HOOFDSTUK 12

 

De gordijnen in de huiskamer waren al dichtgetrokken en de lampen al aangedaan, hoewel het nog geen avond was.

„Hè, gezellig vind ik dit,” genoot Tina, terwijl ze opnieuw haar breipennen oppakte, waarop een grove, grijswitte trui vorm begon te krijgen.

„Ik vraag me af wat dat moet worden,” merkte Anke op, wijzend op het breiwerk.

„Een trui, zusje-lief, kun je dat niet zien?”

„Ja, maar ik denk dat je er in kunt zwemmen, als hij af is! Dat ding is veelte groot voor jou! Of is-ie voor iemand anders...?” plaagde Anke, toen ze de hoogrode kleur van Tina ontdekte.

Deze zweeg en trachtte haar rode hoofd te verbergen achter haar breiwerk, maar deed dit zó gehaast dat er een gedeelte van haar naald afschoot.

„Dat komt ervan! Je gezicht zegt me al genoeg! Die trui is vast voor Sjoerd,” grinnikte Anke.

„Oké, schei maar uit; hij is voor Sjoerd! Maar het is voor een weddenschap...” hakkelde Tina. Ze probeerde verwoed de gevallen steken weer op de naald te krijgen.

„Maak mij wat wijs; een weddenschap! Je vindt Sjoerd gewoon...” begon Anke opnieuw, maar ze werd onderbroken door haar moeder die zuchtend de kamer inkwam, een grote stapel dozen meetorsend.

Blij met deze onderbreking sprong Tina op om haar moeder te helpen en de vracht van haar over te nemen. Voorzichtig zette ze de dozen kerstballen en slingers op de tafel.

„Neemt pap een boom mee?” was Ankes vraag bij het zien van de versieringen.

„Als hij zich aan de belofte houdt wel!” antwoordde haar moeder, de dozen één voor één openend.

Juist hadden ze met de grootste voorzichtigheid de kerststal uit een doos gehaald, toen een sleutel in het slot aankondigde, dat meneer Van Gaasbeek met de beloofde boom gearriveerd was.

„Zo, dat was me het vrachtje wel!” waren zijn eerste woorden toen hij de kamer binnenkwam.

Op zijn schouders lag een flinke laag, reeds smeltende sneeuw en ook zijn haren waren bedekt met een witte laag. Hij schudde zijn jas wat uit, alvorens hem op te hangen en trok toen een gigantische kerstboom de kamer in.

Door de sneeuw was ook de boom met een witte laag bedekt en liet een nat spoor achter in de hal.

„Zeg, pap, waar heb je die geplukt? Het lijkt die grote boom van het stationsplein wel!” kreet Tina bij het zien van die enorme hoeveelheid takken en groen.

„Nou je het zegt... die stond er net niet meer...” peinsde Anke met een verdachte schittering in haar ogen.

„Klopt, dit is ook de boom van het plein, Anke! Had je niet verwacht van je vader, hè?”

Even keek Anke hem verbluft aan, maar merkte toen dat haar vader niets anders deed dan haar terugplagen, dus hield ze verder wijselijk haar mond.

Met vereende krachten werd de enorme boom in een grote emmer met zand gesjord, waarna deze net zolang werd volgegooid tot de boom stevig stond.

„Het lijkt wel een compleet dennenbos hier!” was moeders oordeel bij het zien van het groene gevaarte, dat een grote hoek van de kamer aan het oog onttrok.

„Als we nu maar genoeg ballen hebben!” merkte Anke terloops op.

Bij het openen van de dozen bleken toch veel versieringen het jaarlijkse verblijf op de zolder niet te hebben overleefd.

Ankes vrees werd bewaarheid toen de dozen leeg bleken en de boom nog maar half versierd.

„Vervelend nou! Wie kunnen we erop uitsturen om wat kerstballen bij te halen?” zei Tina's vader, terwijl zijn blik vragend naar zijn beide dochters gleed.

Met een zucht stond Tina op en trok haar jas aan. „Ik ga wel even!” Ze draaide een warme das om haar nek en stapte de besneeuwde wereld in. Alles was bedekt onder een dik pak verse sneeuw, dat kraakte onder haar laarzen. De straatlantaarns waren al aan en wierpen hier en daar oranje bollen op de sneeuw.

