4 Gruwelsprookjes in Putten

P utten, de parel van de Veluwe, ligt aan het Speulder- en Sprielderbos. Het is een schaduwrijk oerbos met kronkelige bomen – zoals die alleen in sprookjes lijken voor te komen. Dit blijkt de perfecte achtergrond voor gruwelsprookjes, zowel in volksoverlevering, als in de huiveringwekkende werkelijkheid van de Puttense moordzaak...


Putten, omstreeks 1892, door overlevering bekend – Er leefde in het grote bos eens een arme houthakker, met zijn vrouw en twee kinderen Stoffel en Elsje. De winter was streng geweest dat jaar, zodat er voor de vader weinig te verdienen viel. Tot overmaat van ramp werd hij zwaar ziek en stierf... Nu bleef de arme vrouw alleen achter met haar twee kinderen. Van het gespaarde geld was niet veel meer overgebleven; nog net genoeg om hen voor een tijdje voor armoede te behoeden. Op een zekere dag in het voorjaar - het was een gure, koude dag - was de moeder genoodzaakt, omdat ze zelf ziek was, haar beide kinderen het bos in te sturen, om hout te sprokkelen voor het bereiden van het middagmaal. De kinderen gehoorzaamden en gingen. Elsje was toen zeven jaar en Stoffel zes. Toen ze klaar waren met sprokkelen, gingen ze terug naar huis. Maar hoe ze ook liepen, ze konden het huis niet meer vinden. Ze waren verdwaald...

Beiden begonnen te huilen; Elsje legde de bundeltjes hout op de grond en nam haar broertje bij de hand om nog eens te zoeken. Eindelijk zagen ze in de verte een huisje; daar gingen ze op af. Hoe verwonderd waren zij toen ze bij het huisje kwamen en zagen dat het geheel van chocolade was en al de raampjes van suiker. Omdat ze al sinds vanmorgen niets gegeten hadden, waren ze erg hongerig en begonnen ze stukjes van het chocoladehuisje te breken en te eten. Ze waren nog maar net bezig of ze hoorden binnen een schelle vrouwenstem die riep:


Wie knabbelt daar aan mijn huisje?

‘t Is ‘wis een klein muisje.’


Ze opende de deur van chocolade en kwam naar buiten, met haar breiwerk in de handen; een grijze kat volgde haar en een lelijke uil zat op haar schouder. Het was een oud, lelijk, mager, knokerig, rimpelig wijf; gekleed in een gebloemde, wollen stof.

De kinderen wilden van schrik weglopen, maar het lelijke wijf riep hen vriendelijk toe: ‘Wees niet bang voor mij, lieve kindertjes, ik zal jullie geen kwaad doen.’

Hoe het verder gaat is geen raadsel. De kinderen werden in de watten gelegd. Ze zaten aan de chocoladetafel, dronken uit suikerkopjes en aten van suikerbordjes; ze bleven zelfs slapen toen het nog te laat was om naar huis te gaan. Maar de volgende dag maakte de heks zich bekend en waren Elsje en Stoffel gevangen in de Puttense bossen.

Zo is er nóg een bekend Puttens gruwelverhaal: het gaat over een meisje dat door het bos naar haar grootmoeder gaat...

U denkt bij voorbaat te weten hoe dit afloopt? Dan weet u meer dan de landelijke politiedienst destijds. Het meisje was Christel Ambrosius, een 23-jarige Puttense stewardess, en haar grootmoeder woonde slechts een paar kilometer verderop. Ze fietst langs de Bosrand, richting de Driewegenweg, waar ze haar buurman tegenkomt, die haar tegemoet fietst. Ze wordt hierna nog twee keer gezien: een keer op de kruising Bosrand-Driewegenweg, waar ze praat met twee mannen, en één keer voor het raam in haar oma’s huis. Wat er daarna precies is gebeurd, is een raadsel. Hoe dan ook: Christel brengt het er aanmerkelijk slechter vanaf dan Elsje en Stoffel. Ze wordt die dag in een bloedplas voor de openhaard gevonden, in haar oma’s huis. Ze is verkracht en haar keel is doorgesneden.

Dit verhaal is jammer genoeg geen sprookje. Het speelt zich af in 1994, en staat bekend als ‘De Puttense Moordzaak’. De zaak geniet landelijke bekendheid, omdat het een van de meest raadselachtige moordzaken was in ons land. De officiële verdachten waren lange tijd de twee Puttense zwagers Wilco Viets en Herman du Bois. Ze werden veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf.

Maar het gruwelijke verhaal van Christel kent een onverwachte wending. De broers blijken zeven jaar (van 1995 tot 2002) onterecht te hebben vastgezeten. Ze worden vrijgelaten en de politie staat voor een raadsel wie de echte dader is. Landelijk, en zeker lokaal in Putten, is grootse verontwaardiging over de fout van justitie en de rechterlijke macht zet dan ook alles op alles om de zaak op te lossen. Pas in 2008 wijst dna- materiaal een andere dader aan.

Het Puttense verhaal van Elsje en Stoffel werd verzameld door volksverhalenverzamelaar Boekenoogen. Hij noteerde het onder de naam ‘Het Chocolade Huisje’. Het werd hem verteld door iemand uit Driebergen. Voor de bron van het verhaal ‘De Puttense moordzaak’, verwijs ik naar de bronvermelding, achter in dit boek.