IV
De vier pijlers van de macht

In de verbeelding van het volk kondigde de troonsbestijging van Elizabeth II een breuk aan tussen twee werelden. De oude wereld werd vertegenwoordigd door de overleden George VI en het symbool van de nieuwe wereld was een jonge vorstin, bijgestaan door een knappe prins-gemaal. De kracht van het beeld. In werkelijkheid volgde Elizabeth II in de voetstappen van haar vader. ‘Bij haar troonsbestijging was Elizabeth II een figuur uit de negentiende eeuw die toezag op de overstap naar de eenentwintigste eeuw. Daartoe verplicht en onder druk heeft de koningin de monarchie “gedevictorianiseerd” om het instituut geleidelijk aan te passen aan de moderne wereld’, benadrukt historicus David Cannadine. Dat heeft ze gedaan door te steunen op dezelfde pijlers als Victoria: het paleis, het leger, religie en de hoge adel.

* * *

Het paleis. – Buckingham Palace. Bijna zevenhonderd kamers, negentien receptiezalen, tweeënvijftig koninklijke slaapkamers, honderdachtentachtig andere kamers voorbehouden aan het personeel, achtenzeventig badkamers, tweeënnegentig bureaus, meerdere kilometers gangen, twintig hectaren park, twee hectaren vijvers en zeshonderd bedienden. Een angstaanjagende vesting met een gevel in portlandsteen in het hartje van Londen. Buckingham Palace werd in 1705 gebouwd door de eerste hertog van Buckingham. In 1762 werd het gekocht door George III voor de minuscule kroon en in 1821 werd het gebouw uitgebreid door de beroemde architect Nash. Het is een stad in de stad, met keukens, kantines, kelders, een dokter, een kapel, een bloemist en een postkantoor. De tijd is er blijven stilstaan. In een uniform dat dateert van de slag van Waterloo staat de wacht, met zijn bearskin hat op het hoofd, onbeweeglijk stil. Indrukwekkend. In de immense salons met het victoriaanse meubilair en de enorme schilderijen voelen de gasten zich nietig klein. En dan is er ook nog het beroemde balkon. Een kleine salon met Chinees motief verschaft toegang tot deze symbolische grens tussen de monarchie en het volk. Hier, op dit balkon, zetten de Windsors hun voorstelling van het ideaal neer voor hun onderdanen. Gelegen in de zuidelijke en oostelijke vleugels van het gebouw omvatten de grote zalen de salons, de muziekzaal, de portretgalerij en de balzaal. Ook de diensten voor het dagelijkse beheer van het koningshuis zijn gevestigd op de benedenverdieping. Op de eerste verdieping van de rechtervleugel liggen aan de koninklijke hal de private appartementen: de suite van prins Philip, de dressing room van de koningin, het bureau van de koningin, de eetkamer van de koningin. Deze zijn niet echt ruim, wat tegenstrijdig kan lijken in een paleis van die omvang. Dit is de echte cocon van de koningin en prins Philip. Zelfs haar privésecretaris komt er alleen in geval van een ernstige crisis. Het personeel is ondergebracht onder het dak op de tweede verdieping, in de minuscule kamers met een spartaans comfort, die vroeger toebehoorden aan de dienstmeisjes.

Het paleis is het symbool van de macht van het staatshoofd. Wanneer de koningin aanwezig is, wappert de rood-gouden vlag van de dynastie, de Royal Standard aan de mast, het symbool van de continuïteit van de monarchie.

Het is in dit luisterrijke universum, door de bedienden ‘BP’ genoemd, dat de nieuwe koningin met haar jonge gezin in 1952 haar intrek nam. Hoewel ze van 1936 tot 1947 in het paleis gewoond heeft, verliet Elizabeth Clarence House met tegenzin.

Zoals we weten, was de koningin helemaal niet op haar taak voorbereid. Zij had nooit gedacht dat haar vader zo jong, op zesenvijftigjarige leeftijd, zou sterven. Ze dacht dat ze nog alle tijd had om het reilen en zeilen van de monarchie te leren: de politieke en diplomatieke knepen van het vak, de geheimen van het koninklijke instituut, de geldzaken. Als kroonprinses dacht zij haar kinderen op te kunnen voeden met de nodige aandacht en affectie die een ‘normale’ moeder biedt. Niet met de koele afstandelijkheid van een vorstin.

Als koningin moet zij onmiddellijk het hoofd bieden aan twee problemen: de positie van haar echtgenoot en de symboliek van het nieuwe bewind.

Wat moet er van Philip worden, een intelligente en vastbesloten man die zich niet tevreden zal stellen met een representatieve functie? Het bezorgt haar hoofdbrekens. Wanneer een koning gekroond wordt, wordt zijn echtgenote automatisch queen consort. Wanneer een koningin regeert, zou de echtgenoot normaal koning-gemaal moeten worden genoemd. Elizabeth II had het voorbeeld van koningin Victoria kunnen volgen. Zij had graag de titel van koning-gemaal aan haar geliefde Albert toegekend. Omdat haar regering zich hiertegen had verzet, kreeg hij de titel prins-gemaal. Albert had op die manier wel toegang tot de officiële documenten en diplomatieke telegrammen en werd door de jaren heen de facto kabinetschef van de koningin. Door de verschillende zwangerschappen van zijn echtgenote speelde hij een vooraanstaande rol in de modernisering van het land. In het bijzonder door de organisatie van de wereldtentoonstelling in het Crystal Palace in 1851, die in het collectieve geheugen gegrift staat als het symbool van de Britse grandeur. Maar tegelijkertijd hield Albert zich niet aan zijn rol. Hij had zich bepaalde koninklijke privileges toegeëigend ten nadele van zijn vrouw, die haar man en negen kinderen toegewijd was. Dit scenario wil Elizabeth II absoluut vermijden. De honger naar macht tekent zich af bij deze jonge vrouw, van wie men dacht dat zij op de achtergrond zou blijven, ver weg van de staatszaken. In naam van haar functie en niet van haar persoon weigert de koningin haar echtgenoot de titel prins-gemaal toe te kennen, wat zijn positie als nummer twee officieel gemaakt zou hebben.

