15
Benny bracht de boekhouding de volgende morgen in alle vroegte terug naar de winkel. Ze nam Shep met zich mee. Het dier keek om zich heen, in de hoop dat hij Eddie handenwrijvend en stralend van genoegen uit de achterkamer zag komen om zijn brave oude hond te begroeten.
Ze hoorde voetstappen op de trap en besefte dat ze niet vroeg genoeg was. Sean Walsh was al op.
‘Ha, Benny, jij bent het,’ zei hij.
‘Dat zou ik wel hopen. Het was niet best als allerlei anderen zichzelf hier zomaar binnen konden laten. Waar zal ik dit neerleggen, Sean?’
Verbeeldde ze het zich of keek hij haar oplettend aan? Hij pakte de twee boeken en legde ze op hun plaats terug. Het duurde nog ruim drie kwartier eer de winkel open zou gaan.
Het rook hier bedompt en muf. De winkel nodigde niet bepaald uit om iets te kopen. Niets dat een man tot een onbezonnen daad kon verleiden. Zomaar ineens een opzichtige das kopen of een gekleurd overhemd als je normaal alleen maar witte hemden droeg. Ze bekeek het sombere interieur en vroeg zich af waarom ze hier nooit op had gelet toen haar vader nog leefde, nog geen week geleden, en waarom ze hier nooit met hem over had gesproken.
Maar ze wist wel waarom. Bijna meteen gaf ze het antwoord op haar eigen vraag. Haar vader zou veel te blij zijn geweest met haar belangstelling. Hij zou misschien weer hoop hebben gekregen. De hele toestand over een verbintenis tussen haar en Sean Walsh zou weer van voren af aan zijn begonnen.
Sean zag haar rondkijken.
‘Is er iets bijzonders...?’
‘Ik kijk zomaar wat rond, Sean.’
‘Er zal heel wat moeten veranderen.’
‘Dat realiseer ik me.’ Ze sprak op plechtige en gewichtige toon. Dat was de enige taal die hij verstond – zwaar aangezet, pontificaal. Maar ze meende een zweem van onrust in zijn ogen te bespeuren, alsof haar woorden een dreiging voor hem inhielden.
‘Heb je in de boeken gevonden wat je zocht?’ Zijn blik liet haar niet los. ‘Ik was niet naar iets speciaals op zoek. Zoals ik al zei, ik wil alleen gewend raken aan de dagelijkse routine voordat ik meneer Green spreek.’
‘Ik dacht dat je moeder ze wilde inzien.’ Er kwam een minachtend lachje op zijn gezicht.
‘Dat is ook zo. Ze snapt er meer van dan wij altijd hebben gedacht.’
Benny begreep niet waarom ze dit zei. Annabel Hogan wist niets van de zaak, die mede met haar bruidsschat was aangekocht. Ze had zich er niet opzet verre van gehouden, omdat ze het als een mannenwereld beschouwde, waar de aanwezigheid van een vrouw als een inbreuk gold. Met een vrouw in de buurt kochten mannen geen kostuums en lieten zich niet de maat nemen.
Opeens besefte Benny dat dit de tragiek van het leven van haar ouders was. Had haar moeder zich maar met de winkel bemoeid, dan was alles heel anders gelopen. Dan zouden ze samen zoveel meer hebben gedeeld. Dan was hun aandacht voor haar misschien niet zo verstikkend geweest. Dan had haar moeder, die in veel opzichten bijdehanter en praktischer van aard was dan Eddie Hogan, de tekorten misschien wel ontdekt, als er tenminste echt tekorten waren, en zou ze er al lang geleden een stokje voor hebben gestoken. Lang voordat de zaken er zo slecht voorstonden als nu.
Emily Mahon klopte op de deur van Nans kamer en kwam binnen met een kop thee.
‘Weet je zeker dat je er geen melk in wilt?’
Nan nam liever een schijfje citroen. Tot aanhoudende verbijstering van de rest van de familie, die hun thee met grote hoeveelheden melk nam en het vocht luidruchtig uit grote mokken opslorpte.
‘Zo is het heerlijk, Em. Probeer maar,’ drong Nan aan.
‘Ik ben te oud om mijn gewoonten te veranderen en ik zie er ook geen reden toe – dat ligt bij jou anders.’
Emily wist dat haar dochter erin geslaagd was een speciaal iemand te vinden.
Ze maakte dat op uit de vele activiteiten die in deze kamer plaatsvonden, uit de nieuwe kleren, uit de hoeveelheid geld die ze haar vader aftroggelde, maar vooral uit de constante schittering in Nans ogen.
Op het bed lag een hoedje dat met bloempjes was versierd. Het stond prachtig bij de gewaagde zijden jurk en bolero in lila, die was afgezet met donkerder paars. Nan ging vandaag naar de paardenrennen. Voor de meeste mensen een gewone werkdag, voor studenten een collegedag, maar voor Nan was het een dag om naar de renbaan te gaan.
Emily had late dienst. Ze hadden in huis het rijk alleen.
‘Zul je voorzichtig zijn, lieverd?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Je begrijpt heus wel wat ik bedoel. Ik vraag niet naar hem, want ik weet dat het volgens jou ongeluk brengt. En we willen ons ook niet aan hem opdringen, omdat het je kansen zou kunnen verpesten. Maar pas je wel goed op?’
‘Ik ben niet met hem naar bed geweest, Em. Ik denk er niet aan.’
