitterend. De kerk staat bij een versterkt Maori-dorp. De kerk is gebouwd ter nagedachtenis aan de Maori-strijders die in het Nieuw-Zeelandse leger meevochten op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog in Europa. De kerk is gratis te bezoeken, maar een gift wordt op prijs gesteld.
Gisborne
De weg slingert verder naar Gisborne langs talrijke kleine en nog kleinere nederzettingen. Bij Te Puia Springs (60 km na Tikitiki) is een warm bad; na weer 11 km volgt het badplaatsje Tokomaru Bay en na 36 km Tolaga Bay, dat een lange pier heeft die 600 m in zee steekt. Het zijn eenvoudige badplaatsjes in een vergeten stukje Nieuw-Zeeland. Vanaf het laatste plaatsje is het nog 50 km naar de belangrijkste stad van Oostland: Gisborne, met ruim 30.000 inwoners.
Dit is de plek waar James Cook eerst probeerde aan wal te komen in Nieuw-Zeeland. Het eerste contact in oktober 1779 was geen succes. Er werden wat schoten gelost en enige Maori verloren het leven. Cook verliet de baai, omdat hij niet vond wat hij wilde. Hij noemde de plek Poverty Bay. Zo armzalig is het er trouwens niet. Dit is een van de vruchtbaarste gebieden van Nieuw-Zeeland met veel aanplant van wijn.
Standbeelden James Cook
In het stadje met palmbomen langs de hoofdstraat trekken standbeelden van James Cook de aandacht. Een staat op Kaiti Hill, een 100 m hoge heuvel in de stad met mooi uitzicht over baai en stad. Het beeld staat hier sinds 1969, om te eren dat de Britse zeeman 200 jaar daarvoor op deze plek Nieuw-Zeeland had gezien. Zorgvuldig is de monumentencommissie niet te werk gegaan. Allereerst waren de Maori niet zo gelukkig met de plek van het beeld op de heuvel. Het is dan ook van de sokkel getrokken. Mogelijk nog slordiger is de aanschaf. Het bronzen beeld is kant-en-klaar in Italië gekocht. Iedereen dacht dat de rijzige marineman kapitein Cook was. Later bleek het uniform onmiskenbaar Italiaans en op het gezicht waren weinig kenmerken te herkennen van Cook. Wie het wel is? Niemand die het weet. In 2002 besloot de gemeente het beeld maar niet weg te halen, omdat bijna iedereen het gevaarte met Cook associeerde, maar het laatste woord hierover is vast nog niet gezegd.
Naast het monument is een pohutukawa geplant door wijlen prinses Diana bij haar bezoek aan Gisborne in 1983.
In het centrum van de stad staat sinds 1994 nog een monument dat met zekerheid wél Cook voorstelt. Hij staat op een doorkliefde wereldbol met de tekst ‘De ontmoeting van de twee volkeren markeert het begin van het land Nieuw-Zeeland.’
En alsof Cook hiermee nog niet genoeg is geëerd, kent Gisborne ook The Captain Cook Landing Place in een groezelig parkje bij het Kaiti Beach. Erg zorgvuldig zijn de Nieuw-Zeelanders ook niet omgegaan met de precieze plek waar Cook zijn eerste, minder gelukkige contact had met de Maori. In 1906 is hier een stenen obelisk neergezet als blikvanger, die in de loop der jaren is verstopt achter foeilelijke havengebouwen. Op dezelfde plek zouden rond 1350 ook Maorikano’s zijn gearriveerd. Vlak bij deze landingsplaats is een mooi Maori-ontmoetingshuis te zien. Het kan na toestemming worden bezichtigd. Informeer bij het i-centre.
Het Tairawhiti Museum is ook de moeite waard. Het museum herbergt een mengeling van Maori-kunst en koloniale geschiedenis.
TAIRAWHITI
MUSEUM. Stout Street, tel. 06 8673832, www.tairawhitimuseum.org.nz.
Geopend: ma.–vr. 10–16, za. en zo. 13.30–16 uur. Toegang: gratis
(donatie).
Liefhebbers van Maori-kunst kunnen ook kijken of ze terecht kunnen bij het Toihoukura Instituut, een onderdeel van de polytechnische hogeschool van Gisborne. Er zijn geregeld exposities.
