Marius
Katwijk, 1943
“En wat denk je? Opeens verschijnt er zo’n grote tienwielertruck in de Domineestraat, bij Spanhoek, daar zat ik. Ik geloofde het gewoon niet: het was Bama die daar voor dat gevaarte uitliep! Ik had mijn kont nog geen vijf minuten te rusten gezet op die bank, je weet wel, die gietijzeren bank, tegenover het Bellevuetheater, op Spanhoek. Zit ik rustig van mijn Berliner bol te genieten die ik bij Kersten had gekocht…” Ze Komen onderbrak haar woordenstroom voor een ogenblik en keek of er nog wel naar haar werd geluisterd.
Vanaf de plek waar hij stond, geleund tegen de muur van de lange barak, kon Marius elk woord verstaan. Hij deed alsof het gesprek hem niet interesseerde, maar spitste zijn oren.
Ze Komen – die haar naam dankte aan de keer dat ze wat al te enthousiast in de haven op en neer had gesprongen toen er een schip vol matrozen binnenvoer, onder het gillen van: “Ze komen! Ze komen!” – hervatte haar relaas, aangespoord door de omstanders. “Ik viel niemand lastig, ik zweer het je. En wat denk je? Die truck blijft vlak bij mij stilstaan. Die saka saka van een Bama wijst naar mij. Met een stok. Het was net een film. Voor ik tot tien kon tellen springt er een stel Nederlandse soldaten uit de achterbak. Ik werd zo van de bank gesleurd! Ze vroegen niet eens wat. Voor ik het wist zat ik achter in die truck. Ik vroeg nog: “Wat is er aan de hand?” Maar ze blaften alleen maar dat ik m’n smoel moest houden en dat ze hem anders wel zouden dichttimmeren voor me… Het was geen manier…!”
“Bij mij ging het net zo. Ook ik werd midden op straat door Barna aangewezen. Kun je je het voorstellen? Het lijkt wel alsof hij wraak probeert te nemen. Die mislukte pooier! Kreeg geen meid zover om voor hem te werken. Alleen zo’n laag bij de grond kruipend broedsel laat zich zo voor hun karretje spannen…!” Krachtig spoog Ze Eèt Ook Hollandse Bananen op de vloer en wees met een knik van haar hoofd naar waar Marius stond. “Zelfde laken een pak!” fulmineerde ze.
“Kom nou, dames, ik ben hier slechts voor de bewaking. Het is niet mijn idee dat jullie hier zitten. Maar ik moet wel bekennen dat ik er geen moeite mee heb mijn tijd door te brengen in gezelschap van zulk schoon volk.”
Een luide tjoerie was zijn deel.
“Hé, dat jullie ons hier opsluiten is nog tot daaraan toe. Maar dat we ook nog eens als beesten behandeld worden, dat slaat alles!” Om haar woorden kracht bij te zetten, keek Faantje Bigi-sensi hem scheef aan en liet haar ogen heen en weer rollen.
De lange, sobere ruimte, die voorheen had dienstgedaan als legerbarak en was volgestouwd met drie rijen legerstretchers, was nu in gebruik als slaapplaats voor de vrouwen die in het kamp werden geïnterneerd.
Het begon zachtjes te regenen. De eerste druppels op het zinken dak weerklonken hol in de benauwde ruimte. Op een aantal plekken sijpelde het water naar binnen. De zon had de hele dag geschenen – het was niet te harden in de slecht geventileerde ruimte. Marius had de opdracht toezicht te houden tijdens de middagrust en was verplicht zich al die tijd in de benauwde ruimte op te houden. Wat hem betrof kwam de regen als een welkome afwisseling.
“En waar hebben ze jou opgepakt?”
