Hoofdstuk 3
Als hij een mes uit zijn zak had getrokken en haar had bedreigd, had ze niet geschokter kunnen zijn. Sprakeloos bleef ze hem staan aankijken. 'Dat is onmogelijk,' zei ze hees.
Hij schudde zijn hoofd. Verder maakte hij geen enkele beweging.
Je naam komt niet op de lijst voor. Ik heb al weken geleden een lijst gehad van de commissieleden. Jouw naam was er niet bij.' Ze deed wanhopige pogingen er haar verstand bij te houden, de wereld weer recht in beeld te krijgen, alles weer in de juiste verhoudingen te zien.
'Afgevaardigde Haley uit Colorado is vorige week benoemd in een andere commissie. Mijn aanhangers vonden het een goed idee dat ik zijn plaats zou innemen.'
Keely bleef bij het raam staan. Was het een bolwerk dat ze in gedachten had opgericht? Ze moest de betrekkelijke bescherming ervan toch eens verlaten. Onbewust trok ze het koord van haar badjas strakker aan en maakte ze zich van het raam los. Ze liep naar het bed. Op een paar passen afstand bleef ze staan. Haar handen hadden niets te doen, dus sloeg ze haar armen verdedigend over elkaar voordat ze het tegen hem opnam.
Haar schaamte werd overstemd door woede. 'Wel, afgevaardigde Devereaux, je hebt je intussen zeker wel gewapend met voldoende repliek?' vroeg ze schamper. 'Mijn zorgvuldig opgestelde toespraak voor morgen, dat ik hoop dat onze mannen nog in leven zijn, is dus nu zeker geen cent meer waard?'
'Keely...'
'Je mag wel trots op jezelf zijn. Vertel me eens, doe je altijd zoveel moeite voor een politiek standpunt waarvoor je stemmen wilt werven?'
'Hou op. Pas toen ik boven op mijn kamer kwam, merkte ik wie je was. Ik had nog stapels stukken door te lezen voor morgen. Toevallig las ik dat voor proof het woord zou worden gedaan door ene Mrs. Keely Williams. Hoeveel Keely's ken jij? Ik heb bij de balie na vraag gedaan en kwam te weten dat er ene Keely Williams, geboren Preston, verbleef in kamer 714. Toen heb ik twee en twee bij elkaar opgeteld. Ik zweer je dat ik voor die tijd niet wist dat jij het was.'
'Maar toen je het eenmaal wist, heb je geen seconde verspild en ben je beneden gekomen om eens te kijken of het ons onbestorven weduwen wel ernst is, nietwaar?' Ze bedekte haar gezicht met haar handen, woedend op de tranenvloed die zich niet liet stelpen.
'Verdorie. Dat ik hierheen kwam en je kuste, had niets te maken met morgen, met de uitkomst van je bijeenkomst of met wat dan ook.'
'Oh nee?' vloog ze op.
'Nee,' bulderde hij. Hij was gaan staan en keek haar recht aan, zijn handen op zijn heupen, even kwaad en over zijn toeren als zij. Bij het zien van het verdriet op haar gespannen gezicht herhaalde hij zacht en ernstig: 'Nee!'
Ze wendde zich af, sloeg haar armen dicht om zich heen, bang dat ze geestelijk zou afknappen als ze niet lichamelijk sterk bleef. Ze had zich al eerder heen en weer getrokken gevoeld tussen verschillende vormen van loyaliteit, maar de tussenkomst van Dax Devereaux in haar leven had het probleem verhonderdvoudigd.
'Je begrijpt er niets van,' fluisterde ze.
Hij verlangde ernaar naar haar toe te gaan, haar in zijn armen te nemen en haar te verzekeren dat alles goed kwam. Hij durfde echter niet. Haar afwijzende houding wees op verwarring. Ze kon het beter zelf oplossen. 'Misschien kan ik het wel begrijpen. Praat erover.'
Ze keek hem weer aan met een fel verwijt in haar mooie groene ogen.
Haastig voegde hij eraan toe: 'Niet als afgevaardigde Devereaux. Leg het mij, Dax, uit.'
