24 Moord op de Buntermansberg te Nunspeet

I n het vorige verhaal maakten we kennis met de ‘brandende zielen’ op de Veluwe, onder andere in Harderwijk. Even verderop, in Nunspeet, speelt een ander verhaal van een brandende ziel. Het speelt zich af in het bosgebied ten zuiden van de Stakenbergweg. In dit bos stond vroeger een herberg, waar een gruwelijke moord werd gepleegd.

tussen Nunspeet en Harderwijk, in de achttiende eeuw, door E. de Jong en P. Klaasse – Tussen Nunspeet en Harderwijk stond in de achttiende eeuw de herberg van een wagenmaker, die Buntman heette.

Elk jaar kwam daar een marskramer logeren. Op een avond nam de man weer zijn intrek in de herberg. Hij had goede zaken gedaan en veel geld gebeurd, en kon niet nalaten daarover op te scheppen.

De volgende morgen stond de waard in alle vroegte op, sloeg de marskramer, die zijn roes lag uit te slapen, met een zware spaak dood, en beroofde hem van zijn geld.

Buntman en zijn vrouw waren net bezig het lijk naar buiten te slepen, toen brouwer Vos uit Nunspeet een ton bier kwam afleveren en zag wat er gebeurde.

De wagenmaker bekende zijn daad aan de brouwer, maar bezwoer hem zijn mond te houden, anders zou hem hetzelfde overkomen als de marskramer.

De brouwer beloofde dat hij zou zwijgen, en vertrok.

Het echtpaar begroef het lijk achter het huis en plantte op die plek een appelboom.

Er gingen drie jaar voorbij. Op een dag troffen Buntman en de brouwer elkaar op het beurtschip dat van Harderwijk naar Amsterdam voer.

Ze kregen ruzie en de wagenmaker begon dreigende taal uit te slaan, waarop de brouwer hem toevoegde: ‘Je zou met mij zeker hetzelfde willen doen als je met de marskramer hebt gedaan.’

24 Buntermansberg.tif

De schipper, die de woordenwisseling had opgevangen, bracht in Amsterdam de justitie op de hoogte, en zo kwam de zaak aan het rollen.

Een onderzoek bracht de ware toedracht aan het licht, en Buntman werd gevangengenomen. Maar de brutale herbergier hing de heilige onschuld uit, en verklaarde dat hij tot in eeuwigheid mocht branden als hij de moord op zijn geweten had.

Hij werd samen met zijn vrouw veroordeeld tot de strop en opgehangen op een heuvel, iets ten westen van Nunspeet.

Later werd deze heuvel de Buntmansberg of Rokende Berg genoemd.

Bij maanlicht zag men dikwijls op de heuveltop een vuurgloed en een rookpluim opstijgen.

Er wordt ook verteld dat er in de Bommelskuil een grote schat begraven ligt. Er rust echter een vloek op die schat: ‘Alleen hij die bij volle maan het goud weet uit te spitten en daarbij zwijgen kan, zal het bezitten.’ Velen hebben het al geprobeerd en hebben ook daadwerkelijk een kist met goud gevonden. Zodra men echter wat vindt, gooit de duivel de afschuwelijke doodskop van Buntman in de kuil, een knappe jongen die dan geen kreet van afschuw slaakt. Prompt verdwijnt hiermee de zojuist opgegraven goudkist. Slechts een enkeling doorstaat deze eerste proef en kan de kist ook daadwerkelijk uit de kuil halen. De duivel gaat vervolgens echter op de kist zitten – overigens onzichtbaar voor de mensen – waardoor deze loodzwaar wordt. Tillen is dan haast onmogelijk, waardoor men uiteindelijk in woede uitbarst en een kreet slaakt.