Ook de internationale geschiedenis speelde een rol bij deze beslissing. Slechts zeven jaar na de overwinning op het nazisme leeft het anti-Duitse gevoel nog sterk aan de andere kant van het Kanaal. In tegenstelling tot Frankrijk heeft het Verenigd Koninkrijk zich nooit echt verzoend met Duitsland. Zelfs vandaag is dit nog merkbaar tijdens voetbalmatchen tussen de twee landen. De herinnering aan de bommen van de Blitz, geworpen door een onzichtbare vijand, heeft de verbroedering na het conflict waarschijnlijk benadeeld. Philip, een Griekse prins van Duits-Deense afkomst, het kind van verbannen ouders, sleept het huwelijk van drie van zijn zussen met officieren van de SS als de bal aan de ketting van een gevangene achter zich aan. De poorten van de koninklijke macht worden dus niet op een kier gezet voor ‘de Mof van de familie’, een uitdrukking die in die tijd erg in trek was. Bovendien wil de koningin dat men de ontsporingen van haar vooroorlogse verwanten vergeet. George VI en zijn echtgenote hadden het kalmerende beleid van Chamberlain tegenover Hitler gesteund. De akkoorden van München in 1938 waren een uiterst populair gespreksonderwerp op het paleis, waar men als de dood was voor het bolsjewisme en waar de herinnering aan de loopgraven, in het bijzonder de slachting aan de Somme, nog vers in het geheugen lag. De aanwezigheid van Chamberlain naast de koning en de koningin op het balkon van Buckingham Palace bij zijn terugkeer uit München is iedereen bijgebleven. Bovendien stonden de koning en zijn echtgenote in 1940 niet te springen om Winston Churchill te benoemen als bewoner van 10 Downing Street. Zijn beleid was er een waarbij de spierballen getoond zouden worden aan het Reich. Het koninklijke echtpaar verkoos eerder de neutralistische aanpak van Lord Halifax, de andere pretendent voor de post van eerste minister en geestelijke erfgenaam van Chamberlain. De film van James Ivory, The Remains Of The Day, vereeuwigde op het witte doek de nazistische sympathieën van een deel van de Britse aristocratie.

De andere handicap van Philip is er een van formaat: de koninginmoeder ziet in hem de machiavellistische invloed van Mountbatten, die zij nooit een warm hart heeft toegedragen. Prins Philip is inderdaad de beschermeling van dit snobistische personage, een belerend man maar een geslepen tacticus. De laatste viceroy van India, de achterkleinzoon van Victoria, droomt er inderdaad van de terugkeer van de naam Mountbatten in de aanduiding van de Windsordynastie te zien. De naam werd weggelaten in 1917 tijdens een operatie om de lijn Saksen-Coburg te ‘degermaniseren’. Hierbij werd zij herdoopt tot Windsor. Wanneer George VI sterft, denkt hij dat het zover is en zegt hij in het bijzijn van enkele naasten over de naam van zijn neef Philip: ‘Vanaf nu heerst het huis Mountbatten!’ Hij had zijn wensen voor waarheden aangezien en zich zodoende de woede van koningin Elizabeth op de hals gehaald. Hij beging bovendien een vreselijke blunder door te verzekeren dat het mooie liefdeshuwelijk tussen zijn neef en de prinses eigenlijk een verstandshuwelijk was. Onvoorzichtig als hij was, heeft hij zelfs gepocht dat hij zijn neef, enigszins tegen diens zin, in de armen van Elizabeth gedreven had.

Ten slotte heeft Philip, de moderne playboy met de sardonische glimlach, de hovelingen die hij had geërfd van George VI en die met hun gewoontes vergroeid waren, ooit serieus angst aangejaagd. Achter zijn rug kreeg hij van hen de bijnaam ‘de Hun’. Wanneer hij op de proppen komt met de idee voor de Duke of Edinburgh's Awards Scheme ten voordele van adolescenten in moeilijkheden, slingert een minister hem het volgende naar het hoofd: ‘Dus u wilt een soort Hitlerjeugd vormen!’ Vernederd doet Philip zijn beklag bij Mountbatten die hem zegt: ‘Denk eraan, zij zijn slechts bedienden. Jij maakt deel uit van de koninklijke familie.’

Bovendien had Churchill, die in 1951 opnieuw tot eerste minister werd verkozen, geen enkel vertrouwen in Philip. Hij verweet hem zijn Duitse afkomst. Hij was ook op zijn hoede voor Mountbatten, die in zijn ogen verantwoordelijk was voor het mislukken van de Engels-Canadese raid op Dieppe in 1942, voor de wrijvingen met de Amerikanen in het Verre Oosten in 1945 en voor het versnelde verlies van India drie jaar later. Elizabeth II werd meegesleept door de ‘Oude Leeuw’.

Wanneer hij verneemt dat zijn echtgenote weigert om zijn naam in die van de dynastie op te nemen, ontploft Philip: ‘Ben ik dan de enige man in dit land die zijn naam niet aan zijn kinderen kan geven?’ Men zal moeten wachten tot april 1960 vooraleer de koningin, zeker van haar autoriteit, hem een toegeving doet: alle afstammelingen die geen ‘koninklijke hoogheden’ zijn, die dus niet in aanmerking komen voor de troon, zullen zich, indien zij dit wensen, ‘Mountbatten-Windsor’ mogen noemen.

Een andere dringende taak is het uittekenen van de stijl van haar bewind. Laat ons, om deze opdracht beter te begrijpen, een halve eeuw in de tijd terugkeren. Wat voor een Verenigd Koninkrijk heeft Elizabeth II geërfd? Aan het begin van haar bewind kan de macht van Albion nog indruk maken. In 1952 treedt Groot-Brittannië toe tot de rang van nucleaire grootmacht. De titel Keizerin van India is nog maar vijf jaar geleden afgeschaft. En daarbij is de eerste minister van India een anglofiel. Nehru, het product van de onafhankelijkheid, is bovendien de ex-minnaar van Edwina Mountbatten, echtgenote van de laatste Indiase vicekoning. Ondanks het uiteenvallen van Palestina behoudt Albion de controle over het Suezkanaal, de helft van Afrika en het Nabije en Midden-Oosten. Verre van de trieste moeder van een dood rijk, zoals Byron over Italië zei. Het House of Lords, afhankelijk van de erfadel uit de hoge aristocratie, speelt een gelijkspel met het House of Commons. Ondanks de schok van de Tweede Wereldoorlog is het land onherroepelijk verdeeld in hermetisch afgesloten sociale klassen. De middenklasse wordt verpletterd door de twee echte machtsblokken, de adel en de syndicaten. De nieuwe vorstin is de illustratie bij uitstek van deze dualiteit. Zij kent alleen de adel, het milieu waaruit zij komt en waaruit de hovelingen gekozen worden, en de arbeidersklasse, die door haar huispersoneel vertegenwoordigd wordt. Elizabeth II weet op dat moment niets af van de kleine bourgeoisie die in de loop van de jaren 60 zal opstaan. De maatschappij is verlamd door hoogmoed, zoals op het einde van het bewind van haar betovergrootmoeder, koningin Victoria, die overleed in 1901.

