14 De twee heksenfamilies uit Bennekom

Hessenwiel.tif

I n mijn geboortedorp, Bennekom, leefden (en leven wellicht nog steeds) twee families waarin toverkunst heel normaal was. Ze waren de schrik in de verre omstreken en nog steeds wordt er over hen gesproken.

Bennekom, tot op de dag van vandaag, door overlevering bekend – In Bennekom bestonden twee families, die wijdvertakt waren en de gehele omgeving met hun toverstreken kwelden. Zij verwekten hagelslag en vuur, veroorzaakten ziekten onder het vee en onder de mensen.

Het was een noodlot dat op hen rustte. Elke vader was verplicht zijn oudste en jongste zoon, elke moeder haar oudste en jongste dochter de toverkunst te leren. Zo bleef de toverij eeuw in, eeuw uit gehandhaafd. Als iemand van die beide families Bennekom verliet, nam hij zijn gave mee.

Een man zag honderd jaar geleden drie ooievaars op de achterdeur zitten bij een lid van een toverfamilie die naar Ede verhuisd was. ’t Was midden in de winter. Toen hij binnenkwam waren moeder en dochters juist weer in mensen veranderd, en ontdeden zich van hun veren. Men vertelde dat deze heksen daar regelmatig gemeenschap hadden met de geesten die in het Hunnerlok onder Ede huisden.

In de weilanden rond Bennekom, in een gebied dat De Kraats heet, woonde boer Sander, een lid van de toverfamilie. Hij veranderde zich regelmatig in een zwarte hond.

Regelmatig kwam er daar een marskramer langs die van alle markten thuis was, en daarom niet bang voor toverkunsten en weerwolven. Steeds als hij de zwarte hond zag, noemde hij de boer bij de naam en zei: ‘Sander, ga opzij.’ Altijd ging dan de zwarte hond opzij.

Eens gaf de hond geen gehoor aan het bevel van de venter. Hij werd toen boos en riep: ‘Sander, doe wat ik je zeg, of het zal je naar vergaan!’

Sander had er maling aan.

‘Ik zal je driemaal waarschuwen,’ riep de venter. ‘Als je bij de derde waarschuwing niet weg bent, ga je eraan.’

‘Sander, ga van de weg,’ riep hij. En daarna nog een keer, en nóg eens. Maar de hond bleef waar hij was. Bliksemsnel was de venter met het mes. Hij trok eerst met het lemmet door de aarde, want hij wist dat je er anders geen tovenaar mee doden kon, en hij stak het in de hond.

Traag wist het dier te ontsnappen, en de venter vervolgde zijn weg. De volgende dag vond men ’s morgens vroeg boer Sander dood op de vlonder. De venter ging vrijuit. Hij had immers een hond gestoken en geen mens.

Een 65-jarige man, die lang in Bennekom had gewoond, wist hier nog aan toe te voegen: nu is er nog maar één van de twee heksenfamilies over; al weet men geen kwade daden van een der leden te vertellen, toch worden zij nog gevreesd.

Vijfentwintig jaar geleden nog durfde de vrouw van een diaken der gereformeerde kerk niet naar de kerk te gaan, uit angst dat zij naast een lid van die familie zou komen te zitten; zij volgde daarom de dienst vanuit de consistoriekamer, waar ze vlak bij de deur zat en zo de preek toch duidelijk kon horen.

Een andere lidmaat, die meende dat zijn kind betoverd was, al wist hij wel niet door wie, ging naar de pastoor te Wageningen en haalde er een gewijd broodje.

Het zal u dan vast ook niet verbazen dat ook het geloof in hekserij in de omgeving van Bennekom langer dan op andere plaatsen stand heeft gehouden. Nog geen dertig jaar geleden liepen er bejaarde mensen in Veenendaal rond met een vlierhouten kruisje aan een koordje om hun hals, dat hen tegen toverkunsten beschermen moest, omdat ze in hun jeugd door een heks of toverkol betoverd waren geweest. Zeg tegen de voormalige slachtoffers niet dat het onzin is. Ze zullen u met ernst verzekeren dat het verwijderen van deze amulet of talisman ‘de duvel over ze zal halen’...