Ze ging op de rand van het bed zitten, gespannen, haar schouders opgetrokken in zelfbescherming. Hij liep terug naar de stoel, kalm, methodisch. Zonder dramatische gebaren en op rustige toon deed ze hem het relaas in de notedop van haar verloving en huwelijk met Mark Williams, zijn vermissing en de daaruit voortvloeiende beroering in haar leven.
'Ik heb niet de status van een weduwe of een gescheiden vrouw. Al ben ik getrouwd, ik heb geen man, geen thuis, geen kinderen. Ik woon alleen, maar ben bepaald niet vrij.'
Ze brak af, maar sloeg haar ogen niet op. Ze keek alleen neer op haar schoot. Na lange tijd vroeg hij zacht: 'Heb je ooit overwogen jezelf los te maken?'
Haar hoofd kwam met een ruk omhoog. 'Je doelt toch op Mark dood laten verklaren?' vroeg ze scherp. Hij kromp onwillekeurig ineen onder de snijdende vraag. 'Nee, ondanks alle dringende adviezen ben ik trouw gebleven aan mijn man in de overtuiging dat hij nog in leven is. Voor het geval hij op een dag thuiskomt, wil ik op hem staan wachten. Iemand anders zou er niet zijn. Sinds hij als vermist werd opgegeven, is zijn vader overleden. Zijn moeder verblijft in een verpleegtehuis, ze kan niet langer voor zichzelf zorgen. Het verdriet...' Ze zuchtte en wreef met haar vingers over haar voorhoofd. 'Zij wordt onderhouden met Marks soldij. Ik hou er zelf niets van.' Nu keek ze hem wel aan. 'Dax, het gaat om haar en de vrouwen met kinderen, die dat geld hard nodig hebben. Als de wet wordt aangenomen en onze mannen...' Ze brak af en hief opstandig haar kin. 'Morgen zul je wel horen wat ik officieel te zeggen heb, nietwaar?'
Hij stond op, even moe en verslagen als zij. 'Ja, dat hoor ik morgen wel.'
Zonder nog iets te zeggen liep hij naar de deur en opende hij die. Op de drempel draaide hij zich nog even om. 'Vergeet niet iets te eten.' Met een rukje van zijn kin wees hij op het vergeten blad. 'Welterusten, Keely,' voegde hij er zacht aan toe. Het volgende ogenblik was hij verdwenen.
Keely stond midden in de plotseling lege kamer te kijken naar de gesloten deur. Een hopeloosheid die ze in lang niet had ervaren, smoorde haar als een lijkwade. Ze was ten einde raad en eenzaam. Zo eenzaam.
Ondanks alles verlangde ze weer naar de kracht van Dax' armen en de dwingende druk van zijn mond.
Met een kritische blik op haar spiegelbeeld concludeerde ze dat ze er op haar best uitzag. Misschien had ze niet naar Nicole moeten luisteren en toch de grijze blouse moeten meebrengen. Deze had een eenvoudig kraagje met een zedig strikje. Degene die ze had meegebracht, had een kanten inzet in de pas. Nu ja, dacht ze met een zucht, daarvoor was het nu te laat. Misschien dat een vrouwelijke toets de strenge snit van het blauwe pakje met rechte rok en jasje verlevendigde.
Marineblauwe pumps, een bijpassende tas en een beige kasjmieren jas in dezelfde kleur als haar haren completeerden het geheel. Ze stak de leren aktentas onder haar arm en nam de lift naar de lobby, waar ze Betty Allway zou ontmoeten voor het ontbijt
'Je ziet er even fantastisch uit als altijd,' merkte Betty op met een tikje jaloezie dat werd getemperd door oprechte bewondering. 'Hoe zie jij kans zo slank te blijven in New Orleans, dat immers de beste keuken ter wereld heeft? Ik zou binnen een maand de deur niet meer door kunnen.'
Betty's goed humeur was aanstekelijk. Keely merkte dan ook dat ze vertelde over haar werk en Betty vroeg naar de kinderen. De vrouw vertelde geanimeerd over alle drie.
