HOOFDSTUK 9

 

„O Sjoerd, je bent niet om aan te zien!” gierde Anjo met een rood hoofd van het lachen.

Zuchtend probeerde Sjoerd voor de zoveelste maal de witte baard aan zijn kin te bevestigen. Maar ook voor de zoveelste maal gleed het ellendige ding er weer even hard af, zodra hij begon te praten. „Ik krijg wat van dat ding!” mopperde hij.

„Het valt niet mee om voor Sinterklaas te spelen, hè, Sjoerd?” Tina stak grinnikend haar hoofd om de hoek van de deur. Ze was reeds gekleed in het pietenpak, waarbij haar nog witte gezicht vreemd afstak.

Mieke liep al half zwart rond, naarstig op zoek naar het potje met de zwarte schmink, die Karlien ijverig op haar gezicht smeerde.

Anjo hielp Sjoerd tenslotte in zijn zware, rode mantel en schroefde de staf in elkaar, die tot hun verbazing uit verschillende losse delen bestond.

„Alleen de schimmel ontbreekt!” concludeerde Karlien bij het zien van Sinterklaas Sjoerd, ditmaal met behulp van wat extra elastiekjes met baard.

„Ik ben betoeterd! Mij krijg je niet op een schimmel! Ik vind dit al erg genoeg!” kreet de goedheiligman zeer openhartig en plofte vermoeid in een stoel neer.

Er stonden nu vier zwarte Pieten klaar, in het dagelijks leven Tina, Karlien, Mieke en Bas en met sint Sjoerd daarbij was het stel compleet. Anke had een doos vol met pakjes, allen in een Vrolijk sinterklaaspapiertje verpakt.

Sjoerds vader stak zijn hoofd naar binnen en nam het groepje in ogenschouw. „Perfect!” lachte hij, vooral bij het zien van zijn zoon, wiens mijter ruim over zijn oren was gezakt. „Je hoed is te groot, sint!” merkte hij plagend op.

Maar de sint haalde zijn schouders op en zei op weinig heilige toon: „Stik!”

Anjo bevestigde de mijter wat steviger op de pruik, zodat ook Sjoerd tenslotte gereed stond om met zijn werk te beginnen.

„Allemaal klaar?” informeerde Sjoerd. Hij tikte met zijn staf op de vloer en keek speurend zijn zwarte knechten langs.

„Ja, Sinterklaas!” zeiden dezen in koor.

„Laten we gaan!” besloot sint en opende de deur.

Sjoerds vader was bereid gevonden om het vijftal te brengen en onderweg kwamen ze zo hier en daar soortgenoten tegen, die vlug de straat over schoten.

„Het wemelt vanavond van de Sinterklazen!” merkte Mieke op.

„Dat is de tijd van het jaar,” bromde sint Sjoerd, die danig ongelukkig in de auto zat, bijna beklemd door de mijter.

Het vijftal stapte op de hoek van de straat, waarin „de Zonnebloem” gelegen was, uit en keek wat zenuwachtig rond, maar de straat was geheel verlaten.

„Toch vind ik het best wel griezelig,” fluisterde Tina en trok haar manteltje wat vaster om haar schouders. Sjoerd worstelde even met de mijter en de staf, maar tenslotte stond ook hij gereed op de straat.

„Zeg, weet Petra eigenlijk dat wij komen?” informeerde Mieke terloops.

Tina sloeg een hand voor haar mond en keek piet Mieke verschrikt aan. „O,” kreet ze, „helemaal niet meer aan gedacht! Ik wilde er toen heengaan, maar ze was er niet en nadien ben ik het vergeten!”

Even stonden ze Tina stil aan te kijken, tot Sjoerd zijn schouders ophaalde en bromde: „Nou ja, dan is het helemaal een grote verrassing! Laten we hopen dat ze het leuk vinden!”

Stel je voor dat Petra iets anders had georganiseerd op sinterklaasavond! Maar Tina bedacht meteen dat er dan toch geen cadeautjes zouden zijn en dat feit stelde haar wat geruster.

Met Sjoerd voorop, die zich geheel in zijn rol inleefde en statig schrijdend voor zijn pieten uitliep, naderde het groepje de grote poort van „de Zonnebloem”. Al van verre hoorden ze de kinderen sinterklaasliedjes zingen en de ramen van de huiskamer waren letterlijk behangen met tekeningen en zelfgemaakte poppen.

Juist wilde Sjoerd de grote poort openduwen, toen Tina hem bij zijn roodfluwelen arm greep en tegenhield. Verbaasd keek hij haar aan en zag haar grote, verschrikte ogen, die fel wit tegen het zwarte gezicht afstaken.

„Wat is er?” vroeg hij verbaasd.

„Sjoerd, hou me vast!” fluisterde Tina nauwelijks hoorbaar, terwijl ze met een trillende vinger naar de andere hoek van de straat wees.

Sjoerd volgde haar blik en zijn mond zakte open van verbazing en hij kon slechts stamelen: „Alsjemenou...!” Ook de pieten waren halverwege hun weg naar de voordeur blijven staan en staarden eveneens perplex naar de richting die Tina aangewezen had.

