HOOFDSTUK  1

Tina van Gaasbeek trok haar warme duffel wat vaster om zich heen en probeerde haar das nog eenmaal rond haar nek te draaien, wat echter niet lukte gezien de lengte. Ze liet het maar zo en keek voor de zoveelste maal op haar horloge.

Huiverend constateerde ze dat ze al ruim tien minuten op haar vriendin Mieke stond te wachten, wat bij deze temperatuur, op de hoek van de straat, zeer zeker geen pretje was.

„Nou Miek, schiet op,” mompelde ze in zichzelf, „ik tel tot tien en als je er dan nog niet bent, ga ik weg!” Ze was juist tot vier gekomen, toen Mieke luid bellend om de hoek van de straat verscheen.

„Joehoe!” joelde ze vrolijk naar Tina.

„Ook goedemiddag,” bromde deze.

„Nou zeg, een beetje vrolijker mag ook wel! Met je verkeerde been uit bed gestapt?”

„Tina schudde haar hoofd en stapte op haar fiets. Ze was stijf geworden door het lange staan en de kou die tot haar doorgedrongen was.

„Nog even en ik was aan de grond vastgevroren,” zei ze toen ze naast Mieke fietste.

„Sorry, hoor, maar ik moest vanmorgen mijn band nog oppompen en toen was ik mijn brood vergeten en...” probeerde Mieke zich te verontschuldigen.

„...en de brug stond open en je wekker was stuk en alle stoplichten stonden op rood!” vulde Tina aan, waarop Mieke haar eerst wat verbaasd aankeek en toen hartelijk in de lach schoot.

„Nou moe, jij bent niet te genieten! Maar ik weet al wat eraan scheelt: je snapt natuurlijk niets van dat domme Franse lesje!”

Toen moest ook Tina lachen, terwijl ze slingerend een luid toeterende auto trachtte te ontwijken.

„Fiets dan ook niet midden op de weg!” gebood Mieke haar.

„Hij rijdt veel te dicht aan de kant,” was Tina's weerwoord. „Snap jij er dan iets van?”

Mieke schudde haar hoofd en moest bekennen dat het Franse huiswerk voor haar eveneens potjeslatijn was geweest.

„Gelukkig, dan ben ik niet de enige die er niets van terecht gebracht heeft,” zuchtte Tina opgelucht.

Ze reden het schoolplein van de plaatselijke scholengemeenschap op, dat op deze koude ochtend bijna geheel verlaten was.

Iedereen zocht kleumend een veilig heenkomen in de aula en warmde zich een beetje op met koffie of thee.

„Good morning!” schalde Tina tegen enkele klasgenootjes, die met sombere gezichten op stoelen en tafels bijeenzaten. „Het ontbreekt hedenochtend weer eens aan warme belangstelling,” concludeerde ze, toen er enkele lauwe reacties kwamen en de rest bleef zwijgen.

Mieke keek even veelbetekenend in haar richting, want Tina was immers zélf de eerste geweest die de ochtend zo humeurig begonnen was. Maar Mieke kende haar vriendin zo langzamerhand wel en wist dat Tina om kon slaan als een blad aan een boom. Het éne moment zat ze in zak en as en was niet te genieten en het volgende moment kon ze de hele wereld weer aan. Zó was Tina en zó hadden haar vrienden haar geaccepteerd.

De persoon in kwestie plofte op een stoel neer en zwaaide haar schooltas nonchalant in de vensterbank. Ze keek de gezichten één voor één aan en trok nadenkend haar wenkbrauwen op. Peinzend stak ze het topje van haar wijsvinger in haar mond en liet haar blik over het plafond dwalen. Het leek of ze zich het hoofd brak over een geweldig probleem, maar haar vriendin Mieke wist wel beter.

Plotseling klaarde Tina's gezicht op en stak ze haar vinger in de lucht. „Aha!” riep ze luid, zodat de rest haar verbaasd aankeek. „Als Columbus z'n eigen ei al niet gehad had, dan had ik het bij deze gevonden! Of moet ik nu „Eureka” roepen? Zal „Beertje” leuk vinden!”

Beertje was de bijnaam voor de natuurkundeleraar, die ongelukkigerwijze De Beer heette.

„Maar Tina weet al wat er aan de knikker is! Tu ne connais pas de français! C'est trés, trés difficile! Je kent je Frans niet! Het is zeer, zeer moeilijk, jongedame.”

Even brak er hier en daar een lachje door bij de wat parmantige woorden van Tina die erbij stond alsof ze de elektriciteit zojuist uitgevonden had.

„Erger,” was het benauwde commentaar vanuit de hoek.

Perplex staarde Tina Mieke aan, maar die stond met dezelfde uitdrukking op haar gezicht de spreker aan te staren.

