Orsine

Malibatrumstraat, 1938

“Het komt door de manier waarop ze zich gedraagt. Kijk, je mag een hoer zijn, er zijn een hoop leuke meisjes die dit werk doen, maar zij, ze is vreselijk banaal. Altijd maar schelden en dat soort dingen…”

Orsine liet de poetslap met ferme halen over het blad van de bar gaan. Het vet van haar stevige onderarm volgde vrolijk elke beweging die ze maakte. Lichtelijk geïrriteerd veegde ze voor de zoveelste keer met haar vrije arm het zweet dat in stromen over haar voorhoofd liep weg. Ze had er een hekel aan als het zout van haar transpiratie in haar ogen kwam.

“Maar Orsine, ik kan haar toch niet weigeren. Na wat ik in Oostenrijk heb meegemaakt…” Met een vertwijfelde blik in zijn ogen keek meneer Kowalsky haar aan. Zijn bleke huid scheen door het witte overhemd, dat door de hitte als een tweede huid tegen hem aan plakte. “Rebecca en ik hebben geluk gehad dat we de bui reeds vroeg hebben zien hangen en op tijd weg hebben kunnen komen. In dit land zijn wij gastvrij ontvangen. Daarom peins ik er niet over om wie dan ook de deur te weigeren. De Cosmopolitan staat voor iedereen open. Als mevrouw Linder zich maar aan mijn regels houdt.” Onder het praten draaide hij onophoudelijk aan de punt van zijn enorme snor.

“Maar meneer Kowalsky, die andere meisjes komen steeds bij mij hun beklag doen. Ze pakt ze hun mannen af.”

“Aha!” riep hij triomfantelijk. “Dus daar wringt de schoen! Ze willen mij gebruiken om met haar te concurreren. Daar leen ik me niet voor.” Om zijn woorden kracht bij te zetten, sloeg hij met zijn vuist op de bar. De stapel glazen aan het eind van de bar reageerde met zacht gerinkel op de kracht van zijn vuistslag. “Overigens, als ik haar de deur wijs kost het me ook nog geld. Haar gezelschap spendeert nu eenmaal rijkelijk, zoals je weet.”

Zwaar beledigd draaide Orsine haar ogen in zijn richting. Ze begreep wel dat het geen zin had verder op het onderwerp door te gaan en mompelde haast onverstaanbaar: “Zonde voor zo’n behoorlijk café.”

“In plaats van je druk te maken over onbelangrijke zaken, zou ik de zaak maar eens aan kant maken, als ik jou was. Over één uur gaan we open. Zijn de kamers allemaal opgeruimd?”

De sober ingerichte kamer was netjes aan kant gemaakt. In de vaasjes naast het bed had Orsine kleine boeketjes gezet, gele en rode fayalobi’s. Aan de muur hing een prent van een Oostenrijks winterlandschap: op de voorgrond bomen waarvan de takken zwichtten onder het gewicht van sneeuw en ijs, en in de verte de besneeuwde toppen van een bergketen. In alle kamers hingen zulke prenten. Telkens als Orsine ernaar keek kon ze zich niet voorstellen dat meneer en mevrouw Kowalsky in Suriname konden aarden. Hier heerste zo’n totaal ander klimaat. In elk geval hoopte ze dat ze nooit zou worden gedwongen haar land te verlaten en haar dagen in zo’n kil oord te moeten doorbrengen.

Terwijl ze de lakens opschudde bedacht ze dat ze God op haar blote knieën moest danken voor deze baan. Het was zwaar werk, maar er stonden goede verdiensten tegenover.