'Bill zou zo trots op hen zijn,' zei ze peinzend. 'De baby was pas vier maanden toen Bill als vermist werd opgegeven. Hij heeft hem nooit gezien. Nu is die baby een potige basketballspeler in het schoolteam.' In haar meestal vrolijke ogen verscheen een zo trieste blik dat Keely even een hand op die van de andere vrouw legde.
'Gemakkelijk te accepteren wordt het nooit, nietwaar?' dacht Keely hardop. 'We leren ermee te leven, maar echt accepteren kunnen we het niet.'
'Ik niet en jij ook niet. Tot ik zeker weet dat Bill dood is, blijf ik geloven dat hij nog in leven is.' Betty nam een slokje koffie. 'Tussen twee haakjes, we krijgen een haar in de soep. Afgevaardigde Parker, de voorzitter van de subcommissie, belde me vanmorgen.'
Keely dacht dat ze wist wat er kwam, maar zei toch koel: 'Oh?'
'Een van de congresleden op wie we volgens mij konden rekenen voor steun, is benoemd in een andere commissie. Hij is vervangen door Daxton Devereaux, uit Louisiana. Ken je hem?'
Keely ontweek een rechtstreeks antwoord. 'Iedereen in Louisiana heeft wel eens van Dax Devereaux gehoord.' Voorzichtig vroeg ze: 'Denk je dat hij bij de tegenstanders hoort?'
Betty keek bezorgd naar het koffiekopje dat door een onopvallende ober werd bijgevuld. 'Dat weet ik niet. Voor zover ik het heb begrepen, is hij nogal ambitieus. Waarschijnlijk stelt hij zich kandidaat voor de volgende senaatsverkiezingen.'
'Dat zegt weinig. Misschien ziet hij voordeel in steun aan onze zaak.'
'Hoe zit het met zijn economische politiek?'
'Ik woon niet in zijn kiesdistrict, dus daar weet ik weinig van,' antwoordde Keely naar waarheid.
'Ik heb gehoord dat hij belastingvermindering propageert. Bovendien is hij fanatiek op het punt van vermindering van overheidsuitgaven. Daar maak ik me toch werkelijk zorgen over.'
Keely probeerde een vrolijke nonchalance in haar stem te leggen. 'Nu ja, de uitkomst is nog een open vraag. Er zitten nog tien andere leden in die subcommissie. We hoeven nog niet toe te geven dat we verslagen zijn.'
'Dat nooit,' zei Betty uit de grond van haar hart en met een vreugdeloos lachje. Haar grijze ogen zochten die van Keely boven de restanten van het ontbijt. 'Ik weet dat het niet eerlijk is, Keely, maar we vertrouwen op jou om het woord voor ons te doen.'
Dat was wel het laatste wat Keely vanmorgen wilde horen. Ze voelde zich een verraadster. 'Dat weet ik,' zei ze. 'Ik zal mijn best doen.' Wat zou Betty wel niet van haar denken als ze wist dat ze Dax Devereaux gisteravond had gekust met een overgave die haar zelfs bij de herinnering nog deed blozen?
'We kunnen beter gaan,' merkte Betty bruusk op. 'Laten we hun niet de voldoening geven dat we te laat komen. De anderen zien we daar wel.'
Ze rekenden af en gingen naar buiten. Het regende niet meer. Er blies wel een koude, scherpe wind door de hoofdstad. Ze hielde een taxi aan; de chauffeur nam het op tegen de ochtendspits om hen af te zetten op de stoep van het Huis van Afgevaardigden.
Nog nooit was Keely voor iets zo bang geweest als nu voor de ontmoeting met Dax. Ze had een onrustige nacht achter de rug. Ze had gedroomd van Mark, en dan raakte ze altijd van streek. Dat was haar regelmatig gebeurd toen hij pas naar Vietnam was vertrokken. Zelfs na zijn vermissing was hij een hoofdrol blijven spelen in haar dromen.