Het is trouwens bij Victoria dat Elizabeth inspiratie zal zoeken. In de jaren 1870 gebeurde het niet zelden, wanneer haar betovergrootmoeder Buckingham verliet, dat haar koets bekogeld werd met tomaten. De koningin had toen net een lange en moeilijke periode als weduwe achter de rug. Haar raadslieden hadden een prachtidee: de monarchie, die tot dan uitblonk in discretie, laten stralen. Uit die tijd stamt de zo typisch Engelse luister, waarvan men denkt dat hij meerdere eeuwen oud is: de aflossing van de wacht, het balkon aan de voorzijde van het paleis en de inrichting van het voorplein zodat het volk er gemakkelijker kan samenstromen om de vorsten toe te juichen. Haar eerste minister, Benjamin Disraeli, een geniaal visionair, normaliseerde de keizerlijke gedachte door haar in 1877 tot keizerin van India te kronen. Met dit gebaar streelde hij ook de hoogmoed van een natie die ervan overtuigd was dat zij het centrum van de wereld was. Een beetje zoals de aarde die rond de zon draait. De populariteit van Victoria nam toe.

Haar opvolgers volgden het goede voorbeeld. Edward VII bedacht de overhandiging van onderscheidingen aan het volk. Hij trok er te Windsor in zijn eentje op uit met de wagen of te paard. George V lanceerde de jaarlijkse ceremonie aan The Cenotaph, ter nagedachtenis van de soldaten van het Verenigd Koninkrijk en het Britse Rijk die sneuvelden in de Eerste Wereldoorlog. Hij was tevens de bedenker van de kerstboodschap. George VI en zijn vrouw krikten de moraal van hun volk op door de volksbuurten te bezoeken die door de blitzkrieg waren verwoest. Na persoonlijk toestemming te hebben gegeven om haar kroning in 1953 op televisie uit te zenden, ontdoet Elizabeth II op haar beurt de monarchie van het gewicht van gewoontes die behoren tot een vervlogen tijdperk. Het traditioneel voorstellen van debutantes aan het hof wordt afgeschaft. Vertegenwoordigers van de industrie, sport, kerk of kunst worden uitgenodigd om op het paleis te lunchen. De Queen's Gallery wordt omgebouwd tot een museum. De eerste rechtstreekse televisieboodschap wordt uitgezonden vanuit het kasteel in Sandringham. De eerste wandeling tussen het volk, tijdens haar reis naar Nieuw-Zeeland op 23 maart 1970, wordt een van de meest populaire vernieuwingen van het bewind. Het concert van het beste dat de Britse rock te bieden heeft om de vijftigste verjaardag van haar bewind te vieren, op 3 juni 2002 in Buckingham Palace, getuigt van de continuïteit van deze veranderingen.

* * *

Het leger. – 15 december 2006. Op deze ijzige dag keurt de koningin de laatste lichting van tweehonderdzevenenzeventig kandidaat-officieren van de Royal Military Academy in Sandhurst. Gekleed in een donkerrode mantel met bijpassende hoed stopt zij, de Commander-in-Chief van het leger, enkele tellen voor haar kleinzoon William in zijn mooie, donkerblauwe uniform van kandidaat-officier van Sandhurst. Hij staat in de houding met het geweer geschouderd. De parade is georganiseerd volgens het napoleontische model, in een vierkant. Het defilé is tot op de millimeter uitgetekend. Door de jaren heen is de vorstin een deskundige geworden op het vlak van militaire bewegingen in het ritme van de trommels. Zij apprecieert als kenner de passen van ‘Winston’, het witte paard van de commandant dat, zoals de traditie het wil, de treden oploopt die naar de grote binnenplaats van de academie leiden. Verveelt zij zich? Neen. Elizabeth is dol op dit militaire ceremonieel dat ze uit het hoofd kent. Zij is bovendien Colonel-in-Chief van twintig regimenten van de land- en luchtmacht en is meter van heel wat schepen van de Royal Navy. De koningin kan niets beters bedenken om haar verjaardag te vieren dan het schouwen van haar troepen, de Royal Guard.

‘U moet moedig maar onbaatzuchtig zijn. U moet leiders zijn en toch menselijk blijven. U moet zelfverzekerd zijn maar aandacht hebben voor anderen.’ Uit de mond van Elizabeth II klinken de vaardigheden van de officier als deze die men van een vorst verlangt.

Vermoedelijk had zij er heimelijk de voorkeur aan gegeven dat William en zijn jongere broer Harry in de voetsporen zouden treden van hun overgrootvader, hun grootvader, hun vader en hun oom, die allen voor de Royal Navy hebben gekozen. De koningin heeft nooit begrepen waarom haar beide kleinzonen de voorkeur gaven aan de landmacht. Het gerucht doet de ronde dat de twee jongens gefascineerd zijn door de heldendaden van het elitekorps SAS, dat hen heeft leren rijden en hen de beginselen van de vechtsporten heeft bijgebracht. De vorstin heeft zich bij de feiten moeten neerleggen, het tijdperk leent zich tot die keuze. De landmacht, met operaties in Irak en Afghanistan of belast met vredesmissies in Cyprus, Kosovo, Bosnië of Sierra Leone, fascineert deze kandidaat-officieren. De vorsten uit het Nabije Oosten, Jordanië en de Perzische Golf sturen trouwens allemaal hun kinderen naar Sandhurst voor een militaire opleiding van vierenveertig weken. Om er zin voor leiderschap te leren. De Navy, die vroeger erg in trek was in Windsor Castle, heeft niet zoveel succes meer. Zij is het slachtoffer van een gewijzigd strategisch milieu.