‘Ik bedoel niet alleen dat.’ Emily had wel alleen dat bedoeld, maar het klonk ineens zo grof nu het openlijk werd uitgesproken. ‘Ik bedoelde ook, oppassen dat je je studie niet verwaarloost en niet meerijdt met mensen die te hard rijden.’
‘Je bedoelde naar bed gaan, Em.’ Nan lachte teder naar haar moeder. ‘Ik heb het niet gedaan en ik zal het ook niet doen, dus rustig maar.’
‘Blijven we voor altijd flirten of geven we eraan toe en gaan we eindelijk eens met elkaar naar bed?’ vroeg Simon aan Nan toen ze samen naar de renbaan reden.
‘Flirten wij dan met elkaar? Daar heb ik niks van gemerkt.’
Hij keek haar vol bewondering aan. Ze was onaantastbaar. Niets bracht haar in verlegenheid.
Ze zag er weer oogverblindend uit vandaag. Haar foto zou vast en zeker in de krant komen. Fotografen loerden altijd zowel op elegante verschijningen als op dames met rare hoedjes. Zij was er precies het meisje naar om uitgekozen te worden.
Zodra ze bij de renbaan arriveerden, kwamen ze vast te zitten in de menigte. Bij de paradeplaats stond Molly Black, een zeer bazig vrouwmens met een scherpe tong. Ze monsterde Nan van top tot teen. Haar eigen dochter had zich ooit in de belangstelling van Simon Westward mogen verheugen. Dit was een heel ander soort meisje, met wie hij zich nu liet zien. Knap was ze zeker. Zo te zien een studente uit Dublin, die haar afkomst goed verborgen wist te houden.
Mevrouw Black klaagde over het besluit van Buckingham Palace om de officiële presentatie van debutanten aan het hof af te schaffen.
‘Ik bedoel, hoe weet je dan nog wie wie is, als ze daar niet meer aan doen?’ zei Molly Black terwijl ze Nan met priemende oogjes aankeek. Nan keek om zich heen of ze Simon zag, maar hij was elders in gesprek. Ze nam haar toevlucht tot de vertrouwde methode van het beantwoorden van de vraag met een wedervraag.
‘Waarom denkt u eigenlijk dat ze het hebben afgeschaft?’
‘Dat lijkt me duidelijk. Je moet geïntroduceerd worden door iemand die zelf al is geïntroduceerd. Maar sommigen van hen zijn zo aan lager wal geraakt dat ze voor een fooi de afstotelijke dochters van de vreselijkste zakenlui introduceren. Daar komt het allemaal door.’
‘Hebt u zelf mensen geïntroduceerd?’ zei Nan kalm en op hoffelijke toon.
Die was raak.
‘Niet mijn directe familie, natuurlijk,’ zei mevrouw Black geergerd. ‘Maar wel vrienden van ons en de kinderen van vrienden. Het was zo leuk voor de jongelui, zo’n goed systeem. Daar konden ze gelijkgestemde mensen ontmoeten, dat wil zeggen... tot dat gespuis binnenkroop.’
‘Maar ik neem aan dat het niet moeilijk is om gelijkgestemde mensen te herkennen, of wel?’
‘Nee, dat is niet zo moeilijk,’ zei Molly Black bars. Simon was terug en gaf Nan een arm.
‘Ik had net een alleraardigst gesprek met uw vriendinnetje over voorgesteld worden aan het hof,’ zei mevrouw Black tegen hem.
‘Leuk.’ Simon trok Nan mee. ‘Wat een dragonder,’ zei hij.
‘Waarom maak je je dan druk om haar?’
‘Dat moet wel.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Teddy en zij zijn overal. Om hun dochters te beschermen tegen fortuinzoekers zoals ik.’
‘Ben jij een fortuinzoeker?’ lachte ze bemoedigend.
‘Natuurlijk ben ik dat. Je hebt ons huis toch gezien,’ zei hij. ‘Kom, laten we een groot glas bestellen en meer geld op een paard inzetten dan we ons kunnen veroorloven. Daar gaat het om in het leven.’
Hij nam haar bij de arm en leidde haar door de drukte heen naar de bar.
De ontmoeting met meneer Green was een sombere aangelegenheid. Het was bij Benny thuis. Benny had haar moeder met sterke koffie en strenge woorden genoeg opgepept om erbij aanwezig te zijn.
Haar moeder moest niet vragen of de hele zaak afgeblazen of uitgesteld kon worden tot later. Anders was er geen later meer, benadrukte Benny. Hoe moeilijk het ook voor iedereen was, ze waren het aan vader verplicht om te zorgen dat er meer overbleef dan een puinhoop.
Benny had haar moeder gesmeekt of ze zich gesprekken kon herinneren over de wens van Sean om compagnon te worden. De brief bestond, de brief waarin stond dat het de bedoeling was. Wist ze of er een formele toezegging was gedaan?
Vermoeid zei Annabel dat vader steeds maar had gezegd dat er geen haast bij was, dat ze wel zouden zien, dat alles zijn tijd had.
Maar had hij dat in het algemeen gezegd, of speciaal met betrekking tot Sean?
Ze kon het zich echt niet meer herinneren. Het was erg moeilijk voor haar om herinneringen op te halen, klaagde ze. Het leek nog maar zo kort geleden dat Eddie in goede gezondheid zijn eigen zaken regelde. Ineens lag hij onder de grond en kwam er een notaris om zaken door te nemen waar zij niets van afwist. Kon Benny niet wat meer geduid en begrip opbrengen?