Als meneer Kowalsky nu eens beter naar haar luisterde! Hij woonde pas twee jaar in deze stad – zij was er geboren en getogen. Als hij haar de kans zou geven zou ze hem heel wat staaltjes over Maxi Linder kunnen vertellen. Maxi betekende hommeles. En ach, dat er zoveel klanten om haar kwamen? Als zij hier niet meer zou komen, dan zouden ze zeker kiezen voor de andere, zoveel behoorlijkere meisjes. Van hen kreeg Orsine tenminste nog wat toegeschoven. Als ze een goede dag hadden kon ze op een mazzel rekenen… Nee, als hij haar daar toestemming voor zou geven, zou ze haar eigenhandig de deur wijzen. En als Maxi dan een grote bek zou opzetten zou zij, Orsine Levenswaard, die dame eens laten zien dat ze daar niet van onder de indruk was…

Op handen en knieën kroop ze over de vloer om met de handbezem grondig het stofte verwijderen, tot in alle hoeken. Als ze klaar was, zou meneer de kamers komen controleren – dan moesten ze brandschoon zijn.

Als Maxi niet meer kwam, zouden ze misschien zelfs wel meer klanten krijgen en kon meneer Kowalsky zijn belofte jegens haar nakomen: dan zou hij iemand erbij nemen om de kamers te doen. Als het druk was, hielp mevrouw haar. Aangezien mevrouw er niet van hield haar privévertrekken te verlaten, zou ook zij er baat bij hebben… Van meneer wist ze dat zij in Wenen ook een hotel hadden gehad. Met weemoed in zijn ogen had hij haar een foto laten zien. Alsof het om iets van onschatbare waarde ging, had hij haar de foto overhandigd: een statig geel gebouw, met boven de ingang een bord met HOTEL COSMOPOLITAN. Het hotel dat ze in Paramaribo runden stond in schril contrast met dat in Wenen. Niet dat het een onbehoorlijke gelegenheid was – dat was het zeker niet. Orsine was trots op haar hotel. Het was zeker geen Palace Hotel, maar deed anderszins niet onder voor hotels als The Stranger’s Rest en Pension West India aan de Watermolenstraat. Maar als je het vergeleek met de Cosmopolitan in Wenen viel dit hotel in het niet.

“Orsine, sta je weer te dagdromen!” klonk meneer Kowalsky’s stem van beneden. “Let je op de tijd? Je moet nog ijs halen bij de fabriek!”

Ze haatte dit onderdeel van haar werk. Ze moest via de Keizerstraat en de Waterkant helemaal naar de ijsfabriek aan de Steenbakkerijstraat lopen, en daarna met de zware vracht weer terug naar het hotel. Als ze geluk had kon ze een kruier huren, maar die waren niet altijd voorhanden.

“Sine, fa a waka, hoe staan de zaken?” Baka-iri boog zich samenzweerderig naar Orsine toe. Haar dikke billen, die ze als enorme kussens over de kruk had gedrapeerd, schoven naar voren. “Heb je nog wat kunnen doen aan de zaak waarover we het laatst hadden?”

“Welke zaak bedoel je?” vroeg Orsine onnozel.

“Die zaak van Maxi Linder.” Met een afwachtende blik in haar diepliggende ogen versterkte ze de importantie van haar vraag. Het gepreste haar had ze naar achteren geborsteld en met een elastiek bij elkaar gebonden, waardoor haar hoge voorhoofd goed tot zijn recht kwam.

Baka-iri was geen ‘klassemeid’ te noemen, met haar vollemaansgezicht, enorme kont en niet te vergeten die hielen van haar, waaraan ze haar bijnaam te danken had: als die niet zo ver naar achteren staken zou ze in staat zijn gewone schoenen te dragen, in plaats van haar eeuwige delaila ‘s en opanka’s. De eerste keer dat Orsine had gehoord waarop die bijnaam sloeg, had ze ontzettend moeten lachen. Natuurlijk gebruikte men de naam niet waar ze bij was. De meeste meisjes hadden trouwens zulke ongewone bijnamen, en het publiek kende hen doorgaans bij die naam. Orsine had er een spel van gemaakt om de meisjes die de bar bezochten in gedachten met hun bijnaam aan te duiden. Van sommigen wist ze niet eens hoe hun ware naam luidde, en op deze manier verschafte ze zichzelf wat extra plezier in haar werk.