De enige troost is dat de twee prinsen werden ondergebracht in een van de lievelingsregimenten van hun grootmoeder, de koninklijke cavalerie, de Blues and Royals, opgericht in 1662. Van alle regimenten van het Britse leger is dit ontegensprekelijk het bekendste in het buitenland, met de bearskin hats, die door toeristen uit de hele wereld worden bewonderd. Wachters uit alle koninklijke kastelen, grenadiers en ruiters nemen deel aan Trooping the Colour, het militaire defilé dat elk jaar georganiseerd wordt ter gelegenheid van de verjaardag van de koningin. De soldaten, onderofficieren en officieren uit deze keurregimenten, die langzaam voor de koningin voorbijmarcheren, hebben allen dezelfde lichaamsbouw: groot (minstens 1,80 meter) en slank. De krijgstucht is heel streng en tot vervelens toe worden de laarzen geboend, de wapenuitrusting gepoetst en het uniform gestreken. Wanneer het regiment in actieve dienst is – voornamelijk verkenningsmissies in het buitenland aan boord van lichte pantservoertuigen – voelt de koningin zich verweesd. Er staan dan wel andere korpsen op wacht voor Buckingham Palace, maar dat is niet hetzelfde…

De gehechtheid van de vorstin aan de grenadiers is legendarisch. Ondanks de druk van haar man en zoon, beiden groene jongens, weigert zij om het berenbont uit Canada, waarmee de beroemde mutsen gemaakt worden, te vervangen door synthetische vezels. ‘Er is geen sprake van dat ik Sandhurst doorloop om dan op mijn luie krent te zitten, terwijl mijn jongens vechten voor hun land.’ Het naar Irak sturen van prins Harry, Cornet Wales (onderluitenant Wales), officier van de cavalerie, derde in lijn voor de troonopvolging, past in de diepgewortelde familietraditie. Zijn grootvader Philip heeft in de marine gevochten tijdens de Tweede Wereldoorlog, zijn vader bracht vijf jaar in de Royal Navy door, weliswaar zonder te vechten. Zijn oom Andrew heeft gediend tijdens de Falklandoorlog in 1982.

‘De koningin als opperbevelhebber hebben zorgt ervoor dat er een zekere afstand is tussen de militairen en de politieke macht, wat gunstig is voor beide zijden. Wanneer ze hun officiersstrepen verdiend hebben, dienen de cadetten Hare Majesteit. Wij zijn haar soldaten’, verklaart Peter Pearson, tweesterrengeneraal en commandant van Sand hurst, met een zweem van emotie in zijn stem. ‘Queen and Country!’ Deze strijdkreet illustreert duidelijk de heilige band tussen de kroon en het leger. De eerste ministers komen en gaan, maar de koningin blijft op post, onverstoorbaar, zoals zichtbaar is op de twee grote portretten van haar aan de hoofdingang van de militaire school.

De Bill of Rights, die Willem van Oranje heeft moeten aanvaarden als voorwaarde voor zijn kroning, behoudt het parlement wel het recht voor om in tijden van vrede een leger te vormen en te onderhouden. In oorlogstijd vallen de benoeming van generaals, de strategie en de ondertekening van de vrede onder de bevoegdheden van de regering.

De vorst is het hoofd van het leger, maar men verzekert ons vandaag dat het vooral om een erefunctie gaat. De laatste koning die persoonlijk zijn troepen leidde, was George II tijdens de Oostenrijkse successieoorlog in de achttiende eeuw. De interventies van de vorsten zijn gericht. In de twintigste eeuw verkreeg George V in 1915 de vervanging van maarschalk French als commandant van het oostelijke front door Douglas Haig, zijn favoriet. George VI heeft Churchill persoonlijk verboden deel te nemen aan de landing in Normandië, zoals deze laatste gevraagd had.

Koningin Elizabeth zou zich een dergelijke autoriteit niet hebben kunnen veroorloofd tijdens haar bewind, dat toch heel wat conflicten heeft gekend: Suez in 1956, de Falklands in 1982 en Irak in 2003. Haar rol is het opkrikken van de moraal van de troepen, niet het spelen van Superwoman door de toorn van Albion te ontketenen in Irak of Afghanistan. Zij heeft natuurlijk niet de macht om op het knopje van de atoombom te drukken.

Het meterschap van de regimenten is bedoeld om de historische continuïteit te verzekeren. Deze band heeft naast een symbolische ook een praktische kant. Hoewel het Verenigd Koninkrijk niet het Pakistan uit 1999, het Chili uit 1973 of het Griekenland uit 1967 is, beweren kwatongen dat de band tussen het leger en de kroon voor de dynastie een onderpand voor de rust is. Elizabeth II is niet vergeten hoe extreemrechtse hogere officieren midden de jaren zeventig een complot smeedden om Harold Wilson, die ze er ten onrechte van verdachten een communistisch agent te zijn, ten val te brengen! De samenzweerders hadden zelfs geopperd om de koningin, van wie men vond dat zij te dicht bij de eerste minister stond, van de troon te stoten om haar te vervangen door haar eigen oom, Mountbatten. De zaak werd in de doofpot gestopt om de reputatie van politieke neutraliteit van het leger te beschermen. Het Verenigd Koninkrijk is een voorbeeldige democratie, maar indien zij dit zou willen, zou de vorstin met de steun van het leger op constitutioneel niveau een staatsgreep kunnen veroorzaken. Het is een theoretische constructie, maar wel een die moet worden vermeld.

* * *

De kerk. – ‘FD’ (Fidei Defensor). Zoals deze twee letters in haar officiële titel aangeven, werd Elizabeth II gekroond en gezalfd tot beschermster van het universele geloof. In de Britse monarchie houdt men in de ene hand het zwaard en in de andere de wijwaterkwast. In de landen van het noorden wordt vandaag gedebatteerd over de scheiding van Kerk en Staat. In het Verenigd Koninkrijk is de koningin de opperste vertegenwoordiger van de anglicaanse kerk, de officiële religie. Het betreft op zijn minst een verrassende positie in een land dat grotendeels ontkerstend is, met een multiculturele samenleving met protestanten en katholieken, maar ook met joden, moslims, hindoes en boeddhisten. Een natie die ook openstaat voor de mondialisering en haar vele agnostici.

De koningin is een diepgelovige vrouw, praktiserend, en leest vaak de Bijbel, lofzangen en preken. De belangrijke koninklijke gebeurtenissen hebben een constante: de aanwezigheid van een zielenherder die verantwoordelijk is voor een van de koninklijke kapellen: Windsor, Hampton Court, Westminster of St. James, haar persoonlijke diocesen. ‘Waar is mijn prelaat?’ vroeg de koningin meermaals tijdens een receptie voor haar meest verdienstelijke onderdanen die ik bijwoonde op Buckingham Palace. Elizabeth heeft een nauw contact met haar geestelijke leiders, die zij overigens zelf kiest. Aangezien ze toegang hebben tot haar meest persoonlijke levenssfeer, wordt hen opgelegd nooit met journalisten te praten. Zij eist van hen dat ze rechtuit zijn, zonder te moraliseren. Noem het een zachte tirannie.

