X
De koningin en haar patrimonium

In tegenstelling tot vele andere grote gefortuneerden hoeft de koningin geen wraak te nemen op het lot. Ze heeft nooit hoeven te vechten om haar patrimonium op te bouwen. Zij is erfgename en rentenierster. Ze hoeft geen bedrijf te beheren en te laten groeien in de hoop een industriële dynastie te creëren. Ze is geen ster uit de show business, media- of sportwereld, die verplicht is dag na dag haar imago, haar enige kapitaal, te verkopen. In tegenstelling tot de andere miljardairs vreest het staatshoofd geen inbraak of ontvoering. Elizabeth II bekijkt de toekomst van haar bezit vanuit de optiek van een patrimonium, ten voordele van haar kinderen en kleinkinderen. Net zoals de rijke Fransen legt de vorstin zich toe op vrijwilligerswerk, biedt zij hulp aan haar naasten in nood, leeft zij te midden van schilderijen van oude meesters, prachtige meubels en porselein. Over de waarde van haar eigendommen is zij heel discreet, bijna paranoïde. De koningin blijft ook trouw aan een andere, deze keer financiële leuze: ‘Wie een gelukkig leven wil leiden, toont beter niet wat hij bezit.’ Voor de fiscus hoeft ze niet bang te zijn. Haar eigen spaargeld zit niet verborgen achter een complexe constructie van fictieve bedrijven in fiscale paradijzen. De grote rijken proberen bij politici een voetje voor te krijgen. Zij niet. Zij is de koningin.

Kostuum, witte boord, blinkend zwarte schoenen: de financiers van de Coutts Bank lijken recht uit een roman van Dickens te zijn gestapt. Maar schijn bedriegt. Deze gentlemen met hun bestudeerde houding zijn de bankiers van de koningin. ‘By Appointment Of Her Majesty the Queen’, volgens de rituele formule. De Londense bank die meer dan drie eeuwen geleden werd gesticht, symboliseert de alliantie tussen geld en de kroon. ‘De leden van mijn familie hebben generaties lang voordeel gehaald uit uw wijze en voorzichtige raad’, verklaarde Elizabeth II in 1978, tijdens de inhuldiging van het nieuwe hoofdkwartier in de Strand. Eigenaardig genoeg liet Elizabeth I in de zeventiende eeuw op hetzelfde adres de verrader Thomas Howard, de vierde hertog van Norfolk, onthoofden. Sindsdien zou de gekwelde geest door de gangen van de bank waren. In 1993 werden vier receptionistes in het ziekenhuis opgenomen nadat ze het spook de roltrap hadden zien nemen. De directie deed dan maar een beroep op een ghostbuster. Deze laatste heeft het spook bevolen af te zien van wraak op de afstammelingen van Elizabeth I. Vanaf dan verliep alles weer normaal.

‘De koningin? Zij is een klant als alle anderen.’ Sta me toe deze verklaring van een van de directeurs van de Coutts Bank in twijfel te trekken. De vorstin heeft geen chequeboekje en geen kredietkaart. Elizabeth weet niets af van geld en heeft nooit een penny op zak. De zeldzame keren dat de koningin iets wil kopen, is het haar gezelschapsdame die de betalingen met cash uitvoert. De bank communiceert met Buckingham via elektronische post. Beveiligd. Men kan zich zo al de vreugde van de tabloid News of the World inbeelden als ze erin zouden slagen een rekeningoverzicht van de vorstin te bemachtigen.

In het klassement van de rijkste Britten, opgesteld door The Sunday Times in 2007, staat de koningin slechts op de 229ste plaats met een fortuin van 320 miljoen pond. Ze deelt deze plaats met de reder John Goulandris, de hertog van Northumberland en de stichters van de optiekketen Specsavers. Met haar ‘middelgrote’ fortuin in Engeland slaat de koningin een armzalig figuur naast de sultan van Brunei, koning Fahd van Saudi-Arabië, de emir van Koeweit en zelfs koningin Beatrix van Nederland, die onafhankelijk hoofdaandeelhouder is van de Engels-Nederlandse petroleumgroep Shell.

Zeventien jaar eerder was Elizabeth II de rijkste vrouw van haar koninkrijk. Wat is er gebeurd? De auteur van het klassement van The Sunday Times, Philip Beresford, is de deskundige bij uitstek wanneer men vragen heeft over het fortuin van de Windsors. ‘Tot aan het begin van de jaren negentig werden in de evaluatie van de rijkdom van de koningin haar persoonlijke goederen gecombineerd met deze die zij bezit in naam van de staat en waarvan zij geen afstand mag doen. Sinds 1994 zijn deze van elkaar gescheiden. De publicatie van de jaarrekeningen van Buckingham Palace was nuttig om het beheer van het officiële budget beter te begrijpen, maar er bestaan wel vragen over het private deel. Alleen de heel onwaarschijnlijke bekendmaking van haar belastingaangifte zou hierop een antwoord kunnen bieden.’

Bij het fortuin van Hare Majesteit worden de ‘private’ gelden gescheiden van de ‘openbare’ gelden, waarbij die twee termen heel bedachtzaam moeten worden gebruikt. Deze dualiteit wordt belichaamd door Alan Reid. Als Keeper of the Privy Purse, financieel directeur, heeft deze vroegere auditeur twee taken. Hij is beheerder van het private fortuin van de koningin en schatbewaarder van de dotatie van de staat en de niet-vervreemdbare koninklijke goederen.