“Ik heb toch beloofd dat ik ervoor zal zorgen dat haar dagen in deze tent geteld zijn. Je weet dat meneer blindelings op mijn oordeel afgaat. Rest mij nog een geschikt moment uit te kiezen om het met hem te bespreken. Heb een beetje geduld.” Onder het spreken fixeerde ze haar ogen op de bar en deed verwoede pogingen een hardnekkige vlek te verwijderen.

“Je hebt gelijk, neem de tijd. Maar je weet het: we rekenen op je.” Baka-iri deed haar best luchtig te klinken, maar ze kon de teleurstelling op haar gezicht niet verbergen.

“Weet je wat voor een staaltje die brutale motyomeid gisteravond in de Roxy liet zien? Isri-bowtu had een klant na lang onderhandelen bij wijze van spreken al tussen haar dijen. Tot ieders verbazing liep Maxi Linder op die motyop ‘pa af, sprak hem aan en voor iedereen in de gaten had wat er gebeurde, liep ze met hem de deur uit. Maar niet nadat ze zich nog één keer had omgedraaid en tegen Isri had gezegd dat ze haar kop zou breken als ze niet van haar vaste klanten afbleef.”

“Ze is ertoe in staat!” fulmineerde Orsine. “Herinner je je nog hoe ze hier een van de meisjes om dezelfde reden het ziekenhuis in sloeg?” In het vuur van het gesprek had Orsine zich zo ver naar Baka-iri overgebogen dat haar borsten tegen de toonbank werden platgedrukt. “Vraag me niet hoe ze dat zo snel aanpakte, maar Isri-bowtu was lasman. Je had die glimlach op haar smoel moeten zien toen ze met die man naar buiten liep…!” vervolgde Baka-iri.

“Dus zij was zelf op hem toegelopen?”

“Voor God, zowaar ik hier sta! Precies zo is het gegaan.” Met een theatraal gebaar legde Baka-iri haar rechterhand op haar hart, om die daarna met een nog theatraler gebaar de lucht in te gooien.

“Hoe reageerde Isri-bowtu hierop?” Orsine trok een gezicht alsof ze iets vies rook.

“Niets, ze deed niets. Ik geloof dat ze zo perplex was dat ze met de mond vol tanden bleef staan. Het is erg genoeg als een man die je al min of meer tussen de lakens hebt er met een ander vandoor gaat.”

“Maar ze is toch niet voor een kleintje vervaard?”

“Nee, zeker niet! Haar kennende zal ze op een andere tijd en plaats wel met Maxi afrekenen. Bet your life!”

“De vrijpostigheid van die meid kent geen grenzen. Als ze maar niet denkt dat ze dat soort streken hier kan uithalen.”

“Dat is precies wat ik bedoel!” riep Baka-iri triomfantelijk.

“Orsine, geef me een glas bier. En neem er zelf ook een. Ik heb vandaag nog niets verdiend, anders zou ik je een mazzel geven. Maar maak je niet druk: voor de avond voorbij is krijg je wat van me…”

“Wil je een Frontenac of een Haantjes? De andere soorten heb ik nog niet koud staan.”

“Doe maar een Haantjes. Frontenac vind ik te zwaar om de avond mee te beginnen. Ifmi wan’ verdien mi sowtu moet ik scherp blijven.”