Door de jaren heen waren die dromen echter minder vaak voorgekomen en werden ze ook vager. Als hij haar onderbewustzijn binnendrong, dan als jongen van negentien. Als hij nu nog leefde, was hij een volwassen man. Hoe zag hij eruit? Ze had er geen idee van, en dat stak haar. Ze zou de man aan wie ze door een heilige eed in naam verbonden was, niet eens herkennen als ze hem op straat tegenkwam.
'Keely?' Betty's aarzelende por haalde haar uit haar dagdroom.
'Zijn we er al? Ik repeteerde mijn toespraak.' Sinds wanneer loog ze zo opvallend gemakkelijk en met een dergelijke regelmaat? Sinds ze Dax had leren kennen, sinds ze met hem had gepraat en gelachen, hem had aangeraakt en gekust, sinds ze, alleen tegenover zichzelf, voor het eerst in jaren had toegegeven de fysieke liefde van een man te willen leren kennen.
In de gangen van het Huis van Afgevaardigden werden ze opgewacht door drie vrouwen. Ook zij voerden actief campagne om te voorkomen dat de vermisten als dood zouden worden afgeschreven. Keely kende hen en begroette hen hartelijk.
Een bode bracht hen naar het vertrek waar de hoorzitting zou worden gehouden. Keely nam plaats aan een tafel met microfoon. Betty ging naast haar zitten. De anderen zochten een plekje achter hen.
Keely haalde haar aantekeningen uit haar aktentas, stapelde ze keurig op, legde haar tas op tafel en deed alles en nog wat om haar ogen ervan te weerhouden de kamer door te dwalen, al dacht ze niet dat Dax al aanwezig was. Bodes, secretarissen, journalisten en andere commissieleden liepen rond, begroetten elkaar, schudden elkaar de hand en praatten, lazen kranten of memoranda. Toen Keely haar jas uittrok, haastte een bode zich naderbij om haar te helpen. Op dat moment dat ze hem met een blik achterom bedankte, zag ze Dax het vertrek binnenkomen.
Hun ogen haakten in elkaar. Geen van beiden was in staat de intense aantrekkingskracht ongedaan te maken, dus gaven ze zich eraan over en gunden ze zich de luxe naar elkaar te kijken. Even werden ze gevangen gehouden door elkaars aanwezigheid en bleven ze ongevoelig voor anderen. Keely zag op zijn gezicht hetzelfde verlangen weerspiegeld als zij voelde en dat zich niet liet wegredeneren. Tijdens de afgelopen, rusteloze nacht had ze bij het wakker worden uit haar dromen niet verlangd naar de zekerheid van Marks armen, maar naar die van Dax. Gefluisterde troostwoorden die ze zich had ingebeeld, waren niet gekomen uit de mond van haar man, maar uit een mond waarnaast zo nu en dan een verleidelijk kuiltje verscheen. Het waren Dax' ogen geweest, donker en bodemloos, die haar kille ziel hadden verwarmd.
Het oogcontact werd verbroken doordat een congreslid voor Dax opdook, hem hartelijk de hand schudde en hem op de schouder sloeg. Keely draaide zich weer om, trok de zoom van haar rok over haar gekruiste knieën en deed net of ze las in de papieren die ze in haar klamme handen hield. Hoe moest ze dit overleven?
Een paar minuten later werd de vergadering geopend. Afgevaardigde Parker van Michigan, de voorzitter, maakte wat inleidende opmerkingen en stelde ieder lid van de subcommissie voor aan de vertegenwoordigers van proof. Bij het voorstellen van Dax Devereaux drukte Betty's elleboog even in Keely's ribben. Keely wist niet wat het verstolen gebaar moest overbrengen, maar wendde niet haar hoofd naar Betty om het te weten te komen. Dax was duidelijk het jongste commissielid en ook ontegenzeggelijk het knapste. Maar was hij vriend of vijand? De commissie bestond uit elf congresleden, verdeeld in verhouding tot de congreszetels. De grootste partij had hierbij een meerderheid van één. Dax hoorde bij die meerderheid.