TOIHOUKURA INSTITUUT. Cobden Street, tel. 0508 765983. Geopend: ma.–vr. 8.30–17 uur.
Op 35 km buiten de stad aan de Wharekopea Rd is in het Eastwoodhill Arboretum een van de grootste collecties bomen en struiken uit het noordelijk halfrond op het zuidelijk halfrond te zien. Een Britse boer, William Cook, verzamelde zaden uit Europa die hij op zijn landgoed van 135 ha (ruim 1 bij 1 km) plantte. Na zijn overlijden in 1967 werd de tuin, die toen ca. 5000 soorten telde, verder beheerd. De tuin kreeg de titel ‘het nationaal arboretum (bomentuin) van Nieuw-Zeeland’. Dus wie de eiken, iepen, kastanjes, beuken en andere majestueuze Europese bomen mist, moet hier een kijkje gaan nemen.
De route voert door het binnenland van het Eastland. Wie na de bomentuin nog iets verder het binnenland inrijdt, komt na 13 km bij Rere Falls. De waterval is niet bijzonder hoog, maar wel breed. Het is er lekker zwemmen in de zomer en er is een picknickweide.
EASTWOODHILL ARBORETUM. Wharekopea Rd, tel. 06 8639003, www.eastwoodhill.org.nz.
Toegang: 10 NZ$, 65+ 8, kind gratis.
Hawkes Bay
Wie de hoofdroute wil blijven volgen, moet terug in de richting Gisborne om daar de SH2 te nemen naar het zuiden. Bij Manutuke, ruim 10 km van Gisborne, zijn twee Maori-ontmoetingsgebouwen te zien. Hier stond het mooiste Maori-gebouw van Nieuw-Zeeland, maar dat is in 1867 afgebroken en naar de hoofdstad Wellington gebracht. Het staat nu in het nationaal museum Te Papa (p. 144).
In het plaatsje Morere (50 km) is de mogelijkheid om te baden in de Morere Hot Springs. In het natuurgebied, met regenwoud rond de baden, zijn wandelpaden uitgezet; na de wandeling kun je jezelf onderdompelen in de warme baden. Altijd lekker. Er zijn zowel overdekte als openluchtbaden of badkuipen. Het water is oud, verwarmd zeewater, wat de bronnen bijzonder maakt. Ze zijn niet extreem heet, wat wel plezierig is. De kleine badjes zijn van roestvrij staal gemaakt, een beetje raar in deze natuurlijke omgeving. Het lijkt alsof je in een grote spoelbak in een keuken moet badderen.
MORERE HOT
SPRINGS. 2 State Highway, Morere, tel. 06 8378856, www.morerehotsprings.com.
Geopend: winter dag. 10–5, zomer 10–9 uur. Toegang: 6 NZ$, kind
3.
Ongeveer 10 km na de baden volgt de afslag naar het schiereiland Mahia, waar een witte rots in zee ligt. Dit punt markeert het begin van Hawkes Bay. De eerste plaats daaraan is Wairoa (ruim 4000 inwoners). Het plaatsje is vooral bekend vanwege het nabijgelegen Te Urewera National Park en het Lake Waikaremoana, ongeveer 60 km van Wairoa aan de SH38.
Het meer ligt op 600 m hoogte en is ca. 2200 jaar geleden ontstaan door een enorme aardverschuiving die de Waitakeheke-rivier bij een smalle kloof afdamde. Een natuurlijk gevormd stuwmeer, zou je kunnen zeggen. Hoewel dit een natuurgebied is, hebben de Nieuw-Zeelanders in 1946 toch besloten er een waterkrachtcentrale aan te leggen. Hierdoor daalde het niveau van het meer met een meter of vijf. De vegetatie langs de oever is aan het herstellen van die ingreep.
De toegangsweg naar het meer leidt naar Aniwaniwa, niet ver van Waikaremoana, waar een bezoekerscentrum met museum is. Er is ook een camping en er zijn hutten te huur. Het meer zelf biedt de bekende attracties, zoals vissen, varen, wandelen en zwemmen. Langs het meer is ook een wandeling uitgezet van 46 km die in een dag of drie kan worden gedaan.
