Zicht op een koninkrijk 1
‘Een Afrikaanse palm, wuivend in de Europese wind’. Zo omschreef de voormalige koning Hassan II zijn land in de noordwesthoek van Afrika. De koning gebruikte het beeld van de wuivende palm niet slechts om het aangename klimaat van Marokko te omschrijven, maar tevens om de cultuur te karakteriseren. Door de gemeenschappelijke geschiedenis is die nauw verbonden met de overige landen in Afrika, maar ook – van het verste verleden tot aan de recente geschiedenis – met de landen aan de overzijde van de Middellandse Zee. Op tal van manieren zijn in het land sporen te herkennen van de invloeden uit Afrika en Europa.
De belangrijkste invloeden kwamen echter uit het oosten. De islam en de Arabische taal en cultuur hebben het eens geheel Berberse land blijvend veranderd. Het koninkrijk is zelfs vernoemd naar de naam die Arabische geografen aan de noordwesthoek van Afrika gaven: Djazirat al-Maghreb, Eiland van het Westen. Marokko, Algerije en Tunesië worden nu nog tezamen de Maghreb genoemd en de officiële Arabische naam van Marokko, Mamlikah al-Maghrebiah (het Maghrebijnse Koninkrijk), herinnert hieraan. De benaming Marokko is afgeleid van Marruecos, de oude Portugese naam voor de stad Marrakech. Het koninkrijk Marokko beslaat, inclusief de internationaal betwiste Westelijke Sahara, een oppervlakte van 710.850 km2 en is daarmee ca. 23 maal zo groot als België en ongeveer 17 maal zo groot als Nederland.
Streeksgewijs
De Middellandse Zee in het noorden, de Atlantische Oceaan in het westen en de Sahara in het zuiden vormen de natuurlijke grenzen van Marokko. Een uitzondering vormen de enclaves Ceuta, Melilla en enkele eilandjes voor de noordkust die Spaans bezit zijn. De oostgrens met Algerije wordt in het noorden gevormd door de rivier Ghiss, vanwaar de grenslijn 500 km naar het zuiden loopt, tot aan de oase Figuig. De zuidgrens met Algerije loopt over een afstand van ongeveer 1000 km door de woestijn. Palmenoasen langs de rivieren Ziz en Dra domineren hier het landschap. Vanuit het oosten vormt een smalle corridor tussen het Rifgebergte en de Midden-Atlas bij de stad Taza de natuurlijke toegangspoort. Het binnenland wordt gedomineerd door de drie Atlasgebergtes. De toppen van de Midden-Atlas en de Hoge Atlas reiken regelmatig tot boven de 3000 m; onder Marrakech is de Jbel Toubkal met 4165 m de hoogste berg van Noord-Afrika. Als de tribunes van een amfitheater omringen de gebergtes de westelijke en noordelijke kustvlakten, de vruchtbaarste en dichtstbevolkte delen van het land.
Overzichtskaart
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.
Marokko is in grote lijnen op te delen in de volgende gebiedsdelen:
• Rif. Het bergachtige noorden tussen de steden Tanger en Oujda omvat van west naar oost de Jebala, Rif en de Beni Snassen. Ten zuidoosten hiervan overheerst de steppe van Oost-Marokko.
• Saïs en Zerhoun. In het stroomgebied van de Sebou ligt het hartland van Marokko met de steden Meknes, Fes en het heilige bergdorp Moulay Idriss.
• Het Atlantische kustgebied omvat van noord naar zuid de Gharb en Zaër (boven en onder Rabat), Chaouïa (bij Casablanca), Doukkala (onder El Jadida), Chiadma (onder Safi) en Haha (onder Essaouira). Hier monden de belangrijkste rivieren van het land – Loukos, Sebou, Bou Regreg, Oum er-Rbia en Tensift – in zee uit.
• De westelijke vlakte omvat de streken Rehamna en Tadla, het fosfaatplateau rondom Khouribga en de Haouz, de geïrrigeerde landbouwstreek rondom Marrakech. Dit gebied vormt samen met de kust het voornaamste landbouw- en industriegebied van het land.
• Sous is de bergachtige rivierstreek rond de plaatsen Agadir en Taroudannt.
• Het zuidelijke oasegebied valt uiteen in het stroomgebied van de Dra- en Dadesrivier en de oasen Tafilalt en Figuig. Ten zuiden hiervan overheerst de woestijn.
Flora en fauna
De planten- en dierenwereld is nauw verbonden met de opeenvolgende landschappelijke en klimatologische zones van Marokko: van de mediterrane ecologie in de Rif vormt de Hoge Atlas het overgangsgebied naar het droge en warme zuiden. Hoogteverschillen, neerslag en temperatuur bepalen in de bergen het verschil in flora en fauna. De steppe in Oost-Marokko en de steen- en zandwoestijnen in het zuiden zijn de droogste landschappelijke gebieden. De Atlantische kust levert door regelmatige overstromingen een bijzonder landschap op met riviermondingen en moerassen (merja’s), rotsige inhammen en zandstranden. Enkele natuurgebieden hebben hier de status van reservaat of nationaal park gekregen. Het kustreservaat Moulay Bousselham bij Rabat is een overwinteringsplaats voor vogels, evenals de Wadi Massa onder Agadir. Bij Rabat ligt ook een moerasreservaat rond het meer van Sidi Bourhaba.
Ook in de rest van het land bieden natuurgebieden en reservaten een mogelijkheid de landschappelijke inrichting te ervaren. De meest uitgestrekte natuurgebieden zijn te vinden in de Midden-Atlas rondom Azrou en Ifrane, in de Hoge Atlas rondom Beni Mellal en in de Anti-Atlas rondom Tafraoute. Nationale parken zijn de streek rondom de Jbel Tazzeka bij Taza en de streek rondom de Jbel Toubkal ten zuiden van Marrakech.
Flora
Bloemen, planten en bomen zijn te bewonderen in Andalusische tuinen en natuurgebieden, waaronder genoemde nationale parken. Veel bomen en planten worden geneeskrachtige kwaliteiten toegedicht. Bestanddelen ervan worden in gedroogde vorm door kruiden- en specerijenhandelaren (attarine) op markten te koop aangeboden. Voorbeelden zijn het blad van de mispelboom, de noot van de cipres, bloem en blad van de lavendel, vrucht van de jujube, maar ook specerijen en kruiden als saffraan, koriander, fenegriek, tijm, rozemarijn, en basilicum.
Marokko is bijzonder bosrijk. Eucalyptus, tamarinde, pistache, amandel-, vijgen- en olijfboom zijn overal te vinden. Andere boomsoorten zijn meer klimaat- of streekgebonden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de spar, die enkel in de Jebala ten noorden van Chechaouen groeit. Kurkeiken zijn te vinden rondom Rabat, vooral in het bos van Mamora ten noorden van de hoofdstad. In de buurt van de kurkeik groeit steevast een tweede bijzondere boom, een perenboom die is vernoemd naar het bos (Pyrus mamorensis). Groene eiken zijn wijder verbreid dan kurkeiken; ze zijn te vinden in de gehele Hoge Atlas en de Midden-Atlas.
Cederbossen zijn kenmerkend voor de Midden-Atlas bij Ifrane en Azrou. De Cedrus atlantica, een veel voorkomende ceder, kan meer dan 50 m hoog worden met een gemiddelde omtrek van 8 m. De cederbossen, die tot op 2500 m groeien, zijn soms vermengd met pijnbomen, vooral de zeepijn. De Aleppopijn groeit vooral in de oostelijke Rif met een klein plukje in de Hoge Atlas. Hoog in de Midden-Atlas en de Hoge Atlas groeien verschillende soorten jeneverbesbomen. De jeneverbes kan een spanwijdte van 16 m bereiken en een leeftijd van honderden jaren. Voor hooggelegen bergdorpen levert de boom in de winter brandhout en veevoer.
