IX
De koningin en haar hofhouding

Geen vorstin zonder hofhouding. Een echte hofhouding die een ware koningin toekomt. De enorme omvang van Buckingham Palace, dat achthonderd kamers telt, leent zich er zeker toe. Hierbij vergeleken zijn het Zarzuela te Madrid of het Kasteel van Laken in Brussel slechts herenhuizen met een handvol bedienden.

In de wachtsalon kan de gewone bezoeker, die naar binnen ging via de Privy Purse Door uiterst rechts wanneer men voor het gebouw staat, zich een eerste beeld vormen van het hof. Deze kleine ruimte met haar gele muren, groen kamerbreed tapijt en ouderwetse meubels, wordt opgefleurd door drie schilderijen. Het eerste is militair geïnspireerd, het tweede is een ruitertafereel en op het derde doek is de stad Québec afgebeeld. Op een console met marmeren blad staat een zware vergulde pendule. Daarnaast staat een recente foto van de koningin in een geel mantelpak, een van haar favoriete kleuren, en vindt men het maandelijkse activiteitenprogramma van de leden van de koninklijke familie. Op een tafel naast het schaalmodel van een Hurricane die neerstortte op Buckingham Palace Road in september 1940, liggen The Daily Telegraph en The Times. Daarnaast staan een groene plant en een zitbank. Een typisch decor van Engelse huiselijkheid.

In de organisatie van het koninklijk huis herkent men de hand van de koningin. Zij voert het bewind, maakt en kraakt carrières, smeedt allianties of verwijdert dissidenten. In de loop der decennia heeft de koningin haar stempel gedrukt op het reilen en zeilen van de monarchie. Zodoende heerst er een strikte hiërarchie aan het hof. De toegang tot de eetzaal of de eetkamer, voorbehouden aan adviseurs en belangrijke genodigden, wordt bepaald door de rang en het statuut van de bediende.

Drie concentrische cirkels vormen samen het bestuursapparaat van de monarchie: de gezelschapsdames, het koninklijk huis en de medewerkers die de Windsormachine draaiende houden: de bedienden en arbeiders, ambachtslui, secretarissen, kamermeisjes, deurwachters en lakeien.

* * *

De lady glimlacht en zegt met fonkelende ogen: ‘De koningin is subliem.’ Maar de aristocrate verstijft bij het zien van het notitieblok wanneer ik haar vraag of het waar is dat Hare Majesteit een hekel heeft aan anjers maar dol is op pronkerwten. De vraag is al bij al niet zo bizar, want tijdens een bezoek geeft de koningin de bergen boeketten, waarmee ze niets kan aanvangen, aan haar gezelschapsdame. Het gesprek valt onmiddellijk stil. Zeg haar vooral dat je een biografie schrijft over de ‘Boss’, zoals deze dames de koningin noemen, en ze verdwijnt. Zacht glimlachend, het handelsmerk van de functie, niet te ernstig en niet te ontspannen.

Mijn gesprekspartner, aan wie ik beloofde haar naam geheim te houden, is een van de twaalf gezelschapsdames van de vorstin, iemand uit de eerste cirkel. De koningin heeft een blind vertrouwen in deze vertegenwoordigsters van de aristocratie en de gegoede burgerij die zij zelf gekozen heeft. De lady's Grafton, Airlie, Hussey of Rupert-Neville dragen vreemde titels die niet overeenstemmen met hun verantwoordelijkheden. Zo zijn ‘Mistress of the Robes’ en ‘kamenier’ niet langer functies die verbonden zijn aan de koninklijke garderobe. De Mistress of the Robes is de eerste hofdame, terwijl de anderen jonkvrouwen zijn. Hun taak bestaat in het bij voorbaat vervullen van de verlangens en wensen van de vorstin en zij dienen het gesprek voort te zetten wanneer de koningin zich verwijdert voor een ontmoeting met een andere hoogwaardigheidsbekleder. In het paleis moeten zij de post doornemen, het staatshoofd bijstaan tijdens officiële plechtigheden of haar gewoon gezelschap houden. Voor een leek kan deze taak een eeuwigdurend corvee lijken. In hun ogen dienen zij hun koningin en hun vaderland. De functie is niet bezoldigd, maar geeft hen recht op een onkostennota.

Over het algemeen maken de gezelschapsdames deel uit van de vriendinnen van Elizabeth II, maar dat is geen vereiste. Voor het staatshoofd is dit ook een manier om in contact te blijven met haar vriendinnen. De uitverkorenen met onbesproken stamboom weten zich te gedragen op een wijze die niet uit een handboek voor etiquette geleerd kan worden. Bovendien moeten zij intelligent zijn, want het is ondenkbaar met de mond vol tanden voor de koningin te staan. Het gaat erom zich onomwonden maar steeds respectvol tot de koningin te kunnen richten en vooral instinctief aan te voelen welke grenzen niet overschreden mogen worden. Aangezien zij heel wat problemen moeten oplossen, moeten zij initiatief aan de dag kunnen leggen. Hun kwaliteiten hebben veel gemeen met die van de koningin: zelfbeheersing, wellevendheid, hoffelijkheid, bescheidenheid, met die typisch Engelse neiging tot zelfspot waardoor men zich minder intelligent kan voordoen dan men in werkelijkheid is. Zij moeten fysiek tegen elke taak opgewassen zijn, want van hun post verlaten ‘om zich even te gaan opfrissen’ is helemaal geen sprake. De afspraken op de agenda worden nageleefd met de stiptheid van een Zwitserse koekoeksklok. Zij zijn noch vleisters, noch mooipraatsters, zeker niet kruiperig. Bovenal standvastig in al hun taken. Elizabeth Windsor heeft er geen behoefte aan geliefd te zijn, gerustgesteld of bewierookt te worden. Dankzij hun grote ervaring met het koningschap kunnen de hofdames tientallen jaren in haar dienst blijven. Typerend is dat zij in koninklijke dienst treden wanneer hun kinderen het nest hebben verlaten.