Het is verbazend om te zien hoe eenvoudig deze man is, die belast is met de koninklijke financiën. Zijn bescheiden bureau met zicht op de binnenhof van Buckingham Palace heeft geen tochtvrije dubbele deur die wordt beveiligd door een deurwachter. En de verantwoordelijke van de kluis van de Windsors dient zelf thee op, die hij uit een thermosfles giet. Eerder boekhouder dan financieel goochelaar, creëert deze sympathieke Schot een rookgordijn rond de kastelen, paarden, juwelen en vooral de beleggingsportefeuille van Elizabeth II.

‘Maar ik kan u één ding verzekeren. Alle schattingen van het fortuin van de koningin zijn – en dit betreuren wij ten zeerste – overdreven. Zelfs het cijfer van 250 miljoen pond aan kapitaal, gepubliceerd in 2004, is niet juist.’ Meer zegt hij niet.

Maar laten we toch even proberen een beter zicht te krijgen op haar privéfortuin. In die lijst spreekt elk detail voor zich. De hoofdmoot van het koninklijk patrimonium wordt gevormd door de beleggingen. De huidige waarde en de samenstelling van de aandelen- en obligatieportefeuille zijn de twee grote onbekenden. De laatste waardebepaling van deze investeringen, door Buckingham Palace vrijgegeven in 1971 (!), bedroeg 21 miljoen pond. Wanneer dit bedrag wordt omgerekend naar de huidige waarde, dan wordt deze spaarpot in de City geschat op 861 miljoen à 1,25 miljard pond. ‘Dat is veel te veel. Deze bedragen zijn gewoonweg belachelijk’, antwoordt Alan Reid zonder meer details te geven. 100 miljoen pond lijkt waarschijnlijker, wat zou neerkomen op een jaarlijks dividend van 1 à 3 miljoen pond. Coutts is de depositobank van Hare Majesteit en de oude namen in de bankierswereld van de City – Barclays, de makelaars met het blauwe bloed, Cazenove, Schroder of Barings – zijn haar beursmakelaars. Zij geven voorrang aan de sterke Britse vennootschappen van de FT-100-index, met de grootste industriële waarden van de Beurs van Londen. Buitenlandse investeringen zijn verboden omdat er mogelijk diplomatieke belangenconflicten kunnen ontstaan. Bepaalde sectoren – casino's, vrije tijd, defensie, medisch onderzoek – die als te controversieel beschouwd worden, zouden worden vermeden. Het paleis wil niet hetzelfde meemaken als het Vaticaan, dat ontdekt heeft dat het belangrijke participaties heeft in farmaceutische laboratoria die voorbehoedsmiddelen fabriceren. Maar de beheerders van de koninklijke portefeuille wagen zich wel met grote voorzichtigheid in de controversiële wateren van het alternatieve beheer of de nieuwe markten. Het paleis geeft de voorkeur aan beleggingen op lange termijn eerder dan die met een onmiddellijk voordeel. Dat ligt inderdaad beter in de berekende aard van de vorstin.

Daarnaast bezit de koningin in eigen naam de opbrengsten van het hertogdom Lancaster, gesticht in 1399 om aan de vorst een inkomen te verschaffen dat losstaat van het staatsinkomen. De inkomsten van het hertogdom komen voornamelijk uit drie bronnen: het domein, zijnde 12.500 hectare landbouwgrond in de graafschappen Yorkshire en Cheshire, vastgoed met vooral gebouwen in het centrum van Londen en een aandelen- en obligatieportefeuille. In 2006-2007 stortte het hertogdom een winst van 10 miljoen pond aan de koningin door. Deze winst wordt belast. Daartegenover mag de vorst niet aan het kapitaal raken. Zolang het hertogdom overgaat van de ene vorst op de volgende, zoals de traditie het wil, zal deze laatste geen successierechten hoeven te betalen.

Het persoonlijke vastgoedpatrimonium bestaat uit drie kastelen: Balmoral in Schotland, Sandringham in Norfolk en Kensington Palace in Londen. Balmoral, gebouwd in gotische stijl, is omringd door 20.000 hectare akkerland en heeft een vijftigtal personen voltijds in dienst. Rond Sandringham, gebouwd in victoriaanse stijl, ligt nog eens 8000 hectare, maar hier werken een honderdtal personeelsleden omdat toeristen dit kasteel het hele jaar door kunnen bezoeken. Het eerste domein is verliesgevend, het tweede winstgevend. Een residentie, landbouwgronden, rivieren en wouden voor de jacht, Balmoral en Sandringham zouden uitstekend passen als tweede verblijf voor een miljardair. Deskundigen schatten de marktwaarde ervan op 300 à 400 miljoen pond. Kensington Palace is een apart geval. De benedenverdieping werd omgebouwd tot museum. De eerste verdieping wordt bewoond door minder belangrijke leden van de familie Windsor. De huurprijs die zij voor de luxueuze appartementen aan de koningin betalen, kan worden vergeleken met die voor een appartement met keuken, woonkamer, badkamer en twee slaapkamers. Belachelijk laag. De koningin bezit ook in eigen naam appartementen in de buurt van Victoria Station. Deze worden ook verhuurd, aan leden van de koninklijke entourage.