Een favoriete boom bij herbebossingsprojecten in de Hoge Atlas is de cipres, omdat deze goed bestand is tegen de warme en droge condities terwijl het hout geliefd is bij meubelmakers. Beide kwaliteiten gaan ook op voor de thujaboom, die vooral in de Rif en in de Hahastreek bij Essaouira groeit. Het thujahout is favoriet bij de bekende houtbewerkers uit die stad. Nabij de thuja is vaak een johannesbroodboom te vinden. Aan een oude gewoonte om de harde zaden van deze boom, karat geheten, te gebruiken als gewichtsmaat voor juwelen, hebben we de eenheid van gewicht ‘karaat’ te danken.
Kenmerkend voor de Haha en de Sous is de
arganiaboom. Uit de vrucht van deze boom wordt olie gewonnen die
net als olijfolie als smaakmaker in de keuken wordt gebruikt
(
pp. 216-217). Dadelpalmen domineren het
landschap in de zuidelijke oasen. De palmen worden in het voorjaar
bevrucht en in de herfst geoogst. De talrijke verschillende typen
palmen bieden evenzoveel verschillende soorten dadels. Bekende soorten zijn de bouskri en
de bou feggous. Nog zuidelijker in de Sahara vind je naast
palmbomen ook gombomen.
Andalusische tuinen
Natuur in meer gecultiveerde vorm is te vinden in de Andalusische of Moorse tuin (riad) waar bloemen en planten worden gekweekt. De filosofie van de Andalusische tuin is het scheppen van een ideale orde, die de wereld buiten de tuinmuren ontbeert. De tuin verwijst in de koran, net als in de bijbel, naar het paradijs. De mens vindt er koelte en schaduw, en laaft zijn dorst bij de fontein. Idealiter moeten in een Andalusische tuin alle zintuigen aan bod komen, reden waarom soms op strategische plaatsen aromatische kruiden zijn geplant. Hoogteverschillen, irrigatiekanalen en fonteinen zijn andere terugkerende elementen. Bijzondere voorbeelden zijn de tuin van de Oudaïakasba in Rabat, de Majorelle-tuin in Marrakech en de tuin van hotel Dar Jamaï in Fes. Een andere bijzondere tuin is de noordelijk van Rabat gelegen Jardin Exotique Bouknadel.
Fauna
Ezels die zich een weg banen door de nauwe straatjes van de oude stadswijken; geiten die tegen de bergen opklauteren en een schapenkudde die de autoweg verspert: dit zijn mogelijk de eerste contacten met Marokkaanse viervoeters. Wie verwacht veel kamelen tegen te komen komt bedrogen uit: kamelen of dromedarissen vervullen een taak in de toeristensector, daarbuiten vind je ze vooral in bezit van nomaden in meer geïsoleerde streken als de oostvlakte, de Hoge Atlas en het diepe zuiden.
De ontdekkingsreiziger Hannon maakte in de 5de eeuw v.Chr. melding van olifanten en andere wilde beesten aan de oevers van de Loukos-rivier. De prehistorische rotstekeningen waarop olifanten, leeuwen en antilopen zijn afgebeeld en de fossiele vondsten leveren het bewijs dat deze dieren ooit in Marokko voorkwamen. Met het opschuiven van het tropisch klimaat verdwenen deze grote zoogdieren. De bossen in de gebergtes herbergen nog wel gazellen en Barbarijse apen. Op de oostelijke steppe en in het uiterste zuiden leven jakhalzen, hyena’s, woestijnvossen en -katten.
De meest in het oog lopende vogels zijn de ooievaars, die op oude ruïnes, daken en lantaarnpalen in de steden hun nest zoeken, en de verschillende reigers, waaronder de purperreiger.
Onder andere de wielewaal, karekiet, gierzwaluw, grauwe vliegenvanger, nachtzwaluw, koekoek, tortelduif en kiekendief migreren in de winter verder zuidelijk. Overwinteraars uit Noord-Europa zijn onder meer grutto, watersnip, tureluur, kraanvogel en strandloper.
Samenleven
Marokko telt 25 miljoen inwoners. Land en bewoners zijn één en ondeelbaar, maar er bestaan niettemin tal van kleine en grote lokale verschillen die een rondreis door het land zo boeiend maken.
Stad en platteland
Iedere reiziger zal getroffen worden door de opvallende verschillen tussen stad en platteland in Marokko. Deze verschillen vinden hun oorsprong in het landschap, dat contacten tussen de verschillende regio’s bemoeilijkte. Marokko heeft met grote rivieren als de Moulouya in het oosten, de Sebou en Oum er-Rbia in het westen het uitgebreidste rivierennet van geheel Noord-Afrika, maar er zijn (met uitzondering van de Loukos) geen begaanbare rivieren. Ook de bergketens belemmerden interregionale contacten. In het verleden was de centrale overheid bovendien slechts bij tijd en wijle in staat haar macht te laten gelden. Hierdoor ontwikkelden stads- en plattelandsleven zich tot aan het begin van 20ste eeuw betrekkelijk onafhankelijk van elkaar. Plaatsen als Rabat, Salé, Fes, Meknes, Tetouan en Marrakech ontwikkelden zich over een periode van eeuwen tot echte steden, met een daarbij behorende stedelijke elite die zich wilde onderscheiden van de hen omringende plattelanders.
Op het platteland wist de bevolking zich in de loop der eeuwen op bewonderenswaardige wijze aan te passen aan de mogelijkheden en beperkingen van het landschap. Een nomadisch leven was bijvoorbeeld de enige bestaansmogelijkheid in het oosten en diepe zuiden van Marokko, terwijl in de oasen, de Sous en de Haouz rond Marrakech geïrrigeerde landbouw juist een sedentair bestaan vereiste. De bewoners van het Atlasgebergte combineerden landbouw en veeteelt door afhankelijk van het seizoen tussen bergweide en laagvlakte heen en weer te trekken. Landbouwterrassen en palmentuinen, maar ook de tegen de bergen gebouwde huizen en lemen nederzettingen getuigen van het ingrijpen van de mens in het landschap.
Hoewel stad en platteland in tal van opzichten
contrasteren, zijn er van oudsher hechte relaties tussen de twee.
In het verleden trokken karavanen vanuit de zuidelijke oasen naar
de Soedan om op de terugweg Marrakech en Fes aan te doen.
Tegenwoordig zijn er de weekmarkten of soeks waar
plattelander en stedeling, nomade en boer elkaar ontmoeten om waren
en nieuwtjes uit te wisselen (
pp. 20-21). Van belang zijn ook de
regelmatige contacten die urbane nieuwkomers onderhouden met hun
geboortestreek. Door de fenomenale aanwas van nieuwe bewoners
hebben veel steden bovendien zo langzamerhand contact gemaakt met
de plattelandsdorpjes waar ze ooit ver weg van leken te liggen.
Eenheid en verscheidenheid
Gevraagd naar zijn afkomst (asl) is de
kans groot dat een Marokkaan in zijn antwoord zijn regionale,
etnische of tribale afkomst zal betrekken. Regionalisme blijkt
bijvoorbeeld uit de aparte identiteit van mensen uit de Sous en de
Rif. Vooral de Riffijnen kennen een lange geschiedenis van een
ambivalente of zelfs tegendraadse houding tegenover de Marokkaanse
overheid. Maar ook voor andere bewoners is regionale afkomst een
belangrijk gegeven. Soms zijn mensen publiekelijk bekend als
Soussi, Doukkali of Saharawi. Het belang van etnische afkomst
blijkt ook wanneer iemand een Berberse achtergrond opvoert ten
koste van het Arabische bestanddeel in de Marokkaanse cultuur.
Naast dit hevig betwiste onderscheid tussen Berbers en Arabieren
(
pp. 21-22) zijn er echter nog andere etnische
onderscheidingen in omloop.