„Kijk nou eens!” schreeuwde Mieke en ze bleef stokstijf staan, terwijl ze Bas en Karlien vastgreep.

Uit de tegenovergestelde richting vanwaar het vijftal gekomen was, kwam eveneens statig schrijdend, een tweede Sinterklaas aanlopen, geflankeerd door twee zwarte Pieten. Zijn mantel was paars, evenals zijn mijter en ook de pieten waren gestoken in prachtige pakken.

„De concurrent...” stamelde Sjoerd terwijl hij zijn „collega” zag naderen.

„Misschien hoeven ze niet in „de Zonnebloem” te zijn,” opperde Mieke voorzichtig, maar allen wisten dat die veronderstelling fout was, want „de Zonnebloem” was, afgezien van enkele kantoorgebouwen, het enige bewoonde pand in de straat. De paarse sint hield ook enigszins zijn pas in en scheen ietwat te aarzelen bij het zien van een soortgelijk figuur voor de poort van „de Zonnebloem”.

Sint Sjoerd wriemelde wat zenuwachtig aan zijn baard. „Eh... dag, Sinterklaas!” groette hij beduusd.

„Ook goedenavond, mijn waarde collega!” antwoordde deze met een licht buiging.

„Da's ook toevallig...”

„Ik verwachtte zeer zeker géén soortgenoot, of eh... is „de Zonnebloem” uw werkterrein vanavond niet?” informeerde de paarse sint vriendelijk.

„Ja... jawel...” stotterde Sjoerd, terwijl hij met zijn staf figuren op de straat tekende.

Plotseling werd hij opzij geduwd door Tina die recht tegenover de andere Sinterklaas ging staan en hem onderzoekend opnam. „Ik ken u, sint!” gilde ze luid.

Langzaam gleed er een brede glimlach over het bebaarde gezicht en hij knipoogde plagend. „Dat kan wel; ik ben vrij bekend,” grinnikte hij.

Maar Tina had zijn stem gehoord, zijn gebaren gezien en zijn ogen met die eigenaardige blik erin en ze stelde zich daar een stel versleten pantoffels bij voor; in zijn hand een pijp, aan zijn voeten een Duitse dog en in een klein bedje een zwart kopje met krullen.

„U bent „Toetje”!” schreeuwde ze bijna triomfantelijk en zag de wenkbrauwen van de aangesproken sint verbaasd de hoogte inschieten bij deze luide kreet.

„Pardon?” was zijn commentaar.

„O eh... ik bedoel natuurlijk meneer Van Someren, meneer...” stamelde Tina beschaamd en prees haar zwarte gezicht op dat moment, want ze voelde hoe ze vuurrood werd bij deze grote blunder.

Sjoerd hield zich verschrikt staande aan het hek en keek met grote ogen naar de man vóór hem.

„Het is niet waar!” kon hij alleen maar uitbrengen.

„Heb ik gelijk of niet?” schreeuwde Tina.

De paarse sint knikte instemmend en salueerde bij wijze van groet aan zijn mijter. „Geheel tot uw dienst!”

„En ik dan?” Sjoerd zag waarachtig bleek en zijn ogen keken wanhopig naar zijn zwarte knechten.

Sint „Toetje” opende zijn mond om wat te zeggen, maar er kwam geen geluid uit en zijn blik gleed over Sjoerd heen en bleef rusten op het park aan de overkant van de straat. Met een ruk draaide Sjoerd zich om en moest zich vastgrijpen aan de paarse mantel van „Toetje” om niet om te vallen.

„Ik word gek!” stamelde hij nauwelijks hoorbaar. „Ik zie alles dubbel!”

Maar hij was niet de enige die scheen te denken iets vreemds te zien en allemaal moesten ze zich nogmaals in de ogen wrijven, alsof ze niet wilden geloven dat ze niet droomden! Tussen de bomen in het park verscheen geheel gestoken in het bordeauxrood, Sinterklaas nummer drie, die met zijn drie pieten eveneens koers zette naar „de Zonnebloem”. Hij stak vlug de straat over, bleef abrupt stilstaan bij het zien van het oploopje voor de poort, maar kwam toch dichterbij, tot hij zich bij zijn collega's van die avond gevoegd had.

„Een reünie van Sinterklazen?” informeerde de nieuw aangekomen sint, waarop iedereen hartelijk in de lach schoot.

„O wat een idioot gezicht!” snikte piet Tina. Ook piet Mieke hield haar buik vast van het lachen, terwijl Bas krom tegen het hek geleund stond.

De drie Sinterklazen staarden elkaar verbaasd aan, wat duidelijk nóg meer op de lachspieren van de pieten werkte.

„Moeten we nog wachten op de rest!” hikte Karlien en speurde opvallend de straat af, in volste verwachting van nóg meer goedheiligmannen.

