Marrakech en de Hoge Atlas 10
‘Ik verlang slechts licht en kleur, ik word erdoor bedwelmd en verzadigd.’ Deze gezwollen liefdesverklaring aan Marrakech is afkomstig van Lyautey, de eerste resident-generaal van het Franse protectoraat. Maar de woorden van de generaal bevatten een kern van waarheid. Marrakech kan het beste in kleuren worden beschreven, kleuren die door het rijkelijk aanwezige zonlicht aan gloed winnen: de roze muren in de medina die in de nieuwbouw van de ville nouvelle behouden is, de groene uitgestrekte palmbossen die de stad omgeven en het wit van de sneeuw op de toppen van de Hoge Atlas waarvan het silhouet de zuidelijke horizon overheerst. Alledrie geven Marrakech een uitstraling die de stad onvergelijkbaar maakt met een van de andere koningssteden. Ook door de ligging is Marrakech zonder concurrentie. De stad is de onbetwiste hoofdstad van het zuiden, met directe verbindingen over de passen van de Hoge Atlas naar Taroudannt in de Sous en Ouarzazate in de oasestreek. In dit hoofdstuk komt allereerst de stad zelf aan de orde. Daarna volgen de Hoge Atlas ten noorden van de stad en de route over de Atlas naar Taroudannt. De route naar Ouarzazate komt in het volgende hoofdstuk aan bod.
Marrakech
Marrakech ligt op een hoogte van 540 m in de vlakte van Haouz en heeft 500.000 inwoners. De oude en nieuwe stad zijn gescheiden door een lange laan die te voet, per taxi of per koetsje kan worden overbrugd. Gueliz is de naam voor de ville nouvelle van Marrakech. De as van de nieuwe stad is de Avenue Mohammed V. Hierlangs liggen de belangrijkste hotels en het postkantoor. Beginpunt van een bezoek aan de oude stad is het Jemaa el-Fna-plein. Daarvoor nog staat de Koutoubia-moskee. Een aardige manier om het stadsplan in ogenschouw te nemen is door bij café De la Renaissance in de nieuwe stad het uitkijkterras op de bovenste verdieping te bestijgen. Dan wordt duidelijk hoe mooi de stad tussen bergketens ligt ingeklemd.
Marrakech
Geschiedenis
Marrakech is chronologisch gezien de tweede koningsstad, na Fes en voor Rabat en Meknes. Europese schrijvers noemden de stad Marruecos, een naam die op het gehele land is overgegaan. Marrakech – door Marokkanen als Mraksj uitgesproken – werd in 1062 gesticht door de sultan van de Almoraviden Yoessef ben Tashfin tussen de heuvels van Gueliz in het oosten en de Oued Tensift in het noorden. De stichter van de stad, die in een mausoleum bij de Koutoubia begraven ligt, legde de uitgestrekte palmboomgaarden aan en zorgde voor de bevloeiing, met water van de Tensift en uit de Hoge Atlas. Zijn zoon Ali ben Yoessef begon met de aanleg van de stadsmuren, die de medina en mellah nog geheel omsluiten. De Almohaden, die rond 1150 heersers werden over de stad, begonnen met de bouw van de Koutoubia-moskee. In 1268 kwam Marrakech in handen van de Merinidendynastie, die echter Fes boven Marrakech verkoos. Nieuwe bloei ontstond onder de Saadiërs, vooral onder sultan Ahmed el-Mansoer (1578–1602). Veel van de monumenten dateren uit deze tijd.
De Medina
De Koutoubia
De naam Koutoubia is afgeleid van het woord kitab (boek) en betekent zoveel als ‘moskee van de boekhandelaren’. De moskee kreeg deze naam omdat van oudsher boekhandelaren hun markt in de nabijheid van de moskee hadden. De moskee is gebouwd rond 17 schepen en lijkt in de grondvorm op die van Tin-Mal in de Hoge Atlas. De minaret uit 1195 diende als voorbeeld voor de Giralda in Sevilla en de Hassan-toren in Rabat.
De vierkante toren is 68 m hoog en heeft een grondvlak van 13 bij 13 m. In de toren bevinden zich zes zalen boven elkaar. De buitenzijde is op drie niveaus versierd: rondom twee niveaus van vensters zijn versieringen aangebracht en het bovenste terras is voorzien van een dubbele dennenappelrij. Op het vierde niveau vormen tegeltableaus de versiering. Bovenop is een staaf met drie bollen (jammour) aangebracht. De moskee is alleen toegankelijk voor moslims, maar de tuin rondom biedt voor iedereen een retraite van de drukte van de medina en Gueliz.