Het gedrag van de koningin wordt geleid door innerlijke overtuigingen. Naar men zegt, is nederigheid een van de waarden die zij in haar geloof vindt, net als het plichtsbesef en de welvoeglijkheid. Religieuze verwijzingen zijn een constante in haar kerstboodschap.

De bisschop van Winchester, Michael Scott-Joynt, is belast met de relaties tussen de anglicaanse kerk en het hof. Hij dankt deze titel aan de anciënniteit van zijn diocese, een van de oudste van het land. Hij is ook de prelaat van de Most Noble Order of the Garter, de Orde van de Kousenband, de meest prestigieuze ridderorde van Hare Majesteit. Winchester, een echt plaatje met de propere straatjes, de indrukwekkende ruïnes en de souvenirwinkeltjes, is een samenvatting van het zuidoosten van Engeland. Traditioneel, welvarend, gespaard van raciale vermenging. Er is wind. Er zijn bomen. En er zijn gazons. De leuze van het Winchester College, de eerbiedwaardige kostschool, vat de filosofie van de kudde van bisschop Michael Scott-Joynt samen: ‘Manners make a Man’ (Het gedrag maakt de man).

De prelaat woont in Wolseley Palace, een groot huis met grijze stenen in de schaduw van de kathedraal. Het onderwerp van mijn bezoek verheugt hem, want volgens hem hebben veel te weinig Britse biografen aandacht getoond voor dit aspect van het leven van de koningin. ‘Haar vroomheid is van groot belang om haar te begrijpen. Zij is niet veranderd, maar de maatschappij heeft zich ontdaan van kerkelijke bindingen, vandaar een zekere kloof’, benadrukt de woordvoerder van de staatsgodsdienst voor constitutionele zaken.

Het is moeilijk precies in te schatten wat de anglicaanse kerk vandaag in de maatschappij vertegenwoordigt of wat de invloed ervan is op vijfentwintig à dertig miljoen volgelingen in het Verenigd Koninkrijk en tachtig miljoen in de wereld. Sinds enkele jaren heerst een crisis binnen deze christelijke godsdienst: een sterke daling van het aantal praktiserende leden van de kerk, een daling van het aantal roepingen, de secularisatie van de maatschappij en een sterke verdeeldheid over maatschappelijke vraagstukken. Tegelijkertijd is de mis bijwonen nu een uitdrukking van een persoonlijke, vrije keuze geworden. Wanneer men navraag doet bij de mensen over hun godsdienstige identiteit, dan blijft het aandeel van de Church of England stabiel. Ongeveer vijftig procent van de bevolking zegt volgeling te zijn van deze kerk.

Hoe definieert men in deze omstandigheden het geloof van het hoofd van de anglicaanse kerk? Hoewel de sacristiesfeer aanzet tot ontboezemingen, is voorzichtigheid de regel voor Michael Scott-Joynt: ‘Zoals in alles volgt de vorstin de gulden middenweg in het geval van de vele stromingen binnen onze kerk.’ Dit heet de Broad Church, de ruimdenkende kerk. De koningin kan zich niet vinden in de High Church, die de rooms-katholieke traditie volgt, gebaseerd op symboliek en liturgie. Zij verwerpt de sociale visie van deze stroming van de kerk. Voor haar beperkt de godsdienst zich tot het geestelijke. Aan de andere kant wordt de Low Church, die meer aanleunt bij de gereformeerde protestanten, in haar ogen te veel gedomineerd door de evangelische of zelfs charismatische beweging. Elizabeth is niet de persoon om tijdens de mis de hand van de persoon naast haar vast te nemen terwijl ze psalmen zingt. ‘De koningin vertelt niet wat haar diepe religieuze overtuigingen zijn, maar zij is, net als de meerderheid van de christenen in haar koninkrijk, gehecht aan de grote geboden van de doctrine. De details interesseren haar niet.’ De bisschop van Winchester benadrukt dat het onmogelijk is om een goed beeld te krijgen van de standpunten van de beschermster van het geloof over de grote dossiers die de gelovigen verdelen.

Zo is er de homoseksuele geaardheid van bepaalde leden van de clerus die een implosie dreigt te veroorzaken binnen de kerk van Henry VIII. De koningin beschouwt homoseksualiteit niet als een zonde, in tegenstelling tot de evangeliën, die zij dan weer intolerant vindt. Maar ze volgt evenmin de onbekrompen strekking die zegt dat homoseksualiteit een natuurlijke geaardheid is en niet een persoonlijke keuze. Voor het hoofd van de Church of England hangt de seksuele geaardheid af van de persoon zelf met voorbehoud van het respect voor de naaste. Zij aanvaardt het grote protestantse principe van de vrije wil, wat echter zeker niet wil zeggen dat er geen morele regels gelden. Op liturgisch vlak is zij traditioneel. Haar mening over het priesterschap voor vrouwen, gestemd in 1992, blijft een mysterie. Maar ze zou dit niet gunstig gezind mogen zijn. Een ding is zeker, zij houdt niet van religieuze zeloten. Daarin volgt ze koningin Victoria, die onder haar eerste ministers Benjamin Disraeli, een bekeerde jood, en Lord Melbourne, een agnosticus, verkoos boven de preker William Gladstone.

De spirituele leider van Elizabeth II zou Thomas Cranmer (14891556) zijn, een trouwe volgeling van Henry VIII en aartsbisschop van Canterbury. In 1533 liet hij het huwelijk van de koning met Catharina van Aragon ongeldig verklaren, zodat deze met Anna Boleyn kon trouwen. Hij werd geëxecuteerd toen de katholieken weer aan de macht kwamen onder de bloeddorstige Mary Tudor. Het is haar bijnaam, Bloody Mary, die later gegeven werd aan de cocktail op basis van wodka en tomatensap.

Cranmer bepaalde het heilige karakter van de monarchie waarin Elizabeth zich kan vinden. Het is na het lezen van zijn gebedenboek dat ze haar achterdocht ten aanzien van katholieken zou hebben ontwikkeld. Zoals al haar voorgangers heeft zij altijd de wet van 1701 nageleefd. Volgens deze wet mag de vorst niet katholiek zijn, noch met een katholieke gelovige in het huwelijk treden. De koningin vernoemt Cranmer niet te pas en te onpas, maar hij heeft haar denken wel sterk beïnvloed.