Het Te Urewera National Park is een van de minder bekende veertien nationale parken van Nieuw-Zeeland. Het is een enorm uitgestrekt en zo goed als verlaten bergachtig gebied met een bijzonder dicht regenwoud. De vele dagen met bewolkt en mistig weer hebben de vegetatie bijzonder rijk gemaakt. Het gebied is niet vulkanisch, maar gevormd uit relatief jonge afzettingsgesteenten in zee, die ca. twee miljoen jaar geleden zijn opgeheven. De variatie aan plantenen diersoorten is enorm.
ANIWANIWA
VISITOR CENTRE. Tel. 06 8373803, www.doc.govt.nz.
Napier
Vanuit Wairoa is het nog maar 110 km naar het eindpunt van de Pacific Coast Highway, het art-decostadje Napier. De weg voert langs de Hawkes Bay naar een van de warmste streken van Nieuw-Zeeland en het belangrijkste en oudste wijnbouwgebied van het land. Het gebied ligt in de regenschaduw van de hoge vulkanen in het midden van het land en de zomers zijn er droog en heet. Alle druivenrassen zijn hier te vinden en voor de liefhebber is dit een prachtig wijngebied. Er zijn zeker dertig wijngaarden in de regio die meestal bezoekers toelaten. Er is vaak een restaurant waar kan worden geluncht met de wijn die er wordt gemaakt. Voor zover bekend is er ook een wijngaard met Nederlandse wortels. Vanuit Napier worden talrijke excursies naar wijngaarden georganiseerd.
De andere topbezienswaardigheid van dit gebied is het stadje Napier zelf. Veel stadjes in Nieuw-Zeeland zijn leuk om doorheen te rijden en hebben zo hier en daar leuke kerkjes en Maori-bouwsels, maar meestal is het drie keer niks. Voor Napier moet een uitzondering worden gemaakt en dat heeft te maken met de dramatische geschiedenis.
Aardbeving
Op 3 februari 1931 werd de regio in de late ochtend opgeschrikt door een forse aardbeving met omgerekend een kracht van 7,9 op de Richterschaal. Het was de hevigste aardbeving van de eeuw in Nieuw-Zeeland, die overal in het zuidelijk deel van het Noordereiland werd gevoeld. Dit was ook de grootste natuurramp die het blanke Nieuw-Zeeland heeft getroffen.
Het epicentrum lag 15 km ten noorden van Napier. Het gebied rond de stad werd maar liefst twee meter omhoog getild. Hierdoor kwam 40 km2 droog te liggen, een gebied dat nu is ingenomen door het vliegveld, huizen en een industrieterrein. In de twee weken daarna zijn er ruim 500 naschokken geteld.
Napier werd met de grond gelijk gemaakt. De houten gebouwen overleefden de schok beter dan stenen constructies, maar de branden die na de aardbeving uitbraken, maakten korte metten met wat nog overeind stond. In het nabijgelegen Hastings was de waterleiding nog intact en konden de branden worden geblust. In Napier was ook geen water meer. In de omliggende gebieden waren de gevolgen iets minder dramatisch. Er vonden ruim 250 mensen de dood, de meeste uit Napier. Meer dan 1000 mensen raakten gewond, van wie 400 in het ziekenhuis werden behandeld.
Een geluk bij een ongeluk was dat op de dag van de ramp het marineschip HMS Victoria in de haven lag. De bemanning van dat schip schoot onmiddellijk te hulp en bevrijdde talrijke inwoners uit het puin, bood medische hulp en hielp bij het blussen van het vuur. Het schip speelde een belangrijke rol bij het doorgeven van het nieuws aan Nieuw-Zeeland en de wereld en de coördinatie van de hulp. Toevallig mochten de 600 kinderen van de school die dag tien minuten langer buiten spelen. Dat was hun redding. Het stenen schoolgebouw werd helemaal vernield door de aardschok.
Art deco
Het is een cliché, maar als een feniks rees het stadje op uit de as. Ineens moest vanuit het niets een stad uit de grond worden gestampt. Dat gebeurde in een bouwstijl die in de jaren dertig zijn hoogtepunt beleefde in de wereld: art deco. De zigzaglijnen, de ronde vormen, alle uitingen van deze bouwkunst zijn overal te zien in Napier. Eind jaren dertig was Napier het nieuwste stadje van Nieuw-Zeeland. Het was de slag te boven.