Op de vraag van Ze Komen richtten aller ogen zich op Maxi Linder. De vaalblauwe jurk hing als een vormeloze zak om haar lichaam. Door haar taille met een reep jute in te snoeren had ze getracht er nog enigszins vorm in aan te brengen. De kleur van de jurk kwam niet overeen met het gebruikelijke wit dat ze eigenlijk hoorde te dragen zo kort na haar moeders dood. Ze had geen toestemming gekregen zich te houden aan de voorschriften van de rouwperiode. (Eigenlijk was het pas zes weken na de dood van een dierbare toegestaan over te stappen op een andere kleur.) De jurk die ze nu aanhad was een van de drie blauwe jurken die de vrouwen kregen als ze het kamp binnenkwamen. Samen met de jurken kregen ze nog drie uit meelzakken vervaardigde onderbroeken, en dat was het. Ze hadden verwoede pogingen gedaan haar over te halen haar sieraden af te doen, maar dat had Maxi pertinent geweigerd. Met als gevolg dat haar overdadige sieraden een schril contrast vormden met de rest van haar kleding.
Ze zat op een van de stretchers en keek om zich heen om zich ervan te vergewissen dat alle aandacht op haar gericht was voor ze haar verhaal begon. “Ik zat die middag in mijn bordeel aan de Saramaccastraat toen ze binnenkwamen. Er was natuurlijk iemand die me verlinkt had…” Ze knikte veelbetekenend in Marius’ richting, “…dat was wel te merken aan de zelfverzekerde manier waarop ze binnen kwamen lopen.”
“Kwamen ze je helemaal in het bordeel halen?” Baka-iri keek haar vol ongeloof aan.
Eer Maxi Linder kon antwoorden was Isri-bowtu haar voor. “Meisje, dat is nog niets! Sommige meisjes werden zelfs hun huis uit gesleurd!”
Met een scheve blik in haar ogen snoerde Maxi Linder haar de mond. “Willen jullie mijn verhaal nog horen of niet?” Ze wachtte het antwoord niet af. “Hoe ik ze ook uitlegde dat het op een vergissing moest berusten, omdat ik niemand kwaad doe en geen ziekten verspreid, het was aan dovemansoren gericht. Ik heb ze zelfs voorgesteld mee te gaan naar dokter Koppenschaar, bij wie ik onder controle sta. Maar ze wilden er niets van weten. Ze hadden opdracht mij mee te nemen en daar kon niets en niemand iets aan veranderen. Ik voelde me zo vernederd dat ik hen huilend smeekte mij met rust te laten…”
Kartini, een beeldschone Javaanse, die haar bijnaam dankte aan de even zo beeldschone prinses uit haar moederland, legde troostend een hand op Maxi’s schouder.
“Zo heeft iedereen haar eigen trieste verhaal. Ik heb horen vertellen dat ze zelfs onschuldige meisjes hebben meegenomen.” Ditmaal kwam het commentaar van Baka-iri.
“Zelfs een zwangere vrouw!” vulde Faantje aan. “Ik ken hier vrouwen die door afgewezen minnaars zijn aangegeven, terwijl ze niet eens in het leven zitten…”
“Ik heb geen medelijden met ze. Voelen ze ook eens wat wij moeten doorstaan…” zei Ze Komen hardvochtig.
Maxi haalde haar schouders op. “Let maar eens op, voor je het weet ben ik hier weg!”
Baka-iri gooide het over een andere boeg. “Had die Izaak Meyer niets voor je kunnen regelen? Die is toch zoiets hoogs in de politiek geworden?”
“Mens, waar bemoei je je mee!” slingerde Maxi haar naar het hoofd. “Als je zo goed op de hoogte bent, had je wel meer poen kunnen verdienen met dat lijf van je.”
“Over welke Meyer hebben ze het?” vroeg Kartini voorzichtig.
“Die zit in Amerika, dus als je erachteraan wilt, ga je gang.”
♦
De regen viel inmiddels met bakken uit de hemel. Marius stak zijn handen door een van de schaarse ramen die de barak rijk was. Het regenwater, dat hem als een gordijn het zicht benam, kletterde neer in zijn handpalmen en droop over zijn polsen. Zo probeerde hij verkoeling te zoeken – ondanks de zware regenval bleef de drukkende warmte in de ruimte hangen.