Buiten viel de schemer reeds in. Met de afgekoelde avondlucht waaiden er zo nu en dan flarden van gesprekken en geuren die de dag had achtergelaten naar binnen: de schelle stemmen van vrouwen die uit hun raam hangend gesprekken met elkaar voerden, het gefluit van jongens, als een bronstsignaal waarmee ze hun voorkeur aan passerende meisjes kenbaar maakten, het schelle geblaf van een hond die zijn territorium bewaakte alsof zijn leven ervan afhing, de bittere geur van de uitwerpselen van paarden en ezels, het zoetige aroma van rottend fruit dat door straatventers aan de kant van de wegwas achtergelaten, de typische lucht die bomen en planten verspreiden als ze weer opleven na een dag gezwoegd te hebben onder de verzengende hitte van de zon. De geluiden die door de geopende ramen naar binnen kwamen, mengden zich met het zoetgevooisde stemgeluid van Bessie Smith, die via de zwarte schijf haar hartsgeheimen met de aanwezigen deelde. Op de simpele houten tafels lagen rood-wit geruite kleedjes waarop vazen met Europese kunstbloemen prijkten. De overwegend Europese mannen hadden deze niet-Surinaams gedecoreerde tafels tot hun domein gemaakt. De vrouwen, creoolsen, kabugerinnen en malata’s van de meest uiteenlopende leeftijden, zaten op de krukken aan de bar of op de stoelen die langs de witte houten muur stonden.

Het wit van de muur werd hier en daar onderbroken door een schilderij met een alpenlandschap. Bij de ingang boven de deur hing een davidster met daaronder een voor Orsine onleesbare tekst in het Hebreeuws. De grote ramen aan weerskanten van de deur stonden wagenwijd open. Het zicht naar buiten werd haar ontnomen door de gordijnen, die tot halverwege het raam reikten. Het was inmiddels zo druk geworden dat Orsine geen tijd meer had om een praatje te maken. Zij die voor frisdrank kwamen, konden bij haar terecht – meneer Kowalsky verkocht het sterkere spul en bij hem werd er afgerekend.

Ondanks de drukte gaf Orsine haar ogen goed de kost. Ze wilde niets missen van wat er in de bar gebeurde. De onderhuidse of in sommige gevallen openlijke rivaliteit die er tussen de vrouwen heerste, zorgde soms voor komische taferelen.

Baka-iri was op zo’n manier op haar kruk gaan zitten dat haar profiel goed zichtbaar was voor de mannen aan de tafels. Volgens haar kwam haar enorme kont, die haar ‘handelsmerk’ was, zo het best tot zijn recht. De goedkope stof van haar bloemetjesjurk zat strak om haar billen gespannen.

Met een blik van verstandhouding gebaarde Orsine naar Ekrupia toen ze zag hoe Baka-iri minutieus de ruimte in zich opnam – er ontging haar niets. Ekrupia stond nonchalant met een heup tegen de bar aangeleund, tikte met haar wijsvinger tegen haar glas en onderdrukte een lach. Het feit dat ze een gulden voor haar arbeid kon vragen terwijl de meeste meisjes zich tevreden moesten stellen met niet meer dan vijfendertig cent, had ze zeker niet te danken aan haar figuur. Ze vormde met haar ranke lijn het grootst denkbare contrast met motyo’s als Baka-iri. Aangezien de meeste mannen van vrouwen met vlees op hun botten hielden, moest ze gezien haar verdiensten over kwaliteiten beschikken die voor Orsine-verborgen waren.

Aller ogen waren gericht op de deuropening, waar Agutobo samen met A Luku Dun Dun A Si Fra Fra verscheen. De laatste noemde Orsine gemakshalve Dun Dun – haar echte werknaam vond ze toch te veel een mond vol. De twee vrouwen werden door de reeds aanwezige motyo’s van kop tot teen opgenomen, gewogen en naar waarde geschat. Terwijl ze alle aandacht op hen gevestigd wisten, liepen ze in de richtingvan de bar. Agutobo, de brutaalste van het tweetal, zocht met overdreven heupbewegingen haar weg tussen de tafels. Een zware transpiratiegeur sloeg Orsine als een vuistslag in het gezicht toen Agutobo bij de kruk van Baka-iri bleef staan. Iedereen die een opmerking maakte over haar lichaamsgeur kreeg te horen dat die als een afrodisiacum werkte. Met veel bombarie begon ze op te scheppen over het feit dat zelfs mannen die normaal Casanova-cream moesten gebruiken voordat ze een vrouw seksueel konden bevredigen, bij haar genezing vonden.