De tweede cirkel van het hof: de adviseurs. Bovenaan in de hiërarchie staat de Lord Chamberlain, de administrateur-generaal van het koninklijk huis. De werking van de monarchie steunt op zes pijlers: de ceremoniemeester, de rentmeester, de privésecretaris, de schatbewaarder van de koninklijke kas, de stalmeester en de conservator van de Royal Collection. Buckingham Palace wordt beheerd door deze zes edellieden. Deze hoge ambtenaren van de kroon dragen een tweedelig pak, vormelijk maar elegant, en niet langer, zoals in de tijd van George V, een pofbroek en zijden kousen. Zij staan elk aan het hoofd van een ambt met een ouderwetse naam die voor een buitenstaander op het eerste gezicht misschien lachwekkend kan zijn, maar die voor de betrokkenen historische waarde heeft en zeker werkzaam is. Deze functies geven automatisch recht op een adellijke titel. Maar binnen de paleismuren spreken ze elkaar nooit aan met ‘sir’. Ze spreken elkaar aan met de voornaam, zoals in eender welk bedrijf.

Het betreft een soort ridderlijkheid die de koningin persoonlijk gekozen heeft. Gezien de langdurige vorming die noodzakelijk is voor dit soort taken, volgt de eerste adjunct gewoonlijk de drager van de titel op na alle echelons te hebben doorlopen.

Ten slotte is er nog de derde cirkel, gevormd door de medewerkers die de Windsormachine draaiende houden: pers, boekhouding, personeelsdienst, juridische dienst, secretarissen.

Laat ons nog even wat dieper ingaan op de verschillende functies van de tweede cirkel. De Lord Chamberlain's Office is een deeltijdse erefunctie die bestaat in het toezien op de goede werking van het koninklijk huis. In 2007 werd het ambt bekleed door graaf Peel, afstammeling van sir Robert Peel, eerste minister van Victoria en stichter van Scotland Yard. Hij studeerde af aan het heel aristocratische Royal Agricultural College te Cirencester. Als grootgrondbezitter maakte hij zich de deugdelijkheden van de stad en het platteland eigen, wat van hem een volwaardig lid van de high society maakt. Hij is een persoonlijke vriend van prins Charles en huwde een kleindochter van Churchill. Tot in 1968 was de drager van deze titel ook belast met de censuur van theatervoorstellingen. Deze opdracht, die vier eeuwen eerder in het leven geroepen werd om de monarchie en later ook de moraal te beschermen, werd vereeuwigd in de film Shakespeare in Love.

In het Verenigd Koninkrijk moet men zich vooral niet blind staren op de titel. De kamerheer heeft, net als een niet-uitvoerende voorzitter van een vennootschap, slechts een representatieve functie waaraan geen effectieve macht verbonden is.

‘Ik ben de coördinator van het ceremonieel die de kwaliteiten van de natie weerspiegelt: precisie, discipline, ernst, formaliteit, charme en fatsoenlijkheid. Wij verzorgen de orde tijdens een koninklijk evenement om te voorkomen dat het staatshoofd voor onaangename verrassingen komt te staan. Niets mag aan het toeval worden overgelaten. Elke deelnemer kent zijn opdracht en plaats.’ De taak van Andrew Ford, hoofd ceremonieel en protocol, is het organiseren van koninklijke evenementen. Hoewel koelbloedig en energiek, blijft deze vroegere commandant van de Welsh Guards altijd hoffelijk. Zijn gebiedende blik bewijst dat hij het gewend is om met koppige overtuiging orders te geven. Zijn bureau bevindt zich diep in een labyrint van duistere gangen. De organisator van de luisterrijke staatsbezoeken staat met zijn indrukwekkende bevoegdheden aan het hoofd van een klein leger medewerkers. Hij verzorgt de bezoeken van buitenlandse staatshoofden aan het Verenigd Koninkrijk, twee per jaar, die elk zes maanden voorbereiding vergen. Op een zeldzame uitzondering na is het programma onveranderlijk: aankomst op dinsdag, vertrek op vrijdag, verblijf te Buckingham Palace en soms te Windsor, met op de agenda een bezoek aan een plaats buiten de hoofdstad, gekozen door de gast. Vervolgens zijn er nog de evenementen die de koninklijke kalender bepalen, zoals de opening van de zitting van het parlement, de vergadering van de leden van de Orde van de Kousenband, de vier tuinfeesten, de receptie voor het diplomatieke korps… Hij is ook verantwoordelijk voor de ceremonie van de aflossing van de wacht, die elke dag om 11.30 uur plaatsvindt op de binnenplaats van Buckingham Palace. De toeristen verdringen zich aan het hek of vatten post op het vergulde monument van Victoria om de koperblazers en trommels aan het werk te zien.

De opdracht van Andrew Ford werd met de jaren moeilijker door de bezuinigingen die werden doorgevoerd. Militaire opdrachten in het buitenland zorgden eveneens voor een beperking van het aantal manschappen dat beschikbaar is voor militair ceremonieel. Men zou denken dat een land met een professioneel leger en een ijzersterke reputatie gemakkelijk soldaten kan inzetten voor plechtige ceremonies. Hoe vreemd dit ook mag lijken, de kazernes zijn leeg door de buitenlandse missies in Irak, Afghanistan, de Falklandeilanden, Cyprus en Kosovo. Andrew Ford heeft de grootste moeite om voldoende manschappen te vinden voor defilés of herdenkingsplechtigheden en hij dient de nodige handigheid aan de dag te leggen. Om deze pracht en praal met beperkte middelen in stand te houden, was hij bijvoorbeeld genoodzaakt om een groot deel van de manschappen te ontslaan en de afstand tussen de soldaten van de erewacht te vergroten.