In de jaren tachtig werd het de stad duidelijk dat haar art-decostijl bijzonder was. Nergens in de wereld zijn zo veel gebouwen in alle uitingen van art deco te zien als in Napier. Er werd een film gemaakt over Napier, de nieuwste stad op de globe, en die trok in 1985 zo veel belangstelling, dat er een art-decostichting werd opgericht om het stedenschoon te behouden.
Een goede mogelijkheid om van de art deco te genieten is het boeken van een wandeling door de stad. Een gids leidt je langs alle bijzondere gebouwen en vertelt de verhalen erbij. De wandelingen zijn twee keer per dag, reserveren niet nodig. De anderhalf uur durende ochtendwandeling begint om 10 uur (15 NZ$, kinderen 5, onder 12 gratis) en voert van het Napier Visitor Centre op de Marine Parade naar het Art Deco Centre. De twee uur durende middagwandeling begint om 14 uur (20 NZ$, kinderen 5, onder 12 gratis) en vertrekt van het Art Deco Centre. Hierbij hoort ook een diavoorstelling en ook enkele gebouwen worden bezocht. In de zomer (26 dec.–31 mrt.) zijn er ook avondwandelingen (17.30 uur, 18 NZ$, kinderen 5, onder 12 gratis). Deze vertrekken vanaf het Napier Visitor Centre.
Er zijn ook bustochten (dag. 11.30 uur Art Deco Centre, 38 NZ$), waarbij je zittend in vijf kwartier langs het stedenschoon wordt geleid. Prima als je niet goed ter been bent, maar wandelen is veel leuker. In het Art Deco Centre is een gidsje te koop (5 NZ$) met daarin een plattegrond met wandelroute en uitleg over de gebouwen. Die wandeling duurt een uur of twee.
Er zijn wel zo’n 100 gebouwen die de moeite waard zijn om langs te wandelen, eigenlijk te veel voor een ochtendje. Alles ligt een beetje bij elkaar in het centrum van de stad, langs Hastings Street, Tennyson Street en Emerson Street. Het krantengebouw aan Tennyson Street wordt gezien als het meest bijzondere, met alle elementen van art deco: zigzaglijnen, fonteinen en zonnestralen. Het tegenovergelegen Market Reserve Building was het eerste gebouw dat na de ramp gereedkwam. De plannen daarvoor lagen al klaar vóór de aardbeving. Ook het voormalige AMP-gebouw aan Hastings Street en het Masonic Hotel zijn juweeltjes.
De wandeling begint in de oude brandweerkazerne waar nu het Art Deco Shop en Centre is gevestigd. Daar is ook een 20 minuten durende film te zien.
Het geheel is soms een beetje Disneylandachtig, zo perfect ziet alles eruit, maar de stad is een verademing na andere steden in het land waar de gebouwen lukraak zijn neergezet.
ART DECO
CENTRE. 163 Tennyson Street Napier, tel. 06 8350022, www.artdeconapier.com.
Hawkes Bay Museum
Bijna alles in Napier staat in het teken van de aardbeving en de heropbouw van de stad. Zo ook in het Hawkes Bay Museum. Het museum heeft een expositie over de schok die het gebied naar een nieuw tijdperk leidde. Ook is er een zaal met art-decospullen en is er aandacht voor Maori-kunst. Bijzonder is ook het deel over de vrouwelijke dinosauriërspeurder Joan Wiffen. Zij vond in 1975 in een rivier in de regio het bot van een dinosauriër (theropod, een vleesetende dino, verwant aan tyrannosaurus). Tot dan toe dacht men dat geen van de reuzenreptielen op Nieuw-Zeeland was geweest. Wiffen was amateur, dus het duurde wel even voordat iedereen het belang van haar vondst inzag.
HAWKES BAY MUSEUM. 65 Marine Parade/9 Herschell
Street Napier, tel. 06 8357781, www.hawkesbaymuseum.co.nz.
Geopend: dag. 10–18, do. tot 20 uur. Toegang: 10 NZ$, kind
5.
Boulevard
De boulevard van Napier is leuk om over te wandelen. Op de Marine Parade is veel puin van de aardbeving gedumpt en daarna is er een park op gebouwd, een groenstrook tussen stad en zee, compleet met fiets- en wandelpaden en midgetgolf als vermaak. Helaas is de zee hier niet geschikt om te zwemmen, dus een echte strandallure is er niet. Er is wel een zwembad gebouwd aan zee.