Jemaa el-Fna
Het grote plein achter de Koutoubia is het Jemaa el-Fna, het snel kloppende hart van de stad.
Op het plein wordt ’s morgens markt gehouden, maar in de late middag verandert het in een centrum voor openluchtvermaak. Er is van alles te zien. Het geheel maakt de indruk van een kruising tussen een markt en een kermis. Verhalenvertellers, sinaasappelsapverkopers, amulettenverkopers, muzikanten en acrobaten staan er zij aan zij. Je kunt er ’s avonds eenvoudig eten en overdag kleding en ambachtelijke producten kopen. Rondom zijn cafés en restaurants met terrassen die op het plein uitkijken. Het Café de France biedt een magnifiek uitzicht over het plein.
Op het plein blijkt goed de betekenis van het toerisme voor Marrakech. Niet alleen de eigenaars van de hotels en restaurants in Gueliz, de nieuwe wijk van de stad, maar nog heel veel meer mensen vinden (of zoeken) een betrekking in het toerisme. Voor de toeristen betekent dit alles dat zij nogal eens worden aangesproken door jongens en mannen die hun diensten als gids aanbieden. Het kan geen kwaad een geschikte gids te kiezen om in de wirwar van straten en stegen achter het plein de belangrijkste bezienswaardigheden te kunnen bekijken. Het verdient wel aanbeveling de te bezichtigen bezienswaardigheden van tevoren af te spreken.
Overigens verwachten de verhalenvertellers, muzikanten en acrobaten ook een kleine vergoeding voor hun kunsten.
De soeks
Achter het Jemaa el-Fna strekken zich de soeks van de medina uit. Evenals elders hebben leer- of babouches-verkopers, smeden, ververs en leerlooiers hun eigen werkterrein. Aan de noordzijde van het Jemaa el-Fna leidt een straat links om de kleine moskee naar de Rue Soek es-Semmarine, waar de soeks van de pottenbakkers en kruidenverkopers zijn. Verderop gaat de Soek es-Semmarine over in de Soek el-Kebir. Hier zijn de juweliers en kledingverkopers gehuisvest.
Aan de linkerzijde van de straat is de Rahba Kedima. Op dit plein zijn verschillende soeks. Aan de zuidzijde is de schapenmarkt en op een overdekte plaats is een groentemarkt. Bij de Criée Berbère was in het verleden de slavenmarkt gevestigd. Nu worden er op het plein, omringd door kruiden-, tapijt- en parfumwinkels, tassen en mutsjes (takia’s) verkocht.
Aan het einde van de straat zijn rondom de oude Kissaria onder meer de soeks van de babouches-verkopers, Soek ech-Cherratine en de soek van de leerbewerkers. Bezienswaardig zijn de fondoeks, waar houtbewerkers dikwijls op de binnenplaats hun ambacht uitoefenen. Achter de kissaria is de wolverversstraat, te herkennen aan de gekleurde wol boven de straat. Je kunt naar binnen lopen om het procédé te bekijken, waarna een kleine vergoeding gepast is.
Bij de ververssoek staat de el-Mouassine-fontein, die bij de gelijknamige moskee hoort. De enorme fontein dateert uit de 16de eeuw.
Buiten het complex van medinamarkten is de grote veemarkt. Deze markt van onder andere ezels, paarden en kamelen is bij Bab el-Khemis, in het noordoosten van de stad en buiten de muren. Iets ten zuiden van de Bab el-Khemis bij de Bab ed-Debbagh ligt de wijk van de leerlooiers. Rondom de eigenlijke looierij zijn werkplaatsen, waar de huiden verder worden verwerkt.
Religieuze monumenten
Binnen en buiten de muren van de medina van Marrakech bevinden zich tal van religieuze monumenten. Toegankelijk voor niet-moslims zijn de medersa ben Youssef en de koebba el-Baroudine.
De zeven patroonheiligen
Marrakech heeft zeven patroonheiligen die verbonden zijn met zeven heiligdommen in en rondom de medina. De zeven heiligen vertegenwoordigen de zeven wijken van de medina met de zeven belangrijkste poorten en de bijbehorende begraafplaatsen: Bab Rehmat, Bab Ailan, Bab ed-Debbagh, Bab el-Khemis, Bab Doukkala en de Bab er-Robb. Ieder jaar wordt er een bedevaart langs de zeven heiligdommen georganiseerd. Deze start bij de koebba van Sidi Youssef ben Ali buiten de Bab Aghmat.