„Erger? Wat is er nu erger, dan je Frans niet te kennen bij de meest strenge en onmogelijkste leraar van de school?”

„Hij geeft er een proefwerk over,” was het laconieke antwoord.

Tina dacht even dat ze het niet goed verstaan had, maar ze zag Miekes gezicht betrekken en ze begreep dat haar vrees bewaarheid werd.

„Een wat? Maar dat kan toch helemaal niet?”

Sjoerd haalde triest zijn schouders op, terwijl hij zich opnieuw over zijn Franse boek boog. Wanhopig probeerde hij in het kwartiertje dat hem nog restte, de Franse woordjes in zijn hoofd te stampen, zodat hij er nog enigszins iets van terecht zou brengen.

„Maar dat was niet afgesproken! Hij heeft de stof helemaal niet behandeld!” Tina stampvoette bijna van woede, terwijl ze Sjoerd aankeek met een blik alsof hij het kon helpen!

„Ik kan er ook niets aan doen, Tina! We hoorden vanmorgen van 4b dat zij er een proefwerk over hebben gehad. Die lui waren ook ziedend van woede, maar „Toetje” was niet te vermurwen!”

„Toetje” was de wat minder charmante bijnaam voor de beruchte Franse leraar. Hij had de typische gewoonte om achter zijn zinnen steeds weer „c'est tout” (daar is alles mee gezegd), te zeggen en ook op deze wijze zijn gesprekken af te ronden. „Toetje” was onder de leerlingen wat minder geliefd dan de meeste van zijn collega's, vooral om zijn vaak wat autoritaire manier van optreden en zijn vaak onvoorspelbare driftbuien, waarbij hij danig uit zijn slof kon schieten. Bovendien had hij de akelige gewoonte om proefwerken te geven over vaak nauwelijks behandelde stof en deze cijfers mee te laten tellen in de eindbeoordeling, zoals ook deze ochtend het geval was. De gemiddelde resultaten bij dit vak lagen dan ook niet bijster hoog.

Vóór Tina nog meer protesten kon laten horen, werden allen opgeschrikt door het indringende geluid van de zoemer.

„O nee toch, there we go!” klonk Sjoerd wat benepen. Hij stak zijn Franse boek met een diepe zucht in zijn tas en sjorde het loodzware ding onder zijn arm. „Op naar het uur der waarheid!”

„Niet zo somber, Sjoerd, misschien krijgen wij wel helemaal geen proefwerk!” probeerde Mieke hem wat op te beuren.

Sjoerd trok enkel zijn wenkbrauwen op en keek haar veelbetekenend aan. „Toetje” had het nog nóóit gepresteerd om een klas een proefwerk te onthouden als de voorgangers er wèl één voorgeschoteld hadden gekregen!

„Toetje” liep al ijverig in het klaslokaal heen en weer en veegde met driftige gebaren het bord schoon.

Zwijgend zochten allen een plaats, in stilte de Franse leraar op een onbewoond eiland wensend.

„Toetje” was een wat klein en iel mannetje met een typisch Frans uiterlijk: een klein, artistiek puntbaardje en een donkere haardos. In plaats van de gebruikelijke stropdas, droeg hij altijd een klein strikje, wat ietwat bespottelijk overkwam als hij een gewoon overhemd met ribbroek droeg.

Met een tevreden blik in zijn kleine, priemende oogjes keerde hij zich tot de klas. Hij zag de mistroostige gezichten en de venijnige blikken, die hem zwijgend werden toegeworpen en hij wist dat een andere klas reeds rondverteld had dat er een proefwerk op het programma stond. Toch probeerde hij zijn stem vriendelijk te laten klinken toen hij verzocht om een vel papier en een pen te pakken omdat hij de les „schriftelijk wilde overhoren.”

„Onmenselijke vent,” siste Sjoerd tegen Tina toen hun hoofden elkaar bijna raakten bij een poging om tegelijkertijd de spullen uit hun tassen te vissen.

„Wat zei jij, Van Dalen?” snerpte de stem van „Toetje” door het lokaal.

Sjoerd richtte zich met een vuurrood hoofd op.

„Niets, meneer.”

Even keek „Toetje” hem nijdig aan, maar verkoos toch te zwijgen. Hij deelde de proefwerkvellen uit, die met een zacht gekreun ontvangen en bekeken werden.

„Meneer... dat kunt u ons niet aandoen...” probeerde Mieke toen ze het dichtbeschreven vel in handen kreeg. In een eerste oogopslag had ze reeds gezien dat ze meer dan de helft van de vragen niet zou kunnen beantwoorden.

„Mond dicht en werken!” klonk het streng.

Mieke zweeg en boog zich vertwijfeld over het vel papier.