In tegenstelling tot wat iedereen denkt, behoren de bekendste kastelen van de koningin – Buckingham Palace, Windsor Castle en Holyroodhouse in Schotland – toe aan de staat, die instaat voor het onderhoud ervan.

In Balmoral en Sandringham bezit de koningin een verzameling kunstvoorwerpen (20 miljoen pond), belle-époquemeubels (20 miljoen pond) en een wagenpark met oldtimers (10 miljoen pond), waaraan nog een Daimler Jaguar en een Vauxhall moeten worden toegevoegd.

Deskundigen schatten de waarde van de verzameling juwelen tussen 70 en 130 miljoen pond. De befaamde kroonjuwelen, veilig opgeborgen in de Tower of Londen, zijn dan weer eigendom van de staat sinds 1760.

De verzameling postzegels, een erfenis van George V en aangevuld door George VI, is eigendom van Elizabeth en wordt geschat tussen 790 en 800 miljoen pond. Maar de verzameling die onder Elizabeth II sinds 1952 wordt aangevuld, is dan weer niet haar persoonlijke eigendom. Zij toont trouwens maar weinig interesse voor deze hobby. De verzameling wordt hoofdzakelijk aangevuld met de nieuwe post zegels die worden uitgegeven. Deze worden geschonken door de Royal Mail en de postdiensten van de landen van het Gemenebest.

De koningin bezit tachtig volbloeden die bestemd zijn voor vlakkebaanrennen. Daarnaast heeft zij nog vijftien paarden voor steeplechase, die zij heeft geërfd van de koningin-moeder en die in Sunninghill Park, in Berkshire, werden gefokt. Een twintigtal hengsten en de pony's die werden gefokt op Balmoral, zijn ook haar eigendom. Maar de paarden die de koninklijke koetsen trekken, behoren toe aan de staat.

Hoeveel bedraagt de winst van Royal Studs, het bedrijf dat de koninklijke stallen beheert? ‘De rekeningen zijn in balans’, bevestigt Michael Oswald, de directeur. Toch menen deskundigen dat dit bedrijf, dat wordt beheerd volgens de commerciële criteria, verliesgevend is.

Sinds de koningin aanvaard heeft belastingen te betalen, kan Royal Studs, indien zij verder wil genieten van het fiscale voordeel bedoeld om investeringen aan te moedigen, niet meer bestuurd worden als een vereniging zonder winstoogmerk. Maar zowel op het vlak van dekkingen als van wedstrijdinkomsten is het bedrijf een kmo in vergelijking met de stallen van de Ierse fokkers of de gigantische stoeterijen van de Maktoums, de familie die over Dubai heerst. Soms sluit de koningin zich aan bij een vereniging van eigenaars van volbloeden om haar winstkansen te verhogen.

* * *

Als koningin ontvangt Elizabeth II de ‘civil list’, een jaarlijks bedrag dat haar door de staat wordt toegekend om de uitgaven van haar functie te dekken. Het betreft geen salaris voor de koningin – dat zou te alledaags zijn – maar wel een dotatie, vrijgesteld van belastingen. Dit jaarlijkse bedrag van 7,9 miljoen pond dekt de lopende kosten, haar kosten voor vertegenwoordiging en de personeelskosten van Buckingham Palace, Windsor en Holyroodhouse. Voor de onderhoudskosten van de kastelen en de verplaatsingen van de vorstin en haar medewerkers is een ander budget voorzien. De belastingbetaler betaalt jaarlijks 37 miljoen pond voor de Britse monarchie, het equivalent van een Eurofighter of het jaarlijkse budget van het Victoria & Albert Museum. In 2005 bedroeg de factuur van Elizabeth II 62 pence per inwoner. Dat is de prijs voor een liter biomelk in een grootwarenhuis of een derde van de kostprijs van een busticket in Londen. De liefdadigheidsactiviteiten van de leden van de koninklijke familie brengen, voor de caritatieve instellingen die zij vertegenwoordigen, tussen de 100 en 200 miljoen pond op. Het Elysée in Frankrijk kost twee keer zoveel.

In tegenstelling tot de private inkomsten worden de openbare rekeningen aan onafhankelijke audits onderworpen door het ministerie van Financiën en een boekhoudkantoor. Het koninklijk budget is, in tegenstelling tot dat van het Elysée, niet beschermd door een mysterieuze sluier. Het systeem is volledig transparant. Maar dat neemt niet weg dat de financiële zekerheid van de koningin afhangt van de goede wil van de regering. Met alle risico's van dien. Elke verhoging van haar budget veroorzaakt een groot debat. En dit is dan weer koren op de molen van de aanhangers van een republiek, die zich verzetten tegen de openbare financiering van iemand die zij beschouwen als een van de rijkste vrouwen ter wereld. Dit argument is redelijk oneerlijk want de civil list, de persoonlijke goederen en de niet-vervreemdbare goederen worden opzettelijk samen gerekend, een beetje zoals appels, peren en meloenen samentellen. Een schatting van Buckingham Palace laten maken lost niets op. Zelfs Christie's, het erkende veilinghuis van de adel, verklaart dat het onmogelijk is om de waarde van de verzameling schilderijen, tekeningen, meubels en porselein van de Royal Collection te schatten. ‘Zij kan deze rijkdommen niet veilen en de opbrengst ervan uitgeven. Zij bewaart deze ongelooflijke schatten in naam van ons allen. Alleen de heel onwaarschijnlijke stichting van een republiek zou ervoor kunnen zorgen dat deze voorwerpen op de markt komen’, benadrukt Philip Beresford, de deskundige van The Sunday Times.