Patsy serveerde koffie in de zitkamer, die in gebruik was genomen omdat er zoveel bezoekers waren komen condoleren. De kamer was gelucht. Nu zaten ze er met z’n drieën. Benny zei dat ze Sean Walsh moesten bellen om hem te vragen er straks even bij te komen zitten.
Meneer Green vertelde wat ze al wisten, namelijk dat wijlen de heer Hogan ondanks talrijke aansporingen, suggesties en waarschuwingen geen testament had laten opmaken. Hij vertelde ook iets wat zij niet wisten, namelijk dat het vennootschapscontract was opgesteld en klaarlag voor ondertekening, maar dat er nog geen handtekening onder stond.
Meneer Green was in januari elke vrijdagochtend gewoontegetrouw in Knockglen geweest, maar bij geen van die gelegenheden had meneer Hogan aanstalten gemaakt zijn handtekening onder het document te zetten.
Bij de enige gelegenheid dat meneer Green enigermate had aangedrongen, had wijlen de heer Hogan gezegd dat hij eerst nog ergens over moest nadenken.
‘Denkt u dat hij misschien iets had ontdekt dat hem van gedachten deed veranderen? Hij heeft die brief tenslotte al voor Kerstmis aan Sean geschreven,’ drong Benny aan.
‘Dat weet ik. Ik heb een kopie van die brief. Die is me per post toegestuurd.’
‘Door mijn vader?’
‘Ik denk eerder door meneer Walsh.’
‘Hebt u aanwijzingen of de suggestie gekregen... ik bedoel, had u het gevoel dat er iets niet klopte, op de een of andere manier?’
‘Juffrouw Hogan, u moet het me niet kwalijk nemen dat ik me zo formeel uitdruk, maar ik houd me in mijn vak niet bezig met suggesties en gevoelens. Als jurist heb ik te maken met wat er geschreven staat.’
‘Wat er geschreven staat, is dat Sean Walsh in de zaak wordt opgenomen, zo is het toch?’
‘Dat is correct.’
Benny had geen bewijs, alleen haar intuïtie. Mogelijk had ook haar vader de laatste weken voor zijn dood gemerkt dat er iets niet klopte in de boekhouding. Maar het was niet tot een confrontatie gekomen. Was er sprake geweest van openlijke beschuldigingen, dan zou hij het zeker aan zijn vrouw hebben verteld en dan zou Mike in het atelier elk woord hebben kunnen horen.
Misschien had haar vader eerst de bewijzen willen vinden – dan was dat ook wat haar nu te doen stond.
Net als haar vader zou ze vragen om de overeenkomst uit te stellen, door te zeggen dat het moeilijk uit te maken was wie nu precies de participanten waren.
Meneer Green, een voorzichtig man, zei dat het altijd verstandig was om een radicale wijziging uit te stellen als het verlies nog niet was verwerkt. Ze waren het erover eens dat het nu tijd werd om Sean Walsh te laten komen.
Met dat Sean arriveerde, bracht Patsy verse koffie.
Hij meldde dat hij de winkel had moeten sluiten. Hij kon onmogelijk de zaken aan Mike overlaten. Die man had in het verleden zonder twijfel zijn verdiensten gehad, maar, zoals meneer Hogan placht te zeggen, die arme Mike was niet meer van deze tijd.
Haar vader zei dat inderdaad wel eens, herinnerde Benny zich, maar hij had het met genegenheid en bezorgdheid gezegd. Niet met de dreigende ondertoon van ontslag.
De afspraak was dat alles voorlopig bij het oude zou blijven. Vond Sean dat ze tijdelijk een extra kracht moesten aannemen? Volgens hem hing dat er vanaf.
Waar hing dat vanaf, vroegen ze. Van de vraag of juffrouw Hogan van plan was haar studie af te breken en in de winkel te komen werken. Als dat het geval was, was er geen invalkracht nodig.
Benny zei nadrukkelijk dat haar vader dat helemaal niet gewild zou hebben. Haar ouders wilden allebei niets liever dan dat ze zou afstuderen, maar ze zou niettemin een grote en voortdurende belangstelling voor de winkel hebben. Ze moest haar moeder bijna schoppen om aandacht te krijgen en haar te dwingen tot de stellige uitspraak dat zij het met het voorgaande roerend eens was.
Zeer terloops en zonder te laten doorschemeren dat er iets mis zou kunnen zijn, vroeg Benny of het eenvoudig ogende boekhoudsysteem toch aan hen kon worden uitgelegd. Sean gaf een wijdlopige uiteenzetting ten beste.
‘Dus wat in de kasboeken staat, moet min of meer hetzelfde zijn als wat elke week in het grootboek wordt bijgeschreven?’ vroeg ze onschuldig.
‘Ja. Afgezien van de bonnetjes.’
‘De bonnetjes?’
‘Het geld dat je vader uit de kassa haalde.’
‘O ja. Dat staat op die kleine roze bonnetjes, klopt dat?’
‘Als hij eraan dacht.’ Sean sprak met een grafstem, op een vande-doden-niets-dan-goeds-toon. ‘Jouw vader was een bewonderenswaardige man, zoals je weet, maar zeer vergeetachtig.’
‘Waarom haalde hij dat geld uit de kassa?’ De schrik sloeg Benny om het hart. Ze zou nooit iets kunnen bewijzen, tenminste niet als dit geloofd werd.