Huiverend van de kou, maar toch in stilte genietend van de stad die nu geheel in kerstsfeer gestoken was, liep Tina vlug door de drukke winkelstraten. Ter gelegenheid van het naderende kerstfeest, waren de winkels nu ook de hele week 's avonds open en het was gezellig om in het donker door de verlichte winkelstraten te lopen. Er waren kerstversieringen aangebracht en uit luidsprekers klonken stemmige kerstliedjes. Mensen in dikke winterjassen haastten zich winkel in, winkel uit om nog hun laatste kerstinkopen te doen.

In het grote, kleurig verlichte warenhuis schuifelde Tina met de mensenmassa mee, verscholen achter brede ruggen en dikke mantels. De vloer was glibberig en zwart van al die vele voeten, waaraan hompen sneeuw gekleefd zaten.

Er was een aparte afdeling gemaakt met kerstartikelen. Rekken met kerstkaarten, glinsterende en flonkerende slingers, opblaasbare kerstmannetjes in allerlei formaten, kerststerren en dennengroen lagen uitnodigend uitgestald voor het winkelende publiek.

Ze vond algauw wat ze zocht en sloot geduldig aan bij de lange rij aan de kassa. Het duurde even voor ze weer buiten stond, waar de sneeuw opnieuw begon te vallen.

Juist wilde Tina de markt oversteken, toen ze een bekende stem haar naam hoorde roepen. Ze draaide zich om en zag Sjoerd op een drafje naar haar toe komen lopen.

„Ha, Sjoerd? Ook inkopen gedaan?” informeerde ze blij.

Als antwoord stak hij de plastic tas naar voren, waarin wat zilveren slingers zaten. „We hadden thuis niet genoeg versiering,” zei hij.

„Wij ook niet. Het is nu best gezellig in de stad, vind je ook niet?” vervolgde Tina, waarop Sjoerd instemmend knikte.

Het begon harder te sneeuwen en de enorme hoeveelheid kerstbomen die op de markt ter verkoop werden aangeboden, kregen een mooi wit, donzig laagje.

Mensen liepen met witte schouders en een laagje witte dons op hun hoofd door de straten, waardoor de sfeer des te meer verhoogd werd.

„Ga je mee iets drinken?” vroeg Sjoerd, terwijl hij gemoedelijk zijn arm door die van Tina stak.

Even aarzelde ze en dacht aan de doos kerstballen waar ze thuis met smart op zaten te wachten, maar het plan van Sjoerd leek haar wel aanlokkelijk. „Goed dan, maar niet te lang,” besloot ze.

Ze liepen samen naar een klein, gerieflijk cafeetje aan de markt, waar ze lekker tegen de verwarming gingen zitten.

Tina trok haar handschoenen uit, die vochtig aanvoelden van de sneeuw.

„Warme chocolademelk?” stelde Sjoerd voor toen het meisje aan hun tafeltje gekomen was.

„Lekker!” knikte Tina. Het dampende, hete vocht deed haar goed en ze genoot van dit onverwachte uitje met Sjoerd.

„Heb je „de Zonnebloem” al ingelicht over de bazaar?” informeerde hij, voorzichtig nippend aan zijn mok chocola.

Tina knikte. „Ja, ze komen waarschijnlijk wel kijken, maar ik heb er natuurlijk niet bij verteld waarom de bazaar gehouden wordt!”

„Waren ze dan niet nieuwsgierig?”

„Ruud bleef maar vragen en Petra snapte er ook weinig van, vooral omdat de bazaar in de aula van de school gehouden wordt en zij niets had gehoord over het doel ervan, maar ze hebben maar aangenomen dat het voor een goed doel was!”

„Prima,” knikte Sjoerd tevreden.

„Zouden ze wel kerstfeest kunnen vieren?” bedacht Tina plotseling toen het gesprek op „de Zonnebloem” was gekomen.

Sjoerd haalde peinzend zijn schouders op, ten teken dat hij het ook niet wist.

„Die arme kinderen... ik hoop toch wel dat ze een kerstboom hebben.”

Op dat moment kwam er een man op hun tafeltje af, wiens jas onder een smeltend laagje sneeuw bedolven was. „Vinden jullie het erg als ik even een kop koffie aan jullie tafeltje drink? Alles is bezet!” vroeg hij rillend. Zijn neus zag vuurrood van de kou en zijn ogen waren wat waterig.

Tina en Sjoerd schoven onmiddellijk gewillig op en lieten de man aan hun tafeltje plaatsnemen.

