HOOFDSTUK 13

 

Grote kerstbomen, volgehangen met ontelbare lichtjes, sierden de aula, waar bonte kraampjes stonden opgesteld. Via algemene publicaties was de gehele school op de hoogte van de bazaar tijdens de kerstviering en iedereen was onmiddellijk bereid geweest zijn of haar medewerking te verlenen. Alleen één klas wist, waarom deze bazaar gehouden werd!

Op het podium vóór in de aula zouden wat muzikale leerlingen kerstliedjes ten gehore brengen; nu waren de stoelen nog leeg en hing het zware, donkerblauwe gordijn strak gesloten.

Reeds vroeg in de morgen waren Tina, Sjoerd, Mieke en Karlien aanwezig om volgens hun aanwijzingen de bazaar op te bouwen.

„Hebben we genoeg spullen?” informeerde Tina bij Anke, die het schrift nog steeds zeer secuur bij had gehouden en ijverig heen en weer draafde om haar administratie kloppend te houden.

„Meer dan genoeg,” antwoordde ze, wapperend met het schrift en met een triomfantelijke blik in haar ogen.

Overal werden kerstversieringen opgehangen en lange slierten met bonte lampions, hetgeen de aula al spoedig omtoverde tot één groot feestelijk geheel.

Mevrouw Van Dijck dribbelde eveneens zenuwachtig tussen de kraampjes door en inspecteerde of alles wel volgens de regels verliep.

Rond elf uur die ochtend begonnen de eerste bezoekers binnen te druppelen, veelal ouders van leerlingen, die nieuwsgierig langs de kraampjes schuifelden en al gauw iets kochten.

Mevrouw Van Dijck werd geprezen om het genomen initiatief tot het houden van een bazaar, maar steevast verwees zij naar Tina en haar klasgenoten, die glunderend de vele complimentjes in ontvangst namen.

Vroeg in de middag arriveerden ook de leerlingen die wat nummers ten gehore zouden brengen. Met veel gerommel en gestommel beklommen zij het podium maar met de door hen gespeelde muziek op de achtergrond, was het geheel een luisterrijk gebeuren.

Tina stond juist met een broodje in haar hand wat uit te blazen van de vermoeienissen van die ochtend, toen er zacht aan haar vest werd getrokken en een iel stemmetje zei: „Juffrouw

Dafje!”

Meteen klonk de wat kattige stem van Debbie daar overheen: „Tina! Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen?”

„Dag, Marlies!” begroette Tina het meisje en tilde haar op, terwijl ze een kus op de blozende wangetjes drukte. Gelukkig had Marlies het angstige avontuur van de sinterklaasavond goed doorstaan en er, met uitzondering van een fikse kou, geen nare gevolgen aan overgehouden.

Het meisje sloeg haar armpjes om Tina heen en drukte een klef mondje op de hare; de lipjes nog vuurrood van de lolly die ze in haar knuistje geklemd hield en even vrolijk in Tina's nek drukte.

„Juffrouw Dafje weg!” klonk het ijle kinderstemmetje plotseling in Tina's oor.

Verbaasd keek deze Marlies in haar grote kijkers. „Wel nee, meiske, ik ben hier toch!” Maar Marlies schudde heftig haar hoofdje en zei met een bijna triomfantelijk lachje: „Nee, niet Dafje, jij bent Tina!”

Even was Tina met stomheid geslagen, maar toen begon ze te stralen en knuffelde het lachende meisje.

O Marlies, meiske toch! Je wéét het! Wat maak je me daar blij mee! Je hebt 't gezegd!”

„Tina, Tina,” schalde Marlies vrolijk.

Op dat moment maakte Ruud met een hele schaar kinderen zijn entree. „Ruud, wat heerlijk dat je er bent! Marlies heeft me Tina genoemd!” Alsof Marlies ook aan Ruud haar genegenheid wilde tonen, stak ze hem haar rode lolly toe en lachte: „Oom Ruud!”

Ruuds gezicht klaarde op en hij sloot Marlies teder in zijn armen. „Eindelijk!” fluisterde hij zacht.

Doch Tina had ook zijn wat bezorgde blik gezien en vroeg zacht: „Is er wat?”

Ruud zuchtte diep en schoof naast haar op een stoel, terwijl hij dankbaar een kop koffie aannam, waar Karlien de bezoekers op trakteerde. „Helemaal mis,” was het enige dat hij zei.

Tina keek hem verschrikt aan. „Wat bedoel je? Er is toch nog geen beslissing gevallen?”

„Nee, nee, maar dat zal wel niet lang meer duren! Vanmorgen hebben enkele familieleden van kinderen besloten de kleintjes naar een ander tehuis over te brengen: wij hebben nog zo weinig te bieden! Dat betekent eveneens dat er nog minder inkomsten zullen binnen vloeien en ik vrees dat er spoedig nog wel meer kinderen zullen volgen! Gisteren hadden we ook de voogdijraad al aan de deur met zéér bezorgde gezichten! We kunnen zo niet verder gaan, Tina, we hebben een personeelstekort en gebrek aan geld! De chaos is compleet!”

„O Ruud, wat erg? Waar is Petra?”