“Is Maxi Linder al tot persona non grata verklaard?!” riep ze duidelijk hoorbaar voor iedereen.

“Mathilde, schreeuw niet zo!” schreeuwde Baka-iri, gebruikmakend van Agu’s echte naam. “Wou je me soms in problemen brengen?”

Met een doffe klap zette Orsine het glas dat ze net had afgedroogd op de houten toonbank neer en keek woedend in de richting van Agutobo. Het liefst had ze het glas naar haar hoofd gesmeten. Wilde die smerige teef soms dat ze haar baan kwijtraakte? Ze deed haar naam weer eer aan! Wat Orsine betrof dankte ze haar bijnaam niet zozeer aan het feit dat ze zo vaak eten haalde bij Cookshop Agutobo, maar eerder aan de varkensstreken die ze constant uithaalde.

“Hé, motyo, waar ben je bang voor?” vroeg Agutobo aan Baka-iri.

“Ik wil geen problemen met Maxi. Je weet dat de muren hier oren hebben,” siste ze haar toe.

“Maak je niet druk om Maxi Linder! Die praatjes van haar bestaan alleen maar uit opgeklopte lucht. Mij boezemt ze in ieder geval geen angst in…!”

“Als ik jou was zou ik mijn stemgeluid wat temperen. Zoals ze zeggen: de muren hebben hier oren,” zei Dun Dun, die erbij was komen staan.

“Ik snap niet waarom jullie zo schijten voor die zwarte meid.” Agutobo voelde met beide handen of haar haar nog goed zat, en keek triomfantelijk om zich heen. Ze had duidelijk veel tijd aan haar kapsel besteed. Het van nature sluike haar had ze ‘mfinger waves met zoveel vet tegen haar hoofd geplakt, dat het licht van de gaslampen erin werd weerkaatst en het zwart nog zwarter leek. Haar amandelvormige bruine ogen glansden helder in haar ovale caramelkleurige gezicht. De blauw-rood gestreepte jurk van satinet was zo nauwgesloten dat die schaamteloos de geheimen van haar lijf prijsgaf.

“Misschien moest je haar maar eens een keer echt kwaad meemaken, dan zou je wel een toontje lager zingen! Ik heb haar een keer met blote handen een fiets zien rampaneren…! Er bleef niet meer dan een hoop ijzer van over,” beweerde Dun Dun, trots op haar kennis van zaken. Door haar schele ogen was moeilijk te zien tegen wie ze sprak.

Orsines sensatiezucht had het van haar kwaadheid gewonnen. Onopgemerkt was ze dichter naar de drie vrouwen toe geschoven – ze beschouwde dit soort momenten als de krenten in de pap waar het haar werk betrof: als ze thuiskwam had ze veel te vertellen aan de buren met wie ze het erf deelde.

“Dat voorval met die fiets, was dat niet voor de deur bij Halikibe?” mengde Baka-iri zich in het gesprek. “Ik heb me laten vertellen dat het om een jongeman ging met wie ze een verhouding had gehad. Ze was zo verliefd op hem geweest dat ze hem die fiets cadeau had gegeven.”

“Ze is gek in haar hoofd! Een man cadeaus geven! Het lijkt wel de omgekeerde wereld!” riep Agutobo.

“Op die bewuste avond was hij in Halikibe met zijn nieuwe vriendin. Hij deed alsof hij Maxi Linder niet kende,” wilde Baka-iri haar verhaal afmaken. “Ze had hem gevraagd om voor old time ‘ssake nog een keer met haar te dansen. Maar je kunt je wel voorstellen dat die jongeman niet met haar gezien wilde worden. Ze steekt haar reputatie niet onder stoelen of banken.”