Tegenover hotel Te Pania staat een klein Maori-monument, Pania on the Reef. Het is de Maori-variant van de kleine zeemeermin in Kopenhagen. Pania leefde met haar geliefde Karitoki in een huis in wat nu Napier is. Maar ze kon de lokroep van de zeemensen niet weerstaan en op een gegeven moment zwom ze naar haar volk toe. Dat ging niet goed. Ze werd gevangengenomen en opgesloten in een grot aan zee, waar ze veranderde in een rif. Met uitgestrekte armen hoopt Pania dat ze ooit kan terugkeren naar haar geliefde die ze op de fatale dag achterliet.
Iets verder staat een zuilengang, de Colonnade, gebouwd ter nagedachtenis aan de overledenen van de aardbeving. Hier hangt ook de bel van het marineschip Victoria, dat zo belangrijk was bij de hulp in de eerste dagen na de ramp.
Op de Marine Parade is ook de Sound Shell, een openluchttheater in art-decostijl dat wordt gebruikt voor allerlei opvoeringen. Vooral tijdens het Art-Decofestival in het derde weekeinde van februari is het in dit theater spitsuur.
Bijna aan het einde van de boulevard staat het Nationaal Aquarium van Nieuw-Zeeland, geopend in 1976. Er zijn de bekende grote bakken met indrukwekkende vissen te zien. Erg leuk, maar wie het (kleinere) aquarium van Auckland al heeft gezien, kan dit rustig overslaan. Of het aquarium in Auckland links laten liggen en hiernaartoe gaan. En ja, er is een tunnel in het water, zodat de vissen ook van onderen kunnen worden bewonderd. Het aquarium heeft meer dan vissen. Er zijn ook krokodillen, een kiwihuis en enige reptielen. Sinds kort is er ook een expositie over tsunami’s. Voor ieder wat wils dus, maar vooral voor kinderen.
Aan de boulevard is ook Opossum
World, een winkel annex museumpje over Nieuw-Zeelands grootste
plaag, de opossum (
p. 32).
NATIONAAL
AQUARIUM VAN NIEUW-ZEELAND. Marine Parade, Napier, tel. 06 8341404,
www.nationalaquarium.co.nz.
Geopend: dag. 9–17 uur. Toegang: 15,50 NZ$, kind 8, familie
44.
Cape Kidnappers
De omgeving van Napier heeft nog een andere bijzondere attractie. Dat is de tocht naar Cape Kidnappers en een bezoek aan de kolonie jan-van-genten daar. Deze kaap ligt aan de zuidkant van Hawkes Bay en bestaat uit steile kliffen die uit zee steken. Bij eb is er een smal strand, bij vloed beukt het water op het klif. De kaap heeft zijn naam gekregen van kapitein Cook. De lokale Maori wilden een bemanningslid van The Endeavour, het schip van Cook, kipnappen.
Het klif is te bereiken na een wandeling van een uur of drie over het strand vanaf het plaatsje Clifton, ongeveer 20 km van Napier. Informeer eerst naar het getij, want de paden zijn bij vloed niet begaanbaar. Er bestaat ook de mogelijkheid om met een tractor en aanhanger de tocht over het strand te maken. De meeste mensen kiezen voor deze optie. De vertrektijden van deze tochten veranderen dagelijks en hangen af van het getij.
De tocht is op zichzelf grappig. De bestuurder van de tractor rijdt geregeld door de golven om het plezier van de meereizende toeristen te vergroten. De gidsen wijzen ook op de omgeving, zoals de klifwanden waar je langs komt. De aardlagen zijn bijzonder goed te bewonderen. Op een plek zijn ze zelfs 11 m ten opzichte van elkaar verschoven, het effect van een aardbeving lang geleden.
Ook kun je duinwagentjes huren waarmee je over het strand kunt scheuren. Tja, zo gaat dat in Nieuw-Zeeland. Een touroperator rijdt met gewone bussen over een hobbelige weg bovenlangs naar de vogels. En wie veel geld heeft kan ook met de helikopter.