Vervolgens gaat het via de moskee van Kadi Ayyad (binnen de muren bij de Bab Ailen) over de begraafplaats bij de Bab ed-Debbagh door de Bab el-Khemis naar de zawiya van Sidi bel-Abbes in de soek van de kleermakers. Dit is het graf van de belangrijkste van de zeven heiligen. Sidi bel-Abbes is een heilige uit Ceuta die op uitnodiging van Yacoub el-Mansoer naar Marrakech kwam (12de eeuw). Hij onderwees de Marrakchis en verrichtte een aantal opmerkelijke wonderen. In het heiligdom met de rijkelijk versierde toegangspoort komen zieken tegenwoordig vaak genezing zoeken. De moskee en de medersa zijn uit de 17de eeuw, het mausoleum uit 1700. Het heiligdom zelf kan alleen worden bezocht door moslims, de omliggende straten en enige binnenhoven ook door niet-moslims.
De vierde stop is het heiligdom van Sidi ben Sliman al-Jazouli. De koebba dateert van de 16de eeuw, toen het lichaam van Al-Jazouli door de Saadiërs naar Marrakech werd gebracht. In de koebba naast Jazouli’s graf liggen enkele Saadiërs begraven. De moskee en het heiligdom van Sidi Abd el-Aziz is het vijfde heiligdom. Aziz was een leerling van Al-Jazouli. De zesde heilige is Mul el-Qsur of Sidi el-Ghezouani. Zijn kleine moskee met een minaret uit de 14de eeuw bevindt zich ten westen van het Jemaa el-Fna. De zevende en laatste stop is de koebba van imam es-Soheili op de begraafplaats buiten de Bab er-Robb.
De medersa Ben Youssef dateert van het midden van de 16de eeuw en is een van de grootste medersa’s van Marokko geweest, waar bijna duizend studenten studeerden in de kamertjes die op het hof neerkijken. Hij werd gebouwd onder een van de sultans van de Saadiërs, veel later dus dan de Merinidische medersa’s van Fes en Salé. De binnenplaats is er niet minder om versierd, met wanden van houtsnij- en stucwerk en tegeltableaus.
MEDERSA BEN YOUSSEF. Geopend: 8–12 en
14.30–18 uur.
Op het terrein van de moskee staat de koebba el-Baroudine. Dit is het enig overgebleven bouwsel uit de tijd van de Almoraviden, de tweede dynastie. Het maakte deel uit van een sultanscomplex, waarvan alleen de koebba resteert. De koebba werd pas in 1948 ontdekt; het twee verdiepingen tellende bouwwerk gold meteen als een van de pronkstukken van de 12de-eeuwse bouwkunst. Het gebouw met florale motieven geldt als een schoolvoorbeeld van wat de Andalusisch-Moorse ornamentiek vermag. Dit blijkt uit de koepel met uitzonderlijke versiering, en vooral aan de binnenzijde met druipsteenversiering (moekarnas) en de verwerking van een tweede koepeltje in het plafond. Even verderop staat de versierde Sjrob ou Sjoef-fontein (‘Drink en Kijk’).
Bij medersa Ben Youssef is het relatief nieuwe Musée de Marrakech, gevestigd in een 19de-eeuws woonhuis. De verzorgde tentoonstelling omvat de collectie van een 20ste-eeuwse bewoner, Omar Benjelloun. Bij het museum is een café en een boekwinkeltje.
MUSÉE DE MARRAKECH. Geopend: dag.
9–18.30 uur.
Bij Bab Doukkala staan Moskee Doukkala uit de 16de eeuw en de grote fontein van Bab Doukkala.
Vorstelijke monumenten
De Bab Agnaou geeft toegang tot de vroegere kasba van Yacoeb el-Mansoer en de huidige Dar el-Makhzen, alsmede tot een reeks vorstelijke monumenten in de zuidoosthoek van de medina. Interessant zijn vooral de graven van de Saadiërs, de musea in het Bahia-paleis en het museum Dar Si Saïd. De poort is met zijn eenvoudige leistenen reliëfversiering een van de mooiste poorten van de stad. De poort wordt geflankeerd door twee 16de-eeuwse kanonnen. De oude kasba werd gebouwd tussen 1185 en 1190 door Yacoeb el-Mansoer. De moskee van de kasba met een op de Koutoubia gelijkende minaret dateert van dezelfde periode, maar werd enkele malen gerestaureerd.