In een koninklijke militaire parade wordt elke plaats één enkele keer aangewezen aan de hand van een gids die slechts zelden wordt herwerkt. Alles is nauwgezet op elkaar afgestemd zoals het mechanisme van een horloge en het volstaat toe te passen wat sinds mensenheugenis wordt gedaan. Wie dit weet, begrijpt meteen ook de bewondering van de gehele wereld voor de organisatie van de Britse militaire defilés. Andrew Ford geeft toe dat zijn taak verlicht wordt door de gewoonte binnen de hoge overheidsfuncties om samen te werken, en door zijn opleiding tot soldaat. Het hof schikt zich niet in egotripperij of territoriumdrift wanneer het het vertoon van zijn pracht en praal betreft.

De tweede sleutelfiguur is de persoonlijke secretaris van de koningin. Hij behoort tot de hoge ambtenaren die koninginnen niet vermaken, maar zonder wie ze niets zouden zijn. Voor hem is ten dienste staan van Elizabeth II in de eerste plaats ten dienste staan van de staat.

Het sang-de-boeuf behangpapier, de antieke meubels, de gigantische kroonluchter en het grote schilderij dat Pitt en Wellington afbeeldt… Het lijkt wel of het bureau van de privésecretaris niet meer veranderd werd sinds koningin Victoria. Toch is deze naargeestige plaats met de hoge plafonds het kloppende hart van de koninklijke macht. De aanwezigheid van de befaamde red boxes, met initialen ER (Elizabeth Regina), op de schouw getuigt hiervan. In deze koffertjes steken de diplomatieke telegrammen, verslagen van de geheime diensten en officiële documenten waarvan de koningin kennis dient te nemen. Deze koffertjes worden vijf keer per week overgedragen aan de koningin, of zij zich nu in Canada, Tanzania of Balmoral bevindt. De persoonlijke secretaris filtert de officiële en vertrouwelijke informatie waarvan de koningin kennisneemt. Hij is de ogen van de koningin in haar koninkrijk en in de rest van de wereld. Op een rek naast de werktafel staat de bekende rieten mand waarin elke ochtend de briefwisseling en de te paraferen documenten worden gelegd. Deze wordt door de secretaris of door een van zijn twee medewerkers persoonlijk aan de koningin overhandigd. Laten we niet vergeten dat de koningin ook de opperrechter van het volk is. De grote hoeveelheid brieven die zij van haar onderdanen ontvangt, wordt door dit departement verwerkt.

De werkkamer van de koningin is gelegen op de eerste verdieping, net boven die van haar privésecretaris, haar belangrijkste raadgever. Deze laatste is de persoon die het meest rechtstreeks contact heeft met Elizabeth II. Zij kunnen elkaar meerdere keren per dag ontmoeten. Hij heeft een uitgebreid takenpakket. Hij is de tussenpersoon tussen het staatshoofd en de eerste minister wat de bevoegdheden betreft die zijn voorbehouden aan de koningin: de Commonwealth, de relaties met de andere koninklijke families, de overzeese gebieden, de bezoeken aan het buitenland, de liefdadigheidsinstellingen of de regimen-ten waarvan zij beschermvrouwe is. Hij houdt eveneens de agenda met de afspraken van het staatshoofd bij. Hij moet voor de gastvrouw van Buckingham Palace korte vrije momenten plannen: het voederen van haar honden en eenden – op een zilveren schaal – een wandeling in het park of een paardenrace op tv bekijken in het begin van de middag. Zelfs de kinderen zijn verplicht via zijn tussenkomst een afspraak met hun moeder te maken.

De privésecretaris fungeert ook als buffer tussen het paleis en de politie, het leger, het secretariaat-generaal van de Commonwealth te Londen en de anglicaanse kerk. Dit departement, bestaande uit een team van een vijftigtal personen, is ook verantwoordelijk voor de persdienst, de reizen, het archief en voor het opstellen van de redevoeringen, dit laatste met de hulp van de betrokken ministeries. Van hieruit worden de telegrammen naar de honderdjarigen gestuurd, nadat de koningin voor elk van hen een persoonlijk bericht heeft geschreven.

De directeur-generaal van het bedrijf Windsor moet over diverse vaardigheden beschikken: ervaring in staatszaken, een aangeboren nauwkeurigheid, informatie kunnen filteren en samenvatten. Aangezien de koningin onmogelijk alles kan lezen, moet hij beslissen welke documenten onder haar aandacht gebracht zullen worden. Vaak streept hij de belangrijkste passages aan om haar taak te vereenvoudigen. Hij moet de kern van de zaak kunnen onderscheiden van de bijzaken en moet vooral de koningin bijstaan met de beste raad, ook al is deze onaangenaam om te horen. Hierbij mag hij zeker nooit enig gebrek aan respect voor de vorstin tonen. Daarom heeft de koningin voor dit ambt altijd diplomaten verkozen boven andere ambtenaren of kaderleden uit de privésector.

Dit ambt wordt meestal voor een tiental jaren bekleed, gedurende welke de persoonlijke secretaris zowel crisismomenten als goeie momenten met de koningin deelt. Haar vertrouwen werd nog nooit beschaamd. Net als de koningin wikt en weegt haar vertrouwenspersoon, die ingewijd is in alle staatsgeheimen, zijn woorden wanneer hij de pers te woord staat. Hij omzeilt de gevoelige vragen met de grootste beleefdheid.

De privésecretaris wordt persoonlijk door de koningin gekozen. Bij het overlijden van het staatshoofd dient hij in theorie zijn plaats af te staan aan het team van de nieuwe vorst.