Er is ook geen sprake van dat men de Crown Estate die een enorm vastgoedpatrimonium van de kroon beheert, bij het fortuin van de koningin gaat rekenen. De Crown Estate omvat meer dan duizend historische gebouwen in staatsbeheer. Het betreft volledige buurten die aan de monarchie toebehoren, Kensington, Regent's Park, High Holborn, Regent Street, St. James enzovoort. Bij deze stedelijke activa, die ook een aantal winkelcentra buiten Londen omvatten, komen nog uitgestrekte landbouwgebieden en de eigendom van de helft van de kusten en de zeebodem van de Britse territoriale wateren. De waarde van dit vastgoed wordt geschat op zes miljard pond.

De Crown Estate kreeg haar huidige vorm in 1760, op initiatief van koning George III (1738-1820), die te kampen had met mentale problemen en in zware geldnood zat. In ruil voor het toekennen van de inkomsten van zijn vastgoedpatrimonium aan de regering, heeft deze laatste aanvaard hem een forfaitaire som, de civil list, te geven. ‘De monarchie heeft toen een slechte zaak gedaan. De belastingbetaler heeft erbij gewonnen’, lacht Roger Bright, algemeen directeur van de Crown Estate, een autonoom openbaar organisme dat onder het ministerie van Financiën valt. De winst van de Crown Estate ligt inderdaad vijf keer hoger dan het bedrag dat wordt toegekend aan de civil list, waarvan de koningin en haar echtgenoot, de hertog van Edinburgh, de begunstigden zijn.

* * *

Na de Tweede Wereldoorlog bereikte de populariteit van de monarchie haar hoogtepunt. De kosten van het instituut werden niet ter discussie gesteld. Niemand kon er trouwens de prijs van bepalen. Met uitzondering van de dotatie, die door het parlement werd gestemd, werden de onkosten verspreid over meerdere ministeries. Het beheer, dat werd toevertrouwd aan gepensioneerde militairen die wat kenden van boekhouden, gebeurde bij benadering. Voor de aankoop van een lamp moest de minister van Leefmilieu medeondertekenen. Omdat er geen dubbel glas werd gebruikt, liepen de verwarmingskosten hoog op. In plaats van te worden vervangen, werden de prehistorische wasmachines tegen hoge prijzen hersteld. Een kleine personeelsdienst moest meer dan honderdtwintig verschillende graden beheren. De gratis bar, die ter beschikking stond van het personeel, moedigde niet alleen dronkenschap op het werk aan, maar jaagde ook de kosten verder de hoogte in. Het ontbreken van offertes maakte de bestekken alleen maar duurder. Het resultaat van dit wanbeheer en van de pijlsnelle inflatie was dat de monarchie eind de jaren zeventig krap bij kas zat. Op dat moment drongen zich twee concepten op, in vereenvoudigde versie: nationalisering of privatisering van het hof.

De regering-Callaghan stelde voor om een ministerie van de Kroon in het leven te roepen, dat alle toegekende gelden van het koningshuis zou overnemen. ‘Onaanvaardbaar’, achtte de koningin, die dit beschouwde als een bestuurlijke voogdij, een ‘nationalisering’ van de monarchie. Eens te meer zal de City de dynastie te hulp schieten.

In 1983 wordt David Airlie, voorzitter van de Britse zakenbank Schroder en een van de kopstukken van het Britse beurswezen, benoemd tot Lord Chamberlain. Deze Schotse aristocraat is van goeden huize. Zijn broer, Angus Ogilvy, is getrouwd met prinses Alexandra, de nicht van de koningin. De aristocraat van de haute finance ontdekt vol afschuw het gebrek aan controlemechanismen voor het beheer, de zwakke informatisering, de oververtegenwoordiging van militairen die tot niets dienen en honderden hiërarchische lagen. Om alles weer op orde te brengen bestelt Airlie in 1986 een audit bij een van zijn kennissen, Michael Peat, een deskundige uit de boekhoudersdynastie Peat Marwick. Diens 1383 pagina's tellende studie beveelt de oprichting aan van het ‘bedrijf ’ Windsor, door op Buckingham alle diensten van het bestuur samen te brengen, de ‘privatisering’.

Peat is belast met het rationaliseren van het chaotische beheer van het instituut. Geleidelijk aan vervangt hij de ondeskundige hovelingen door professionals. Door de aanhechting in 1991 van St. James en Windsor aan Buckingham Palace onder de noemer Royal Household, vallen de dubbele benoemingen weg en worden synergieën gecreëerd. Met de ijver van een plastisch chirurg snijdt hij het vet weg om de spieren over te houden. In 1993 worden de koninklijke schatten, die zijn verdeeld over de National Gallery, het Tate en de National Portrait Gallery, gegroepeerd en wordt de Royal Collection opgericht. Voor de prestigieuze tentoonstellingen wordt een toegangskaartje betaald. Samen met de verkoop van souvenirs stelt dit de verzameling vandaag in staat financieel autonoom te zijn, zodat er geen subsidies nodig zijn.