Vooral vanaf de 17de eeuw zijn via de karavaanhandel veel slaven naar Marokko gehaald. Hun afstammelingen worden Abid genoemd. Een deel van hen is georganiseerd in de religieuze Gnawabroederschap, wier leden zo nu en dan optreden als straatmuzikanten. De leden van dit genootschap identificeren zich in hoge mate met sidi Bilal, de slaaf van de profeet Mohammed.
In tegenstelling tot de Abid hebben Haratin geen verleden als slaaf. Zij zijn landbouwers die meestal als deelpachter op de akkers van land bezittende families in de zuidelijke oasen werkzaam zijn. Vanwege hun afstamming en donkere huidskleur worden ze soms door medebewoners neerbuigend bejegend. Als onderdeel van hun emancipatiestreven verzetten Haratin zich tegen het gebruik van hun naam, die naar een voor hen onprettig verleden verwijst.
Ook de afstammelingen van de Profeet – Shurafa genaamd, enkelvoud Sharif – vormen een aparte etnische categorie. In bezit van een genealogisch certificaat beroepen zij zich op verwantschap met een erkende nakomeling van de dochter van de Profeet. Om hun aanzien kracht bij te zetten laten Shurafa zich aanspreken met moulay (‘mijnheer’) of lalla (‘mevrouw’). Niet iedereen in Marokko kan zich vinden in de aparte behandeling waarop Shurafa menen recht te hebben. Overigens is het koningshuis ook van sharifische afkomst.
Van de ongeveer 200.000 joodse Marokkanen is na de grootscheepse migratie naar Israël in de jaren vijftig nog een fractie over. In onder andere Marrakech, Fes, Tetouan, Oujda, Essaouira en El Jadida zijn nog synagogen, begraafplaatsen of andere tastbare sporen van het joodse verleden. In de stad leefden joden in aparte wijken (mellah’s), aan de rand of buiten de muren en onder de directe hoede van het koninklijk paleis. Ook buiten de steden, in de Hoge Atlas en in de Dra-vallei, leefden grote joodse gemeenschappen. De joden betaalden een speciale belasting (jiziya), bedoeld als compensatie voor het recht in het ‘huis van de islam’ te verblijven. Door het gehele land zijn heiligdommen van joodse heiligen die ook door moslims worden bezocht.
Bezoek de soek!
Iedere week worden in Marokko zo’n 800 weekmarkten of soeks gehouden. Op een speciaal daarvoor aangewezen, dikwijls ommuurde plek worden landbouw- en stedelijke producten verhandeld. Op het platteland vindt de soek vaak plaats in een vreedzaam ‘niemandsland’, tussen de traditionele territoria van stammen. Idealiter zou alles aan dit soort soeks tijdelijk moeten zijn, zodat aan het einde van de dag alle sporen van de markt zijn uitgewist en men de volgende dag ergens anders een soek kan organiseren.
Binnen een regio is er sprake van een vaste weekcyclus. Op maandag vindt de markt plaats in dorp X, op dinsdag in het nabijgelegen dorp Y en zo verder. Plaatsnamen verwijzen soms naar dit systeem. Bijvoorbeeld Soek Tleta en Soek el-Arbaa verwijzen naar de derde dag (dinsdag) respectievelijk vierde dag (woensdag) in de week. In de stad zijn de soeks verspreid naar product. Er is in een stoffensoek, metaalbewerkerssoek, kruidensoek en houtbewerkerssoek. Ook op het platteland is de markt ingedeeld naar product: er zijn een veemarkt, groentemarkt, kruideniers- en vleesmarkt. Soms is er een seizoensgebonden soek, samenhangend met de oogst.
Berbers, half-Berbers en niet-Berbers
De Arabischtalige moslims die vanaf de 7de eeuw Noordwest-Afrika binnentrokken, troffen daar mensen aan die een andere taal spraken en andere gewoontes kenden. Zij worden gewoonlijk Berbers genoemd, naar de benaming die in de Oudheid werd gegeven aan onbekende, barbaarse volkeren van Noordwest-Afrika. Deze Beraber of Chleuh (in het zuiden) noemen zich ook wel Imazighen, wat zoveel als ‘vrije mensen’ in het Berber betekent.
De oorspronkelijke Berberse taal en cultuur is door de eeuwenlange islamisering en arabisering niet weggevaagd, maar wel veranderd. In Marokko is de taal betrekkelijk goed overeind gebleven: in de Rif, de Midden-Atlas, de Hoge Atlas, de oasen en op het platteland in de Sous worden drie verschillende varianten van het Berber gesproken. Ook veel van de materiële cultuur, muziek, literatuur en tradities worden nog altijd door etnologen als typisch Berbers onderscheiden van de Arabische cultuur. Toch is er los van het taalverschil niet altijd goed een grens te trekken tussen Berbers en Arabieren. De verbreiding van de islam en duizend jaar staatsvorming heeft veel mogelijke verschillen tussen de bewoners van Marokko doen versmelten. Wie en wat Berbers is en welke plaats daarvoor in het hedendaagse Marokko zou moeten worden ingeruimd, is inzet van een strijd die al lang loopt en nog onbeslist is.
De eerste activisten voor het behoud van de Berbertaal en -cultuur traden voor het voetlicht in de jaren dertig van de 20ste eeuw. De pogingen van de Fransen om de Berbers als de oorspronkelijke bewoners van het land te emanciperen, stuitten op veel verzet onder Marokkanen, die er een poging van de kolonisator inzagen om de Marokkaanse bevolking te verdelen. Niettemin ontstond er een inheemse beweging die streefde naar het toekennen van een grotere plaats aan de taal en cultuur in de nationale staat. In de eerste plaats zouden volgens de activisten de Berbertalen een plaats in het schoolcurriculum moeten krijgen.
De Berberbeweging werd door de overheid lange tijd met argusogen bekeken. Berberisten werden bejegend alsof zij de nationale eenheid in gevaar brachten. Religieuze leiders verzetten zich bovendien tegen het wegdrukken van de Arabische taal, immers de taal van de Koran. De laatste jaren is er sprake van een zekere ontspanning. Er zijn verschillende culturele verenigingen die de Berbercultuur verbreiden, terwijl ook in nationale media als krant en televisie het Berber langzaam terrein wint.
Stam en stad
Bij de wederzijdse identificatie spelen ook stedelijke afkomst en stamverwantschap een rol, hoewel bijvoorbeeld stammen als zodanig geen politieke rol van betekenis meer vervullen. Vóór de koloniale tijd was dat wel het geval. Stammen als de Aït Waryaghar en Ghyata in het noorden en de Aït Atta en Aït Yafalman in het zuiden bepaalden toen tot op grote hoogte het reilen en zeilen in hun regio. Met het vestigen van de macht van de overheid en de trek naar de steden is de macht van de stammen flink afgenomen. Ter identificatie en als bron van trots spelen de stamverbanden nog een belangrijke rol. Stamnamen beginnen met de voorvoegsels Ouled, Beni (Arabisch) en Aït (Berber), die alle drie ‘zonen van’ betekenen. De stam is vernoemd naar de gemeenschappelijke voorouder en valt daaronder uiteen in clans waarvan de leden op hun beurt ook weer een gemeenschappelijke voorouder onderkennen. Mensen op het platteland weten vaak tot welke stam of clan een familie behoort. Deze kennis kan worden ingezet bij huwelijken of andere ‘transacties’.
Stedelingen zijn geneigd met een scheef oog te kijken naar ‘tribalen’ en plattelanders, ook naar hen die naar de stad zijn gemigreerd en hun intrek hebben genomen in de buiten- en krottenwijken. Onderling is er weer competitie tussen de steden. De oorspronkelijke bewoners van Rabat, Salé, Tetouan en vooral Fes beroepen zich er graag op tot de culturele elite van het land te behoren. Dit elitisme is terug te voeren op de periode dat islamitische migranten uit Andalusië zich na de katholieke herovering van Spanje in die steden hun toevlucht hadden gezocht. Als leden van een voorname handelarenklasse droegen de migranten hun voorliefde voor de hogere kunsten – muziek, poëzie en beeldende kunsten – over op de inheemse bevolking. Fes had daarnaast een groot aantal wetenschappers en islamitische juristen onder zijn inwoners. Ook nu nog geldt de stad als het culturele centrum van het land.