‘Eh, even denken...’ Sean keek naar Benny. Ze droeg de nieuwe jurk en de bolero die ze met Kerstmis had gekregen.
‘Misschien voor zoiets als jouw kleren, Benny. Hij kon geld pakken om kleren te betalen, zonder eraan te denken om een bonnetje te schrijven.’ Nu wist ze dat ze was verslagen.
Kevin Hickey vertelde dat zijn vader overkwam uit Kerry en hij wilde graag weten of mevrouw Hegarty misschien een goed hotel in Dunlaoghaire kon aanbevelen.
‘Mijn god, Kevin, je komt er zelf elke dag een heleboel tegen,’ zei Kit. ‘Ik denk dat hij meer prijs stelt op uw keus dan op de mijne.’
Kit stelde het Marine Hotel voor en ze reserveerde een kamer voor zijn vader.
Ze nam aan dat Kevins vader wel nieuwsgierig zou zijn naar het huis waar zijn zoon het hele studiejaar woonde en drong er bij de jongen op aan om zijn vader op de thee te vragen.
Paddy Hickey was een grote, plezierige kerel. Hij vertelde dat hij op het platteland in machines deed. Hij had een klein lapje grond. maar boerenbloed was in zijn familie ver te zoeken. Zijn broers waren allemaal naar Amerika geëmigreerd en zijn zoons waren allemaal afgestudeerd in het een of het ander, maar niet in landbouwkunde.
Net als alle mensen uit Kerry, zei hij, vond hij een goede scholing van groot belang.
Kit en Eve vonden hem aardig. Hij praatte ongecompliceerd over de zoon des huizes die was overleden en vroeg of hij een foto van hem mocht zien.
‘God hebbe zijn ziel. Die arme jongen heeft zelfs niet de kans gehad om uit te vinden hoe het hem hier beneden zou zijn bevallen,’ zei hij.
Hij zei het onbeholpen maar aandoenlijk. Kit en Eve wisten geen van beiden iets terug te zeggen.
Hij bedankte hen voor het feit dat ze zijn zoon zo goed hadden opgevangen en aangemoedigd in diens eerste studiejaar.
‘Heeft bij niet een kansje bij een aantrekkelijke jongedame als u?’ vroeg hij aan Eve.
‘Ach, hij kijkt niet eens naar me om,’ zei Eve lachend.
‘Trouwens, er is al een jonge rechtenstudent die haar het hof maakt,’ voegde Kit eraan toe.
‘Dan blijft u hier zeker af en toe eenzaam achter, mevrouw Hegarty,’ zei hij, ‘als de jongelui ’s avonds uitgaan.’
‘Ik red me best.’
Eve begreep dat de man zat te vissen naar een afspraakje met Kit Hegarty. Ze wist dat Kit dat zelf helemaal niet doorhad.
‘Je redt je prima,’ zei Eve. ‘Natuurlijk doe je dat. Als je zou willen, kon je trouwens bij iedereen terecht. Maar ik zou het heel leuk vinden als je eens uit ging en de bloemetjes buiten zette, al was het maar voor een keertje.’
‘Over bloemetjes buiten zetten gesproken,’ zei de grote Paddy Hickey, ‘is er misschien een mogelijkheid dat u een arme eenzame weduwnaar uit Kerry vergezelt op een avondje uit?’
‘Nou, is dat niet geweldig!’ riep Eve. ‘Dan gaan we vanavond allemaal uit, niemand uitgezonderd.’
Kit keek stomverbaasd.
‘Komt u haar maar om zeven uur ophalen, meneer Hickey. Dan zorg ik dat ze voor u klaarstaat,’ zei Eve.
Toen hij was vertrokken, viel Kit woedend uit tegen Eve. ‘Waarom gedraag jij je zo goedkoop? Zo ken ik je helemaal niet.’
‘Het is ook niets voor mij. Maar ik deed het ook niet voor mij, ik deed het voor jou.’
‘Ik kan toch onmogelijk met die man uitgaan. Ik ben een getrouwde vrouw.’
‘O ja?’
‘Jazeker. Ik ben getrouwd, wat Joseph in Engeland ook allemaal heeft uitgespookt.’
‘Eve!’
‘Ik meen het. Echt waar. Niemand verwacht van jou dat je overspel pleegt met Kevins vader, rare. Ga gewoon met hem uit en vertel hem gerust over je sta-in-de-weg van overzee, als je dat zonodig wilt. Ik zou het persoonlijk achterwege laten, maar als jij denkt dat het zonder dat verhaal niet gaat... Maar wijs zo’n fatsoenlijke man niet botweg af.’
Ze keek zo verongelijkt dat Kit in lachen uitbarstte.
‘Wat zal ik aantrekken?’
‘Dat begint er al op te lijken.’ Eve gaf haar een stevige knuffel terwijl ze samen de trap opliepen om in hun klerenkasten te gaan snuffelen.
‘Zou jij er niet even uit willen, naar Wales...?’ vroeg Jack hoopvol aan Benny.
‘Nee, dat is te snel.’
‘Ik vind dat je best wat verandering van lucht kunt gebruiken. Je hoort altijd zeggen hoe goed dat voor je is.’
Benny wist wat hij bedoelde. Ze was dolgraag met hem naar Wales gegaan. Ze zou dolgraag zijn vriendin willen zijn, samen op de boot van Dunlaoghaire naar Holyhead. Ze had dolgraag naast hem in de trein willen zitten en de anderen willen ontmoeten en dan was ze Benny Hogan, de vriendin van Jack Foley, geweest, met alles wat daar bij kwam kijken.