De titel ‘Supreme Governor of the Church of England’ heeft een symbolische waarde. De echte macht, zowel geestelijk als uitvoerend, wordt uitgeoefend door de aartsbisschop van Canterbury, bijgestaan door vierenveertig bisschoppen die elk aan het hoofd staan van een diocese. De kerkelijke gezagsdrager van de godsdienst die is ontstaan na het schisma van 1534 tussen de Church of England en de Heilige Stoel, en de bisschoppen worden benoemd door de eerste minister op voorstel van een kerkelijke commissie. Het is dus een zaak die intern in de kerk geregeld wordt. Bovendien zijn de privileges van de vorst van het Verenigd Koninkrijk inzake godsdienst strikt beperkt tot de Church of England. In Schotland is zij slechts lid van de nationale presbyteriaanse kerk. Wales en Noord-Ierland ontsnappen zelfs helemaal aan haar controle, Wales sinds 1920 en Noord-Ierland sinds 1869.

Hoewel er ondertussen al heel wat water onder de brug van Westminster is gestroomd, heeft de koningin altijd geweigerd de hervorming te aanvaarden die werd aangeprezen door haar zoon, prins Charles. Hij is er voorstander van dat ‘elk geloof’ wordt verdedigd. In 1994 werd een einde gemaakt aan de polemiek over de scheiding tussen de Church of England en de Staat na een negatief advies van de General Synod, de hoogste instantie van de anglicaanse kerk. De bisschop van Winchester verdedigt de houding van de koningin: ‘Prins Charles kreeg de verkeerde raad. Ik denk niet dat de notie “geloof” zomaar bestaat zonder omkadering. Men gelooft in God binnen een welbepaalde religieuze structuur. Om respect te kunnen hebben voor andere godsdiensten, moet men eerst zijn eigen godsdienst ten volle beleven.’ Twee jaar later bestelde de koningin zelf een rapport bij een speciale commissie over de banden tussen de staatsgodsdienst en het koninklijk instituut, een dossier dat snel werd geklasseerd. De Britse katholieken, slechts tien procent van de bevolking, hebben op electoraal vlak nooit genoeg gewicht in de schaal kunnen leggen om deze kentering door te kunnen voeren. Bovendien verdachten velen prins Charles er toen van voorstander te zijn van de scheiding tussen Kerk en Staat om zijn echtscheiding van prinses Diana gemakkelijker aanvaard te krijgen om zodoende met Camilla in het huwelijksbootje te kunnen stappen.

Bij haar kroning heeft Elizabeth II gezworen ‘in het Verenigd Koninkrijk de door de wet gevestigde protestantse gereformeerde godsdienst te behouden’ en te heersen ‘met toestemming van God’. Daarom heeft de vorstin de kant gekozen van de voorstanders van het status-quo. Deze groep omvat niet alleen de anglicaanse prelaten, maar ook de vrijmetselaars. De Britse loges, die heel rechts gezind en fel antipapistisch zijn, en die lang werden voorgezeten door haar neef, de hertog van Kent, lid van de koninklijke familie, hebben veel invloed behouden in de magistratuur, de politie en het leger. Men moet ook rekening houden met de vijandigheid van de ultranationalistische Noord-Ierse protestanten en de Schotse presbyterianen ten aanzien van de katholieken. ‘Het is beter dat een staatshoofd een gelovige dan een ongelovige is.’ Zoals een belangrijke rabbijn uit het Verenigd Koninkrijk dit heeft aangegeven, is ook een deel van de joodse gemeenschap gekant tegen elke hervorming van deze fundamentele band die, zo meent zij, haar beschermd heeft tegen de katholieke vervolgingen na de verdrijving van de joden uit Spanje in de vijftiende eeuw.

De antiroomse vooroordelen waren diep verankerd in de koninklijke entourage. In 1935 stuurde koning George V een bericht met gelukwensen van de katholieke kerkleider van Engeland en Wales, dat hij had ontvangen ter gelegenheid van zijn zilveren jubileum, terug. In 1947 werd het hoofd van de katholieke kerk niet uitgenodigd voor het prinselijke huwelijk. Het was pas in 1961, tijdens een officieel bezoek aan Italië, dat de koningin ontvangen werd door Johannes XXIII. Tijdens zijn hele bewind heeft haar vader Vaticaanstad nooit bezocht. Men zal moeten wachten tot 1982 vooraleer Rome een apostolische nuntius benoemt in Londen en tot 1985 vooraleer Johannes Paulus II als eerste paus naar het Verenigd Koninkrijk reist. Maar in hetzelfde jaar verbiedt de koningin prins Charles en prinses Diana een mis bij te wonen die wordt opgedragen door Johannes Paulus II in zijn privékapel van het Vaticaan. Dit was echter niet compromitterend, aangezien dit privilege aan heel wat mensen wordt toegekend. Ze zullen zich tevreden moeten stellen met een audiëntie. In 1995 woont de koningin voor de eerste keer een katholieke kerkdienst bij in de kathedraal van Westminster ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van het gebouw.

Deze gehechtheid aan de anglicaanse kerk kan het initiële wantrouwen verklaren van de koningin ten aanzien van Tony Blair, een ‘cryptokatholiek’, van wie de vier kinderen gedoopt werden volgens de godsdienst van hun moeder en met wie hij elke zondag naar de mis gaat. De verdediging van de Church of England zou eveneens een verklaring kunnen zijn voor het aan de kant schuiven van haar nicht, de heel populaire hertogin van Kent (die lang de trofeeën overhandigde aan de winnaars van Wimbledon), na haar bekering tot het katholicisme in 1994. Het is waar dat zij het eerste lid van de koninklijke familie is dat dit gedaan heeft sinds Henry VIII in 1533 in de ban van de kerk geslagen werd. Door het voorbeeld van zijn moeder te volgen, heeft haar zoon, Nicolas Windsor, elk recht op de troon verloren.