“Hij heeft gelijk ook,” zei Dun Dun. Haar schele ogen schoten onrustig door de ruimte.

Het was moeilijk voor te stellen hoe ze met haar handicap nog zoveel klanten kreeg. Of misschien legden ze een kussen op haar gezicht… Orsine zag het al voor zich, Dun Dun naakt tussen de lakens en een man boven op haar die tijdens het stoten zijn best deed het kussen op zijn plaats te houden. Ze kon met moeite een lach onderdrukken. Toegegeven, Dun Dun bezat een lichaam waar menig man een moord voor zou begaan. Ze moest Dun Dun ook nageven dat ze zich zo wist te kleden dat haar lichaam op z’n voordeligst uitkwam.

“Maxi Linder loopt te veel te koop met het feit dat ze motyo is,” ging Dun Dun verder. “Op mijn klanten en collega’s na weten de meeste mensen niet dat ik dit werk doe. Ze weten dat ik van uitgaan hou, maar daar blijft het dan ook bij…”

Baka-iri ging onverstoorbaar door met haar relaas. “Ze was zo beledigd dat ze hem na afloop buiten opwachtte. Het schijnt dat het niet mooi was wat er uit haar mond kwam…”

“Dat kan ik me wel voorstellen. Wat dat aangaat geeft ze geen tori” bracht Orsine plotseling in.

Drie hoofden keerden zich als gedirigeerd in haar richting. Dun Duns ogen schoten alle kanten op.

Orsines lippen krulden zich schaapachtig tot een glimlach.

Na zich ervan vergewist te hebben dat er verder niemand meeluisterde ging Baka-iri verder. “Toen hij niet reageerde begon ze haar fiets terug te eisen. Plotseling trok ze deze uit zijn handen en begon hem met haar blote handen uit elkaar te trekken. Ze leek wel door een obiya bezeten! Toen ze ten slotte haar woede bekoeld had op die fiets was ze nog altijd niet uitgeraasd. Ze was op zoek naar bloed en begon hem te commanderen om de kleding die hij aanhad terug te geven…”

“Ze was wel erg gul met presentjes geweest!” Agutobo schokte van het lachen.

“…als de omstanders haar niet hadden tegengehouden, had die arme jongen naakt naar huis moeten lopen,” besloot Baka-iri haar verhaal.

“Als je niet uitkijkt laat ik jóú naakt naar huis lopen!” schalde plotseling een harde vrouwenstem door de ruimte.

Baka-iri, Agutobo en Dun Dun draaiden tegelijk met Orsine hun hoofd om.

Orsines hart sloeg een slag over – Maxi Linder was ongemerkt achter hen komen staan. De witte vacht van de poedel die zich kwispelend tegen haar benen vlijde, stond in groot contrast met haar flamboyante verschijning. Met gebalde vuisten tegen haar heupen stond ze midden in de bar. Ze was net de aartsengel Lucifer. In het diep uitgesneden decolleté van haar knalrode jurk prijkte een gele fayalobi. Het strakke lijfje ging over in een klokkende rok die haar knieën vrijliet.

“Goedkope sloeries! Hebben jullie niets beters te doen dan jullie neuzen in andermans zaken te steken…?! Ach, ik kan het jullie niet kwalijk nemen ook. Wat moeten jullie anders doen om de tijd te doden?”

Orsine had zich voorzichtig naar de andere kant van de bar gemanoeuvreerd. Ze kon het zich niet veroorloven haar baan kwijt te raken.

