9. Een halsketting
De volgende dag is Vera als eerste uit bed. Ze lag er de vorige avond ook als eerste in. Ze heeft ook beloofd dat deze zaterdagmorgen Tim en Tor zou uitlaten. Als ze terugkomt, zit Edwin met dikke oogjes en een wilde haardos in de keuken een boterham te eten.
‘Goeiemiddag!’ roept Vera opgewekt.
Edwin bromt iets onverstaanbaars.
Vader komt met een krant binnen lopen. ‘Kijk, de brand in de jachthaven staat er al in met een grote foto.’
‘Mag ik eens zien?’ zegt Edwin. Hij is meteen klaarwakker.
‘Zo meteen. Ik lees 'm eerst zelf. Jij bent toch nog niet klaar met eten’, antwoordt vader.
Hij gaat aan de keukentafel tegenover Edwin zitten en spreidt de krant uit.
Vera leunt op zijn schouder en kijkt mee. ‘Hé … zie je dat? Wij staan er ook op. De Albatros is al een eindje weggedreven.’
‘Waar zie je die dan?’ vraagt vader.
Vera wijst.
‘O ja, nu zie ik het ook.’
‘Mag ik die foto straks uitknippen, pap?’
‘Van mij wel, hoor. Als ma hem ook gelezen heeft.’
Edwin kan het niet langer houden en staat ook op. Hij loopt om de tafel en kijkt over de andere schouder van vader mee. ‘Ja, dat zijn wij!’
‘Het was al een drukte van belang, zie ik wel’, zegt vader.
‘Ja, er waren zomaar heel veel mensen. Die zullen allemaal de sirene van de brandweerauto wel hebben gehoord’, veronderstelt Edwin. ‘Ik sprak gisteravond Kees van de buurman nog. Hij zei dat zoiets niet zomaar in brand vliegt. Dat was ook zo met die vrachtauto in de Beatrixhaven een paar dagen geleden. Daar was ook niemand bij en die vloog ook zomaar in brand.’
Vader wrijft even over zijn kin. ‘Je zou haast denken dat er iemand moedwillig bezig is om branden te stichten. Ook dat schuurtje van de overburen ging zomaar in vlammen op.’
‘Dat noemen ze toch een pyromaan?’ zegt Vera.
‘Zo Veertje, hoe kom jij aan die dure woorden?’ zegt vader.
‘Oh, wij leren op school zo het een en ander’, lacht Vera.
‘Aha … maar je hebt gelijk, hoor. Overigens hoeven we daar niet zo blij mee te zijn.’
Vader leest het bericht bij de foto verder. ‘O kijk, hier in dit bericht wordt ook al een pyromaan verondersteld.’ Vader leest nu hardop. ‘Gezien de voorgaande branden in het dorp sluit de politie niet uit dat er een pyromaan aan het werk is. Bij de laatste brand is een jonge inwoner uit het betreffende dorp gearresteerd, maar die bleek niets met de brand te maken te hebben. De jongeman is weer op vrije voeten gesteld.’
‘Dat gaat over Jacob’, roept Vera.
‘Ja, over wie anders …’ zegt Edwin. Hij gaat weer zitten en sluit de ogen om voor zijn ontbijt te danken. Daarna loopt hij de keuken uit en zegt: ‘Ik ga nog even verder in de tuin. De schuur hebben we gisteravond al helemaal opgeruimd, pa.’
‘Mooi zo’, knikt vader goedkeurend.
Nadat Edwin nog even de badkamer heeft bezocht loopt hij naar de schuur en haalt er een hak en rijf tevoorschijn. Daarmee gaat hij in de tuin rondom alle bloembedjes te lijf. Binnen een uur heeft Edwin de grond weer losgemaakt, netjes glad gereven en ligt de achtertuin er weer piekfijn bij.
Mooi op tijd klaar, denkt Edwin en kijkt op zijn horloge. Oei, halftwaalf. Toch later dan hij had gedacht. Dat heb je ervan als je zo laat uit je bed komt, verwijt hij zichzelf.
