HOOFDSTUK 2

 

Zoals volgens de regels gebruikelijk was, moesten Tina en Sjoerd zich melden bij de directrice, mevrouw Van Dijck. Schuchter klopte Tina aan en duwde de deur open toen er een kortaf: „Binnen,” klonk.

Mevrouw Van Dijck, een grote, grijsharige vrouw met een vriendelijk en zacht gezicht, keek op van haar schrijfwerk en gebaarde met een handbeweging dat ze verder moesten komen en plaats moesten nemen in de grote leunstoelen die tegenover het bureau stonden.

Tina keek Sjoerd aan, maar deze sloeg zijn ogen neer, zodat Tina haar hoofd oprichtte en het woord nam. „We zijn de klas uitgestuurd, mevrouw Van Dijck,” zei ze helder en zonder vrees.

De directrice keek hen fronsend aan en legde de pen neer, waar ze mee had zitten schrijven.

„Zo... en wat was de reden?”

„We... we hadden een proefwerk over een les die we helemaal nog niet behandeld hadden!” schoot Tina verontwaardigd uit haar slof. „En

Toe... meneer Van Someren pikte het niet dat ik daar iets van zei!”

„Pikte hij het niet?”

„Eh... hij was het er niet mee eens,” verbeterde Tina haar eigen woorden.

„En jij?” vroeg mevrouw Van Dijck aan de nog steeds zwijgende Sjoerd.

„Ik eh... ik vond dat het oneerlijk was om Tina de klas uit te sturen, omdat zij iets had gezegd wat we allemaal dachten! En toen moest ik er óók uit!”

„Dat pikte hij dus óók niet?” klonk het geamuseerd vanachter het bureau.

Sjoerd schudde zijn hoofd en durfde de directrice niet aan te kijken.

„Ik zal met meneer Van Someren hierover spreken, jullie horen nog wel van mij!” Met deze woorden konden Tina en Sjoerd gaan.

Besluiteloos stonden ze elkaar aan te kijken op de gang.

„Best wel een geschikt mens,” was Tina's mening over de directrice, waarop Sjoerd instemmend knikte.

„Ja, ik hoop alleen dat dit wel goed afloopt; m'n vader ziet me al aankomen als ik dit vertel! Dat zou dan al de vierde keer zijn in één maand tijd!” Even keek hij peinzend de gang over, sjorde zijn tas wat vaster onder zijn arm en liep in de richting van de aula.

„Ga je mee koffie drinken?” vroeg hij aan Tina, die hierop gretig inging.

Ze liepen de lange gang uit en juist wilde Sjoerd de trappen oplopen die naar de aula leiden, toen Tina hem tegenhield.

„Die zit er knapjes wanhopig bij!” zei ze opeens.

„Wat bedoel je?” vroeg Sjoerd verbaasd.

Tina knikte in de richting van een klaslokaal, waarvan de deur openstond. Achter het bureau, dat op een kleine verhoging voor de klas geplaatst was, zat Petra Kosters, een van de jongere leerkrachten aan de scholengemeenschap. Ze steunde haar hoofd in haar handen en haar vingers woelden door haar blonde haar, dat alle kanten uitstond. Vóór haar, op het bureau, lag een stapel paperassen waar ze verwoed in zat te lezen.

Tina was getroffen door de wanhopige uitdrukking in Petra's ogen en de manier waarop ze aan het bureau zat, vertelde haar dat er iets aan de hand was.

„Ach, laat toch,” siste Sjoerd en wilde al doorlopen.

„Nee, wacht nou even! Ze zit daar zó eenzaam te kijken, ik vind het zielig!”

„Gewoon ruzie met haar vriend, haar man of weet ik veel wie! Bemoei je er niet mee, Tina!” was Sjoerds mening.

Tina kon hem wel een beetje gelijk geven om zich niet te bemoeien met de problemen, waar de lerares maatschappijleer kennelijk mee te kampen had, maar iets trok haar aan in de houding van Petra.

„Je bekijkt het maar, ik ga koffie drinken,” zei Sjoerd, toen hij zag dat Tina nog steeds aarzelend de klas in stond te kijken. Hij liet haar staan en vervolgde zijn weg naar de aula.

Ietwat aarzelend trad Tina het lokaal binnen en klopte zachtjes op de openstaande deur. Schijnbaar toch niet luid genoeg, want er kwam geen reactie vanachter het bureau. Ze schraapte voorzichtig haar keel en deed nog een stap dichterbij. Als door een wesp gestoken, sprong Petra op en keek Tina verschrikt aan. Door haar onverwachte beweging waren verschillende papieren van het bureau gevallen en lagen nu bezaaid over de grond.

„Tina! Nou zeg, je liet me schrikken!”

„Sorry, Petra, dat was niet de bedoeling,” stamelde de boosdoenster. Met een rood hoofd begon ze de gevallen papieren bijeen te rapen.

Petra Kosters was tevens een van de weinige docenten, die er geen bezwaar tegen had dat de leerlingen haar bij de voornaam noemde, iets wat door de oudere stafleden ten zeerste afgekeurd werd.