De huismeester, die belast is met de materiële voorzieningen, is traditioneel een militair, vanwege het organisatorische talent dat noodzakelijk is voor deze functie. De functie van huismeester is een beurtrol die is weggelegd voor een admiraal of een generaal uit een van de drie krijgsmachten. Met tweehonderdtwintig bedienden, onder wie twintig lakeien, is dit het grootste departement van het paleis. Deze dienst bestaat uit drie secties. Afdeling ‘F’ (Food) is belast met de voeding. De kok van het paleis, een Brit die verantwoordelijk is voor de menu's en de uitvoering ervan, verzorgt de maaltijden voor de koningin, de raadgevers en het personeel, maar ook voor de ‘grote namen’ van het koninkrijk en de wereld. Afdeling ‘G’ (General) omvat de aankoopen technische diensten, de magazijnmeesters, schrijnwerkers, vergulders, dakwerkers, lakeien en pages, de dragers, en niet te vergeten de persoon die alle klokken opwindt. Afdeling ‘H’ (Housekeeping) is belast met het onderhoud in een zo breed mogelijke zin: werksters en kamermeisjes, een vijftigtal personen in totaal.

De huismeester heeft twee rechtstreekse medewerkers. De eerste heeft als enige taak het opstellen van de gastenlijst en de tafelschikking. De tweede is belast met de controle over de drie secties: F, G en H. Vier mensen spelen ook nog een sleutelrol in het dagelijkse leven van de koningin: de kleedster, de privékamerbewaarder en de twee persoonlijke pages. Deze laatsten dienen haar maaltijden op en zorgen voor de honden. Een goede conditie is voor hen onontbeerlijk, want ze moeten van de ene verdieping naar de andere lopen via de ellenlange gangen.

Het doorlopen van de catalogus van de Royal Collection laat me niet onberoerd: achtduizend meesterwerken op doek, waaronder uitzonderlijke kunstwerken van Rembrandt, Rubens of Canaletto; twintigduizend tekeningen en pasteltekeningen, waaronder meerdere van de hand van Leonardo da Vinci; de mooiste verzameling porselein van Sèvres ter wereld; Franse antieke meubels; duizenden oude boeken… Van zoveel rijkdom gaat een mens duizelen. De Royal Collection is terug te vinden in de kastelen, de ministeries en de musea. De koningin leent haar schilderijen heel vaak uit voor grote tentoonstellingen.

Op dit moment is Elizabeth II de enige vorstin ter wereld die de verzameling van de natie op haar eigen naam heeft staan. Het enige staatshoofd dat in dezelfde situatie verkeert, is de paus. De schatten van het Vaticaan zijn zijn persoonlijke bezit. Zowel door de hoeveelheid en de keuze van de werken als door de verscheidenheid is de Royal Collection een van de belangrijkste kunstverzamelingen ter wereld. In Buckingham Palace loopt de bezoeker voortdurend met zijn neus in de lucht bij het bewonderen van de schilderijen en de kunstwerken.

De Royal Collection, opgericht in 1987 om de verzamelingen te centraliseren die over acht historische koninklijke paleizen verspreid waren – waaronder Buckingham Palace en Windsor Castle, Kensington Palace, Hampton Court, de Tower of London, Banqueting Hall en Kew Palace – heeft momenteel driehonderdvijftig mensen in dienst. Deze trust is financieel autonoom. De opbrengst is afkomstig van de ticketverkoop en de souvenirs die verkocht worden op het paleis van Windsor, in Holyroodhouse en in de Queen's Gallery in Buckingham Palace. Daarbij komen nog de inkomsten van het openstellen van Buckingham Palace voor het publiek. De Royal Collection telt vijf miljoen bezoekers per jaar, wat meer is dan het British Museum. Dit instituut, dat bestaat uit drie grote departementen, namelijk schilderijen, porselein en boeken en tekeningen, heeft zijn eigen ateliers voor restauraties.

Koning George IV (1762-1830) wordt beschouwd als de echte stichter ervan. Deze monarch leidde een losbandig leven en kon naar eigen goeddunken kunstvoorwerpen kopen en verkopen. Vandaag de dag is dit niet meer het geval. De koningin mag niets verkopen om haar persoonlijke schatkist te spijzen. Zij is houder van deze schatten in naam van de natie. De reden: de kunstwerken werden ofwel geroofd, ofwel aan de natie geschonken, ofwel gekocht met gelden van de staat. De opbrengst van de grote tentoonstelling in het Crystal Palace heeft het mogelijk gemaakt om de verzameling uit te breiden. Aankopen zijn zeldzaam. ‘Dit maakt mij het leven makkelijker’, vertelt Hugh Roberts, directeur van de Royal Collection, met zachte stem.

Heeft de koningin, die opgegroeid is te midden van deze prachtige voorwerpen, een specifieke zin voor esthetiek ontwikkeld? ‘Indien zij niet hield van de voorwerpen die uitgestald staan, ben ik er zeker van dat ze ons dit zou laten weten’, antwoordt de directeur, terwijl zijn blik, zo blauw als porselein van Sèvres, zich in de mijne boort. Elizabeth II heeft geen eigen stijl zoals Pompidou zijn stempel gedrukt heeft op de decoratie van het Elysée. Zij heeft van haar privévertrekken geen weerspiegeling gemaakt van eigentijds design, hedendaagse binnenhuisarchitectuur of decoratie. Alleen de oude prinselijke vertrekken op de tweede verdieping werden in een comfortabele en weelderige stijl aangekleed door David Hicks, de schoonzoon van Mountbatten.