Mausoleum van de Saadiërs
Rechts van de moskee van de kasba bevinden zich de graven van de 16de-eeuwse dynastie van de Saadiërs. Sultan Moulay Ismaïl van de daaropvolgende Alawietische dynastie wilde de herinnering aan zijn voorgangers uitwissen. Verwoesting van de graven ging hem te ver. Daarom liet hij de graven aan het oog onttrekken door het dichtmetselen van alle toegangen. De graven werden pas in 1917 ontdekt. De muren werden afgebroken en het mausoleum werd weer toegankelijk. De toegang tot het mausoleum is een smalle gang. Er zijn drie in elkaar overlopende ruimten. In de eerste plaats de Zaal met de Mihrab, met vier marmeren zuilen en graven van kinderen. Dan de zaal met de Twaalf Zuilen, een prachtige zaal met de graven van Mansoer, een zoon, een neef en andere familieleden. De zuilen, van marmer uit Carrara, dragen een hoge koepel. De wanden zijn bedekt met tegels en met snijwerk van cederhout. De kapitelen van de zuilen zijn met arabesken versierd. De kleine koepels van de omgang hebben fijn gesneden stalactietgewelven. De derde ruimte, de Zaal met de Nissen, bevat eveneens graven van kinderen. Op een binnenplaats ligt een tiental zerken van marmer en mozaïeken, graven van dienaren. In totaal zijn er meer dan 150 graven van vorsten, familieleden, kinderen, concubines en dienaren.
MAUSOLEUM. Geopend: 8–12 en 14–18
uur.
Sultan Mansoer bouwde het Badi-paleis na de overwinning in de slag van de Drie Koningen bij Ksar-el-Kebir (1578). Het paleis werd vermoedelijk door een Spaanse bouwmeester met medewerking van Europeanen ontworpen en uitgevoerd. Het werd zo groot en indrukwekkend rijkversierd bevonden dat het de naam El-Badi (Onvergelijkbare) kreeg. Het bouwwerk is tegenwoordig vooral indrukwekkend als ruïne; sultan Moulay Ismaïl liet het afbreken omdat het hem te veel deed denken aan zijn illustere voorgangers. Gezegd wordt dat de afbraak tien jaar in beslag nam. Veel van het materiaal werd verscheept naar Meknes om daar opnieuw gebruikt te worden. Het gebouw vormt het decor van een jaarlijks groot nationaal folklorefestival in mei–juni.
Het complex bestaat uit een grote hof met twee bassins. Rechts van de entree is een hof waar wat keramiek is tentoongesteld. Ooievaars hebben hier nesten op de muur gebouwd. Tegen de muur recht voor de entree is een zaal met een boogplafond.
BADI-PALEIS. Geopend: 8.30–18
uur.
Het Bahia-paleis en twee musea
Aan de rand van de joodse mellah en dicht bij de ruïne van het Badipaleis staat het Bahia-paleis. Dit werd aan het einde van de 19de eeuw voor de grootvizier gebouwd en later zowel door pasja el-Glawi als generaal Lyautey bewoond. Het weelderige paleis heeft door zijn mooie aanleg de naam van ‘De Schone’ en ‘De Glanzende’ meegekregen.
De op een verwarrende, labyrintachtige wijze aangelegde zalen, kamers, gangen en tuinen hebben als enige rustpunt de grote binnenplaats. Hieromheen zijn gegroepeerd de grote riad, een met cipressen, sinaasappel- en mandarijnenbomen en planten begroeide tuin, de raadzaal, de ontvangstzaal, de verblijven van de favoriete concubine, een kleine patio en dito tuin. De grote binnenplaats was in vroeger dagen de verblijfplaats van de talrijke vrouwen van de grootvizier. Het hooggelegen terras van het paleis biedt een weids uitzicht over de huizen en minaretten van de stad, met op de achtergrond de palmboomgaarden en de vaak besneeuwde bergen van de Hoge Atlas. Een deel van het paleis is toegankelijk, namelijk het deel dat de ruimte voor de concubines wordt genoemd. Ook is er een moskee en medersa in het complex.
De Medina van
Marrakech
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.
BAHIA-PALEIS. Geopend: 8.30–11.45 en 14.00–17.45 uur. Het
paleis kan alleen onder begeleiding van een suppoost-gids worden
bezichtigd; vandaar de afwijkende sluitingstijden.