Maar de koningin heeft zich geleidelijk aan aangepast aan de evolutie van de Britse maatschappij. De aartsbisschop van Westminster, kardinaal Basil Hume, die in 1976 de kerkelijke gezagsdrager van Engeland en Wales werd, heeft een grote rol gespeeld bij deze opening. De katholieke prelaat, een benedictijn die zijn leven wijdde aan beschouwing en die een monnikenbestaan leidde, was bereid een meer open dialoog aan te gaan dan zijn voorgangers. De koningin zal hem ‘mijn kardinaal’ noemen. Hume raakt goed bevriend met Diana, die hem zal helpen het probleem op te lossen van de daklozen die het voorplein van de kathedraal als domicilie gekozen hadden. De aartsbisschop zal zelfs na de echtscheiding met haar bevriend blijven, waarmee hij zich de toorn van prins Charles op de hals haalt. Diana, die, zo beweert men althans, overwoog zich net als haar moeder te bekeren tot het katholicisme, kwam hem enkele maanden voor haar overlijden geregeld om raad vragen. Deze banden hebben de prelaat er niet van weerhouden om tijdens de begrafenis op 5 september 1997 in zijn homilie ‘de onperfecte persoonlijkheid’ van de overledene aan de kaak te stellen. Een retorische figuur waarmee hij de bittere echtscheiding en een lange reeks minnaars omschreef. De koningin heeft dit gewaardeerd.

Kort voor zijn overlijden in 1999, wordt kardinaal Hume door Elizabeth II opgenomen in de Orde van Verdienste, een van de hoogste koninklijke onderscheidingen. ‘Wij hebben gesproken over de dood, lijden en het leven in het hiernamaals, dat soort dingen’, vertrouwt de kardinaal zijn ziekenverzorger toe wanneer hij het paleis verlaat.

In 2002 wordt een nieuw signaal gegeven om de gespannen toe-stand met de katholieke kerk op te heffen: de koningin nodigt Humes opvolger, kardinaal Cormac Murphy-O'Connor, uit om zijn zondagse preek te houden in de privékapel naast het kasteel van Sandringham.

Zoals men het vandaag ziet, werkt Elizabeth II aan de ontzuiling en de ontwikkeling van de relaties tussen de kerken. Tegelijkertijd staat ook de intergodsdienstelijke dialoog tussen de christelijke en nietchristelijke godsdiensten op het programma. Vooral prins Charles heeft de contacten met religieuze vertegenwoordigers van de islam verveelvoudigd. De islam, die bij de oprichting van het Keizerrijk van India een grotere rol gespeeld heeft dan het hindoeïsme, heeft de aristocratie van het koninkrijk altijd gefascineerd. Was de lakei, en misschien zelfs de minnaar, van koningin Victoria geen islamitische Indiër?

* * *

De adel. – Naast het paleis, het leger en de godsdienst vormt de adel de vierde pijler van het bewind van Elizabeth II. De aanwezigheid op de eerste rij, tijdens haar kroning, van de stijve erfadel van het koninkrijk, gekleed in pakken van fluweel en hermelijn, benadrukt deze band. Een halve eeuw later wordt zij nog altijd geassocieerd met een kaste die overleeft, zelfs heel goed overleeft, in stevige en afgeschermde bolwerken.

In november 2004 is het huwelijk van Lady Tamara Grosvenor met Edward Van Cutsem in de kerk van Eaton Hall het mondaine evenement van het jaar. De vader van de bruid is niemand minder dan Gerald Cavendish Grosvenor, hertog van Westminster. Hij bezit het grootste aristocratische fortuin van het koninkrijk. Hij is de eigenaar van onroerend goed in de mooiste buurten van Londen en van de beste weilanden van Cheshire. Hij is voorzitter van een honderdtal liefdadigheidsinstellingen en kolonel in het reserveleger. De hertog van Westminster is zelf een minivorst.

Vanzelfsprekend is de koningin de eregenodigde. De vader van de hertog was namelijk een van haar vrienden. De hertog is een jeugdvriend van prins Charles. Zijn echtgenote is de doopmeter van prins William en de toekomstige bruidegom is de beste vriend van deze laatste. De meeste aanwezigen (prinsen, hertogen, markiezen, graven en baronnen) zijn afkomstig uit de kringen van de Engelse adel en zijn achterban. Net zoals in de periode van haar kroning, voelt de koningin zich vandaag nog altijd thuis in het gezelschap van de aristocratie.

Ondanks de historische voor- en tegenspoed, de sociale omwentelingen, de opkomst van de middenklasse en het bestaan van etnische minderheden, gaat het goed met de adel in het Verenigd Koninkrijk.

Ja, de politieke macht ging definitief verloren toen Tony Blair in 1999 de meerderheid van de erfadel uit het House of Lords heeft ‘ontslagen’. In 1952 had iedereen van het stafpersoneel van de koningin ‘blauw bloed’ en had iedereen een opleiding genoten in Eton. Nu komt slechts nog een enkele hogere bestuurder van Buckingham Palace uit deze kaste waar de namen een voor- of achtervoegsel dragen. Zeker juist, de rijkdom is langzaam afgebrokkeld: er staat nog één aristocraat, de hertog van Westminster, op de lijst van de tien rijkste personen van het land. De negen anderen zijn nieuwe rijken die hun fortuin enkel en alleen te danken hebben aan hun industriële en financiële activiteiten. Ja, er verdwijnen jaarlijks gemiddeld vijf titels door gebrek aan nazaten. Of ze worden overgekocht door burgers. Gemiddeld wordt jaarlijks een twintigtal kastelen verkocht door eigenaars die geruïneerd zijn door de magere opbrengst van bepaalde gronden, bijvoorbeeld deze die ver van de grote steden liggen. Er zijn gronden die te veel kosten om te onderhouden of men gaat gebukt onder de sociale lasten. Maar nog nooit in de laatste halve eeuw stonden de peilingen voor ‘de naam en het bloed’ van de koninklijke familie zo hoog. Is het niet het nec plus ultra voor neoparvenus of verrijkte immigranten om tijdens bals, cocktails of mondaine dansavonden aan de zijde te staan van de hoge adel of de koninklijke familie wanneer er foto's worden genomen voor Tatler's, het maandblad dat verslag geeft van het societyleven? Voor enkele duizenden ponden beloven consultants de deuren te openen van een universum dat nog steeds wantrouwig staat tegenover nieuw geld. In een wereld zonder herkenningspunten, waar zekerheden en conformisme zijn weggevallen, doen de zogenaamde aristocratische waarden – orde, autoriteit, ethiek en fatsoen – vertegenwoordigd door de koningin, opnieuw dienst als referentiepunt. Voor heel wat onderdanen is een familiebezoek aan een van de koninklijke kastelen op zondag een manier om de wortels van het koninkrijk te herontdekken.