De koningin, die nooit van Buckingham Palace gehouden heeft, is verplicht tijdens de week in haar officiële paleis te verblijven. Zij eet en slaapt er. Er is geen sprake van even te ontsnappen om vrienden in een restaurant te ontmoeten of te lunchen met oude kennissen. Zij leeft er als een kluizenaar.

* * *

De koningin legt haar persoonlijke visie niet op voor de werking van het paleis. ‘Ego is haar vreemd. Zij is zich bewust van het feit dat ze de titel van koningin niet door verdienste gekregen heeft. Haar geboorte en de omstandigheden hebben dit zo bepaald. Kalm en gelaten aanvaardt zij de beslissingen die door haar raadgevers genomen worden. Zij is helemaal niet autoritair en heeft een blind vertrouwen in haar ondergeschikten. Wanneer zij van mening is dat een beslissing verkeerd is, dan zal ze dat zeggen. Maar zij is te beleefd om de oplossing aan te reiken.’ Volgens een vroegere hoveling heeft de koningin haar hele leven de tijd om de dingen slechts langzaam te doen veranderen.

‘Voor een bureaucraat is dit de ultieme droom: je weet altijd wat je kunt verwachten.’ Elke getuigenis beklemtoont haar zin voor organisatie op de werkvloer. De documenten die haar worden toegestuurd, worden snel teruggestuurd, naar behoren van aantekeningen voorzien en geparafeerd. Zij heeft een ontzettend goed geheugen en beperkt zich ertoe al dan niet haar fiat te geven voor de oplossingen die worden voorgesteld zonder in details te treden. Men moet tussen de regels kunnen lezen. ‘Bent u er zeker van?’ betekent bijvoorbeeld een definitieve afwijzing. ‘Waarvoor kan dit van nut zijn?’ betekent dan weer dat het een absurd idee is.

Over de grote vragen beslist zij zelf zonder ooit de mening te vragen van haar echtgenoot, terwijl George VI voortdurend het advies van zijn vrouw inwon. Volgens haar ondergeschikten, die vol lof spreken over haar stiptheid, hoffelijkheid en vooral haar luisterbereidheid, beschikt zij over een logische geest. Wanneer haar gesprekspartner eindeloos blijft doorpraten, kijkt ze hem uitdrukkingsloos aan om hem het koninklijke ongenoegen duidelijk te maken.

De roddels binnen het paleis, claustrofobisch universum bij uitstek, zijn een noodzakelijk kwaad. Het isolement, de privileges en de stratificatie hebben zeker een invloed op de persoonlijke gemoedstoestand van iedereen. Wrevel en afgunst zijn ook binnen de muren van het paleis aanwezig. De lakeien zijn haar ‘bronnen van informatie’ om te weten te komen wat er leeft in haar eigen familie. Zij waren het bijvoorbeeld die haar op de hoogte brachten van de huwelijksproblemen van Charles en Diana.

Vreemd genoeg weet Elizabeth II, ondanks haar beschermde bestaan, de mensen naar waarde te schatten zonder bedrieglijke schijn of overdreven toegeeflijkheid. ‘Men moet haar vertrouwen weten te winnen. U zegt haar wat het probleem is, wat de oplossing is en zij zal heel snel beslissen zonder al te veel eisen te stellen. Maar als er iets is waar ze een hekel aan heeft, dan is het wel aan tijdverspilling en onaangename verrassingen’, weet een medewerker te vertellen.

De dochter van George VI is niet te verslaan op het vlak van etiquette en protocol, en corrigeert eigenhandig de tafelschikking voor de koninklijke banketten. Royalty heeft zijn symbolen en ceremonieel, waaraan nu eenmaal niet geraakt mag worden. De koningin is niet op de hoogte van de laatste technologische snufjes. Ze is zich nog net bewust van het bestaan van internet, maar ze kan er niet mee werken, in tegenstelling tot wat haar te lovende biografen beweren. De kaderleden uit de entourage van de koningin daarentegen zijn uitgerust met een BlackBerry. Zij verplaatst zich nooit zonder haar gsm, die in haar tas steekt, maar ze gebruikt die nooit in het openbaar. Haar nummer is een staatsgeheim.

‘Ik ben conventioneel’, zegt Elizabeth II vaak. Conventioneel en trots het te zijn, zouden critici kunnen aanvullen. In hun ogen is zij een nauwgezette vorstin, door en door conservatief, die de veranderingen ondergaat eerder dan erop vooruit te lopen. Waarom zou men veranderen wat goed werkt? Het zou haar leuze kunnen zijn. Ze zweert bij gevestigde gebruiken en is van mening dat elke vernieuwing het bestaande systeem verstoort. ‘Ze is heel traditionalistisch en houdt er niet van risico's te nemen’, betreurt een ex-raadgever. Hij beklemtoont het onvermogen van de koningin om haar emoties uit te drukken. ‘Wanneer ze zich tot u richt, lijkt het wel of u onzichtbaar bent, niet bestaat. Een lege blik.’

* * *

Stel nu dat een jongeman of een jongedame op het paleis wil werken. Wat moeten zij dan doen? Eerst moet men, zoals in elk bedrijf, een onderscheid maken tussen de kaderleden en het gewone personeel. Tot voor kort was het Foreign Office de voornaamste werkgever voor de eerste groep. Haar laatste privésecretaris, Robin Janvrin, werd opgemerkt tijdens een bezoek aan India. Hij was een jonge diplomaat toen hij in dienst werd genomen als de nummer drie van de persdienst. Nadien doorliep hij alle echelons alvorens privésecretaris van de koningin te worden.

Het is niet langer een politieke benoeming, in tegenstelling tot de Franse of Amerikaanse traditie. Het salaris is niet bijzonder aantrekkelijk, maar het prestige dat de werkgever biedt, is meer waard dan alle buitengewone premies van de City. Daarbij komt de hoop ooit de titel van sir of lady te verwerven.