Ze wist dat een verandering van omgeving haar hoofd helder zou maken en haar zou verlossen van de verdenkingen die maar door haar hoofd bleven spoken.
Ze had geprobeerd haar moeder de deur uit te krijgen. Om haar broers op te zoeken. Bij de begrafenis waren ze allemaal erg bezorgd geweest.
Maar Annabel Hogan vertelde Benny bedroefd dat ze destijds haar huwelijk met Eddie stuk voor stuk hadden afgekeurd. Hij was te jong voor haar en had niets opgebouwd. Volgens hen had ze wel iets beters kunnen krijgen. Ze wilde niet bij hen logeren, in hun grote huizen op het platteland. Ze wilde niet praten over een huwelijk dat haar gelukkig had gemaakt, maar waarvan haar broers geen hoge dunk hadden gehad.
Nee, ze bleef liever thuis en probeerde langzaam aan de nieuwe situatie te wennen.
Maar Benny had geen zin om dit allemaal aan Jack uit te leggen. Jack was niet een persoon waar je je huiselijke problemen aan voorlegde. Het was geweldig dat hij zo blij was om haar te zien. Hij lette geen moment op de bewonderende blikken die de meisjes uit alle hoeken en gaten van de Annexe op hem gericht hielden. Hij zat op zijn harde houten stoel en dronk de ene kop koffie na de andere. Hij ging gebakjes halen, maar Benny zei dat ze van het snoepen af was. In werkelijkheid liep het water haar in de mond, maar ze at geen taart, geen toetjes, geen patat en geen koekjes. Als Jack Foley er niet was geweest om haar op te vrolijken, zou het leven zeker saai zijn.
Nan was opgetogen om Benny weer op college te zien.
‘Er was niemand om mee te praten. Het is geweldig dat je er weer bent,’ zei ze.
Ondanks haar mineurstemming was Benny aangenaam getroffen.
‘Je had Eve toch. Mijn god, ik benijd jullie, dat jullie de hele tijd hier zijn geweest.’
‘Ik geloof niet dat Eve op dit moment zo blij met mij is,’ bekende Nan. ‘Ik ben met Simon uitgeweest, moet je weten, en ze is het daar niet mee eens.’
Benny wist het. Eve was het er niet mee eens. Maar dat zou voor iedereen gelden die met Simon uitging. Haar grief bleef dat hij niets had gedaan om een regeling voor haar, zijn nichtje, te treffen toen hij oud genoeg was om de situatie te begrijpen.
Ze vond ook dat Nan stiekem was geweest. Eve bleef erbij dat Nan indertijd Benny naar de Hibernian had meegesleept met het vooropgezette doel om aan Simon te worden voorgesteld. Benny kon zich dat niet indenken, maar er waren van die onderwerpen waarin Eve geen tegenspraak duldde.
‘Waar neemt hij je mee naartoe?’ Benny vond het heerlijk om naar Nans onderkoelde commentaar op de hoogste kringen te luisteren, de kringen waarin Simon Westward haar introduceerde.
Ze beschreef de dure clientèle van het Jammet’s, de Red Bank, de Bailey en Davey Byrne’s.
‘Hij is zo’n stuk ouder,’ legde Nan uit, ‘dus de meesten van zijn vrienden spreken af in bars en hotels.’
Benny vond het zielig. Stel je voor dat je nooit op de plaatsen kwam waar het echt lollig was, zoals de Coffee Inn, de Inca of de Zanzibar. Al die plaatsen waar ze samen met Jack was geweest.
‘Mag je hem graag?’
‘Heel graag.’
‘Waarom kijk je daar zo zorgelijk bij? Het is duidelijk dat hij op je gesteld is als hij je steeds mee uitvraagt.’
‘Ja, maar hij wil met me naar bed.’
Benny zette grote ogen op. ‘Dat doe je toch niet, zeker?’
‘Ik wil wel, maar hoe? Daar zit ik steeds maar over te piekeren. Waar en hoe.’
Uiteindelijk bleek Simon besloten te hebben waar en hoe het ging gebeuren. Hij had bedacht dat het moest gebeuren op de achterbank van de auto, ergens in de heuvels van Dublin. Hij zei dat het achterlijk was om net te doen alsof ze het niet allebei wilden.
Nan reageerde ijskoud. Ze zei dat ze niet van plan was om zulke dingen in een auto te gaan doen.
‘Maar je wilt me toch?’
‘Natuurlijk wil ik je.’
‘Dus?’
‘Jij hebt een perfect huis, waar het heel wat comfortabeler is.’
‘Niet op het landgoed,’ zei Simon.
‘Maar helemáál niet in een auto,’ zei Nan.
De volgende dag stond Simon op de hoek van Earlsfort Terrace en Leeson Street te wachten terwijl de studenten op fietsen of met stapels boeken langs hem stroomden. Ze gingen naar hun kosthuizen, studentenflats en restaurantjes ergens in de stad.
Nan wilde niet met Eve en Benny mee naar de Singing Kettle. Patat voor Eve en zwarte koffie voor de wilskrachtige Benny.
Ze hadden niet gezien dat haar ogen onrustig rondkeken, alsof ze wist dat er iemand op haar stond te wachten.
Zo ontging hen ook het moment dat Simon op haar afkwam en haar bij de hand nam.
‘Wat ben ik gisteravond grof geweest,’ zei hij.
‘Och, dat geeft niet.’