In 1994, om de indruk uit de wereld te helpen dat de Windsors op kosten van de staat leven, werd de civil list teruggeschroefd tot een dotatie voor de koningin, haar echtgenoot en voor de koningin-moeder, die ondertussen is overleden. Nu betaalt de vorstin het kostenplaatje van haar nakomelingen, neven en andere hulpbehoevende leden van de clan uit eigen zak.

In die periode was de publieke opinie van mening dat de koningin inkomstenbelasting moest betalen. Michael Peat, die had begrepen dat een fiscale uitzondering niet populair kon zijn in een periode van economische recessie, wilde de knoop doorhakken. De koningin weigerde. Erger nog, na de brand in het kasteel van Windsor op 20 november 1992 is zij van mening dat de staat de torenhoge kosten voor de herstellingswerken aan de vernielde vleugel op zich moet nemen. De spreekwoordelijke druppel. Geconfronteerd met het verzet van de media komt de eerste minister, John Major, tussenbeide en hij stelt de koningin voor een voldongen feit. Om de kroon te beschermen is het officieel de koningin die ‘vrijwillig’ heeft aangeboden haar inkomstenbelasting te betalen. Zij ontsnapt echter aan de successierechten.

Na de dood van Diana in 1997 moet er meer dan ooit in de kosten gesnoeid worden, zoals blijkt uit de oprichting van een koninklijke reisdienst, het Royal Travel Office. Door budgettaire besparingen wordt eerder gebruikgemaakt van burgervluchten dan van toestellen van de Royal Air Force. Een Sikorsky 76-helikopter wordt geleased. De koningin moet elk reisprogramma ondertekenen en al haar uitgaven rechtvaardigen. Zij betaalt de staat de onkosten terug die zij heeft gemaakt voor haar privéreizen en die van haar familie.

Bijna zevenhonderd mensen werken rechtstreeks in dienst van Hare Majesteit. Vierhonderdvijftig van hen worden van de civil list betaald. De koningin betaalt zelf dus tweehonderdvijftig loontrekkenden.

Voor de syndicaten is het loon van de lagere koninklijke personeelsleden eerder bescheiden in vergelijking met de norm voor een openbaar ambt of een functie in de privésector. Een lakei verdient gemiddeld 13.000 pond per jaar. Maar hij krijgt kost en inwoning en valt onder een gul pensioenstelsel. Zijn eigenlijke verloning wordt in feite geschat op 20.000 pond per jaar, wat overeenkomt met het nationale gemiddelde voor een job zonder kwalificatie-eisen.

De hervorming van het bestuur van de monarchie werpt haar vruchten af. In vergelijking met 1990 werd de werkingskost met 65 procent teruggeschroefd. Het officiële budget van het Elysée werd onder het presidentschap van Jacques Chirac vernegenvoudigd.

* * *

Op een dag gaf George VI de koninklijke familie de bijnaam ‘de Firma’. De uitdrukking is blijven bestaan. En Elizabeth II heeft zich heel gemakkelijk geschikt in de rol van CEO van dit bedrijf. De grote zaken zijn voor haar, de anderen staan aan het hoofd van afzonderlijke departementen. De negen leden van de familie Windsor hebben elk hun eigen activiteiten: prins Philip leger en sport; de prins van Wales landbouw, architectuur en etnische minderheden; de hertogin van Cornwall gezondheid; prinses Anne derde wereld en gezondheid; de hertog van York buitenlandse handel; de graaf van Wessex kunst; de hertog van Gloucester architectuur en de hertog van Kent economie.

Een karikatuur toont de koningin met tiara en medailles in een operatiekwartier van de Royal Air Force tijdens de Blitz van 1940. De vorstin verplaatst naar believen pionnen die de leden van haar familie voorstellen. Goed gezien, want zodra een Windsor zich slecht gedraagt, zet ze een andere op het schaakbord en in de spots. De koningin oefent haar gezag ook een beetje uit als een voetbaltrainer. Net als de sterren van deze sport hebben ook de royals er behoefte aan om af en toe op de bank te zitten om zich te herbronnen. Voor het team moeten nieuwe spelers worden binnengehaald via huwelijken.

Maar zelfs als ze in ongenade vallen, kunnen de Windsors op haar gulheid blijven rekenen. In de Firma helpt men elkaar bij financiële problemen. ‘Keer op keer vindt de koningin het geld dat nodig is om hun vergoeding te betalen of om, in geval van nood, de leden van haar familie te helpen die het moeilijk hebben’, weet journalist Philip Beresford te zeggen. Zo heeft Elizabeth Windsor meermaals verschillende miljoenen ponden gestort om de schulden van haar moeder, die er een royale levensstijl op na hield, te betalen. Zij heeft een deel van de onderhoudskosten van de vier kastelen betaald waar de koningin-moeder woonde. Zij stond de prins en prinses van Kent, beiden platzak, toe in te trekken in een ambtswoning in Kensington Palace. Als goede moeder hielp de koningin haar jongste zoon Edward na zijn huwelijk door hem onder te brengen in Bagshot Park. Zij heeft, eveneens uit eigen zak, Gatcombe Park, de residentie van Anne, en Sunninghill Park, het huis van Andrew, betaald. Misschien hoopt Elizabeth II door haar gulheid haar gebrek aan moederlijke affectie te compenseren.