Tina zat wat met haar pen te spelen, starend naar het nog steeds witte papier op haar tafel. Ze vreesde dat het ook wel wit zou blijven. Om haar heen zag ze vele even wanhopige gezichten; geen mens scheen wat op het papier te kunnen zetten, met uitzondering van de wat betere leerlingen die driftig zaten te pennen. Plotseling gooide ze haar pen op het papier en riep luid: „Het is niet eerlijk!”

De klas hief verschrikt het hoofd op, zelfs de ijverige schrijvers staakten hun werk. Geen mens had het ooit gedurfd om onder een proefwerk van „Toetje” zijn mond open te doen, hoogstens om een nieuw vel papier te vragen!

Ook „Toetje” scheen door dit nieuwe verschijnsel even van zijn stuk gebracht, want hij schrok op uit de krant „Le Monde”, die hij juist ter hand had genomen en keek wat verward het lokaal in.

„Qu'est-ce que c'est?” riep hij. „Wat is dat,” herhaalde hij in het Nederlands, toen hij geen reactie kreeg.

„Ik zei dat het niet eerlijk is!” zei Tina rustig.

„Mademoiselle Gaasbeek!” snerpte „Toetje”, terwijl hij met een woedend gebaar zijn krant aan de kant smeet.

„Dat ben ik!”

Iemand giechelde zachtjes, maar probeerde onmiddellijk zijn gezicht weer in de plooi te trekken toen er onheilspellende blikken in zijn richting geworpen werden.

„Alors, alors!” was het enige wat „Toetje” kon uitbrengen. Hij was opgesprongen en keek Tina vernietigend aan.

„Ik zei...” begon deze weer.

„Jij hèbt niets te zeggen! Jij moet een proefwerk maken en je mond houden! C'est tout!” schreeuwde hij.

„Maar meneer... we hebben de stof niet eens goed behandeld. Hoe kunnen we er dan een proefwerk over maken?”

Met open mond staarde „Toetje” Tina aan, alsof hij niet kon begrijpen waar ze het lef vandaan haalde zijn woorden te negeren en hem daarbij nog tegen te spreken ook! Hij zag de geamuseerde gezichten, waar de onvrede jegens hem afstraalde op zich gericht en dat dreef zijn woede tot een hoogtepunt.

„Ik vind dat we eerst een kans moeten krijgen dit góed te kunnen maken, meneer!” betoogde Tina rustig verder. Ze voelde dat alle ogen op haar gericht waren en ook wist ze dat „Toetje” ontploffen zou, zó rood liep hij aan.

Hij liep met korte, driftige passen naar Tina toe en snerpte: „Eruit! Eruit!”

„Waarom, meneer? Ik vraag toch alleen...”

„Eruit!” schreeuwde hij vlak bij haar oor.

Tina zuchtte gelaten en begon tergend langzaam haar tas te pakken.

„Allez, allez, vite! Kom, kom, vlug!”

Ze dacht dat „Toetje” haar wilde aanvliegen, zo dicht stond hij bij haar en schreeuwde in haar oor alsof ze doof was. „Dag, hoor!” groette ze vriendelijk.

De klas grinnikte en zwaaide vriendelijk terug, terwijl ze in koor brulden: „Dag, hoor!”

Dit werd „Toetje” te veel. Hij rende naar de deur, rukte deze open en gaf Tina een zet mee, zodat ze zowat de gang op rolde.

„Hé, zeg...” protesteerde ze, maar de deur was met een harde klap achter haar dichtgevallen. Ze hoorde „Toetje” zelfs op de gang nog duidelijk verstaanbaar tegen de anderen schreeuwen. Glurend door het bovenraampje van de deur, trachtte ze nog het een en ander op te vangen van wat er binnen in het lokaal gebeurde. Ze zag „Toetje” hevig zwaaiend voor het bord staan, zijn woorden doorspekt met vele Franse uitdrukkingen en krachttermen.

De klas scheen evenwel zelfs geamuseerd te luisteren en het hele proefwerk leek vergeten. Plotseling zag ze hoe Sjoerd opstond en zijn vel demonstratief in de prullenbak stopte. Ze dook haastig weg toen „Toetje” in de richting van de deur drentelde. Enkele ogenblikken later vloog de deur opnieuw open en stond Sjoerd op de gang.

Hij stond Tina grinnikend aan te kijken, draaide zich toen om en mompelde: „Even mijn tas pakken!” Doodgemoedereerd wandelde hij opnieuw het klaslokaal binnen.

Tina hoorde een luid gejoel opgaan en ze drukte haar handen voor haar oren, alsof ze bang was dat er een explosie op zou volgen. Er volgde echter geen explosie, maar de tas van Sjoerd werd de gang opgegooid, gevolgd door de eigenaar ervan.

„Wat zei-ie?” informeerde Tina, terwijl ze hem hielp de inhoud van de tas bijeen te rapen. „C'est tout!” grinnikte Sjoerd.