‘Ik meen het. Het was onvergeeflijk. Heb je misschien zin om met me uit eten te gaan in een aardig hotelletje. We zouden er ook kunnen overnachten. Als je wilt.’
‘Dat wil ik zeker,’ zei Nan. ‘Maar jammer genoeg heb ik tot dinsdag geen tijd.’
‘Je houdt me aan het lijntje.’
‘Nee, echt niet.’
Maar het was waar, ze hield hem voorlopig aan het lijntje. Nan had uitgerekend wanneer het veilig was en aanstaande dinsdag op zijn vroegst durfde ze met Simon Westward naar bed.
Clodagh zat in de kamer achter de winkel te naaien. Ze had een glazen deur en kon dus zien of er een klant speciale aandacht nodig had. Anders konden haar tante en Rita, het nieuwe meisje dat ze hadden aangenomen, het heel goed alleen af.
Benny kwam binnen en ging naast haar zitten. ‘Bevalt Rita een beetje?’
‘Uitstekend. Je moet ze er uit weten te pikken – je ziet snel genoeg of je er wat aan hebt. En ze moeten ook weer niet te goed zijn, want anders jatten ze jouw ideeën en beginnen ze voor zichzelf. Dat is het hele eieren eten.’
Benny lachte droogjes. ‘Ik wou dat iemand dat tien jaar geleden tegen mijn vader had gezegd,’ zei ze spijtig.
Clodagh ging door met haar naaiwerk. Benny had bij haar de kwestie Sean Walsh nooit eerder ter sprake gebracht, hoewel hij de laatste weken onderwerp van gesprek was geweest in het dorp. Net na Kerstmis ging het praatje dat hij in de zaak zou worden opgenomen. De vaste bezoekers van Healy’s Hotel zeiden dat mevrouw Healy dat met de grootste stelligheid beweerde. Sinds ze eruit was gegooid, mocht Clodagh graag uitvissen wat er in het hotel allemaal gaande was, inclusief de gesprekken aan de bar.
Ze wachtte af wat Benny te vertellen had.
‘Clodagh, wat zou er gebeuren als Rita iets uit de kassa pikte?’
‘Nou, om te beginnen zou ik daar aan het eind van de dag al achterkomen en anders toch wel aan het eind van de week.’
‘Ja. Dan zou ik voorstellen om haar handen ter hoogte van de polsen af te hakken, maar tante Peggy zou zeggen dat we haar beter gewoon de zak konden geven.’
‘Maar stel je voor dat je het niet kon bewijzen?’
‘Dan zou ik heel voorzichtig zijn, Benny. Zo voorzichtig als je bijna niet zou geloven.’
‘Als ze het op de bank had gezet, zou je daar dan achter kunnen komen?’
‘O zeker. Maar ze zou het niet op de bank zetten, niet hier in de buurt. Ik denk eerder dat ze het geld gewoon ergens zou verstoppen.
‘Waar bijvoorbeeld?’
‘Mijn god, dat zou ik niet weten. Maar ik zou in ieder geval oppassen dat ik niet betrapt werd bij het snuffelen.’
‘Dus je zou het misschien laten voor wat het was, als je het niet kon bewijzen.’
‘Hoe onverdraaglijk dat ook zou zijn, misschien wel, ja.’
Benny hoorde de waarschuwing in haar stem. Ze wisten allebei dat ze het niet hadden over de onschuldige Rita daar in de winkel. Ze beseften allebei dat het gevaarlijk was om nog meer te zeggen.
Jack Foley zei dat hij Benny wel zou bellen zodra hij in Wales was. Ze verbleven in een pension. Hij zou een kamer delen met Bill Dunne, met wie je goed kon lachen en drinken.
‘Je zult me daar niet gauw missen,’ zei Benny, lachend als een boer met kiespijn omdat ze niet mee kon.
‘Hoe geschikt Bill Dunne ook is, het is geen vergelijking. Ik wou dat jij meeging.’
‘Goed, bel me dan maar als de feestvreugde uit de hand loopt,’ zei Benny.
Hij belde niet. Niet de eerste avond, niet de tweede, niet de derde. Benny zat thuis. Ze ging niet met haar moeder naar Healy’s Hotel om een van de nieuwe avondmaaltijden uit te proberen, hoewel mevrouw Healy hen had uitgenodigd.
In plaats daarvan bleef ze thuis en luisterde naar het tikken van de klok en het snurken van Shep en naar Patsy die tegen Mossy zat te fluisteren, terwijl haar moeder naar de vlammetjes in de haard staarde en Jack Foley maar niet wilde bellen. Was het hoogtepunt van de feestvreugde nog niet bereikt?
Nan pakte haar weekendtas zorgvuldig in. Een kanten nachthemd, schone kleren voor de volgende dag, een leuke toilettas die ze bij Brown Thomas had gekocht, talkpoeder, een nieuwe tandenborstel en tandpasta. Ze gaf haar moeder een afscheidskus.
‘Ik logeer bij Eve in Dunlaoghaire,’ zei ze.
‘Dat is goed,’ zei Emily Mahon, die begreep dat Nan, waar ze ook heenging, in ieder geval niet bij Eve zou overnachten.
Bill Dunne liep in de centrale hal Benny tegen het lijf.
‘Het was de bedoeling dat ik je per ongeluk zou tegenkomen om te zien hoe de wind waait,’ zei hij.
‘Waar heb je het in godsnaam over?’