In de Rue de la Bahia, op weg naar Dar si Said, is een klein museum, Maison Tiskiwin, dat een deel van de collectie regionale volkskunst van de Nederlandse verzamelaar Bert Flint tentoonstelt.
Iets verderop, in een smalle straat, staat het Dar si Said, thans het museum van Marokkaanse kunst. Het museum is niet alleen bezienswaardig vanwege de rijke collectie meubels, tapijten, bewerkte deuren, sieraden, wapens en gebruiksvoorwerpen; het geeft ook een beeld van de wijze waarop rijk geworden inwoners van de stad in de late 19de eeuw bouwden en woonden.
Er zijn deuren van ceder-, amandel- en populierenhout te zien uit het Badipaleis en andere oude huizen uit de stad en een houten trouwstoel waarin de bruid tijdens de ceremonie plaatsneemt. De zalen liggen rondom een tuin en bevatten voornamelijk kunstvoorwerpen uit zuidelijk Marokko (Sous, Anti-Atlas, Haouz en de Hoge Atlas). Veel van de tentoongestelde voorwerpen op de binnenplaats, zoals de kromme dolken, juwelen en huisraad, zijn er nu nog in gebruik. Verder zijn er donkerrode Chichaoua-tapijten uit de streek rond Marrakech, zwarte tapijten uit Ouarzazate en oranje tapijten uit Tazenakht.
DAR SI SAID. Geopend: 9–12.45 en
14.30–17.45 uur.
Het paleis van El-Glawi bevindt zich in het centrum van de medina. Het buitengewoon weelderige paleis van de pasja van Marrakech, de rijke ‘Sultan van het Zuiden’, die zijn rijkdom door zakelijke transacties, verkoop van grond, opbrengsten uit mijnen, schenkingen en afpersingen had verkregen, is niet toegankelijk voor publiek.
Tussen de
Hoge Atlas en de Anti-Atlas
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.
Een derde museum in Marrakech is het Dar of Musée Majorelle in de ville nouvelle Gueliz. Het museum is vernoemd naar de Franse schilder Jacques Majorelle (1886–1962). In navolging van zijn vader studeerde Majorelle aan de kunstacademie in Nancy, Frankrijk. Waar zijn vader koos voor het lucratieve vak van industrieel ontwerper (van porselein), bleef Jacques trouw aan de oude beeldende kunst. Hij volgde Henri Matisse naar Marokko om er in de medina van Marrakech en de bergen rondom het licht en de kleuren van Marokko op doek vast te leggen. Majorelles voorliefde ging uit naar markttaferelen en de lemen kasba’s in het zuiden. Zijn huis in Marrakech liet Majorelle verbouwen tot een klein paleis met een weelderige tuin. In tweede instantie herschiep hij de tuin tot een botanische tuin, die tegenwoordig voor het publiek is geopend. Het felle blauw van de muren steekt er scherp af tegen de groene planten. Er is een tentoonstelling in Majorelles oude atelier met litho’s, aardewerk en kleding waarvoor een aparte entreeprijs geldt.
Marrakech buiten de muren
De belangrijkste bezienswaardigheid buiten de stad is de tuin van Agdal, naast het paleis van de sultan. De 3 km lange en tot 1500 m brede tuin met eindeloze rijen vruchtbomen en olijfgaarden werd door een sultan onder de Almohaden in de 11de eeuw aangelegd. Sultans van de dynastie van de Saadiërs en sultans van het huidige vorstenhuis vergrootten het gebied, laatstelijk in het tweede kwart van de 19de eeuw. De bomen krijgen hun water uit grote reservoirs, die door de zuidelijk van de stad stromende rivier Ourika worden gevoed.
Een bezienswaardigheid wat verder buiten de stad is het paviljoen van Menara, in een eveneens door muren omsloten grote tuin. Het paviljoen staat aan de rand van een grote rechthoekige vijver en stamt uit de tijd van de Saadiërs, maar werd in de 19de eeuw verbouwd en vernieuwd. Het paviljoen, met een mooi interieur en op de bovenverdieping een zaal met een prachtig plafond, wordt wel gezien als een ‘liefdesnest’ van toenmalige sultans.
Buiten de muren ligt ook het befaamde hotel Mamounia, omgeven door een grote tuin. Het is een van de mooiste vijfsterrenhotels van het land en een winterverblijfplaats van nogal wat groten der aarde. Winston Churchill schreef er een deel van zijn memoires.