De meeste leden van de koninklijke familie halen een deel van hun inkomsten uit deze informele structuur. De Firma werkt als een groot advocatenkantoor ten dienste van een stichter, rond wie de vennoten werken met hun verschillende titels, functies en inkomsten. Zoals men al kan raden, speelt de koningin de rol van de stichter.

Prins Charles, apostel van de biologische landbouw, maakt gebruik van zijn bekendheid om de producten uit het hertogdom Cornwall te verkopen en zo zijn eigen spaarpotje aan te leggen. De koekjes, marmelades, chocolade, cider en bacon die het etiket ‘Duchy Originals’ dragen, worden trouwens ook opgediend in Buckingham Palace. Zijn broer, prins Andrew, is voorzitter van de instelling ter bevordering van de buitenlandse handel en is belast met de vertegenwoordiging van Britse vennootschappen in het buitenland. Andrews ex-echtgenote Sarah blijft haar koninklijke titel voortgebruiken om een resem producten – vruchtensappen met vermageringspillen – te promoten in de Verenigde Staten. De neef van de koningin, burggraaf David Linley, maakt op ambachtelijke wijze de houten kistjes die door de vorstin als officieel geschenk gegeven worden. Daarbij grijpt zij elke gelegenheid aan om zijn designbedrijf te prijzen. James Ogilvy, de zoon van prinses Alexandra, publiceert een professioneel luxemagazine, Luxury Briefing, en heeft van de koninklijke familie zijn handelszaak gemaakt. Prinses Michael van Kent heeft een bedrijf dat waardevol antiek verkoopt. Haar echtgenoot, de prins van Kent, maakt van zijn titel gebruik om te zetelen in de raad van bestuur van bedrijven en betalende seminaries te organiseren. De graaf van Wessex heeft Ardent opgericht, een productiehuis voor televisiedocumentaires dat zich vooral toelegt op reportages over koninklijke families. Zijn echtgenote Sophie is in de val gelopen van een journalist vermomd als Arabische sjeik, die bewezen heeft dat ze haar koninklijke titel gebruikte om klanten naar haar pr-firma te lokken.

De koningin is het hart van dit bedrijvensysteem dat, zelfs al hangt het niet rechtstreeks van haar af, niet zou overleven zonder de royal connection, haar goedkeuring.

In de zakenwereld loopt het soms uit de hand, lees: worden schandalen geboren. De controverse rond Sophie Wessex in 2001 heeft de koningin ertoe gebracht een administratief onderzoek te bevelen naar mogelijke belangenconflicten tussen het statuut en de beroepsactiviteiten van leden van de koninklijke familie. Toen een nieuwe gedragscode werd opgesteld, bedoeld om het instituut en de leider ervan te beschermen, probeerde iedereen binnen de familie zoveel mogelijk naar zich toe te halen. Enerzijds was er de groep hervormers onder leiding van prins Charles, die in naam van de ethiek de leden van de familie wilde verplichten te kiezen tussen een koninklijke functie en commerciële activiteiten. Anderzijds was er prins Philip, liberaal in hart en ziel, voor wie beide mogelijk en zelfs nuttig waren. De koningin heeft ten slotte de knoop doorgehakt in het voordeel van haar echtgenoot, zoals altijd. De richtlijn werd nogal vrijelijk gebaseerd op de gedragscode voor openbare functies en is niet al te beperkend. Volgens wat algemeen verteld wordt, moet men op dit vlak niets anders meer verwachten zolang de koningin leeft.

Indien prins Charles koning wordt, zou het verbod op het cumuleren van activiteiten een van zijn prioriteiten moeten zijn. Zo kan hij de kritiek de kop indrukken dat de Firma de neiging heeft staatseigendom te verwarren met de private belangen van haar leden. Volgens deze kritiek is er nog een ander discussiepunt: het feit dat de Firma beslag legt op staatseigendom om het voor eigen gebruik te benutten. De Royal Collection is er, zo zegt men, het bewijs van.