‘Heb je onze vriend bij het oud vuil gezet, of hoe zit het?’
‘Bill, je wordt nog erger dan Aidan. Praat eens gewoon.’
‘Om het gewoon te zeggen: jouw zondige vriendje, jongeheer Foley, zou graag weten of hij nog welkom is, aangezien hij er niet in is geslaagd om je op te bellen.’
‘Ach, doe niet zo raar,’ zei Benny opgelucht. ‘Jack weet dat ik niet zo’n soort meisje ben, met nukken en kuren. Hij weet best dat ik dat niet erg vind. Als hij niet kon bellen, nou ja, dan niet.’
‘Ik begrijp steeds meer waarom hij zo gek op je is. En waarom hij zo bang is om je te kwetsen,’ zei Bill Dunne vol bewondering. ‘Je bent een meisje uit duizenden, Benny.’
Heather Westward had de gedachte dat Aidan mee zou gaan op hun uitstapjes niet leuk gevonden, maar dat was voordat ze hem leerde kennen. Al snel klaagde Eve dat ze Aidan leuker vond dan haar. Zijn fantasiewereld was veel en veel amusanter dan de hare.
Hij vertelde Heather dat Eve en bij acht kinderen gingen krijgen, met tien maanden tussen ieder kind. Ze zouden in 1963 gaan trouwen en tot eind 1970 doorgaan met kinderen krijgen.
‘Is dat omdat jullie katholiek zijn?’
‘Nee, ik wil Eve wat om handen geven tijdens mijn eerste drukke jaren in de advocatuur. Ik zal dag en nacht in de juridische bibliotheek moeten zitten om genoeg geld te kunnen verdienen om al die bloedjes van kinderen eten en kleren te geven. ’s Nachts neem ik dan nog een baantje als corrector bij de krant. Ik heb het allemaal al uitgedacht.’
Heather giechelde boven haar ijscoupe. Ze was er niet helemaal zeker van dat hij het meende. Ze keek naar Eve voor bevestiging.
‘Zo denkt hij er nu over. Wat er eigenlijk gaat gebeuren, is dat hij een of ander dom blondje ontmoet, dat met lange valse wimpers naar hem gaat zitten lonken en giechelen, zodat hij mij en zijn lange- termijnplan op slag vergeet.’
‘Zou je dat erg vinden?’
‘Nee, eigenlijk zou het een opluchting voor me zijn. Acht kinderen is te veel van het goede. Herinner je je nog hoe Clara er met al die jonkies aan toe was?’
‘Maar je hoeft ze toch niet allemaal tegelijkertijd te krijgen?’ Heather vatte de zaak ernstig op.
‘Hoewel dat zo zijn voordelen zou hebben,’ zei Aidan peinzend. ‘Dan kregen we heus wel gratis babyspullen en jij zou ons kunnen komen helpen, Heather. Jij neemt er vier voor je rekening en Eve zorgt voor de andere vier.’
Heather lachte uitgelaten.
‘Ik zou geen dom blondje willen, echt niet,’ zei Aidan tegen Eve. ‘Ik ben Jack Foley niet.’
Eve keek hem verbaasd aan. ‘Jack?’
‘Je weet wel, dat uitstapje naar Wales. Het is alweer goedgekomen. Benny heeft het hem vergeven. Zegt Bill Dunne.’
‘Ze heeft hem vergeven dat hij haar niet heeft gebeld. Ze weet helemaal niets van een dom blondje waarvoor hij vergeving zou moeten krijgen. O... ik dacht niet dat het echt iets...’ Aidan probeerde terug te krabbelen. De ogen van Eve schoten vuur.
‘Nou ja, een vluchtige ontmoeting met een blondje uit Wales. Ik weet het ook niet, hoor. Luister nou toch, ik was er niet bij. Ik heb het alleen maar gehoord,’ zei Aidan.
‘O, mij hoef je niet te overtuigen dat je het hebt gehoord – met alle smerige details erop en eraan.’
‘Nee, echt niet. En... eh... Eve, zeg het maar niet tegen Benny.’
‘Ik ben haar vriendin.’
‘Betekent dat ja of nee?’
‘Dat betekent dat ik dat zelf wel uitmaak.’
Nan stapte bij Simon in de auto.
‘Je ruikt heerlijk,’ zei hij. ‘Altijd de duurste parfums.’
‘De meeste mannen hebben geen neus voor een goed parfum,’ complimenteerde ze hem. ‘Jij bent een goed waarnemer.’
Ze reden vanuit Dublin over Dunlaoghaire naar het zuiden, langs het huis van Kit Hegarty en langs de kostschool van Heather.
‘Daar zit mijn zusje.’
Dat wist Nan. Ze wist dat Eve daar ’s zondags heen ging en Simon nooit. Ze wist dat Heather zich daar ongelukkig voelde. Ze wist dat Heather liever dichter bij huis op een dagschool zou zitten, in de buurt van haar geliefde pony en de hond en het buitenleven waar ze zo van hield, om in de omgeving van het landgoed rond te kunnen struinen. Maar ze liet Simon niet merken dat ze er iets van afwist.
Ze was vastbesloten zich tegenover Simon gereserveerd en afstandelijk op te stellen. Om weinig te vragen en weinig in te gaan op zijn familiebetrekkingen, zodat hij ook niet het recht zou hebben zich te bemoeien met de hare. Later, als ze hem echt voor zich gewonnen had, dan zou ze pas bereid zijn op zijn vragen in te gaan.