Buiten de grote palmboomgaard rond Marrakech ligt het complex Chez Ali aan de rivier Tensift. Het is een geheel op toeristen ingesteld restaurant, waar in de avonduren fantasia’s en muzikale uitvoeringen worden uitgevoerd en in tenten couscous wordt gegeten.
De Hoge Atlas ten zuiden van Marrakech
Ourika-vallei en Oukaïmeden
Een aantrekkelijke, niet te lange excursie vanuit Marrakech leidt via de S513 naar het dorp Ourika en de gelijknamige rivier. Op 28 km van Marrakech leidt een piste naar de restanten van Aghmat, de regionale hoofdstad voordat de Almoraviden Marrakech bouwden. De prins en dichter El-Moatamid van Sevilla werd hier op last van Yoessef ben Tashfin tot zijn dood gevangengehouden.
Bij het dorp Dar Caid Ourika zoekt de rivier zich een weg door een prachtig landschap in de uitlopers van de Hoge Atlas. Kleine dorpjes liggen hier en daar als kasba’s tegen de berghellingen. Langs de weg bevinden zich het heiligdom en het graf van Rabbi Salomon ben Chlomo, die in het midden van de 16de eeuw leefde en zowel door joden als moslims wordt vereerd. Bij Ahrbalou leidt een afslag naar Oukaïmeden. De S513 loopt 24 km verder zuidelijk naar de joodse nederzetting Irhef. Van hieruit is het mogelijk om naar het heiligdom van Setti Fatima te wandelen. In augustus vindt hier een grote moessem plaats.
Oukaïmeden, een bekende wintersportplaats, ligt op de noordhelling van Marokko’s hoogste berg, de 4165 m hoge Jbel Toubkal. Niet-skiërs kunnen er wandelen, bijvoorbeeld naar de rotstekeningen die hier bij tientallen zijn gevonden. In 1961 vond J. Malhomme rotstekeningen op een hoogte van 2600 m, gemaakt in dezelfde stijl als die bij Foum-el-Hassane en in het dal van de Dra. Misschien wijzen deze tekeningen erop dat de Atlas in prehistorische tijden geen onoverkomelijke hinderpaal is geweest voor het verkeer, zoals men altijd heeft gedacht, maar dat de Saharacultuur toen reeds zijn weg wist te vinden over de hoge bergen heen naar de hoogvlakten ten noorden van het gebergte.
Over de Tizi-n-Test naar Taroudannt
Door de vlakte van Haouz, die door oude kanaaltjes en vanuit het nieuwe stuwmeer wordt bevloeid, leidt een oude karavaanweg (S501) naar de Hoge Atlas. Deze natuurlijke barrière, met toppen boven de 4000 m, verdeelt het land in twee totaal verschillende delen, met in het noorden vlakten met grote steden en invloed van de zee, en in het zuiden kleine en grote oasen en de woestijn. Bij het dorpje Tahannaoute stroomt een riviertje door een wilde kloof met hoge wanden. Een duik in het water bij de zawiya van Moulay Brahim zou de zekerheid van een deugdzaam leven bieden, door de bescherming van de heilige.
Bij Tahannaoute takt een oude bergweg af naar Oukaïmeden. De S501 gaat naar het dorp Asni langs lemen gehuchten. Een daarvan is Asni, in een komvormig dal, waar wat landbouw mogelijk is door het water van de bergbeekjes. Het dorp is een geschikte uitvalsbasis voor het maken van bergwandelingen in het nationale park Jbel Toubkal, met onder andere het Ifni-meer. Een andere uitvalsbasis is het 17 km oostelijker gelegen Imlil, een geheel op het bergtoerisme gericht bergdorpje.
De Club Alpine Français beheert
verschillende overnachtinggelegenheden in Imlil en omgeving.
Informeer bij de Club Alpine Français, BP 6178, Casablanca, tel.
02-270090, www.caf.com.