Het organogram van het paleis is trouwens bijzonder ingewikkeld door de vele edellieden, ridders, leden van de Orde van het Britse Rijk of gewone leden van de Orde van Sint-Michael en Sint-George. Maar in Buckingham Palace is het tijdperk dat alleen de telgen van de grote families en aristocrates in dienst genomen werden definitief voorbij. Het gewone personeel is onderverdeeld in veertig salariscategorieën. Meestal treedt men in dienst via een advertentie in de kranten.

De meritocratie, waar het paleis prat op gaat, is echter bezoedeld door seksisme. De koningin geeft er de voorkeur aan te werken met mannen, en bij voorkeur mooie mannen. Personen met baard en snor dienen zich te onthouden, want Elizabeth II heeft een afkeer van behaarde mannen. Aan het Britse hof vindt men geen zwaarlijvige personen, geen mensen met pukkels en iedereen verzorgt er zijn kledij tot in de puntjes. Ze heeft er een hekel aan dat haar naaste medewerkers een gilet dragen, vermoedelijk omdat het haar doet denken aan de deurwachters en de hofmeesters. Sommigen zien daarin de invloed van een jeugd doorgebracht in het gezelschap van het sterke geslacht. De kindertijd van Elizabeth verliep in het ritme van theekransjes die haar moeder organiseerde voor militairen – vooral Amerikaanse, Nieuw-Zeelandse, Canadese en Australische vliegeniers – recepties voor de studenten van Eton en bezoeken aan de koninklijke regimenten. Met uitzondering van de gezelschapsdames, wordt zij alleen door mannen omgeven – raadgevers, politici, soldaten, geestelijken, paardenfokkers en jagers. Zij denkt als een man en vermijdt ‘vrouwelijke’ gesprekken. Tijdens themadiners worden de echtgenotes meer beschouwd als aanhangsels van hun man. Hetzelfde geldt voor de politici, zowel Britse als buitenlandse. Haar contacten met Thatcher, Bandaranaïke of Gandhi verliepen uiterst kil. Slechts twee vrouwen speelden ooit een sleutelrol in het koninklijke bestuurslichaam, als adjunct van de privésecretaris. In Buckingham Palace zijn de vrouwen vooral vertegenwoordigd in de persdienst, de HR-directie en in de dienst boekhouding. Als Colonel-in-Chief van een twintigtal regimenten heeft de koningin nooit een vrouwelijke stalmeester gehad.

Ook de etnische minderheden zijn binnen het koninklijk huis slecht vertegenwoordigd. Van de zeshonderdvijftig bedienden zijn slechts een vijftigtal immigrant. Coleen Harris, die tussen 1998 en 2003 woordvoerster van prins Charles was, is de enige Antilliaanse die erin geslaagd is een functie met verantwoordelijkheid te bekleden binnen Buckingham Palace en het hof van prins Charles. Bij haar aankomst aan het hof van de troonopvolger werd de vroegere verantwoordelijke van de ministeriële communicatie, die in dienst was genomen via een headhunter, met open armen ontvangen. Maar het is vooral door de persoonlijkheid van Charles dat dit hof de multiculturele samenleving gunstiger gezind is. ‘Buckingham Palace blijft een hiërarchisch opgebouwde wereld die weinig openstaat voor politieke correctheid en culturele verscheidenheid. De loyaliteits- en de anciënniteitspremies, de macht der gewoonte, de angst voor het onbekende en de obsessie van de pers spelen in de kaart van het statusquo’, betreurt Coleen Harris.

Als illustratie van de woorden van mevrouw Harris kunnen we de befaamde grenadiers van de koninklijke wacht aanhalen. Lange tijd was men gekant tegen het rekruteren van Antilliaanse militairen of militairen van Indiase afkomst, ondanks een krachtige campagne van de prins van Wales. In 2007 werd de eerste zwarte officier toegelaten tot dit meer dan drie eeuwen oude regiment, maar die komt niet uit het getto van Brixton. Hij is de zoon van een Nigeriaans stamhoofd en studeerde af aan de prestigieuze private school van Harrow en de militaire academie van Sandhurst, waar hij samen met prins William werd opgeleid.

Een ander voorbeeld is de nummer twee van de persdienst. Traditioneel werd deze functie voorbehouden aan een staatsburger van de Commonwealth en steeds bekleed door blanken. Niemand gelooft het voorwendsel dat de functie gefinancierd wordt door het land van herkomst van de titularis. In 2007 heeft een enkele zwarte uit de Commonwealth een belangrijke functie bekleed, namelijk die van stalmeester van de koningin, maar dat was voor enkele weken, met het oog op de voorbereiding van het officiële bezoek van het staatshoofd aan zijn land.

Natuurlijk kan de koninklijke familie niet van racisme verdacht worden, aangezien zij boven alle sociale klassen staat. Dat neemt niet weg dat bepaalde leden beschuldigd werden van kwetsende uitspraken ten aanzien van etnische minderheden. Prinses Michael van Kent vroeg tijdens een diner in een chic restaurant in New York aan een groep luidruchtige zwarten om ‘terug te keren naar hun kolonies’. In de nasleep van de moord op lord Mountbatten, gepleegd door het IRA, heeft prinses Margaret tijdens een bezoek aan Chicago de Ieren uitgescholden voor ‘varkens… allemaal vuile varkens’. En wat prins Philip betreft, hij heeft iedereen die het wilde horen vermaakt ten koste van de spleetogen van de Chinezen.