„Brrr, het is geen lolletje om in dit weer kerstbomen te moeten verkopen!” zuchtte hij toen hij dankbaar de koffie in ontvangst nam die het serveerstertje hem gebracht had.

„Verkoopt u kerstbomen?” vroeg Sjoerd belangstellend.

De man knikte en wees naar de inmiddels donker geworden markt. „Daar, op de markt, elk jaar, maar het is geen pretje, dat verzeker ik je!”

„Dat lijkt mij zeker niet!” beaamde Tina.

Genietend dronk de man zijn koffie op en omdat ze beiden niet goed wisten wat ze tegen hem moesten zeggen, vroeg Tina: „Zullen we morgen nog even langs „de Zonnebloem” gaan?

Dan kunnen we zien of ze een boom hebben!” Vóór Sjoerd haar antwoord kon geven, keek de man plotseling belangstellend van zijn koffie op en vroeg: „Zei je „de Zonnebloem”? Dat is toch dat kindertehuis een eindje verderop?”

Wat verbaasd om zijn reactie, knikte Tina instemmend.

„Daar moet ik vanavond een boom afleveren,” kondigde hij aan, als antwoord op de vraag van Tina.

„O wat fijn, ze hebben er dus tóch een! Ziet u, we maakten ons een beetje zorgen, omdat ze nogal in de problemen zitten en we waren bang dat ze geen kerstboom konden betalen!” flapte Tina eruit.

Sjoerd zond haar een waarschuwende blik toe, om niet alles aan de wildvreemde man te vertellen, maar Tina zag het niet en keek de man alleen maar blij aan en vertelde verder, ook over hun actie.

De man keek even peinzend naar het meisje tegenover hem, dat zichtbaar opgelucht scheen bij het horen van zijn mededeling. „Zo, zo, dus dat is de reden...” mompelde hij peinzend.

„De reden waarvan...?” sprong Sjoerd op zijn bedachtzame woorden in.

„De Zonnebloem” bestelt elk jaar kerstbomen bij mij,” legde de man uit, „maar dit jaar hebben ze maar één klein boompje besteld. Normaal moet ik drie grote bomen afleveren, dus ik vroeg me al af wat de reden daarvan kon zijn.” Hij wenkte de serveerster en vroeg of hij hen nog iets aan kon bieden. Hij liet hartelijk nog chocolademelk komen en wees het geld af wat Sjoerd hem toestak. „Nee, nee, dat is voor mijn rekening! Het is wel een heel verhaal en een heel probleem, die „Zonnebloem”,” concludeerde hij na het korte relaas van Tina. Nadenkend dronk hij en staarde naar de sneeuw die nu in dichte vlokken naar beneden viel en ook de kleine ruitjes van het cafeetje langzaam bedekte.

De winkels waren inmiddels gesloten en de muziek was verstomd. De straten liepen langzaam leeg en de mensen haastten zich allemaal naar een warm huis om de kou in hun lichamen te verdrijven. In menig gezin zou die avond een kerstboom worden neergezet, kleurig versierd.

Tina keek op haar horloge en zag dat het nu toch echt tijd werd om op huis aan te gaan. „Ik moet weg, Sjoerd, ze weten niet waar ik blijf,” kondigde ze aan, terwijl ze haar jas dichtknoopte.

Ook Sjoerd maakte aanstalten om weg te gaan, toen de man plotseling een hand op zijn arm legde en hem tegenhield.

„Wacht even, ik wil nog even zeggen dat ik het heel erg mooi vind wat jullie doen voor „de Zonnebloem”. En eh... ik wil mijn steentje er óók aan bijdragen!” Hij was half opgestaan en trok ook zijn nog natte jas aan.

Tina en Sjoerd keken elkaar wat verbaasd aan, niet-begrijpend wat de man hen wilde vertellen.

De man betaalde en keerde zich toen opnieuw naar hen toe. „Vanavond,” begon hij langzaam, „lever ik die bestelling af, maar ze krijgen van mij geen kleine boom, ik geef ze gewoon weer drie grote, zoals altijd! De grootste die ik kan vinden!”

Perplex staarden Tina en Sjoerd hem aan en zagen de sympathieke blik.

„Wat geweldig!” hakkelde Tina dankbaar.

„Niet geweldig, gewoon menselijk. Ik vind het niet meer dan mijn plicht om ook iets te doen. Ze krijgen die bomen van mij voor niets, dat beloof ik jullie!”