Afgevaardigde Parker zette een leesbril op en keek Keely over de glazen heen aan. 'En, Mrs. Williams, ik geloof dat u een verklaring namens proof hebt opgesteld. We willen die graag nu horen.'
'Dank u afgevaardigde Parker.' Met haar melodieuze, zuidelijke stem presenteerde ze de argumenten van proof voor de leden van de commissie en voor de pers. Ze las niet uit haar vele aantekeningen voor en raffelde haar verhaal evenmin af. Ze sprak met overtuiging op een persoonlijk niveau, alsof ze zich tot ieder commissielid apart richtte.
Ter afronding zei ze: 'We hopen oprecht dat u als geachte afgevaardigden van het Amerikaanse volk een negatief advies zult uitbrengen over dit wetsontwerp, dat u de vermisten in leven zult laten tot wij allen van het tegendeel zijn overtuigd.'
Even bewoog niemand, onder de indruk als iedereen was van haar informatieve verzameling feiten en haar ongeëmotioneerde, maar indrukwekkende presentatie. Onder dekking van het daaropvolgende rusteloze gedraai van de mensen die lange tijd stil hadden gezeten, hoorde ze Betty's 'bravo'. De vrouwen achter hen sloten zich hierbij aan.
'Dank u, Mrs. Williams.' Afgevaardigde Parker keek de tafel langs die tegenover die van de vrouwen was opgesteld en vroeg: 'Heren? Iemand iets voor de discussie?'
Het volgende anderhalf uur werden Keely en haar groep belaagd door vragen; zelf stelden ze er ook een aantal. Punten werden behaald en ingeleverd, maar de meeste commissieleden leken sympathie te hebben voor de vrouwen, als ze het al niet met hen eens waren.
Keely probeerde haar ogen van Dax af te houden; dat bleek echter vrijwel onmogelijk. Hij droeg niets bij aan de verhitte discussie, maar leunde achterover, zijn vingers gekruist over zijn neusbrug. Hij luisterde aandachtig. Wist ze nu maar wat hij dacht.
Slechts één van de congresleden was openlijk vijandig. Het was afgevaardigde Walsh uit Iowa. Zijn vragen klonken strijdlustig en hij maakte volgens hem ter zake dienende opmerkingen met een houding die aan minzaamheid grensde.
'Mrs. Williams.' Hij sprak Keely rechtstreeks aan, met een verveelde, half geamuseerde stem. 'Neem me niet kwalijk dat ik het zeg, maar uw verschijning wijst duidelijk niet op armoede. De meesten van u, getrouwd met of de moeder van een vermiste, hebben inmiddels een nieuw leven opgebouwd. Voelt u zich niet schuldig dat u de federale overheid geld afhandig maakt dat elders kan worden aangewend?'
Keely beet een scherp antwoord doormidden waaruit de bewuste afgevaardigde duidelijk zou kunnen opmaken wat ze dacht van hem en zijn afkomst. In plaats daarvan zei ze effen: 'Ik denk niet dat één van ons zich schuldig hoeft te voelen over het aannemen van de soldij. U wel, afgevaardigde? Onze mannen en zoons zijn nog steeds in dienst van hun land en horen soldij te krijgen, zoals iedere andere soldaat.'
'Mrs. —'
'Mag ik even uitpraten, alstublieft?' vroeg ze koel. Ze kreeg brommerig toestemming. 'Het gaat hier om meer dan geld alleen. Als de vermisten dood verklaard worden, droogt onze informatiebron via overheid en leger onmiddellijk op. Dat mag niet gebeuren zolang er nog een schijn van kans is dat deze honderden mannen nog in leven zijn, misschien gevangen worden gehouden of alle mogelijkheden aangrijpen om te overleven.'
De schijnheilige, pompeuze man leunde achterover in zijn stoel en kruiste zijn dikke armen voor zijn omvangrijke buik. 'Bent u er werkelijk in alle eerlijkheid van overtuigd dat uw man, of welke van deze mannen dan ook, nog steeds in leven is?' Voor ze kon antwoorden wendde hij zijn glimmende kale hoofd om naar Dax. 'Afgevaardigde Devereaux, we hebben van u nog niets gehoord. U hebt in Vietnam gediend, nietwaar?'