Tegenwoordig tracht in de grotere steden een middenklasse van ambtenaren, onderwijzers, geschoold kantoorpersoneel en handelaren zich te onttrekken aan de oude scheidslijnen van stam, stad en regionale afkomst. Zij geven er de voorkeur aan zich in de eerste plaats te presenteren als staats- en wereldburger, waarbij zij zich gesteund voelen door Egyptische, Franse en Amerikaanse rolmodellen die via de massamedia wijd verbreid raken. Maar op sommige momenten, zoals bruiloft en islamitische vasten, grijpen zij juist weer terug op gebruiken die zij als ‘oude tradities’ in ere wensen te houden.
De natie
Het vaderland
Marokko kent, met uitzondering van de betrekkelijk korte koloniale periode, een lange geschiedenis van onafhankelijkheid. Er is in die eeuwen dan ook een innig gevoel van nationale eenheid ontstaan. Pas in 20ste eeuw werden daar de nu bekende symbolen als vlag en volkslied aan toegevoegd. De Marokkaanse vlag dateert uit 1915 en bestaat uit een rood veld en een groene, vijfpuntige ster. Het volkslied is in het begin van de 20ste eeuw geschreven. De laatste regels van de nationale hymne verwijzen naar het devies dat op de meest onverwachte plaatsen in het landschap is geschreven: ‘Dat wij hier leven onder zijn devies: God – Vaderland – Koning’. Het koningshuis heeft zich altijd beijverd op te treden als symbool van de nationale eenheid en het devies draagt ertoe bij dat Marokkanen hun land beschouwen als een islamitisch land onder koninklijke hoede. Roemrijke gebeurtenissen uit het verleden als de terugkeer van Mohammed V uit ballingschap in 1955 en de Groene Mars naar de Westelijke Sahara in 1975 worden in de media herinnerd als kernmomenten in de nationale geschiedenis. Ook tijdens religieuze feesten als de vastenmaand en het schapenfeest is sprake van een meer dan gewone nationale verbondenheid.
Topsport
Nationale trots en verbondenheid worden ook ervaren door de successen van voetballers, langeafstandslopers en tennissers op het internationale sportpodium. Bij de Olympische Spelen van Los Angeles in 1984 veroverde Saïd Aouita een gouden medaille op de 5 km. Hierna volgden wereldrecords op de 1500 m en 5 km. Bij dezelfde Spelen won de Marokkaanse Nawal El-Moutawakil op de 400 m horden. Het succes van Marokko op de middellange en lange loopafstanden werd gecontinueerd in Seoel, Barcelona en Sydney. Marokko is inmiddels door de prestaties van Khalid Skah, Hicham El-Guerrouj, Zohra Ouaziz, Brahim Lahlafi, Neha Bidouane, Fatima Aouam en Salem Hissou uitgegroeid tot een van de leidende naties in de atletiek.
Marokko kent een populaire voetbalcompetitie en deed driemaal mee aan het WK. In 1986 verraste het de wereld met creatief spel. In 1994 en 1998 was Marokko eveneens van de partij. De jeugd –20 behaalde in 2005 de WK-finale. Momenteel staat Marokko 39ste op de ranking van de FIFA, tien jaar terug stond het land nog 13de.
Tennis is de laatste jaren uitgegroeid tot een populaire sport. Grote Marokkaanse tennissers zijn Hicham Arazi, Younes el-Aynaoui en Karim Alami. In Marokko is jaarlijks het ATP-toernooi Grand Prix Hassan II en het WTA Grand Prix Lalla Meriem.
Overleven
Van de 25 miljoen Marokkanen leven er minstens 3 miljoen in Casablanca, de grootste stad van het land. Sinds de instelling van het Franse protectoraat in 1912 heeft het land te kampen met een explosieve bevolkingsgroei. In 1936, het jaar van de eerste betrouwbare volkstelling, had Marokko minder dan zeven miljoen inwoners. Sindsdien is er sprake van een aanhoudende jaarlijkse groei van vier procent. Meer dan 50 procent van de bevolking is jonger dan twintig jaar. Een groot deel hiervan is zonder regelmatig werk. Op het platteland trekken velen van hen tijdelijk of voorgoed naar de grote steden voor het vinden van werk. De bevolking is hierdoor bijzonder ongelijk over het land verspreid. In de jaren zestig namen veel Marokkanen de kans te baat naar Europa te migreren. Vanaf de jaren zeventig lieten de Europese migranten hun gezin overkomen. Vooral in de minder bedeelde landbouwgebieden als de Rif en de Sous hebben de bewoners nauwe banden met familieleden in Nederland, België en Frankrijk. Door regelmatig geld over te maken, onderhouden veel migranten hun achtergebleven familieleden. Sinds Europa de grenzen heeft gesloten voor gastarbeid is de illegale migratie – via levensgevaarlijke tochten over de Straat van Gibraltar – sterk toegenomen.
Economie
De stedelijke agglomeratie rond Casablanca en het nabijgelegen kustgebied vormt het economisch centrum van Marokko. Hier bevinden zich de grote bedrijven, banken en industrieën. Ook grootschalige landbouw vindt vooral plaats in de westvlakte. Daarbuiten verdienen velen hun brood in meer kleinschalige handel, dienstverlening en landbouw. Wanneer het gaat om buitenlandse deviezen is Marokko vooral afhankelijk van het toerisme en de geldzendingen van migranten.
Landbouw en veeteelt
Marokko is van oudsher een agrarisch land. De landbouw kan grofweg worden onderverdeeld in een traditionele en een moderne sector. In de traditionele sector verbouwt de boer voornamelijk voor eigen consumptie tarwe, gierst, bonen en verschillende groenten. De landbouwwerktuigen zijn veelal eenvoudig, de beschikbare percelen klein. Een ander kenmerk is de verbondenheid met verschillende vormen van veeteelt. Deze traditionele landbouw is kenmerkend voor de zuidelijke oasen, de Rif en de Atlasgebergtes. In de moderne sector in de westelijke kustvlakte is de grootschalige verbouw van granen, groenten en fruit (sinaasappels, tomaten, meloenen) gericht op de export.
Een terugkerend probleem is het tekort aan water. Vooral in het zuiden, maar soms ook in het noorden, is de neerslag te gering of te wisselvallig om de productie te garanderen, laat staan te vergroten. Irrigatie, bijvoorbeeld met behulp van grondwater, is daarom in de traditionele en moderne landbouw noodzakelijk. Dit gebeurt van oudsher door middel van het graven van open irrigatiekanalen (seguia’s). Onderaardse kanalen (khettara’s) werden in de regio rondom Marrakech en in de Dades-vallei gegraven. Deze imposante irrigatiewerken of de sporen daarvan zijn ter plekke nog te bezichtigen. Tegenwoordig nemen moderne irrigatiewerken en motorpompen steeds meer het werk van mens en dier over. Om alle in principe geschikte grond in gebruik te hebben zijn in de afgelopen jaren door het gehele land stuwdammen aangelegd. Deze dienen ook voor het reguleren van de soms schadelijke overvloedige watertoevoer, het verruimen van het aanbod aan drinkwater en het gebruik van de beschikbare energie.
Verticaal nomadisme is de seizoengebonden trek van de bergweiden naar de lager gelegen vlakten. Vergeleken met de echte nomaden zijn de afstanden die hierbij worden afgelegd, van twintig tot een paar honderd kilometer, beperkt. Deze vorm van veeteelt vind je onder meer in de streek tussen de Dadesvallei en de Hoge Atlas. Het ‘pure’ nomadisme vindt vooral plaats in Oost-Marokko en in het diepe zuiden.