Vanuit zijn ooghoek hield hij Maxi in de gaten. De groep vrouwen was nog steeds in geanimeerd gesprek verwikkeld.
Over Maxi’s slaap gleed een druppel transpiratievocht omlaag om via haar hals in haar decolleté te verdwijnen. Marius sloot zijn ogen en waande zich in de plaats van de zweetdruppel.
Het was hem een raadsel waarom hij na al die jaren zo’n allesoverheersende passie voor haar bleef voelen, alle verhalen die er over haar de ronde deden ten spijt. Lang vervlogen waren de dagen dat hij haar bij de bioscoop had ontmoet. Een flauwe glimlach speelde rond zijn lippen toen hij bedacht dat het mede dankzij hem was dat niemand haar nog kende als Wilhelmina. In die dagen had hij nog hoop gehad…
De massage van de harde regendruppels op zijn huid werkte prikkelend op zijn fantasie. Er doemde een beeld op waarin zij beiden naakt onder de blote hemel stonden, dicht tegen elkaar aangedrukt terwijl de dikke regendruppels hun huid ongenadig geselden, tot ze ondanks het koele water begonnen te gloeien.
♦
Toen hij hoorde dat ze naar het kamp zou worden gebracht, had hij stilletjes gehoopt dat haar zelfvertrouwen zo’n knauw had gekregen dat ze als was in zijn handen zou zijn. Maar de Maxi Linder die het kamp binnenkwam was strijdbaarder dan ooit.
Tijdens het uitbreken van de oorlog had hij zich bij de schutterij aangemeld. Sommigen van zijn vrienden hadden zich opgegeven als vrijwilliger en enkelen van hen waren tewerkgesteld als kanonnier op een van de koopvaardijschepen van de KNSM. Weer anderen vochten in Indië of Europa. In het begin werkte hij onder leiding van uit Nederlands-Indië teruggekeerde Surinaamse onderofficieren aan het opzetten van een defensieapparaat. De vertegenwoordiging van het Nederlandse leger was er belabberd aan toe, en het was hard nodig de zaak te versterken. Ondanks het feit dat ze niet officieel als Nederlandse soldaten werden erkend, troffen de Amerikaanse troepen en het detachement Nederlandse mariniers die naar Suriname kwamen om de bauxietvoorraden te bewaken een goed georganiseerd en weerbaar leger aan.
Vol trots had hij zijn uniform gedragen. Het was wel een domper dat Maxi hem tegen alle verwachting in ook in zijn uniform geen blik waardig keurde. Ze bleef erop hameren dat hij niet van het kaliber mannen was waarmee ze het bed deelde en – hoe vaak hij ook het tegendeel beweerde – dat hij haar prijs niet kon betalen. Onder de rang van officier werkte ze nu eenmaal niet.
Toen de Amerikanen kwamen, namen zij de taken van de schutterij over. De taak van de schutterij bestond sindsdien uit het toezicht houden op binnenlandse objecten. Zo moest Marius op Jodensavanne toezicht houden op personen met de Nederlandse of Duitse nationaliteit die voor internering in aanmerking kwamen. Bij de Nederlanders ging het om lieden met NSB-sympathieën – zij waren ofwel uit Nederland ofwel uit Nederlands-Indië naar Suriname gestuurd. In het geval van de Duitsers betrof het hen die na de capitulatie van Nederland als krijgsgevangenen werden beschouwd. Onder de geïnterneerde Nederlanders bevond zich onder anderen de heer Schubert, voormalig directeur van Plantage Beekhuizen. Tot de Duitse gevangenen behoorden onder meer de bemanningsleden van de Goslar, waarvan de onderkant twee jaar na dato nog altijd in de haven van Paramaribo te zien was.