Na het middageten stappen broer en zus weer op hun fietsen. Ze rijden rechtstreeks naar hun vriend Peter. Ook Tim en Tor zijn weer van de partij. Bij de sluis kijkt Edwin nog even naar links. Daar ligt nog steeds de Albatros tegen een andere boot. Als ze over de sluis zijn gereden ziet hij ook dat het uitgebrande jacht is weggehaald. Rondom de weggebrande planken op de steiger zijn roodwitte linten gespannen.
‘De vader van Peter heeft de Albatros nog niet op hun vaste plaats teruggevaren’, zegt hij tegen Vera.
Vera kijkt even om, maar ze zijn al te ver om de jachthaven nog te kunnen zien.
‘Misschien mogen wij dat vanmiddag wel doen’, vervolgt Edwin.
‘Als er dan maar niet weer iets gebeurt.’
‘Oh, dat zien we dan wel weer.’
Vijf minuten later rijden ze het erf op bij boer Groeneveld.
Peter komt er al aanlopen. ‘Ik pak even m'n fiets en dan gaan we weer naar de jachthaven. Pa heeft nog geen tijd gehad om de Albatros terug te varen. Dus vroeg hij of wij dat willen doen.’
‘Wat heb ik je gezegd …’ klinkt het triomfantelijk.
‘Je hebt altijd gelijk, slimmerd … behalve als je ongelijk hebt’, merkt Vera droog op.
Edwin reageert er niet op en draait zijn fiets.
Even later rijden ze weer naar de jachthaven. Peter heeft een jerrycannetje met brandstof achter op zijn fiets gebonden. ‘Maandag vertrekken die kennissen van pa en ma. Met dit beetje brandstof kunnen we wel gaan tanken.’ Hij wijst naar de jerrycan achter op z'n fiets.
‘We moeten ook alles nog even nakijken. En we hebben helemaal niet meer aan die gasfles gedacht. Die had Jacob even vooraan bij de steiger neergezet, omdat hij door de struiken langs het water naar de boot wilde komen. Maar toen werd hij bij de kladden gegrepen.’
‘Ik vraag me af of die gasfles er nog wel staat.’
‘Dat zullen we zo meteen wel zien’, antwoordt Peter.
Met de fiets aan de hand lopen ze langs het gebouw van de beheerder, dat tevens een cafeetje is.
Vooraan bij de steiger zetten ze hun fietsen op de standaard.
‘Ik zie geen gasfles’, merkt Edwin op.
‘Had ik ook eigenlijk niet verwacht’, zegt Peter. ‘Wie laat er nu een gasfles zomaar staan? Ik vraag het wel even aan de beheerder.’ Meteen loopt Peter terug naar het gebouw dat ze zojuist zijn gepasseerd. Vera pakt Tim uit de mand en zet hem op de grond.
Even later komt Peter weer naar buiten. ‘Ik kom er zo aan’, roept hij al uit de verte. ‘De beheerder had hem al gevonden en heeft 'm in de opslagruimte gezet. Hij zal de fles zo pakken.’
Vlak achter Peter komt de beheerder naar buiten. Hij loopt naar een andere zijde van het gebouw en opent een deur. Daarachter pakt hij de gasfles en overhandigt deze aan Peter.
Peter bedankt de beheerder en loopt naar zijn vrienden. ‘Ik breng 'm even op de steiger. We meren de Albatros daar toch weer aan. En anders moeten we hem helemaal naar de andere kant van de jachthaven sjouwen.’
‘Goed idee!’ vindt Edwin. Samen met z'n zus wacht hij aan het begin van de steiger en slentert wat rond.
Plotseling ziet hij iets glinsteren tussen het gras vlak voor de steiger. Hij bukt en raapt het op.
Een halskettinkje. Het is een zilveren ketting met een hartje als hanger.
Edwin bekijkt het hartje. Aan één zijde is iets gegraveerd. Hij bekijkt het eens goed.
‘Ge-rar-da’, mompelt hij.
Gerarda …? Ineens begrijpt hij het. Gerarda is natuurlijk zijn overbuurmeisje. En Jacob heeft verkering met haar. Jacob was hier gisteren en heeft het natuurlijk verloren.
Wacht, ik zal die Jacob eens verrassen, denkt hij en stopt de ketting met de hanger in zijn broekzak.