Ambacht en handel
In de stad is een derde van de beroepsbevolking werkzaam in ambacht en handel. Het is fascinerend te zien en te horen hoe er in de oude stadswijken wordt gewerkt door leerlooiers, wolververs, koperslagers, timmerlieden en juweliers. Vroeger was ieder ambacht er georganiseerd in gilden met een eigen straatje of wijk; tegenwoordig controleren de gilden de ambachtslieden echter steeds minder.
De bedrijfjes in de oude stadswijken zijn vaak familiebezit; een probleem is dat ze klein zijn, relatief weinig produceren en geen substantiële vorm van arbeidsdeling hebben doorgevoerd. In het algemeen heeft ambachtswerk bovendien veel te lijden van goedkope moderne fabricage (plastic sandalen), hoewel het toerisme voor nieuwe impulsen zorgt.
Toerisme
De aanleg van de spoorlijnen Marrakech–Casablanca–Rabat–Fes (1925–1928) en de bouw van het chique Mamounia-hotel in Marrakech (1921) waren er de eerste tekenen van dat de Marokkaanse overheid het toerisme wilde stimuleren. Sindsdien is dat niet veranderd. Het massatoerisme zorgt voor deviezen, een vergroting van het aantal arbeidsplaatsen, heeft een stimulerende werking op de binnenlandse markt (souvenirs) en is daarmee een belangrijke motor voor de ontwikkeling van het land. Inmiddels heeft Marokko ook de nadelen van het toerisme ervaren. Prijsschommelingen, wijzigingen in de voorkeur van de buitenlandse toerist en de internationale politieke verhoudingen zijn nauwelijks in te schatten. Een ander nadeel is dat veel inkomsten wegvloeien naar buitenlandse bedrijven. Ondanks de wisselvalligheid ervan is het toerisme een van de belangrijkste kurken waarop de economie van Marokko drijft.
Industrie en mijnbouw
Al voor de Tweede Wereldoorlog werd de exploitatie van de rijke fosfaatlagen in Marokko ter hand genomen, maar de bijbehorende chemische industrie ontstond pas na de onafhankelijkheid. Khouribga is het centrum van de fosfaatmijnbouw en in Safi en langs de Atlantische kust is de chemische industrie geconcentreerd. Er is in combinatie met de landbouwexport een uitgebreide voedselverwerkende industrie. Een derde industriële sector die een hoge vlucht heeft genomen, is de energieproductie door middel van waterkrachtcentrales. Tot slot heeft Marokko een rond Mohammedia geconcentreerde petrochemische industrie van betekenis. Er is in Oost-Marokko recentelijk olie ontdekt; in de toekomst zal die worden geëxploiteerd.
Onderwijs
Marokko kent een algemene leerplicht voor kinderen tussen zeven en dertien jaar. Voor kinderen jonger dan zeven jaar zijn er koranschooltjes (bij de moskee) of kleuterscholen (in de grote steden). Het voortgezet onderwijs bestaat uit twee fasen, één van vier jaar (het collège) en één van drie jaar. In de tweede fase kan voor een bepaalde specialisatie worden gekozen (letteren, wetenschappen en techniek) om het baccalauréat te behalen. Veel studenten streven ernaar hun studie in Frankrijk te vervolgen. Er bestaan ook enkele privéscholen. Marokko heeft zelf acht universiteiten (Rabat, Casablanca, twee in Fes, Marrakech, Agadir, Oujda en Ifrane). Helaas zorgt de zwakke economie ervoor dat talloos veel universitair geschoolde jongeren zonder passend werk zijn.
Vóór 1956 werd het onderwijs in het Frans gegeven, maar sinds de onafhankelijkheid streeft de overheid naar een totale arabisering. Hiermee is meteen een van de problemen van het lager onderwijs aangesneden. Kinderen spreken thuis vaak Berber en leren pas Arabisch wanneer ze naar de eerste klas gaan. In de praktijk bezoekt vooral op het platteland niet meer dan een vijfde van de kinderen de lagere school. Het schoolbezoek van meisjes neemt af met het ouder worden. Meer dan de helft van de volwassen bevolking, waaronder vooral vrouwen, is analfabeet. De overheid voert sinds kort campagne om ouders erop te wijzen hun dochters naar school te sturen.
Gezondheidszorg
De bevolking is in 20ste eeuw door een flinke daling van het sterftecijfer explosief gegroeid. Door grootscheepse vaccinatieprogramma’s is het gevaar van een aantal besmettelijke ziekten danig teruggedrongen. In de meeste delen van het land zijn betrekkelijk goede medische faciliteiten en de universitaire ziekenhuizen beschikken over de modernste apparatuur.
Het terugdringen van ziekten door de verbetering van de sanitaire voorzieningen, vaccinatie en voorlichting – en alfabetisering is dan een voorwaarde – zal de uitdaging zijn voor de komende jaren. Op postkantoren en in apotheken zijn posters te zien waarop in de vorm van een stripverhaal wordt uitgelegd dat het water dat niet uit de kraan komt, moet worden gekookt of op andere wijze ontsmet dient te worden. Ook op de televisie en in de krant wijst de overheid door middel van korte filmpjes en advertenties op het gevaar van vervuild water. Verder wordt van hogerhand gewezen op het gevaar besmet te worden met het HIV-virus.
Armoede is een belangrijke oorzaak van veel medisch leed. Die bepaalt de beschikbare sanitaire voorzieningen en de toegang tot medische voorzieningen. Op het platteland en in de arme wijken van de grote steden is dikwijls een gebrek aan stromend water en andere noodzakelijke hygiëne als sanitair en een regelmatige vuilophaaldienst. De openbare ruimte in Marokko is vaak ernstig vervuild met dagelijks afval. Vooral kinderen zijn hiervan de dupe. Los daarvan is de kindersterfte hoog; zuigelingen zijn vaak bij de geboorte niet op het juiste gewicht. Niet zozeer de hoeveelheid als wel de kwaliteit van het voedsel is dan de boosdoener.
Politiek
Nogal wat hoofdstraten zijn vernoemd naar de voormalige koningen Mohammed V en Hassan II. Zij hebben altijd een voorname plaats in het openbare leven ingenomen en wilden dat bekrachtigd zien in het vernoemen van straten en openbare gebouwen naar hen. Ook de huidige koning Mohammed VI is nationaal, politiek en religieus leider van het land. Als sharif of afstammeling van de Profeet draagt hij de titel ‘bevelhebber van de gelovigen’ en is hij symbool van de nationale eenheid. Het koningschap is erfelijk overdraagbaar op de oudste zoon.
Aan de Avenue Mohammed V in Rabat ligt het parlementsgebouw. Het parlement wordt voor tweederde gekozen door burgers die de leeftijd van twintig jaar hebben bereikt. Het resterende gedeelte wordt door kiescolleges uit gemeenteraden, werknemersorganisaties en andere organisaties aangewezen.
De belangrijkse partijen zijn:
1. Istiqlal of onafhankelijkheidspartij. De in 1944 opgerichte Istiqlal is de belichaming van de onafhankelijkheidsstrijd tegen de Fransen. De partij, die altijd een onafhankelijke positie tegenover de koning heeft ingenomen, werd bij de laatste verkiezingen in 2007 de grootste partij van het land.
2. Union Socialiste des Forces Populaires (USFP). Nadat de onafhan-kelijkheidsstrijd was gestreden kwamen interne tegenstellingen in de Istiqlal aan de oppervlakte, zodat een deel van de aanhang zich afscheidde en in 1959 de meer links georiënteerde USFP oprichtte.
3. Parti Justice et Développement. De relatief nieuwe islamitische partij won bij de laatste parlementsverkiezingen in 2007, maar werd ‘slechts’ tweede. Hierdoor kon de partij, die geldt als gematigd, met goed fatsoen buiten de regering worden gehouden.