Keely's verbaasde ogen richtten zich op Dax; ze merkte tot haar schrik dat hij haar recht aankeek. 'Ja,' hoorde ze hem antwoorden. Ze had er geen idee van dat hij een oorlogsveteraan was.
'In welke hoedanigheid?' drong de oudere man aan.
Aller ogen richtten zich nu op Dax. 'Als kapitein bij de marine.'
'Hoe lang bent u in Vietnam geweest?'
'Drie jaar.'
'Een kapitein bij de marine neemt aan tamelijk veel acties deel, stel ik me zo voor,' sprak de man op zalvende toon. 'Lijkt het u, gezien uw ervaringen daar, aannemelijk dat één van deze vermisten nog in leven is?'
Dax leunde naar voren en legde zijn gevouwen handen voor zich op tafel. Hij bestudeerde ze even voordat hij de geladen vraag beantwoordde. 'Tijdens de oorlog in Vietnam zijn alle regels wat betreft oorlogvoering gebroken. Het leek mij niet aannemelijk dat kleine kinderen konden worden omgekocht om zich bij een groep soldaten te voegen en de pen uit een handgranaat te trekken. Toch heb ik het zien gebeuren. Evenmin is het aannemelijk dat manschappen onder invloed van drugs de bevelvoerende officieren neerschieten. Ook dat heb ik gezien. Tijdens een gevecht liep ik een vleeswond op. Een oude Vietnamees, een burger, gaf me iets te drinken en verbond mijn wond voor de hospik kwam. De volgende morgen stond zijn hoofd op een staak, op nog geen vijf meter afstand van de plaats waar ik sliep.' Hij richtte harde, kille ogen op de afgevaardigde en vervolgde scherp: 'In een oorlog vol van dergelijke gruwelijke onmogelijkheden is alles aannemelijk. Dat is de enige manier waarop ik uw vraag kan beantwoorden.'
Men kon in het vertrek een speld horen vallen. De tranen in Keely's ogen vertekenden het beeld van afgevaardigde Parker, die de zitting verdaagde tot na de lunch.
Het was een drukte van mensen die hun jassen en aktentassen verzamelden, lachten en praatten in een vergeefse poging de duistere stemming te verdrijven die het gevolg was van Dax Devereaux' woorden.
De vrouwen van proof feliciteerden Keely als groep en elk afzonderlijk voor haar uitgebreide toelichting op hun verzoek. Keely trok haar jas aan en legde haar papieren terug in haar aktentas. Het kostte haar moeite niet naar Dax te kijken, die werd omzwermd door aanhangers en journalisten die van alles wilden weten.
'Dank je, Keely.' Ook Betty omarmde haar. 'Je was fantastisch. Ik weet niet of we al dan niet zullen slagen, maar we hebben het tenminste uit alle macht geprobeerd.'
'We zijn er nog niet. Ik denk niet dat afgevaardigde Walsh al klaar is. Zo mogelijk heeft D... afgevaardigde Devereaux' verklaring hem nog meer tegen ons ingenomen.'
Betty keek naar het gezette postuur van de man die de journalisten aanmatigend aan de kant schoof. 'Die windbuil,' schamperde Betty. 'Hij probeert alleen in het journaal te komen. Als ze hem met Dax Devereaux vergelijken, staat hij compleet voor gek. Volgens mij is hij dat ook.' Haar ogen gleden door de kamer en kwamen tot rust op Dax, die werd geïnterviewd door een televisieverslaggever. 'Heb je ooit zo'n fantastische man gezien?' fluisterde ze Keely toe.
'Wie?' vroeg Keely quasi onwetend, al bonsde het hart in haar borst. 'Oh, je bedoelt afgevaardigde Devereaux. Ja, hij is best aantrekkelijk, maar je bent echt niet de eerste vrouw die dat opvalt, hoor.'