„We hebben negen pieten en drie sinten! Wat doen we nu? We kunnen moeilijk de hele avond voor de poort blijven staan!” opperde sint nummer drie en keek de anderen vragend aan.

„Maar jou ken ik óók! Dat is Ruud! Jongens, dat is Ruud!” gierde Tina, krom van het lachen.

Tenslotte schoot ook sint Ruud in de lach en kon het komische van de situatie inzien. „Hoe komen jullie in 's hemelsnaam op het idee om voor Sinterklaas te gaan spelen?”

Sjoerd en „Toetje” keken elkaar aan en zeiden bijna gelijkertijd: „Als verrassing!”

„Dat was ik óók van plan! Weet Petra ervan?”

Tina schudde haar hoofd en keek Ruud schuldbewust aan. „Het is mijn fout, ik had haar moeten vertellen wat we van plan waren, dan was dit niet gebeurd!”

„Nee, het is ook mijn fout,” zei „Toetje”, „ik heb ook niets gezegd en jullie hadden mij niets verteld over dit plan! Alleen maar dat „de Zonnebloem” zelfs geen geld had voor een fatsoenlijke sinterklaasavond!”

„Dan ben ik net zo'n grote zondebok als jullie, ik heb Petra ook niet ingelicht! Ik wilde haar verrassen omdat ze de laatste tijd zo in de put zit!”

„Ik denk, dat ze een beroerte krijgt, als ze ineens drie Sinterklazen ziet, terwijl ze er niet één verwacht!” zei Sjoerd weinig opwekkend.

Op dat moment ging de grote voordeur van „de Zonnebloem” open en stond het onderwerp van gesprek met open mond op de stoep.

„Ais je het over de duvel hebt...”

Langzaam kwam Petra door de tuin op hen toelopen en overzag het groepje, dat wat bedremmeld voor de poort stond.

„Ook goedenavond! Is het hier een centrale verzamelplaats van Sinterklazen?” informeerde ze.

„Allemaal met bestemming „de Zonnebloem”!” begon „Toetje” zijn uitleg, waarop Petra hem onderzoekend aankeek.

„Ben jij dat, Theo?” vroeg ze wantrouwig.

„Goed geraden! En Ruud, en Sjoerd!” juichte Tina.

„Niet te geloven!” zuchtte Petra en sloeg met haar vlakke hand tegen haar voorhoofd.

Binnen was het zingen van de sinterklaasliedjes gestaakt en verschillende nieuwsgierige gezichtjes stonden in de deuropening. Als een lopend vuurtje verspreidde het nieuws zich dat er drie Sinterklazen en maar liefst negen zwarte Pieten voor „de Zonnebloem” stonden; iets wat het geloof in de goedheiligman danig aan het twijfelen bracht bij verschillende kinderen die hun eigen ogen niet konden geloven.

„Laten we maar naar binnen gaan,” opperde Petra, „ze hebben jullie nu toch gezien!”

Het groepje liep achter haar aan naar binnen en werd daar overstelpt door vele kindervragen en het roepen en gillen was niet van de lucht.

Tenslotte redde „Toetje” de situatie door met stemverheffing om stilte te vragen. Hij strekte zijn gehandschoende handen naar voren en bromde vriendelijk: „Vanavond heeft Sinterklaas speciaal voor jullie een verrassing meegebracht! Sinterklaas heeft het altijd zó druk, dat hij ook hulpsinterklazen heeft, die nog moeten leren om een goede sint te worden. En ze wilden zó graag een bezoek aan jullie brengen, dat ik het niet over mijn hart kon verkrijgen ze weg te sturen! Vinden jullie dat erg?”

„Nee!” schreeuwden tientallen kinderstemmetjes. Met glanzende ogen en soms wat bange snuitjes zaten of stonden ze in een grote kring om de bezoekers heen.

„En zijn jullie allemaal braaf geweest?” vroeg sint Ruud.

„Jaaa!” luidde het eenstemmige antwoord.

„Mooi, dan hebben jullie allemaal een cadeautje verdiend!” Er werden drie dozen met pakjes aangesleept; Petra verscheen met chocolademelk en speculaas en het feest was compleet.

De pieten hadden zich genoeglijk tussen de kinderen gevoegd en hadden een kleintje op schoot dat zijn of haar angst nog wat moest overwinnen bij het zien van zóveel Spaanse bezoekers!

Petra liep stralend rond en zong even hard liedjes als de kinderen, gelukkig lachend.

Tina had haar blik al eens in het rond laten gaan op zoek naar Marlies, maar ze had haar nog niet kunnen ontdekken. Toen ze echter voor de derde maal alléén Debbie op de schoot van een piet aantrof, besloot ze Petra eens te vragen waar de andere helft van de tweeling uithing.

Deze reageerde verbaasd op haar vraag. „Maar die is er toch! In het begin van de avond heeft ze de hele tijd bij Debbie gezeten!”

Koortsachtig zocht ze de huiskamer en ook de slaapvertrekken af, maar ze kwam met een onthutst gezicht weer naar beneden. „Ze is weg!” stamelde ze.