Het overwicht van de adel in het Britse sociale leven is niet nieuw. Dit is eerst en vooral historisch gegroeid: in tegenstelling tot de Franse Revolutie in 1789, bracht de Engelse Revolutie in de zeventiende eeuw noch de guillotine noch een radicale landhervorming mee. Er kwam geen grootschalige overdracht van grondeigendom zoals in Frankrijk, waar rijke boeren eigendommen van de adel gekocht hebben. Bovendien is het recht van de oudste (voor de mannelijke afstammelingen) van kracht gebleven, wat het mogelijk gemaakt heeft het patrimonium onaangeroerd te laten.

De aristocratie heeft sinds het einde van de negentiende eeuw dan wel terrein verloren op politiek vlak, maar op economisch vlak is dit dus niet het geval. De Tweede Wereldoorlog heeft deze situatie zelfs versterkt, aangezien het isolement van het land ertoe heeft geleid dat de regering van nationale eenheid de grote landelijke domeinen op gulle wijze heeft gesubsidieerd. Het imago van de adel komt trouwens beter uit de strijd. Het zijn belangrijke vertegenwoordigers uit deze klasse die de vrijheidsstrijd tegen Hitler hebben geleid: Churchill, de neef van de hertog van Marlborough, Mountbatten, Alexander, Stirling.

De doodsstrijd van het koloniale rijk, de meedogenloze fiscale maatregelen opgelegd door de Labourregeringen van de jaren veertig, zestig en zeventig, en de neoliberale kuur uit het Thatchertijdperk, met de ode aan ambitie en werk, hebben de traditionele maatschappij van de ‘renteniers’ nauwelijks benadeeld. Het landbouwbeleid van de Europese Gemeenschap heeft de grote adellijke geslachten van het Verenigd Koninkrijk gesubsidieerd. De grote domeinen profiteerden van de hulp uit Brussel, toegekend volgens de oppervlakte van de bedrijven, hun productie en de hoeveelheid vee. De koningin, prins Charles en heel wat hertogen, graven, baronnen en andere grootgrondbezitters maken deel uit van de begunstigden van het Europese landbouwbeleid. De grote families die hun fortuin danken aan grondeigendom, hebben dankzij een relatief liberaal fiscaal systeem voordeel kunnen halen uit de snelle stijging van de grondprijzen. De boom van de steden, die uitbreiden in de groene gordel, heeft een stijging van deze grondprijzen meegebracht. De prijsstijgingen van oude schilderijen, antiek meubilair en zilverwerk hebben toegelaten de schatkist te spijzen om het hoofd te bieden aan onvoorziene uitgaven.

Op het vlak van bescherming van het patrimonium heeft het systeem van familiale ‘trusts’ – eigen aan de Angelsaksische wereld – toegelaten het bezit te beschermen tegen de effecten van de nalatenschapsbelasting of van de belasting op de geldelijke winsten.

‘In tegenstelling tot de landbouwers hebben onze leden een bredere kijk op het milieu. Zij zijn de bewakers van een erfenis, wouden, het familiehuis, de fauna.’ Zoals de Country Landowners Association, de vereniging van eigenaars van landbouwgronden, aangeeft, heeft de groeiende ecologische beweging gezorgd voor een opwaardering van deze sociale groep, die meer dan welke andere ook de bescherming van het platteland illustreert. In navolging van prins Charles en de hertog van Edinburgh hebben de edelen de groene zaak hoog in het vaandel. En dan spreken we nog niet over de greep van de aristocratie op bepaalde buitenactiviteiten die hen de mogelijkheid bieden elkaar te ontmoeten: polo, paardrijden of de jacht.

Elizabeth II heeft een titel geërfd, alsook meerdere kastelen, een verzameling kunstvoorwerpen en een fortuin. Op haar beurt zal zij deze opgewaardeerd nalaten aan haar eigen erfgenamen om het voortbestaan van het geslacht te verzekeren. Zowel in haar maatschappelijke functie als in het beheer van haar financiën is zij een aristocrate. Toch is haar persoonlijke fortuin kleiner dan dat van grote families zoals de Westminsters, de Devonshires, de Buccleuchs of de Norfolks, die gigantische eigendommen, duizenden hectaren grond of volledige buurten van Londen bezitten dankzij een liberaal regime op het vlak van grondeigendom.

‘Het koningshuis behoudt steeds een zekere afstand om zich beter van ons te kunnen onderscheiden’, verklaarde een baronet me toen ik hem vroeg wat het koningshuis onderscheidt van de hoge adel. Want vreemd genoeg voor een monarchistisch systeem, dankt de Britse constitutionele vorst zijn wettelijkheid eerst en vooral aan het volk.

In alle geschillen die de aristocratie en het volk tegenover elkaar plaatsten, was het koninklijke instituut altijd slim genoeg om de kant van het volk te kiezen. Toen Lord Melbourne geconfronteerd werd met de blokkering van het House of Lords, gecontroleerd door de grote landeigenaars, aanvaardde Victoria de vraag om hun macht te verminderen door een honderdtal edellieden voor het leven te benoemen. Men zou het kunnen vergelijken met Lodewijk XIV die in Versailles heel wat functies creëerde om de adel, die steeds bereid was oppositie te voeren, te neutraliseren. Bezorgd om de verschrikkelijke situatie van de arbeidersklasse legde zij het verzet van haar eerste minister naast zich neer en verkreeg ze hieromtrent de oprichting van een koninklijke commissie, voorgezeten door de prins van Wales in hoogsteigen persoon. George V volgde haar voorbeeld in 1910-1911 door zijn eerste minister, Lord Asquith, te helpen zijn money bill gestemd te krijgen. Hij dreigde de macht van de aristocratie te breken door honderden edellieden te benoemen van wie de titels niet erfelijk waren. Gezien het risico onder de voet te worden gelopen gaven de lords toe. De vorst aanvaardde in 1924 ook zonder meer de eerste Labourregering: ‘Ze moet een kans krijgen.’ Maar deze alliantie tussen de kroon en het volk associeerde de vrijheid eerder met de hiërarchie dan met de gelijkheid die de Verklaring van de Rechten van de Mens zo dierbaar is.

Het is in het feit dat zij zich openstelt voor de burgerij, en niet in haar verankering in de aristocratie, dat het geheim voor het overleven van de Britse monarchie verborgen ligt. Drie van de vier kinderen van Elizabeth en Philip zijn in het huwelijk getreden met burgers. Alleen prins Charles koos een meisje van adel, de dochter van een graaf: Lady Diana Spencer.