Op 3 juni werd Marius overgeplaatst naar de stad. Er was die dag een boot uit het onbezette gedeelte van Frankrijk aangekomen, vol Nederlandse vluchtelingen wie het gelukt was het naziregime te ontvluchten. Marius moest er mede op toezien dat de vluchtelingen ordelijk werden ondergebracht. Op verzoek van het gouvernement hadden Court Humaniteit en de daarnaast gelegen Chinese vereniging Kong Ngie Tong hun verenigingsgebouwen aan de Steenbakkerijstraat voor de Nederlandse vluchtelingen beschikbaar gesteld.
Voorafgaand aan de arrestatie van de prostituees waren hem de verschillende artikelen in de kranten opgevallen waarin werd geklaagd over de overlast die door hen werd veroorzaakt. Ook de commandant van de Amerikaanse troepen had om maatregelen verzocht, alleen al vanwege het hoge percentage geslachtsziekten onder zijn manschappen. De komst van de militairen had de vraag naar motyo’s zo doen oplopen, dat grote groepen vrouwen van het platteland en de plantages de stad overspoelden om een graantje mee te pikken van de dollars waarmee de Amerikanen zo rijkelijk strooiden. Met name de gegoede bevolking van de stad klaagde steen en been.
Mede door zijn gevoelens jegens haar had Marius met argusogen de heisa gevolgd die was ontstaan toen Maxi een openlijke verhouding was begonnen met een zoon van een van de ‘betere’ families in de stad. Bij de ontknoping van het verhaal had men die arme jongen tegen zijn zin naar Nederland gezonden, en tot de dag van vandaag had niemand meer iets van hem vernomen. Na dit incident was Maxi niet te genieten geweest. Dagen achtereen had ze rondgelopen met haar hand in een groot verband. Ze had uit machteloze woede de etalageruit van de winkel waarboven zijn familie woonde stukgeslagen en al doende een flinke snijwond opgelopen.
In plaats van medelijden met haar te hebben, lachte Marius in zijn vuistje. Het deed hem goed dat zij eens meemaakte wat hij constant door haar toedoen onderging.
♦
De aankondiging in de dagbladen van het gouvernements-besluit dat er opgetreden zou worden tegen personen die de openbare orde verstoorden en de gezondheid van de troepenmacht in gevaar brachten, effende het pad voor de grootste razzia in Suriname aller tijden. Overal in de stad werden vrouwen opgepakt, zonder enige vorm van proces. Ook arresteerde men een groot aantal pooiers. Verder werden de leden van verschillende gangs van hun bed gelicht, zoals de ‘Black Out Gang’ en de ‘Zorro Gang’, die tot plunderen overgingen als tijdens het luchtalarm de lichten werden gedoofd.
Maar werkelijk niemand had verwacht dat ook Maxi zou worden gearresteerd. Voor Marius kwam haar arrestatie in elk geval als een complete verrassing. Er deden geruchten de ronde dat haar arrestatie het gevolg was van de druk die een paar Amerikanen die nog een appeltje met haar te schillen hadden, op bepaalde figuren in het koloniale gouvernement hadden uitgeoefend.
♦
De afschuwelijke taferelen die plaatsvonden bij de Plattebrug, waar de vrouwen waren samengedreven voor de reis naar Fort Nieuw Amsterdam, zou Marius niet snel vergeten. Binnen afzienbare tijd had zich een flinke menigte rond de groep vrouwen verzameld. Een ring gevormd door schutters en politie moest voorkomen dat de vrouwen werden aangevallen.
De meeste hoeren waren geen onbekenden voor de omstanders – ze maakten deel uit van het straatbeeld. De obsceniteiten die hun naar het hoofd gesmeten werden, waren niet van de lucht.
“Gooi ze in de rivier! Dan zijn we voor eens en voor altijd van die ziektekiemen verlost!” riep een vrouw.
Een daverend lachsalvo was haar deel.
“Godzijdank! Eindelijk zal de rust weerkeren in de stad!” De oude vrouw die met krasse stem had gesproken, bekeek het ellendige groepje alsof voor haar neus het grootste uitschotvan de aarde stond.