In de Queen's Gallery, het museum in Buckingham Palace dat toegankelijk is voor het publiek, is slechts een klein deel ondergebracht van de rijkste private kunstverzameling van Europa. Hoewel drieduizend werken verspreid zijn over de grote musea en paleizen van het Verenigd Koninkrijk, leent de Royal Collection, zegt men, niet graag haar bezittingen uit. Wanneer een voorwerp wordt uitgeleend, moet dat worden goedgekeurd door de koningin, die graag door dezelfde voorwerpen is omringd en die er, ook al is het maar tijdelijk, niet graag afstand van doet. De Firma houdt toezicht op de Royal Collection via de voorzitter van de Royal Collection Trust, de organisatie die de bestuurlijke voogdij van de verzameling verzekert. Deze voorzitter is niemand minder dan prins Charles. ‘In tegenstelling tot wat wel het geval is bij de kunstwerken van de National Gallery, heeft het publiek niet de indruk eigenaar te zijn van deze schatten. De bezoekers van het museum van de koningin hebben het gevoel met tegenzin ontvangen te worden. De aanwezigheid van personeel in livrei, de weinige informatie over de tentoongestelde werken en de verkoop van Windsorsouvenirs versterken deze indruk nog meer’, luidde het beklag van The Guardian onlangs onder de kop: ‘Verborgen schatten: is het moment niet gekomen voor de koningin om haar artistieke rijkdommen met de natie te delen?’ Zo bleek onlangs dat een schilderij, waarvan men gedurende vier eeuwen dacht dat het om een kopie van een verdwenen werk ging en dat tientallen jaren in een kamer van het vroegere paleis, Hampton Court, in Londen was blijven hangen, een authentiek werk van de Italiaanse schilder Caravaggio was. De directeur van de Royal Collection, Hugh Roberts, ontkent misbruik: ‘Elke dag ontvang ik wel een brief van een conservator ergens in de wereld die mij vraagt een voorwerp uit te lenen voor een thematische tentoonstelling. De aanvraag wordt nauwkeurig onderzocht, maar het probleem is dat heel wat werken in openbare ruimtes tentoongesteld zijn. In Buckingham Palace kan men onmogelijk een muur onbedekt laten met de vermelding: dit schilderij werd uitgeleend.’ De koningin dienen en tegelijkertijd een verzameling beheren die aan de staat toebehoort, is een uitdaging.

* * *

Hoewel aan het koningshuis een prijskaartje hangt, draagt het eveneens bij tot de economische ontwikkeling van het koninkrijk. Zo wordt het label ‘By Appointment Of Her Majesty the Queen’ door het paleis gratis toegekend aan bepaalde hofleveranciers. Deze vermelding wordt voor vijf jaar toegekend en is hernieuwbaar. Het koninklijke wapenschild op de hoofding van briefpapier, op een visitekaartje, op een verslag van de raad van bestuur, op een bestelwagen of op het uithangbord van een winkel is goud waard. Slechts 682 bedrijven zijn titularis van een royal warrant, het brevet voor de hofleveranciers van Elizabeth II (de hertog van Edinburgh en prins Charles hebben er elk ook een). ‘Dit label wordt niet toegekend om commerciële redenen, maar uit erkenning van de koningin voor een uitmuntende service die werd geboden. De houders van dit brevet mogen het echter niet gebruiken voor publiciteitsdoeleinden. De reden voor de draconische controle van het gebruik is eenvoudig: het brevet kan een belangrijk voordeel bieden, vooral voor export naar de Verenigde Staten, Oost-Europa en Azië’, vertelt het paleis. De hoog aangeschreven kruidenierszaak Fortnum & Mason heeft een royal warrant ontvangen. ‘Het wapenschild geeft de zaak een historisch cachet. Continuïteit, traditie en trouw zijn waarden die door een zaak als de onze worden vertegenwoordigd’, verklaart men in de gerenommeerde winkel, waar bedienden in een pandjesjas de kwaliteit verzekeren van een service die de kroon waardig is.

Het label wordt sterk op prijs gesteld, want het kan het zakencijfer aanzienlijk laten stijgen. Maar de verantwoordelijken van het paleis hebben de reputatie harde en meedogenloze zakenmannen te zijn die er alles aan doen om de zilverlingen van de koningin te beschermen. Het gerucht doet de ronde dat ze vaak kortingen eisen, wat door het paleis echter wordt ontkend. Toch blijkt de commerciële interesse voor het brevet te verminderen. De jongere generaties zijn er minder gevoelig voor dan de oudere. De koninklijke smaken zijn eerder conservatief en voorzichtig. Er wordt bijvoorbeeld de voorkeur gegeven aan traditionele interieurs in plaats van moderne.

Maar naast het uitvaardigen van royal warrants verdedigen de Windsors ook de economische belangen van het land. Dat is de taak van Andrew Albert Christian Edward Mountbatten-Windsor, beter bekend onder de naam Andrew, hertog van York, speciaal Brits vertegenwoordiger voor internationale handel en investeringen. Grijzende slapen, een openhartige blik, een duidelijke en gedistingeerde uitspraak, zoals die van ‘Mother’, en natuurlijk British style: via de tweede zoon van de koningin heeft men een idee van de bedrijfsleiders in zijn land. Hij heeft meer klasse dan een minister, is vriendelijker dan een regeringshoofd en is minder rad van tong dan een star.

Doet het koningshuis de ‘verkoopcijfers’ stijgen? De VRP van Albion gaat met licht autoritaire stem, die zijn verleden als officier van de Navy prijsgeeft, recht op zijn doel af: ‘De leden van de koninklijke familie kunnen de koningin op twee manieren bij haar taak helpen. Ten eerste kunnen wij op haar vraag bepaalde vertegenwoordigingsfuncties op ons nemen. Zij heeft te veel werk. Ten tweede bevinden wij ons individueel een beetje in de situatie van de filiaalverantwoordelijke van een relatief autonoom en gediversifieerd bedrijf, dat toch de strategie van het moederbedrijf volgt. De opdracht van mijn filiaal is het promoten van de economische belangen in het buitenland. De koninklijke familie is een extra platform om onze industriëlen te steunen. Deze laatsten zijn de machines in de machinekamer van ons bedrijf.’