“Vinden jullie het gek dat de klanten niet staan te dringen om jullie diensten? Met die loszittende tong in die muil van jullie lopen ze liever met een grote boog om jullie heen! En dan heb ik het nog niet eens over de streken die jullie uithalen om hen te beroven. Zie je dit lijf?” Bevallig liet Maxi haar handen de lijnen van haar lichaam volgen. “Dit lichaam is een fortuin waard. Wat ik hiermee opstrijk, zullen jullie in je stoutste dromen niet bij elkaar schrapen! Jullie lullen maar een end raak! Terwijl jullie je tijd met kletsen verdoen, neuk ik me rijk.”

Met gespannen aandacht volgde het in de bar aanwezige publiek de scène die zich voor hun ogen afspeelde. Van verschillende gezichten was de sensatiezucht duidelijk af te lezen. Zo’n opstootje bracht wat leven in de brouwerij en kon betekenen dat ze een gratis striptease te zien zouden krijgen op de koop toe: als er gevochten werd probeerden de vrouwen elkaar vaak de kleren van het lijf te trekken.

Baka-iri, Agutobo en Dun Dun negeerden de aantijgingen van Maxi Linder – ze zaten voor zich uit te staren alsof hetgeen ze zei hun niet aanging.

Maxi Linder deed een stap naar voren in haar rode schoenen met blokhakken. “Als ik een man met cadeautjes wil bederven is dat mijn kutzorg! Ik heb er tenminste het geld voor. Jullie hebben niet eens genoeg om je kinderen goed te vreten te geven.”

Hierop maakte Agutobo een tjoerie en rolde haar ogen in Maxi’s richting.

Op Maxi had dit de uitwerking van een rode lap op een stier. Als in een reflex greep ze een lege kruk en tilde die boven haar hoofd, met een kracht die je eerder van een man zou verwachten.

Mi Gado, je vermoordt haar nog!” riep Orsine.

De paniek was compleet. Agutobo maakte een afwerend gebaar – de angst die van haar gezicht was af te lezen was onbeschrijfelijk – Baka-iri was van haar kruk gevallen en zocht bescherming onder de bar, en Dun Dun had haar armen ter verdediging op haar hoofd gelegd en rende gillend de bar uit. De stoelen rond de tafels en langs de muren waren leeg. Nu de aanwezigen bloed roken, waren ze als één man naar voren gedrongen om een goed zicht te krijgen op hetgeen zich bij de bar afspeelde.

Met het gekraak van versplinterend hout kwam de kruk op Agutobo’s linkerschouder terecht. Met een dierlijke kreet greep ze naar haar schouder. “Wat heb ik je misdaan?!” gilde ze.

“Ik loerde je al lang. Ik heb je al eerder gewaarschuwd van mijn brood af te blijven. Toch flik je het weer aan te pappen met een van mijn vaste klanten. Ik zal het je voor eens en voor altijd afleren.” De moordlust in Maxi’s ogen was nog niet gestild. Ze tilde wat er van de kruk over was omhoog, maar eer ze die op de hulpeloos snikkende Agutobo kon laten neerkomen, was meneer Kowalsky ertussen gesprongen en hield haar tegen.

“Zo is het wel genoeg, Maxi,” zei hij kordaat.

Maxi sjorde nog altijd aan de restanten van de kruk, maar meneer Kowalsky hield die zo stevig vast dat ze haar poging moest staken. “Orsine, neem haar mee naar achteren,” zei hij terwijl hij met zijn hoofd in de richtingvan Agutobo gebaarde, en richtte zich weer tot Maxi: “Wie gaat er voor die kruk betalen?”

Defayalobi in haar decolleté ging heftig heen en weer – ze kreeg haar adem niet onder controle. Zweetdruppels parelden op haar bovenlip en bij haar slapen, waar de aders zichtbaar klopten, was ze eveneens nat van het zweet. De grote zweetplekken onder haar armen staken donker af tegen de heldere rode kleur van haar jurk. “Maakt u zich niet druk. De kosten van uw kruk heb ik zo bij elkaar geneukt,” zei ze toen ze weer op adem was gekomen.

Orsine bleef zitten waar ze zat en zweeg.