Enfin, het gaat om de grote witte vogels, in het Engels gannets geheten. Meestal hebben deze dieren hun kolonies op eilanden in zee, dit is een van de weinige plaatsen waar ze op het vasteland zitten. Vanaf het eindpunt van de tractorrit is het een halfuurtje omhoog en daar zitten ze. Honderden en honderden jan-van-genten.
De dieren zijn absoluut niet schuw, ze storen zich niet aan de toeristen die fotograferend voorbijlopen. De variant die hier zit is de kleine Nieuw-Zeelandse soort, nog altijd met een spanbreedte van een meter of twee. Het jaaggedrag van de dieren is spectaculair. Ze laten zich als een steen in het water vallen, pakken een vis en komen weer boven. De dieren komen begin augustus aan en vertrekken in april. In december en januari zijn er veelal jongen.
In dit gebied ligt ook een wereldberoemde golfbaan.
CAPE
KIDNAPPERS. Gannet Beach Adventure tours (tractors), 0800 426638,
www.gannets.com. Reserveren
verplicht. Toegang: 38 NZ$, kind 23. Gannet Safari Overland Ltd
(bus), 0800 427232, www.gannetsafaris.com. Geopend:
sept.–apr. 9.30 en 13.30 uur. Toegang: 50 NZ$, kind 25.
Hastings
Even ten zuiden van Napier ligt de zusterstad Hastings (ca. 70.000 inwoners). De stad ligt niet aan zee, daarom is dit de warmste plaats in Nieuw-Zeeland. In Hastings is beduidend minder te zien en te beleven, deels omdat de stad de aardbeving beter doorstond dan Napier. Wat wel is herbouwd na de aardbeving, is gebouwd in de Spanish Mission-stijl, net iets anders dan art deco. Er zijn diverse voorbeelden hiervan in de stad te vinden. Het toeristenbureau heeft een folder. Wie lastige kinderen heeft kan een waterpretpark bezoeken, Splash Planet geheten, met twaalf bassins, glijbanen en nog wat meer.
SPLASH
PLANET. www.splashplanet.co.nz.
Geopend: okt.–mrt. 10–18 uur.
Millenniumstad
Heel even, bij de wisseling van het millennium op 31 december 1999, was Hastings het middelpunt van de wereld. Niet precies Hastings, maar Havelock North dat eraan vast is gebouwd. Daar ligt de heuvel Te Mata, een berg van 399 m hoogte die een mooi uitzicht biedt over de regio. Hier verzamelden zich op de laatste dag van het vorige millennium vele honderden mensen om te kijken naar mogelijk de eerste zonsopkomst in 2000. Ze betaalden daar het niet misselijke bedrag van 700 NZ$ (inclusief champagne en dergelijke) voor.
In die dagen lag een groot aantal plaatsen aan de rand van de datumgrens. Al deze plaatsen claimden dat daar voor de eerste keer in 2000 de zon te zien zou zijn. Het eilandenrijk Kiribati verlegde in 1995 om economische reden de datumgrens naar het oosten om het hele land in één tijdzone te krijgen en was ineens kansrijk om als eerste het zonlicht op 1 januari 2000 te kunnen zien. Dat was ook zo, maar daar wilden de Nieuw-Zeelanders niets van horen. Het zou maar toeristen afschrikken.
Het is een lastig verhaal. Het tijdstip van zonsopkomst hangt van veel factoren af. In de Nieuw-Zeelandse zomer geldt dat hoe meer naar het zuiden, hoe eerder de zon opkomt. De plek van Nieuw-Zeeland waar de zon als eerste opkomt op 1 januari ligt dus lekker oostelijk en redelijk naar het zuiden. En omdat de berg ook nog eens 400 m hoog is, worden ook weer wat minuten gewonnen.
Het zonlicht van het nieuwe millennium was het eerste te zien in Antarctica, maar daar is strikt genomen geen zonsopkomst, omdat de zon niet onder gaat. Dus maakte de berg van Hastings de beste kans. Het mocht niet zo wezen. Kiribati versloeg Nieuw-Zeeland met een klein kwartiertje en ook het handjevol inwoners van het eiland Pitcairn, ver weg in de Pacific, zag het zonlicht ietsje eerder. Maar op het vasteland van Nieuw-Zeeland zaten de feestvierders wel goed. Iets voor vijf uur lokale tijd was het zo ver: het eerste zonlicht van een nieuw millennium. Het proosten waard.