‘Het zou fantastisch zijn indien de koningin op een dag racisme en discriminatie zou hekelen. Haar kracht bestaat erin het cement te vormen dat de maatschappij op moeilijke momenten samenhoudt. Ze heeft dit krachtige wapen niet gebruikt. In de eenentwintigste eeuw moet men moediger zijn om aan groepen die grotendeels sociaal benadeeld zijn, de deugdelijkheid van het instituut monarchie te bewijzen’, beklemtoont Coleen Harris. In haar kersttoespraken, die tot in detail worden beluisterd, uitgeplozen en geanalyseerd, heeft de koningin het nooit aangedurfd opmerkingen te maken over vreemdelingenhaat.

Op raciaal vlak leeft Elizabeth II in een paradoxale wereld: ze is een ideologische voorstander van de dekolonisatie, maar blijft net als haar hele generatie gebrandmerkt door de herinnering aan het rijk waarin ze opgroeide. Zij aanvaardt de Britse multiculturele samenleving, maar begrijpt ze niet. Dit onbegrip deelt ze met de ‘kleine blanken’ in het koninkrijk, de kleine blanken die traditioneel de steunpijlers van de monarchie vormen. Hoewel het paleis inspanningen levert om zich open te stellen voor de etnische minderheden, is Buckingham Palace zeker ook slachtoffer van de opvattingen van de Antilliaanse of Aziatische families. Ouders zien hun meest begaafde kinderen liever in vrije beroepen, de media of in traditionele openbare functies. Deze worden immers beschouwd als toegankelijker. Onterecht of niet, in de ogen van de geïmmigreerde kleurling is royalty nog steeds een bastion uit het vroegere Britse Rijk van de blanken.

De Antilliaanse Coleen Harris wil het debat rond de niet-vertegenwoordiging van de etnische minderheden in het paleis ook deels relativeren: ‘Op de dag van mijn indiensttreding heb ik aan twee collega's gevraagd om met mij te lunchen. Verlegen hebben zij geweigerd. Was dit racisme? Neen. Zij hadden gewoon geen toegang tot de eetzaal van de kaderleden en moesten zich tevredenstellen met de kantine.’

* * *

Het contrast tussen de grootsheid van Buckingham Palace en de bescheidenheid van St. James's Palace, waar de burelen van prins Charles zijn ondergebracht, is aanzienlijk. Met hun lage plafonds, de gravures die jachttaferelen afbeelden en de chinoiserieën stralen de lokalen waarin de diensten van de prins van Wales zijn ondergebracht, een sympathieke cottagesfeer uit. Deze burelen werden waarschijnlijk zo aangekleed om eraan te herinneren dat het hof van de troonopvolger hiërarchisch het hof van de vorst niet evenaart. Een twaalftal raadgevers moet volstaan om de man bij te staan, aangezien zijn taak er alleen in bestaat te wachten.

Gezien de gevorderde leeftijd van zijn moeder heeft de kroonprins echter al een deel van haar vertegenwoordigingsfuncties overgenomen, zoals het uitreiken van decoraties of de bezoeken ter plaatse in geval van rampen. Daartoe werd de organisatie van St. James's Palace volledig door elkaar geschud aangezien, weliswaar op kleinere schaal, een evenbeeld diende te worden gecreëerd van de structuur van Bucking ham Palace. Naast het beter voorbereiden van de prins op de troonopvolging, moest deze hervorming ook de voortdurende wrijvingen tussen de twee huizen wegwerken.

Na zijn desastreuze televisie-interview in 1994, waarin hij zijn ontrouw opbiechtte, ontslaat de prins van Wales zijn privésecretaris en zijn woordvoerder. In 1996 wordt Mark Bolland, voordien directeurgeneraal van de commissie persklachten, in dienst genomen als adjunct-kabinetsdirecteur. Zijn benoeming is verrassend, want de nieuwe raadgever beschikt niet over het vereiste profiel: als zoon van een metselaar studeerde hij af als chemicus aan een kleine universiteit in het noorden van Engeland. Kortom, hij zou nooit geslaagd zijn voor de vroegere test van het Foreign Office: kersen eten en de pitten gedistingeerd uitspuwen. Of met een mes erwtjes op de rug van een vork kunnen duwen. Maar daar was geen tijd voor, de populariteit van de prins van Wales staat op een historisch dieptepunt. De publieke opinie houdt hem verantwoordelijk voor het mislukken van zijn huwelijk. Bolland kent de werking van de populaire pers door en door en is bovendien een goede vriend van Rebekah Wade, redactiedirectrice van The Sun. Deze banden zouden het mogelijk maken de vijandigheid tegenover de prins uit de koppen van de populaire pers te weren.

Mark Bolland wordt in korte tijd een soort goeroe voor de prins van Wales, die uit het lood geslagen is door zijn echtscheiding. Op 1 september 1997 staat hij hem bij in Parijs wanneer het lichaam van Diana wordt gerepatrieerd. De ‘Machiavelli van de prins’, zoals de pers hem grofweg noemt, onderhandelt met de directeurs van de kranten om tot een akkoord te komen waarbij William en Harry met rust worden gelaten tot na hun studie. Maar dit is niet zijn voornaamste taak. Hij moet ervoor zorgen dat Camilla Parker-Bowles, de minnares van de prins, aanvaard wordt door een publiek dat haar vijandig gezind is. De redenering van de prins is eenvoudig: indien het volk Camilla aanvaardt, zal de koningin zich niet langer kunnen verzetten tegen hun huwelijk.

De strategie van Bolland is tweeledig. Eerst moet Charles veel vaker verschijnen naast sterren uit de wereld van de muziek, de televisie en het witte doek. Hij dient daarenboven een aantal caritatieve activiteiten van Diana over te nemen, zoals de strijd tegen aids. De andere tactiek van de spindoctor houdt veel meer risico in en bestaat erin het imago van de andere Windsors te bezoedelen, zodat de troonopvolger en Camilla beter voor de dag komen. Zijn voornaamste doelwit is Edward, de jongste zoon van de koningin, en zijn echtgenote. Het echtpaar Wessex wordt het slachtoffer van de boze plannen van dit meesterbrein. Terwijl de pers de privacy van prins William respecteert, filmt het productiehuis dat aan Edward toebehoort hem heimelijk op de St. Andrews-universiteit. Edward heeft het mediapact geschonden. De sneer van Charles aan het adres van zijn broer, ‘Je bent een volslagen idioot’, gaat er bij de losgeslagen tabloids in als koek.