„Ik geloof dat ik ze allemaal heb!” Tina gaf haar de verzamelde papieren en veegde tersluiks wat stof van de bladen.

„Dank je!”

Opnieuw zag Tina de wat weemoedige blik in Petra's ogen en ze bemerkte dat haar handen trilden, toen ze de papieren aannam.

„Wat kwam je doen, Tina? Heb jij geen les?”

„Ik ben eruit gezet, bij „Toetje”,” flapte Tina eruit.

Petra moest lachten om de malle benaming van de leraar, maar ging er verder niet op in. „Wat had je uitgespookt?” vroeg ze belangstellend.

Maar Tina wuifde de vraag met een flauw handgebaar weg. „Niet belangrijk,” zei ze luchtig, „ik kwam eigenlijk vragen of ik misschien iets kon doen...” Plotseling aarzelde ze en voelde zich een klein beetje belachelijk. Wat moest Petra wel niet denken? Ze wist toch immers niet óf er wel iets aan de hand was en óf ze haar helpen kon?

Petra keek haar even verwonderd aan, viste toen de borstel achter haar rug vandaan en reikte die Tina aan. „Je mag het bord wel uitvegen als je zo graag iets wilt doen! Ik verbaas me er alleen wel een beetje over, want meestal ben jij de eerste die de klas uit is als er iets gedaan moet worden!”

Tina boog beschaamd het hoofd en voelde een blos op komen zetten. Had ze nu maar naar Sjoerd geluisterd! „Dat... dat bedoelde ik eigenlijk niet...” fluisterde ze bijna. „Ik dacht... ik zag... ik vond dat je er zo triest bij zat en ik dacht dat ik misschien wel iets zou kunnen doen,” flapte Tina eruit.

Petra keek haar even perplex aan en wist niet goed wat ze moest zeggen, maar toen ze het wanhopige gezichtje van Tina tegenover haar zag, brak er een brede glimlach door op haar gezicht. Ze legde een hand op Tina's schouder en zei zacht: „Dat vind ik lief van je, Tina, alleen ben ik bang dat je me niet helpen kan!”

„Dus ik had het toch goed gezien!” Tina kon het niet helpen dat haar stem wat triomfantelijk had geklonken bij deze woorden.

Petra knikte en ging op een tafeltje zitten, terwijl ze Tina aankeek. Opnieuw kregen haar ogen die vreemde, trieste uitdrukking terwijl ze sprak. „Je weet misschien wel dat ik voorzitster ben van het kindertehuis „de Zonnebloem”?”

Tina knikte instemmend. Ja, dat was algemeen bekend, want ze hadden voor de feestdagen wel speelgoed gemaakt tijdens de handarbeidlessen voor de kinderen van het tehuis.

„We hebben daar ernstige moeilijkheden en we worden met een sluiting bedreigd als het zo doorgaat!” Tina's stem had zacht geklonken, maar de vreselijke waarheid was goed tot Tina doorgedrongen.

„Sluiten? „De Zonnebloem”? Dat kan toch niet!” riep ze heftig.

„Ik ben bang van wel, Tina! We zitten in ernstige, financiële moeilijkheden en we krijgen geen subsidie meer. We hebben de kinderen de afgelopen zomer zelfs geen vakantie meer kunnen aanbieden, iets waar ze juist zo'n behoefte aan hebben! Het bestuur stelt bepaalde eisen waar wij als kindertehuis aan moeten voldoen en vakantie is daar één van! Anders zullen we „de Zonnebloem” moeten sluiten!”

„Maar dat is vreselijk!”

Petra knikte en probeerde te glimlachen bij de heftige, maar gemeende verontwaardiging, die Tina tentoonspreidde. „Dat is het ook, Tina! Maar we kunnen er weinig aan doen. We hebben al van alles geprobeerd om geld los te krijgen om de kinderen tenminste volgend jaar een vakantie te geven. Juist toen jij binnenkwam, was ik bezig de boeken na te lopen of er misschien iets te verrekenen viel, maar tot op heden heb ik nog niets kunnen ontdekken. Het is hopeloos!”

Tina wist even niet wat ze antwoorden moest op de troosteloze woorden van Petra. Plotseling greep ze als in een opwelling Petra's hand en kneep daar bemoedigend in. „We vinden er wel wat op, Petra! We laten de moed niet zakken!”

„Het is heel lief van je, Tina, maar ik ben bang dat jij er helemaal niets aan kan doen!”

„Dat zullen we nog weleens zien!” zei Tina vastberaden.

De zoemer maakte een abrupt einde aan hun gesprek en ietwat dralend stond Tina nog even op de drempel.

„Ga maar, Tina, en bedankt voor je hulp!” zei Petra.

„Houd je goed, er komt wel een oplossing!” probeerde Tina Petra nog wat moed in te praten, alvorens naar haar eigen klas te gaan. In haar hoofd begon zich langzaam een plannetje te vormen...