“U heeft gelijk, to hell with them! Hoeven we ons voorlopig geen zorgen meer te maken om onze mannen!” riep een ander.
Vreemd dat de venijnigste opmerkingen door vrouwen werden gemaakt…
Een jonge vrouw priemde met haar vinger in de richting van Maxi. “Kijk: zelfs Maxi Linder ontkomt niet aan de grote schoonmaak!”
Maxi’s met sieraden behangen lichaam vormde een groot contrast met de groep vrouwen op wier lichaam de sporen van mishandeling duidelijk zichtbaar waren.
Opeens vloog er een steen over de hoofden van de menigte. Met een doffe klap kwam die op het hoofd van een jonge vrouw neer, die al de hele tijd stond te jammeren dat ze niet wist waarom ze was meegenomen. Als de boot die de vrouwen naar Fort Nieuw Amsterdam moest vervoeren niet snel kwam, zou het nog moeilijk worden de opgewonden menigte, die almaar groter werd, in bedwang te houden. Ze hadden bovendien geen opdracht gekregen om de vrouwen met geweld te beschermen.
Doordat de mensen zich steeds meer verdrongen om een glimp van de vrouwen op te vangen, ging Marius vanwege zijn geringe lengte op zijn tenen staan om te kijken hoe het Maxi verging. Ze stak, zelfs met gebogen hoofd, een kop boven de andere vrouwen uit.
Haar lippen waren gezwollen, en op haar kin kleefde geronnen bloed. Hij had met haar te doen, ook al moest hij toegeven dat haar arrestatie hem niet slecht uitkwam. In het kamp zou hij het voor het zeggen hebben. Als ze bepaalde privileges zou willen, dan zou ze daar wel wat voor terug moeten doen. Hij verheugde zich er bij voorbaat op dat zijn verlangens eindelijk vervuld zouden worden.
Tegen het eind van de middag werd besloten de vrouwen per truck naar Katwijk te brengen, uit angst dat ze overboord zouden springen.
♦
In twee rijen tegenover elkaar zaten de vrouwen achter de naaimachines. Ze waren met velen en maakten een hels kabaal. Onophoudelijk ratelden de trapmachines boven het gekakel van de dames uit. Terwijl ze met hun voeten het apparaat in werking hielden, voerden ze voorovergebogen de grijsgroene legerstof onder de naald door.
Tussen de twee rijen door liepen de bewakers, die om indruk te maken hun houten lat tegen hun vlakke handpalm sloegen. Ze hielden de vrouwen nauwgezet in de gaten. Wie zonder toestemming stopte met werken, kon rekenen op een paar rake klappen.
Ook Marius stapte wijdbeens langs de zwoegende vrouwen, en liet de lat vervaarlijk ronddraaien. Hij deed niet onder voor de andere bewakers en schepte er genoegen in zijn macht over de vrouwen te etaleren.
De vrouwen verdienden vijf gulden per maand. Voor een aantal betekende dat meer dan ze met het verkopen van hun lichaam hadden verdiend, maar voor dames van het kaliber van Maxi Linder of Truus de Kippendief was het een aalmoes. Voor hen betekende het verblijf in Katwijk niets dan vernedering en armoe. Hier moesten ze het doen zonder de fijne zijden kousen die ze bij de Bata kochten, hier ontbraken de weekendse logeerpartijen in heerlijk gelegen buitenverblijven voorzien van ruim gemeubileerde vertrekken, waarvan de toegangswegen waren overdekt door lommerrijke bomen, de uitgelezen diners in het chique Imperial aan de Knuffelsgracht, het dansen op de swingende opzwepende tonen van de rumba en de conga… hier waren ze overgeleverd aan de grillen en lusten van de bewakers. Voor hun dagelijks toilet hadden ze een kleine aluminium kom, waarin ze hun gezicht en de rest van hun lichaam moesten wassen, en hun behoefte moesten ze doen in gaten die voor dat doeleinde in de grond waren gegraven.