'Volgens mij zal hij het ver schoppen, zeker als het afhangt van de vrouwelijke kiezers.' Betty giechelde meisjesachtig. 'Wie kan nu zo'n kuiltje weerstaan? En wat hij zei...'
'Neem me niet kwalijk, Mrs. Allway, Mrs. Williams.'
Ze draaiden zich om naar een ernstige man van middelbare leeftijd in een bruin tweed kostuum dat wel eens geperst mocht worden. Zijn spaarzame peper-en-zoutkleurige haar stond alle kanten op, alsof hij net door een storm was binnengeblazen. Hij keek hen aan door de glazen van een dienstbril, zoals ze al tien jaar uit de mode waren. 'Ja,' antwoordde Keely.
'Ik ben Al Van Dorf, van Associated Press.'
'Hoe maakt u het, Mr. Van Dorf,' antwoordde Betty voor hen beiden.
'Het schijnt dat u beiden proof min of meer vertegenwoordigt, u doet tenminste vaker het woord dan wie van de anderen ook. Ik vroeg me af of u met me wilde gaan lunchen. Ik zou u graag een interview afnemen.'
'Keely?' overlegde Betty. Keely mocht de journalist op het eerste gezicht. Hij leek niet het agressieve, onbesuisde type en dat hij nerveus was over de lunchuitnodiging stond haar wel aan.
'Dat lijkt me wel in orde.'
'Dank u,' zei Van Dorf. 'U allebei.' Hij betrok Betty in zijn zichzelf wegcijferende glimlach en overhandigde Keely een kaartje. 'Dit is de naam van het restaurant. Er is gereserveerd. Ik zie u daar wel over...' Hij keek op zijn horloge. 'Laten we zeggen een halfuur. Dat geeft ons tijd genoeg om er te komen.'
'Prima. We zullen er zijn,' beloofde Betty.
'Dames.' Hij haalde de bandrecorder van zijn schouder en maakte een ouderwets buiginkje voordat hij wegliep, net op het moment dat een televisieverslaggever de vrouwen benaderde voor commentaar. Betty deed een stap achteruit en liet het aan Keely over de camera's tegemoet te treden.
Tegen de tijd dat ze zich een weg hadden gebaand naar de gang, afscheid hadden genomen van de andere vrouwen van proof, vragen hadden beantwoord van nog meer journalisten en de kilometerslange gangen van het gebouw waren doorgelopen, hadden ze amper meer de tijd een taxi aan te houden en naar hun lunchafspraak te rijden.
In de taxi borstelde Keely haar haren en bracht ze een nieuw laagje lippenstift aan terwijl Betty haar neus poederde. Ze kwamen maar een paar minuten te laat aan bij het rustig ogende restaurant in de buurt van Embassy Row. Ze haastten zich naar binnen en werden begroet door de gerant, die hen al naar een tafeltje leidde nog voordat ze hadden kunnen zeggen wie ze waren.
Keely struikelde bijna toen ze Dax op de bank langs de muur zag zitten. Van Dorf, afgevaardigde Parker en afgevaardigde Walsh stonden op bij de nadering van de beide vrouwen. Betty leek even geschrokken als Keely bij de aanblik van het groepje.
'Mrs. Allway, Mrs. Williams, blij dat u kon komen,' zei Van Dorf veel zelfverzekerder dan in de gehoorzaal. Waar was zijn timide geschuifel? 'U kent de heren natuurlijk, maar ik zal hen toch nog even aan u voorstellen: afgevaardigde Walsh, van Iowa, afgevaardigde Parker van Michigan en afgevaardigde Devereaux van Louisiana.'
Er werden handen geschud; ook Dax nam Betty's hand in de zijne en zei: 'Prettig kennis met u te maken, Mrs. Allway.' Pas toen zijn vingers zich rond Keely's hand sloten, durfde ze even naar hem op te kijken. Zijn ogen waren warm en er lag een hongerige blik in, die hopelijk niemand anders kon zien. Daarom was ze ook zo geschokt toen hij zei: 'Mrs. Williams, wat prettig u terug te zien.'