„Heel hartelijk bedankt, meneer. We zijn hier ongelooflijk blij mee!” bedankte Sjoerd hem nogmaals.

De man beloofde dat hij niets zou vertellen over hun ontmoeting of over hetgeen hij gehoord had en met een armzwaai als afscheidsgroet vertrok hij.

Sjoerd en Tina bleven even kijken hoe hij de donkere markt opliep en inderdaad drie enorme kerstbomen in een grote aanhangwagen gooide.

Vreemd zwart en vaag staken de donkere schaduwen van de overgebleven bomen op de nu stille markt af.

De kerstboomverkoper controleerde nog eenmaal de sluitingen van het zeildoek en klom toen in de wagen. Langzaam reed de wagen de markt af.

„Er zijn gelukkig nog een heleboel vriendelijke mensen,” zuchtte Tina.

„Inderdaad,” knikte Sjoerd en keek haar aan. Beiden dachten op dat moment hetzelfde en in hun hoofden ontspon zich hetzelfde idee toen de achterlichten van de wagen verdwenen waren.

„Zullen we toch even...” begon Tina wat aarzelend.

Sjoerd grinnikte, stak zijn arm door de hare en trok zijn das wat vaster om zijn nek. „Wij zijn er eerder dan hij; wij kunnen binnendoor!” was zijn antwoord.

Stevig doorlopend staken ze het park dwars over, waar de sneeuw in nóg dikkere lagen lag opgestoven en waar hele stukken nog onberoerd waren.

Ze bereikten de straat bijna op hetzelfde moment als de wagen met de kerstbomen stopte vóór de poort van „de Zonnebloem”.

 



 

„Hij houdt in ieder geval zijn belofte,” fluisterde Tina.

Ze zagen de man uit de wagen springen en door de grote poort naar de dubbele voordeur toelopen. In de avondstilte konden ze zelfs duidelijk het geluid van de bel horen en Tina meende heel zachtjes in de verte het geluid van kerstliedjes op te vangen, gezongen door hoge, wat ijle kinderstemmetjes.

Het was Ruud die de deur openmaakte en onverstaanbaar voor Tina en Sjoerd met de man sprak. Wèl zagen ze zijn verwonderde blik en tonden ze ook zijn verbazing hóren toen hij tenslotte meeliep naar de wagen en zodoende binnen gehoorafstand kwam van het tweetal.

„Maar die heb ik niet besteld!” klonk zijn stem opgewonden.

„Toch zijn ze voor u, meneer!” weerlegde de man.

„Luister eens, meneer, ik heb geen geld voor drie van die reuzebomen. Neemt u ze maar weer mee en bezorg me een kleine boom!” Ruud leek zich nu ook kwaad te maken.

„Ze zijn voor u, meneer en ze kosten u niets!”

Tina stootte Sjoerd aan, toen zij Ruuds gezicht zagen, die de man met open mond aankeek.

„Pardon...” stotterde hij.

„Ze zijn echt voor u! Ik heb ze over en kan ze toch niet meer kwijt, daarom krijgt u ze! Ik dacht dat zo'n huis als „de Zonnebloem”...”

„Meent u dat?” was Ruuds toch nog wat wantrouwige weerwoord.

Tina en Sjoerd stonden met glunderende gezichten het tafereeltje te bekijken.

Als antwoord begon de kerstboomverkoper de bomen uit de auto te slepen. Wat verbluft hielp Ruud hem de bomen naar binnen te dragen. Eén ervan werd midden in de tuin gezet.

Voor de ramen waren vele kindergezichtjes zichtbaar die met blije oogjes naar het cadeau keken.

Ruud schudde de man wat beduusd de hand en toen nam de kerstboomverkoper met een brede armzwaai naar de kinderen afscheid.

„Prettig kerstfeest!” riep hij, vóór hij de auto startte.

Ruud keek de auto na en sloot de deur, terwijl de verbazing nog steeds van zijn gezicht te lezen was.

„Kom, wij gaan ook, ik krijg het koud! Ik breng je even naar huis,” besloot Sjoerd.

Samen liepen ze door de donkere straten, wat gebogen tegen de dwarrelende sneeuwbuien, terwijl Sjoerd beschermend zijn arm om Tina geslagen had.

Tina ervoer dit alsof het nooit anders was geweest, zij en Sjoerd, samen en dicht tegen elkaar aan...