‘s Avonds vonden er de schandelijkste taferelen plaats. Regelmatig vergrepen de bewakers zich aan de vrouwen. Degenen die zich daartegen verzetten, werden gemarteld en op andere wijze vernederd. Overdag liepen sommige vrouwen zonder kleren en helemaal over hun toeren van wat hun de avond daarvoor was overkomen tussen de legerbarakken. Mede om deze reden moest een nabijgelegen school haar deuren sluiten.
Aan het eind van de eerste rij zat Maxi Linder. Diep voorovergebogen probeerde ze de draad door het oog van de naald te krijgen – geen makkelijke klus in de slecht verlichte ruimte. Langzaam naderde Marius de plek waar ze zat. Hij hoefde maar naar haar gebogen rug te kijken of de woede kwam weer opzetten. Zijn blik daalde van haar rug naar beneden, waar de jurk strak om haar onderlijf spande en de afzetting van haar onderbroek duidelijk te zien was.
Ook in het kamp had ze zich consequent tegen zijn toenaderingspogingen verzet, anders dan de meeste vrouwen, die hun diensten aanboden in ruil voor privileges. De maat was vol – hij zou niet langer smeken om een gunst van haar kant. Als het moest nam hij haar hier ter plekke: geen haan die ernaar zou kraaien.
Ineens ging ze verzitten. Terwijl ze haar rug hol trok, bracht ze haar handen naar haar onderrug. Met haar vuisten masseerde ze zachtjes de plek net boven haar billen. Marius, die haar nu heel dicht was genaderd, zag haar actie als een provocatie.
“Aan het werk, hoer! Je zit hier niet voor je plezier.”
Langzaam draaide ze haar hoofd in zijn richting. Ze bekeek hem misprijzend, van het topje van zijn hoofd tot aan de punt van zijn schoenen. “En ook niet voor het jouwe, porter batra!”
“Hou je bek of ik geef je ervan langs! Brutale hoer!” Dreigend stak hij de lat omhoog.
Rondom hem was het plotseling stil.
Maxi Linder had haar arm reeds beschermend omhooggebracht om zich tegen de slag te beschermen. “Ben je zo soms meer man? Weerloze vrouwen slaan…!” Haar stem droop van minachting.
Gedurende een ogenblik bleef de stok weifelend in de lucht hangen. Hij had maar enkele seconden om over de eventuele gevolgen van zijn daad na te denken. Tot nu toe was het hem niet geheel duidelijk of zij in het kamp bescherming genoot, maar als hij het gezichtsverlies tegenover de groep vrouwen en zijn collega’s wilde beperken, dan was er geen weg terug.
“Als jij zo geweldig bent, waarom zit je dan hier in het kamp? Je bent geen haar beter dan dat tuig daar.” Hij wees met de lat in de richting van de vrouwen tegenover haar, die nieuwsgierig hun werk hadden neergelegd.
Marius wist dat het de vrouwen niet kon schelen wie er als winnaar uit de strijd kwam: hun minachting ten opzichte van hem was net zo groot als de afkeer die ze van Maxi Linder hadden. Hem minachtten ze omdat hij tot degenen behoorde die hun de vrijheid hadden ontnomen, en waar het Maxi Linder betrof had de rivaliteit die er buiten tussen hen had bestaan zich onverminderd voortgezet in het kamp.
“Woorden doen geen pijn. Mijn huid is dikker dan die van een zeekoe. Weet je wat pijn doet? Die lat in je reet!”
Marius kromp ineen toen het lachsalvo tegen de kale houten wanden van de barak weerkaatste. De blinde woede die zich zo lang al als een bal in zijn binnenste had opgerold ontplofte. Met gesloten ogen liet hij de lat neerkomen waar hij haar maar kon treffen. Haar gesmoorde kreten en het geluid dat de houten lat op haar lichaam veroorzaakte, waren als zalf op de wonde in zijn binnenste.