„Die zal vanmiddag ook nog wel komen! Ze zit helemaal in zak en as en doet niets anders dan bellen en proberen overal geld los te peuteren. Ze is dag en nacht in touw! Ze slaapt amper!”

Tina knikte, het was haar al opgevallen dat Petra steeds magerder werd en de uitputting nabij was. Als in een gebaar van troost, legde ze even haar hand op Ruuds arm en kneep er bemoedigend in. „Ruud, vertrouw op ons!” zei ze plotseling, waardoor hij haar in opperste verbazing aankeek.

„Wat bedoel je?”

„Ik... ik kan niet veel zeggen, Ruud, maar ik denk dat er vandaag een heleboel dingen duidelijk zullen worden!” Nog vóór Ruud meer vragen kon stellen, was Tina al verdwenen en opgeslokt in de menigte die de aula bevolkte.

Petra kwam even later binnen en voegde zich bij Ruud. „Er zijn weer twee kinderen uit „de Zonnebloem” weggehaald,” was haar begroeting. Ze zag erg wit en keek vermoeid uit haar ogen, die brandden van de slaap.

„Ik begrijp het niet,” mompelde Ruud, meer in zichzelf dan tegen Petra.

„Wat zegje?”

„Ik begrijp het niet, Tina voert wat in haar schild!” mompelde hij half luid.

„Tina? Wat heeft die er mee te maken?” verwonderde Petra zich.

„Ik weet het niet, maar ik geloof een heleboel! Ik denk dat er meer achter zit!”

Petra probeerde nog meer van zijn vermoedens los te krijgen, maar Ruud zweeg verder en overzag het gehele feest.

Tegen drie uur gingen de blauwe gordijnen voor het podium open en werd het optreden aangekondigd van een orkestje, dat zich speciaal voor deze gelegenheid beschikbaar had gesteld. Mevrouw Van Dijck kondigde dit optreden met een lichte zweem van geheimzinnigheid op haar gezicht aan en iedereen was verwonderd over dit onaangekondigde programma.

Tina stond naast Sjoerd, opzij van het podium en stootte hem aan. Hij keek blij verrast op toen hij haar zag. „Zeg, denk jij wat ik denk?” fluisterde ze.

Sjoerd begon te lachen en knikte, terwijl hij even in een beschermend gebaar zijn arm om haar heen sloeg.

„Dan denken we hetzelfde!” concludeerde

Tina. En hun stille vermoeden werd bevestigd toen het orkestje het podium betrad. Eerst verscheen er een bassist, gevolgd door een trompettist, een gitarist, een drummer en tenslotte de zanger. Bij binnenkomst van deze laatste steeg er een luid applaus op en begon men te joelen en te fluiten.

„Toetje” boog bij deze overweldigende hulde en trok de microfoon naar zich toe. „Hallo, allemaal!” begroette hij hen.

„Hoera voor „Toetje!” schreeuwde er iemand en als één man begon men te juichen.

„Toetje” wachtte een ogenblik tot het lawaai wat verstomd was en richtte toen opnieuw het woord tot de afwachtende menigte. „Tot mijn grote schrik heb ik enige tijd geleden moeten constateren, dat ik de verschrikkelijke bijnaam van een dessert heb meegekregen!”

Er werd luid gelachen om deze opmerking.

„Maar, ik ben er zo langzamerhand al aan gewend geraakt, en ik kijk nu al vreemd op, als iemand me bij mijn echte naam noemt! De reden waarom ik me hier zo voor jullie inzet, terwijl jullie tieners er meestal een genoegen in scheppen mij te plagen, alhoewel dat ook niet kwaad bedoeld wordt...”

Hij werd onderbroken door wederom een doordringend gefluit.

„De reden hiervoor zal ik straks pas aan jullie bekend maken! Het enige dat ik kan vertellen is, dat dit optreden volledig ten bate van een goed doel is!” Hiermee sloot hij zijn korte toespraak af en wendde zich tot zijn orkest. En met een heldere stem zette hij een eenvoudig kerstlied in, waar iedereen stil van werd.

Tina keek ietwat triomfantelijk de aula rond en was ervan overtuigd dat op dat moment veel meningen ten opzichte van „Toetje” veranderden!

Ze werd in haar mijmeringen onderbroken door Mieke die haar opgewonden naar achteren trok en haar bijna toeschreeuwde: „Weet je wie er in de aula zit?”

Op Tina's verbaasde gezicht trok ze deze resoluut mee de hal in en wees opgewonden naar mevrouw Van Dijck die in gesprek was met een man in een lichte jas, een aktentas onder zijn arm geklemd.

„Wie is dat?” vroeg Tina wat onnozel.

„Wéét je dat niet?” riep Mieke enigszins geërgerd uit, maar Tina schudde volkomen argeloos haar hoofd.

„Dat is de wethouder!” verklapte Mieke.

„De wethouder?” Wat moet die...” Tina hield midden in de zin op en staarde Mieke aan. „Je bedoelt...”

Mieke knikte alleen maar met glanzende ogen en een vuurrode blos. „Dat kan niet anders! Kijk, hij trekt zijn jas al uit! Tina, ik geloof dat we gewonnen hebben!”