De weg klimt door het dal van de Oued Nfiss naar het dorp Ijoukak, waar een zink- en loodmijn in bedrijf is. Langs de rivier en de weg staat de Goundaffa-kasba van Talaat-n-Yacoub, gebouwd aan het einde van de 19de eeuw. Het hoofd van de Goundaffa-familie vormde een van de lokale ‘heren’ in de Hoge Atlas die vlak voor de komst van de Fransen een eigen staatje runden binnen het verzwakte sultanaat. Vanuit de kasba kon de belangrijke verkeersweg in het oog worden gehouden. De in 1904 gebouwde Agadir-n-Gouj, 2 km van de kasba links van de weg, herinnert hier eveneens aan. De sultan kon niets anders doen dan de Goundaffa (en meer oostelijk de Glawi-familie) te erkennen als zijn vertegenwoordigers in de streek. De agadir was deel van een nooit afgebouwde kasba. Het bestaat uit een verweerde ommuring waarbinnen een binnenplaats is met kamers rondom en opslagruimtes. Waarschijnlijk waren er een gevangenis en slaapplaatsen voor soldaten.
De moskee van Tin-Mal
De moskee van Tin-Mal
Een kilometer van de hoofdweg af staat de in 1993 geheel gerestaureerde moskee van Tin-Mal, waar de wieg van de Almohadendynastie stond. Hier trok Ibn Toemart, die in Mekka een visioen had ontvangen met de opdracht Marokko terug te brengen tot de zuivere islam, zich terug om met Abd-el-moemene plannen te beramen om deze goddelijke boodschap uit te voeren. In Tin-Mal sloten zich verscheidene stamhoofden bij de beweging aan, en de sultan werd verslagen. De sultan stortte op de vlucht met zijn paard in een afgrond. Zijn lijk werd echter geborgen, onthoofd en als een overwinningstrofee opgehangen aan een boom in Tin-Mal.
Abd-el-moemene, de eerste sultan van de Almohaden, liet in Tin-Mal in 1153 uit dankbaarheid een moskee bouwen boven het graf van Ibn Toumart, aan wie hij zijn troon te danken had.
De moskee is 48 m lang en bijna 44 m breed. Aan de korte zijden zijn zes poorten in de muren uitgespaard. Aan de lange zijde is een kleine doorgang naar de binnenplaats. Deze doorgang ligt in een rechte lijn naar de minaret en de met stalactieten versierde mihrab, de nis die de gebedsrichting aangeeft. De moskee heeft dezelfde plattegrond als de Karaouïne-moskee en de Koutoubia. Bijzonder aan de moskee van Tin-Mal is dat de mihrab aan de basis van de minaret is geplaatst. De rechthoekige minaret van 9,5 bij 5,5 m is ernstig beschadigd. Bij de moskee is een klein museum ingericht met onder andere de originele toegangsdeuren.
Na Tin-Mal volgen nog twee kasba’s: de ruïne van kasba Mzouzite en zes kilometer verder de Tagoundafft-kasba. Die kasba is rechthoekig met een boven de muren uitstijgende torens. Binnen zijn opslagruimtes, stallen en slaapplaatsen.
Hierna stijgt de weg langs hoge rotswanden met scherpe haarspeldbochten boven elkaar naar het hoogste punt, de 2100 m hoge bergpas Tizi-n-Test. Deze bergweg in het schaars begroeide landschap is aangelegd door het Vreemdelingenlegioen. Met scherpe bochten gaat het na de pas bergafwaarts totdat de weg na een daling van 2000 m Taroudannt bereikt.
Sidi Rahal als slangenbezweerder
Vanwege zijn wonderbaarlijke gaven was Sidi Rahal niet geliefd bij de zeven heiligen van Marrakech, die kennelijk niet vrij van jaloezie waren. Hij zocht zijn heil daarom in de streek van Sraghna en Demnate. In een bergdorpje vestigde hij een zawiya, die bekendheid verwierf als locatie voor opmerkelijke genezingsrituelen.
Het verhaal wil dat toen Sidi Rahal een keer op weg ging naar een hem onbekende bergstreek, de heilige Jilali zijn pad kruiste. Deze waarschuwde hem niet verder te reizen aangezien er in de streek een slang leefde die zo groot was dat hij zich om de berg kon kronkelen, én dat het er zo heet was dat water er het kookpunt bereikte. Sidi Rahal antwoordde: ‘Alle moeilijkheden verdwijnen voor diegene die bidt in oprecht geloof.’ Hierop vervolgde hij zijn weg door de hitte van de woestijn. Waar hij kwam, ontstond een aangename kou. Water bevroor op slag. De slang pakte hij simpelweg bij de staart zonder dat deze kwaad kon doen. Opnieuw verscheen nu de heilige Jilali. ‘Ik wilde je slechts op de proef stellen,’ sprak hij tot Sidi Rahal. Dit nu verklaart waarom de leden van de Rahaliyne slangen kunnen bezweren, reptielen eten, kokend water drinken en vuur weerstaan. Dit tonen de Rahalyine op het Jemaa el-Fna en in sessies die dienen om door geesten bezeten patiënten te genezen. Alleen uitverkorenen in bezit van een heilige kracht die tabaa wordt genoemd, zijn in staat de wonderen van de Rahaliyne uit te voeren. Een etnologe die een genezingssessie van de Sidi Rahal bijwoonde, merkte in haar boek droogjes op dat tijdens een ritueel waarin een bezetene een giftige reptiel moet verorberen, het dier plots in een komkommer bleek te veranderen.