4. Parti du Progrès et du Socialisme (PPS) is de grootste van de kleine linkse partijen.
5. Mouvement Populaire (MP) werd in 1958 opgericht als tegenhanger van de Istiqlal. De MP heeft haar machtsbasis vooral op het koningsgezinde platteland.
6. Er zijn drie andere koningsgezinde partijen: Union Constitutionelle (UC); Rassemblement National des Indépendants (RNI); Parti National Démocratie (PND). Deze drie verschillen onderling nauwelijks in program en aanhang.
7. Parti de l’Environnement et du Développement (PED) is een kleine groene partij die bestaat sinds 2002.
Binnen zekere grenzen hebben de politieke partijen de vrijheid zich te uiten. Deze grenzen betreffen de rechtmatige aanspraak van Marokko op de Westelijke Sahara en de positie van de koning. Na de dood van Hassan II is het politieke landschap in Marokko niettemin flink opgeschud. In 2002 en in 2007 zijn parlementsverkiezingen gehouden die gelden als de eerste vrije verkiezingen na de onafhankelijkheid. Er werden tal van nieuwe partijen opgericht en er kwam zelfs ruimte voor een gematigde islamitische partij. Radicalere religieuze partijen waren nog altijd buitengesloten. De positie van de koning blijft onverminderd sterk.
De islam in het dagelijks leven
De islam is in de grondwet opgenomen als staatsreligie, maar er bestaat vrijheid van godsdienst. Overal in het land zijn kerken waar Frans- en Spaanstalige christelijke diensten zijn te volgen en hier en daar zijn nog plukjes joodse gemeenschappen van de eens grote schare joden die tot de jaren vijftig in de steden en op het zuidelijke platteland leefden. Het overgrote deel van de bewoners is moslim, het geloof dat in de 7de eeuw door Mohammed als profeet van God op het Arabische schiereiland werd gepredikt en waartoe aan het einde van diezelfde eeuw de eerste Marokkanen zich bekeerden.
De zuilen van de islam
De Koran bevat de openbaringen van God aan de profeet Mohammed. Samen met de hadieth, de verzameling verhalen over het leven van de Profeet en zijn volgelingen, vormt de Koran de basis waarop islamitische geleerden de islamitische wetgeving (sjarie’a) hebben geformuleerd. De belangrijkste religieuze verplichtingen die op schrift zijn vastgelegd, worden de vijf zuilen van de islam genoemd. Deze zijn:
1. Sjahada of het uitspreken van de geloofsbelijdenis: ‘Er is geen Godheid dan God en Mohammed is zijn profeet’. Het eenmaal uitspreken van de sjahada maakt iemand formeel tot moslim, maar ze keert in ieder gebed terug.
2. Salaat of ritueel gebed. Vijfmaal per dag roept een muezzin op tot het gebed: voor zonsopgang, vlak na het middaguur, voor zonsondergang, voor het invallen van de nacht, voor het slapen gaan. Het bidden hoeft niet in de moskee plaats te vinden; in voorkomende gevallen kan een moslim zijn bidmatje thuis, in een achterkamer van een restaurant of op een busstation uitrollen. Een gemeenschappelijk gebed in de moskee heeft echter de voorkeur, vooral op vrijdagmiddag.
3. Zakaat of het geven van aalmoezen. De zakaat kan via speciale belasting worden geïnd om armenzorg te financieren, maar ook vrijwillige giften vallen onder de zakaat.
4. Saum of het vasten tijdens de maand ramadan. Gedurende deze maand onthouden volwassen moslims zich tussen zonsopgang en zonsondergang van eten, drinken, roken en seksueel verkeer. Vrijgesteld zijn zieken, reizigers en menstruerende, zwangere en zogende vrouwen. Zij kunnen op een later tijdstip het vasten inhalen.
5. Hadj of de bedevaart naar Mekka in de laatste maand van het islamitische jaar. Wanneer de financiën het toestaan, wordt van iedere moslim verwacht eenmaal af te reizen naar de heilige stad om aldaar verspreid over een aantal dagen een vastgestelde reeks rituelen uit te voeren.
Andere vastgelegde voorschriften betreffen het verbod op het nuttigen van alcohol, varkensvlees, bloed en dieren die een natuurlijke dood zijn gestorven. Voor jongens wordt een besnijdenis (khitan) tussen het tweede en zevende levensjaar sterk aanbevolen in navolging van de Profeet. Besnijdenis is een religieus ritueel en wordt tevens gezien als een rituele reiniging en de eerste stap op weg naar volwassenheid. Een duidelijk waarneembaar voorschrift voor vrouwen betreft het dragen van een sluier in het openbaar. In Marokko zijn beslist gesluierde vrouwen te zien, maar in steden als Casablanca en Rabat dragen vrouwen dikwijls helemaal geen sluier of hoofddoek. Het dragen van een sluier is persoonlijk, maar is ook afhankelijk van leeftijd, sociale achtergrond en huwelijkse staat.
De islam in debat
De rol van de islamitische wetgeving is in Marokko van belang waar het gaat om de formulering van het familie- en personenrecht (de Moedawannah). Het strafrecht volgt daarentegen een op Franse wetgeving gebaseerd rechtssysteem. Voor de rest staat de plaats van de islam in recht, politiek en het dagelijks leven allerminst vast. Wel pleiten fundamentalisten of islamistes sinds tientallen jaren voor een veel grotere rol van de islamitische wetgeving bij de inrichting van de samenleving. De Marokkaanse overheid heeft altijd krachtig opgetreden tegen het fundamentalisme, zeker vanaf het moment dat de gewelddadige strijd tussen fundamentalisten en de overheid in buurland Algerije ontbrandde. Bekende Marokkaanse fundamentalisten als Abdelillah Benkirane en Abdessalam Yassine werden hierdoor in eerste instantie gedwongen hun stem te laten horen buiten de officiele kanalen. Wat elders al gebeurde, heeft zich in de 21ste eeuw in Marokko inmiddels ook voorgedaan: het plegen van aanslagen tegen ‘ongelovigen’. De eerste vond plaats in 2003, gevolgd door een reeks in het voorjaar en najaar van 2007.
Een heet hangijzer vormen de relaties tussen mannen en vrouwen. Vrouwen in Marokko ondervinden veel beperkingen aangaande huwelijk en scheiding. Zij kunnen moeilijk een zelfstandig bestaan opbouwen, omdat zij in voorkomende gevallen toestemming van hun man of mannelijke familieleden nodig hebben. Vrouwen kunnen ook moeilijker een scheiding aanvragen dan mannen. Tot slot ontvangen vrouwen een kleiner erfdeel dan mannen. De Marokkaanse overheid heeft pas geleden voorstellen gedaan voor verbetering van de rechtspositie van vrouwen. Dit leidde tot felle protesten in het hele land. Een half miljoen tegenstanders trokken in een demonstratie door de straten van Casablanca. Belangrijkste bezwaar van de initiatiefnemer tot de demonstratie, de fundamentalist Yassine, was dat de voorstellen indruisen tegen de islamitische wet. Yassine doelde onder andere op het afschaffen van het recht op polygamie en het verhogen van de huwelijkse leeftijd voor vrouwen van 15 naar 18 jaar. In Rabat was tegelijkertijd een demonstratie aan de gang van voorstanders, geleid door de wijdvertakte en actieve feministische beweging, die al jaren pleit voor herziening van het familierecht.