Men ziet prins Andrew zo bezig terwijl hij buitenlandse consumenten overtuigt van de voordelen van paraplu's, whisky, zandkoekjes of picknickmanden. Kan het koningshuis, als stijf en formeel instituut, bio-ethiek, grootwarenhuizen, financiële diensten of raketten ‘verkocht’ krijgen? Een prins aan het hoofd van een handelsmissie of koninklijk peterschap van een handelsbeurs kan deuren openen voor zakenlui, in het bijzonder in het Nabije Oosten en in het Gemenebest, en zelfs in de Verenigde Staten, waar men heel gevoelig is voor het koninklijke label. De bedrijfsleiders spreken van ‘toegevoegde waarde’.

De missie van de prins overstijgt de gewone promotie van de charmes van de producten van Albion. Bij zijn buitenlandse toehoorders prijst de hertog van York de kwaliteiten van het Britse vakmanschap: privaat-publieke samenwerking in de bouwsector, stedelijke vernieuwing, financial engineering. Hij is ook woordvoerder voor de buitenlandse bedrijven die in het Verenigd Koninkrijk gevestigd zijn, zoals de Japanse autoconstructeurs.

Van nature wordt de bedrijfswereld meer blootgesteld aan de moordende media dan de openbare sector. Deze veertiger verdient de kritiek van de Britse pers niet. Hij wordt beschreven als een niet bijster intelligente en onbeholpen vent die leeft op kosten van de belastingbetaler. Er bestaat echter geen twijfel over zijn goede wil. De koningin betaalt zijn vergoeding uit eigen zak, 250.000 pond per jaar. De regering betaalt het salaris van zijn adviseurs, zijn verplaatsingen, zijn verblijfskosten en zijn persoonlijke lijfwachten.

De toeristische sector, die een aanzienlijke bijdrage levert aan het bruto nationaal product, verdient grof geld aan ‘Windsor Inc.’. De Royal Collection, de Tower of Londen, Windsor, Kensington Palace, Hampton Court en de andere koninklijke bezittingen trekken meer bezoekers dan het British Museum. Deze toeristische trekpleisters zijn van onschatbare waarde voor het toerisme. De porseleinindustrie, slachtoffer van de concurrentie van de lagelonenlanden, zou verdwenen zijn zonder het regelmatige duwtje in de rug van de koninklijke evenementen, jubilea, huwelijken of geboortes. Zowel het huwelijk van prins Charles en Diana in 1981 als het gouden jubileum in 2002 hebben de kassa's van de handelaars laten rinkelen. Hotelketens, brouwers, de souvenirindustrie, de betere kruideniers, de fabrikanten van vlaggen voor buurtfeesten, allen hebben zij voordeel gehaald uit deze vieringen. Het gouden jubileum heeft geholpen om de aanslagen van 11 september 2001 en de scherpe daling van het aantal Amerikaanse toeristen die daarop volgde, te laten vergeten. De Lord Chamberlain, die onder andere ook de opdracht heeft om het gebruik van de portretten en wapenschilden van de koninklijke familie te controleren, werd overstelpt door aanvragen om deze symbolen te mogen gebruiken. De eenvoud die deze vieringen moest markeren, heeft nogal wat geleden onder de op hol geslagen commercialisering. De vele prullaria doen eerder denken aan een vlooienmarkt dan aan een koninklijk evenement. Tot schade van de organisatoren werd het parcours van het populaire defilé zelfs omgeleid voor een vijfhonderdtal vertegenwoordigers van sponsors en hun families. Meer dan honderdvijftig bedrijven – onder andere British Airways, Kellogg's en Walker Snackfood – hebben een deel van het budget op zich genomen. De rest kwam uit de privékas van de koningin.

‘Wij willen geen goedkope monarchie, wel een goede verhouding van prijs en kwaliteit’, zegt Alan Reid, de schatbewaarder van het hof, over de economische return van het instituut. In het licht van het nieuwe, commerciële karakter van de monarchie zou het misschien niet slecht zijn het koninklijke label te moderniseren zonder echter de symbolen zelf, die de magie ervan uitmaken, te veranderen. Op financieel vlak is de monarchie in vergelijking met het amateuristische gedoe van vroeger de moderne tijd binnengestapt. In die zin volgt ze de evolutie die het land sinds Thatcher doormaakt. Voor de marketingspecialisten is de update nog niet afgelopen. ‘De monarchie blijft een sterk concept, maar het beheer liet veel te wensen over, met een gebrek aan controle over de nevenproducten, de verschillende leden van de koninklijke familie. De strategie werd voortdurend gewijzigd naargelang zich crisissen voordeden. Er was geen algemeen plan’, verzekert Alec Rattray, onderzoeksdirecteur bij het marketingbureau Landor Associates. Een nieuw imago is essentieel, rebranding zoals men dat in marketingtermen noemt. ‘Men moet het marktsegment kiezen waarin men het koningshuis wil onderbrengen en de waarden bepalen die het vertegenwoordigt. Dan kan een strategie voor de herlancering worden uitgewerkt en daar moet men zich vervolgens tot elke prijs aan houden.’ De volgende gastheer van Buckingham Palace zal zowel koning als zaakvoerder moeten zijn.