De koningin is razend wanneer ze ziet hoe haar zoon, haar enige telg die niet gescheiden is, en zijn vrouw op hun beurt het onderwerp van gesprek zijn. Mark Bolland wordt een vijand van de koningin. Het werktuig van haar wraak heet Michael Peat, financieel directeur van Buckingham Palace. De vorstin stuurt hem naar St. James's Palace om er orde op zaken te stellen en benoemt hem tot privésecretaris van prins Charles.

‘Mike’, zoals deze kleine, kale man graag genoemd wordt, weet de prins van Wales ervan te overtuigen dat, indien hij met Camilla in het huwelijksbootje wil stappen, hij toenadering moet zoeken tot zijn moeder. Bolland, die de ruzies binnen de familie Windsor aanwakkerde, moet verdwijnen. Charles geeft toe. Bolland wordt afgedankt zonder de minste vergoeding voor de gedane moeite. En dat blijkt een grote fout te zijn. Aangezien hij zijn eigen publicrelationskantoor opgericht heeft, kan hij voortdurend venijn spuwen naar prins Charles, zelfs in die mate dat diplomatieke incidenten ontstaan. Bolland onthult aan de tabloids dat prins Charles het diner geboycot heeft dat de koningin georganiseerd had ter ere van president Jiang Zemin, omdat hij gekant is tegen de Chinese bezetting van Tibet. ‘Aan de kant van Camilla staan bleek een uiterst eenzame taak te zijn, waarmee ik mij een enorme wrok op de hals haalde’, erkent de numero uno van de communicatie. Deze val heeft iets hopeloos Engels: de breuk tussen de klassen.

Sinds de zaak Bolland legt de communicatiestrategie van prins Charles het accent op zijn liefdadigheidsactiviteiten en die van zijn echtgenote, en wordt zo weinig mogelijk over hun privéleven gepraat. Deze opdracht wordt met verdienstelijke ijver uitgevoerd door de directeur van de prinselijke persdienst, Paddy Harverson, de vroegere woordvoerder van voetbalclub Manchester United. Beckham of Charles: andere branche, zelfde clash!

***

Zoals alle grote instituten van het koninkrijk beschikt de monarchie over een eigen netwerk van organisaties en individuen waarvan de trouw door de jaren heen versterkt werd. Het betreft echter geen vriendschappen.

Bij haar kroning in 1953 steunde de koningin op drie pijlers die haar tot vandaag altijd trouw gebleven zijn: het leger, de anglicaanse kerk en de adel. Zelfs al is de invloed van deze drie machtspolen op de Britse samenleving sterk afgenomen, ze blijven toch een belangrijk relais van de koninklijke invloed.

Het eigenlijke netwerk van de koningin is eerst en vooral politiek, traditioneel gesteund op de conservatieve partij, de Engelse rechtsgezinden en de leden van de Labourpartij van de oude stempel, per definitie monarchisten. Het netwerk binnen het bestuurslichaam is niet te onderschatten, vooral het Foreign Office is gevoelig voor de invloedssfeer van de vorstin binnen de Commonwealth en de oliekoninkrijken van de Perzische Golf. Daarnaast is er ook nog het verenigingsleven. Dit vertegenwoordigt eveneens heel wat mensen: vastbenoemden, vrijwilligers en schenkers. De steun van de werkgevers, in het bijzonder de steun van de City, belast met het laten opbrengen van de koninklijke fondsen, is toegewijd. Wanneer ze met pensioen gaan, verkiezen veel hovelingen de overheidsdienst echter te verlaten voor de grote banken.

De koningin is daarentegen niet echt een bron van inspiratie voor de intellectuele wereld. Het wantrouwen is wederzijds. Alleen de historici gespecialiseerd in de monarchie en de militaire deskundigen lijken in haar ogen genade te vinden.

De hoge koninklijke hiërarchie heeft haar gewoontes en ontmoetingsplaatsen, die al even voornaam als besloten zijn. Aan het hoofd staan van een monarchie in de eenentwintigste eeuw betekent ook dat relaties moeten worden onderhouden. De koninklijke loge in de Royal Albert Hall, de grote concertzaal van Londen, is een van de discrete plaatsen waar het hof zwaargewichten uit de politiek, de kerk, de zakenwereld, de media of de kunst kan uitnodigen. Tijdens de lange pauzes van een opera kunnen ideeën uitgewisseld worden. Op die manier wordt het nuttige met het aangename verenigd. Dit soort contacten is een belangrijke bron van informatie. De gentlemen's clubs – White's, The Garrick Club, Brooks's – spelen ook hun rol. Het zijn plaatsen waar netelige dossiers, die tact en aandacht vereisen, bij port en stilton geregeld kunnen worden. Vergeten we ook niet de jaarlijkse mondaine bijeenkomsten, waar alle beslissingsbevoegde personen uit het koninkrijk samenkomen – het toernooi van Wimbledon, de regatta's van Henley, de opera van Glyndebourne of de paardenraces van Ascot of Epsom – die over speciale koninklijke loges beschikken.

De koninklijke lobby is niet samengesteld uit getrouwen die op het juiste ogenblik zullen eisen wat hen toekomt. De koningin wordt gesteund door de ‘netwerken’ zonder er iets voor in ruil te geven… behalve dan misschien haar beleefde waardering.