Geloofsbeleving
De islam bestaat uit meer dan navolging van een stel rechtsregels. De alledaagse geloofsbeleving blijkt bijvoorbeeld uit de verering van heiligen, maraboets, walis of siyyeds genaamd. Aan maraboets wordt een speciale kracht toegedicht die baraka heet. Sommige maraboets zijn als afstammeling van de profeet Mohammed in bezit van een extra heilig randje. Door het graf van de heilige te bezoeken kan een gelovige in contact komen met de baraka, die geestelijke of lichamelijke genezing kan bewerkstelligen. Door een stukje stof of een steen achter te laten trachten pelgrims het contact een duurzaam karakter te geven. Het graf van de heilige is meestal te herkennen aan het witgekalkte vierkante huisje dat eroverheen is gebouwd. Deze koebba’s kun je overal, midden in de stad of juist aan de rand van de bewoonde wereld, aantreffen. De mooiste is koebba el-Baroudine in de oude stad van Marrakech. Soms stichtten de volgelingen rond het graf een gebouwencomplex met school en gastenverblijf dat zawiya wordt genoemd. Een ooit machtige zawiya die kan worden bezocht, is die van Tamgrout in de Dra-vallei. Sommige Marokkanen kijken met lede ogen naar de heiligenverering, die volgens hen in strijd is met de orthodoxe islam. Maar zoals een aanhanger zei: ‘Natuurlijk wordt op de radio verkondigd dat alles rechtstreeks van God komt, maar net zoals de koning zijn ministers heeft, zo heeft God zijn maraboets.’
Een ander aspect van de geloofsbeleving zijn de soefi-orden of tarika’s. Deze religieuze broederschappen hebben als doelstelling een innig, persoonlijk contact met God tot stand te brengen. Er bestaan verschillende broederschappen, ieder met een eigen aanhang en traditie. Het meest bekend zijn de Derkawa, Hamadcha, Aïssawa en Gnawa. Van de laatste worden de leden gerekruteerd uit de afstammelingen van slaven. Je treft ze in Marrakech regelmatig op straat aan, waar ze via ritmische muziek en dans uiting geven aan hun liefde voor God. Ook de Aïssawa genieten bekendheid vanwege hun trancerituelen en ritmische muziek.
Religieuze feesten
Omdat de meeste religieuze feesten binnen de
islam volgens de islamitische kalender verlopen, zijn er geen vaste
data. Voor de islamitische vasten tijdens de ramadan geldt
bijvoorbeeld dat de eerste dag eerder of later kan vallen dan is
gepland (
pp. 35-36).
• In Marokko is Asjoera, op de tiende dag van de islamitische maand moeharram, de dag van het islamitische nieuwjaar. Op deze dag wordt vrijwillig gevast. Vrouwen bezoeken de graven van overleden familieleden en kinderen gaan de straat op om muziek te maken en snoep op te halen.
• Maulid, de geboortedag van de profeet, wordt gevierd op de twaalfde dag van de derde maand. In dezelfde week vinden overal in het land moessems plaats: pelgrimstochten naar het graf van een maraboet of een stichter van een soefi-orde. Soms laten ouders hun zonen tijdens de moessems ritueel besnijden. Anderen bezoeken het heiligdom om een ram te offeren. Maar een moessem is ook een plaats waar wordt gefeest en muziek gemaakt. Er is vaak een kleine kermis aan verbonden.
• De vastentijd is in de maand ramadan. Twee dagen hebben in deze maand een bijzondere betekenis: de 27ste dag wordt lailat al-kadr genoemd, de nacht van de beslissing. In deze nacht werd de Koran aan Mohammed geopenbaard. Talrijke Marokkanen brengen deze nacht biddend in de moskee door. De vastenmaand wordt afgesloten met het aïd al-fitr, het feest van de verzoening of het kleine feest. Dan schenkt men voedsel aan de armen en viert het bereiken van de laatste dag van het vasten.
• Het grootste religieuze feest is het aïd al-adha, grote feest of schapenfeest. Herdacht wordt dan dat Abraham bereid was zijn zoon Isaäk te offeren, waarbij God genoegen nam met het offer van een schaap. Het wordt gevierd op de tiende dag van de twaalfde maand en valt samen met het slotfeest van de pelgrims in Mekka. In ieder gezin wordt op die dag een ram geslacht.
Interland Marokko-Lage Landen
Er bestaan nauwe en langdurige banden tussen Marokko en de Lage Landen. Nederlanders bezoeken Marokko al sinds de 17de eeuw. Beroemdste bezoeker uit die tijd is ongetwijfeld Michiel de Ruyter die voor zaken Salé aandeed. Handel en diplomatie waren de belangrijkste motieven voor contact, maar ook schrijvers (Slauerhoff, A. den Doolaard) en schilders (Kees van Dongen, Anton Pieck) vonden hun weg naar Marokko. In de jaren zestig ontdekten Nederlandse geografen, antropologen, taal- en letterkundigen en toeristen het land. Historicus Herman Obdeijn en schrijver Abdelkader Benali schreven over de wederzijdse banden Marokko door Nederlandse ogen 1605–2005 (2005).
Omgekeerd vonden Marokkanen de weg naar de Lage Landen via diplomatie, handel en arbeidsmigratie. De drang naar een beter bestaan brengt al kort na de Marokkaanse onafhankelijkheid veel jonge mannen naar België en Nederland. Na enkele jaren werd door de overheden geprobeerd de instroom te ‘reguleren’ door actieve werving ter plaatse. Vanaf het begin van de jaren zeventig is er sprake van een geleidelijk permanent verblijf. De gastarbeiders bouwen een bestaan op in Europa. Deze Marokkaanse Nederlanders/Belgen en hun nazaten manifesteren zich in de politiek, beeldende kunsten en de literatuur.
Een bijzondere episode in de onderlinge geschiedenis die de laatste decennia pas aandacht heeft gekregen betreft de rol van Marokkanen in de Tweede Wereldoorlog. Sultan Mohammed V had in het Franse protectoraat de soevereiniteit over de eigen soldaten. Hij zond hen uit ten behoeve van de verdediging van Europa tegen Hitlers Duitsland. In 1940 vochten de Spahis of tirailleurs marocains in België en Noord-Frankrijk als onderdeel van het Franse leger. Uiteindelijk zou een aantal van hen sneuvelen in Zeeland. Daar, op de Franse begraafplaats in Kapelle Bieselingen te Zeeland, zijn 19 graven geïdentificeerd als zijnde afkomstig van Marokkaanse soldaten.
In 1943 volgde een tweede episode. Marokkaanse krijgsgevangenen werden tewerkgesteld in Zeeland. Daar bouwden zij een goede band op met de Zeeuwen: ‘Ik was naaister en breide wel eens kleren voor de Marokkanen. Eigenlijk mocht dat niet. Als de Duitsers zagen dat ze een trui van je aan hadden, pakten ze die af. Dus breide ik sokken, onderbroeken en onderhemden, want die konden ze toch niet zien.’ Een derde fase volgde in 1945. Een groot aantal Marokkanen vocht mee bij de bevrijding van Europa, onder meer in Monte Cassino, Italië.
In La Horgne en in Kapelle wordt jaarlijks eer betoond aan de gevallen Marokkaanse soldaten.
(Bron: www.marokkanenenwo2.nl)
Hoogtepunten
Vier steden in Marokko waren ooit de residentie van een Marokkaanse dynastie: Fes, Marrakech, Meknes en Rabat. Ze worden de vier koningssteden genoemd. Hoewel niet helemaal in overeenstemming met de geschiedenis – Marokko werd pas in 1956 een koninkrijk – geeft de betiteling goed de status weer van dit viertal. Daar bevinden zich de grootste oude stadswijken en de fraaiste monumenten. Een rondreis langs de vier is dan ook dé klassieke excursie van het land. In een korte karakterisering komen de bijzonderheden van iedere stad aan bod, gevolgd door een typering van enkele andere bezienswaardige plaatsen.
Fes is het culturele en religieuze centrum van het land, en in de oude stad, Fes el-Bali, staan enkele van de mooiste voorbeelden van de religieuze Arabisch-Andalusische architectuur. De oude stad heeft een adembenemend middeleeuws karakter, reden waarom de UNESCO Fes geplaatst heeft op de lijst van wereldmonumenten.