De Hoge Atlas ten noorden van Marrakech
Vanuit Marrakech leidt de P24 in noordelijke richting door de Hoge Atlas naar Beni-Mellal. Het eerste stuk gaat naar Tamelelt door vlak land. Overal stromen de irrigatiekanaaltjes, die ervoor zorgen dat ook ’s zomers het land op veel plaatsen groen is. De huizen van el-Kelâades-Sraghna zijn als vestingen gebouwd tegen de zandstormen van het gebied. De weg loopt ten dele door een rivierbedding, die in de regentijd vol water staat. Borden waarschuwen dat het rijden met een auto gevaarlijk kan zijn, als er water door de bedding stroomt.
Rondom Demnate
Bij Tamelelt leidt een afslag naar het oosten richting Demnate (over de 6112). In de omgeving van Tazzerte staan vier enorme kasba’s van de Glawi-familie van rond de eeuwwisseling. Onder leiding van een gids zijn de kasba’s te bezoeken.
Demnate was al in de vroegste tijden een handelscentrum voor karavanen uit de Sahara. De plaats ligt als een groene oase tussen de olijfbomen, op een hoogte van bijna 1000 m. Hier zijn de irrigatiekanalen uitgehakt uit de rotswanden. Demnate is geheel ommuurd. Het wordt gedomineerd door een kasba van de Glawi-familie.
Zeven kilometer ten oosten van Demnate ligt de grot van Imi-n-Ifri, die op de kaart als een ‘natuurlijke brug’ (pont naturel) wordt vermeld. De brug is ontstaan doordat een rivier een heuvel heeft uitgeboord, maar het bovenste deel heeft laten staan. Een waterval vormt een riviertje dat in de grot verdwijnt en Demnate van water voorziet. De bewoners trekken eenmaal per jaar naar de moessem van Imi-n-Ifri en brengen er de nacht door bij muziek en fakkellicht.
Bij Ouazennt, verder het binnenland in en over een piste bereikbaar, zijn in de rode grond van een vroegere meerbodem miljoenen jaren oude pootafdrukken gevonden van dinosaurussen.
Een piste voert door een woeste streek naar de 2500 m hoge pas Tizi-n-Tirlist (niet per auto bereikbaar), waar tegen de rotswanden van de pasweg prehistorische tekeningen van mensen, dieren en planten zijn gevonden. Zij wijzen erop hoe vroeg deze streek reeds bewoond is geweest.
Rondom Beni Mellal
Beni Mellal ligt in de Tadla-vlakte, op de grens van de Hoge en de Midden-Atlas. In de vlakte liggen overal halfcirkelvormige goten, waarvan aftakkingen door de akkers lopen. Het is een vruchtbaar gebied met uitgestrekte velden met katoen, graan, olijf- en sinaasappelbomen. Beni Mellal is een snelgroeiende plaats met 250.000 inwoners. De kasba van Moulay Ismaïl die hoog boven de stad uittorent, was het sluitstuk van de verdedigingslinie, bedoeld om de stammen woonachtig tussen de Atlantische kust en de bergen te onderwerpen. Vanuit het stadje loopt een wandelroute naar de bron Aïn Asserdoun en de kasba el-Aïn. De bron levert het water voor het stadspark en de olijftuinen.
Ouzoud-watervallen
Een klassieke excursie leidt naar de watervallen van Ouzoud (Cascades d’Ouzoud). Strikt genomen maken de watervallen deel uit van de uitlopers van de Midden-Atlas. Het water valt 100 m naar beneden in een meertje. Een aantrekkelijke wandeling leidt naar de Ouzoudkloof (Gorges de l’Ouzoud). Het complex is met souvenirstalletjes toeristisch aangekleed. Bij de watervallen zijn tevens enkele café-restaurants en een kampeergelegenheid.



