1 De elfenkoning

D e mistige heide en nevelige bossen van de Veluwe zijn aanleiding geweest voor menig spookverhaal. Als een ruiter door dit dichtbevolkte gebied moest, waar veel grafheuvels en eeuwenoude heiligdommen lagen, dan dacht hij wel drie keer na. Goethe (zelf een Hes) verwoordde het als volgt:

Wie rijdt zo laat door nacht en wind?

Het is een vader met zijn kind;

Hij houdt de knaap vast in zijn arm,

Hij houdt hem stevig, hij houdt hem warm.

‘Mijn zoon, wat verberg je zo bang je gelaat?’

‘Vader, zie je niet de elfenkoning die daar gaat?

De elfenkoning met kroon en sleep?’

‘Mijn zoon, dat is een nevelstreep.’

‘Kom, lief kind, kom, ga met mij!

Laat ons spelen vrij en blij,

Mooie bloemen plukken langs de beek,

Kijken naar mijn moeders gouden kleed.’

01. Elfenkoning.tif

‘Vader, vader, hoor je dat niet, luister,

naar elfenkonings belovend gefluister,

‘Wees rustig, blijf rustig, mijn kind!

In het dorre loof ritselt de wind.’

‘Fijne knaap, wil je niet met mij komen?

Mijn dochters zullen je wel belonen;

Mijn dochters dansen ’s nachts in rondekringen,

Voor jou zullen ze zweven en dansen en zingen.’

‘Vader, vader, zie je niet wat daar is,

Elfenkonings dochters in de duisternis?’

‘Mijn zoon, ik zie precies wat je wijst:

Het zijn de oude wilgen zo grijs.’

‘Ik hou van jou, je gestalte, wat een pracht;

En volg je niet dan gebruik ik mijn macht!’

‘Vader, vader, nu raakt hij mij aan!

De elfenkoning heeft mij pijn gedaan!’

De vader huivert, hij rijdt gezwind;

In zijn armen het ijlende kind,

Bereikt zijn huis ternauwernood,

In zijn armen het kind was dood.