Marrakech, de hoofdstad van het zuiden, strijdt met Fes om de eretitel van indrukwekkendste stad van het land. De stad heeft evenveel monumenten, een interessante, grote medina en bovendien een geliefde attractie: het Jemaa el-Fna-plein waar toeristen tussen verhalenvertellers en muzikanten de sfeer komen proeven die de later gebouwde stadswijken en quartiers touristiques missen.
Meknes wordt wel de meest Marokkaanse van de koningssteden genoemd, omdat het feitelijk een gewone stad is zonder bijzondere trekjes. De stad heeft haar plaats in het stedelijk kwartet vooral te danken aan de 17de-eeuwse sultan Moulay Ismaïl. Onder zijn bewind werden de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad gebouwd: monumentale stadspoorten en een complex met paleizen, magazijnen en tuinen.
Rabat heeft een kleine overzichtelijke medina met een grote attractie: de Oudaïa-kasba aan de rand van de Atlantische Oceaan. In het complex met de onvoltooide Hassan-toren en het mausoleum van Mohammed V en Hassan II heeft de hoofdstad een tweede bezienswaardigheid van formaat. Zusterstad Salé, gelegen aan de overzijde van de rivier, vult Rabat aan met een sfeervolle medina, vestingmuren en een koranschool.
In het noorden liggen de steden Tanger, Chechaouen en Tetouan. Tanger en Tetouan hebben tegen de heuvels opgebouwde stadswijken. In het zuiden ligt Essaouira met een vissershaven en 18deeeuwse vestingwallen. Casablanca is de metropool van het land. Het oude stadsgedeelte van Casablanca is niet bijzonder, maar het door de Fransen neergezette centrum toont een koloniale stad in optima forma.
Monumentale hoogtepunten
Religieuze gebouwen
Moskeeën zijn in Marokko uitsluitend toegankelijk voor moslims, met uitzondering van de Hassan II-moskee in Casablanca en de moskee van Tin-Mal in de Hoge Atlas. In de Chellah van Rabat valt met enige verbeelding uit de ruïnes een moskee uit de 14de eeuw te reconstrueren.
Typerend voor Marokko zijn de vierkante minaretten met groene betegeling. De mooiste minaretten zijn die van de Koutoubia-moskee in Marrakech en de minaret van de onvoltooide Hassan-moskee in Rabat. Beide dateren uit de 12de eeuw. Bijzonder zijn de oude minaret van de Kaïraouïne-moskee in Fes, de minaret met houten staken van Tiznit, de ronde minaret in Moulay Idriss en de immense minaret van de Hassan II-moskee in Casablanca.
Koranscholen of medersa’s openden hun poorten voor het eerst in de 11de eeuw in het Midden-Oosten. Via Egypte en Tunesië kwamen ze naar Marokko en in de 14de eeuw werd de eerste medersa in Fes gebouwd (medersa es-Seffarin). De fraaiste medersa’s staan in Fes: medersa Bou Inania heeft de rijkste decoraties en medersa el-Attarine is met de moskee en bijgebouwen de indrukwekkendste. In Marrakech en Salé staan eveneens twee bezienswaardige medersa’s: medersa ben Youssef en medersa van Aboe el-Hassan.
Kasba’s, vestingwerken en stadspoorten
Steden in Marokko hebben vaak een lemen of stenen ommuring. De mooiste zijn die van Taroudannt, Marrakech en Salé. Uit de periode van de Almohaden dateren drie mooie stadspoorten: in Marrakech de Bab Agnaou; in Rabat de Bab er-Rouah en de Oudaïa-poort. De Bab el-Mrisa van Salé was een van de eerste militaire bouwsels van de Meriniden. De Saadiërs bouwden de ommuring en het bastion in Taza en Bordj Sud in Fes.
De sporen van de langdurige Portugese aanwezigheid in Marokko zijn het duidelijkst waarneembaar in de Atlantische kuststeden. De vestingwerken bestaan uit ommuringen en grote bastions. In El Jadida, Azemmour en Safi zijn de interessantste vestingwerken te vinden. Ook Larache en Asilah stralen hun Portugese verleden uit.
Verspreid over het hele land staan de kasba’s van sultan Moulay Ismaïl. Door in de kasba’s soldaten van het door hem georganiseerde slavenleger te huisvesten, hoopte deze sultan de omringende stammen aan zich te onderwerpen. De imponerendste kasba van Moulay Ismaïl is die van Boulaouane aan de rivier de Oum er-Rbia.
In het zuiden staan talrijke kasba’s van de Glawi-familie. In Tazzerte bij Demnate staan er vier bijeen, maar kasba Taourirt in Ouarzazate is de grootste en best bewaarde. In de buurt van Ouarzazate bevindt zich ook het kasbacomplex van Ait Benhaddou.
Stedelijke en vorstelijke monumenten
Fonteinen horen doorgaans bij een moskee. Ze zijn dikwijls versierd met tegeltableaus, stuc- en houtwerk. De fraaiste versieringen hebben de en-Nejjarine-fontein in Fes, de fonteinen bij de Mouassinemoskee en de Doukkala-moskee en de Sjrob-oe-Sjoef-fontein in Marrakech.
In iedere Marokkaanse stad zijn tientallen baden te vinden. Het reinigen van het lichaam is een religieuze verplichting voor iedere moslim. Hammam el-Alou in Rabat dateert uit de 14de eeuw en is een van de mooiste. In Moulay Yacoub en Sidi Harazem bij Fes en in de oase Figuig zijn warmwaterbaden.
In iedere koningsstad staan gebouwen die herinneren aan de vroegere dynastieke residentie. In Marrakech zijn al de vorstelijke gebouwen geconcentreerd in de oude stad. Het Badi-paleis, thans een ruïne, was een indrukwekkend 16de-eeuws complex. In Meknes domineert het complex van Moulay Ismaïl de stad. Evenals in Marrakech zijn de omliggende tuinen met waterbassin voor het publiek toegankelijk. Het Dar el-Makhzen in Rabat en het complex in Fes elDjedid kunnen niet door toeristen worden bezocht. Wel toegankelijk is het tot museum verbouwde Makhzen-paleis in Tanger. Het Bahiapaleis van de grootvizier van Marrakech en het Dar si Saïd van zijn broer dateren uit de 19de eeuw. In Telouet, tussen Marrakech en Ouarzazate, kunnen delen van het paleis van Thami el-Glawi, de pasja van Marrakech, worden bezichtigd.
Andere bezienswaardige vorstelijke monumenten zijn de buitengewoon overdadig versierde graven van de Saadiërs in Marrakech, de necropool van de Meriniden in Rabat en Fes, het mausoleum van Moulay Ismaïl in Meknes en het mausoleum van Mohammed V en Hassan II in Rabat.
Musea
Het merendeel van de musea in Marokko behoort tot twee hoofdcategorieën. In een Musée des arts marocaines wordt voornamelijk ambachtelijke kunst als tapijten, keramiek, meubels, kostuums en muziekinstrumenten tentoongesteld. De interessantste zijn het Dar si Saïd in Marrakech en het Dar Batha-museum in Fes. Ten tweede zijn er archeologische musea, die voorwerpen herbergen uit de Fenicische, Romeinse en ook wel uit de islamitische periode. De rijkste collectie heeft het archeologisch museum van Rabat. De archeologische musea van Tanger en Tetouan vormen hierop een aanvulling met vondsten uit de streek. Twee andere aardige musea zijn het museum van de Amerikaanse legatie in Tanger en het wapenmuseum in Fes. Ook enkele opgravingen uit de Romeinse tijd zijn toegankelijk. De interessantste opgravingen zijn die van Volubilis – met twee complete stadswijken en triomfboog – en het mooi gelegen Lixus in de directe omgeving van Larache.