Tegen die tijd zou hij haar goed genoeg kennen om in te zien dat een dronken vader en een ontregeld gezin niet wezenlijk uitmaakten voor het leven dat zij leidde.
Ze vond dat ze lang genoeg met hem had geflirt en dat nu het moment was aangebroken om in dat hotel de nacht met hem door te brengen.
Ze had het hotel opgezocht in een reisgids en wist er alles van. Nan Mahon ging nergens heen, zelfs niet naar het hotel waar ze haar maagdelijkheid zou verliezen, zonder zich eerst op de hoogte te hebben gesteld van de sociale achtergronden.
Hij glimlachte naar haar, een scheef misdadigersglimlachje. Hij was echt heel aantrekkelijk, dacht Nan, al had hij gerust wat langer mogen zijn. Als ze met hem uitging, deed ze nooit hoge hakken aan. Hij had er alle vertrouwen in, alsof hij altijd had geweten dat het zover zou komen.
Waarschijnlijk speelde die gedachte net door zijn hoofd.
‘Ik ben heel blij dat je mee uit eten wilt en dat we de hele avond samen doorbrengen, in plaats van even snel heen en weer met een taxi,’ zei hij.
‘Ja, het is geloof ik echt een leuk hotel. Er hangen schitterende portretten en jachttaferelen.’
‘Dat klopt. Maar hoe weet je dat?’
‘Weet ik niet meer. Iemand heeft het me verteld.’
‘Je bent hier toch niet met vroegere vriendjes geweest?’
‘Ik ben nog nooit met iemand naar een hotel gegaan.’
‘Ach, kom op.’
‘Eerlijk waar.’
Hij keek lichtelijk ontsteld. Alsof dat wat komen ging nu lastiger werd dan hij had verwacht. Maar een meisje als Nan zou dit heus niet doorzetten als ze het ergens niet mee eens was.
Trouwens, als ze zei dat ze nog nooit met een kerel naar een hotel was geweest, dan bedoelde ze dat waarschijnlijk letterlijk. Want een meisje als zij moest toch het een en ander hebben meegemaakt, of dat nu op een hotelkamer was geweest of in een duinpan. Hij zou wel zien.
Er stonden kaarsen op tafel. Ze aten in de schemerige eetzaal, waar grote schilderijen hingen van de roemruchte voorvaderen van de hotelier.
De ober sprak eerbiedig, als een oude bediende. Ze leken Simon te kennen en behandelden hem met alle respect.
Aan het tafeltje naast hen zat een echtpaar. De ober sprak de man aan met ‘Sir Michael’. Nan sloot even haar ogen. In veel opzichten was het hier beter dan op de Westlands. Hij had gelijk.
Het was hier als in een groots landhuis en ze werden behandeld alsof ze van adel waren. Niet slecht voor de dochter van Brian Mahon, aannemer en dronkelap.
Nan had niet gelogen, bemerkte Simon verrast en een beetje schuldbewust. Hij was inderdaad de eerste man met wie ze, in elke betekenis van het woord, naar een hotel was gegaan. Hij keek hoe ze daar lag, terwijl het maanlicht tussen de gordijnen door over haar volmaakte, slapende gezicht scheen. Ze was werkelijk een beeldschoon meisje en ze leek veel om hem te geven. Hij trok haar weer naar zich toe.
Benny wist dat het compagnonschap van Sean Walsh niet eeuwig kon worden uitgesteld. Kreeg ze haar moeder maar zover dat ze zich voor de zaak ging interesseren. Door de tabletten die Annabel innam om in slaap te komen, kon ze overdag maar moeilijk wakker worden. Het kostte haar uren om het gevoel van verdoving kwijt te raken.
Als ze weer helder was, kwam de eenzaamheid van haar bestaan in alle hevigheid boven. Haar man was te jong gestorven, haar dochter zat de hele dag in Dublin en Patsy stond op het punt haar verloving met Mossy Rooney aan te kondigen. Uit piëteit voor het verlies dat het gezin had geleden stelde ze dat nog wat uit.
Dokter Johnson vertelde Benny dat zulke zaken tijd namen. Soms een heleboel tijd, maar als Annabel Hogan uiteindelijk kon worden overgehaald om belangstelling voor de zaak te krijgen, zoals bij mevrouw Kennedy van de drogisterij was gebeurd, dan zou haar herstel zijn ingezet.
Dokter Johnson keek alsof hij nog iets had willen zeggen, maar dat op het laatste moment liever inslikte.
Hij had altijd een enorme hekel aan Sean Walsh gehad. Benny vroeg zich af of dat het misschien was.
‘Het probleem is Sean, denk ik,’ begon ze om hem uit zijn tent te lokken.
‘Is dat ooit anders geweest?’ vroeg dokter Johnson.
‘Als moeder in de winkel zou willen helpen en de boel een beetje in de gaten kon houden...’
‘Ik begrijp wat je bedoelt.’
‘Denkt u dat ze dat ooit zal kunnen? Of jaag ik hiermee een hersenschim na?’
Hij keek het meisje met het kastanjebruine haar liefdevol aan. Het meisje dat hij van mollige peuter had zien opgroeien tot een fors, onbeholpen schoolmeisje en dan tot de jonge vrouw die ze nu was. Een beetje afgeslankt misschien, maar nog steeds aan de stevige kant. Benny mocht dan wat meer verwend zijn geweest dan de meeste andere kinderen bij wie hij de bof, waterpokken en mazelen had behandeld, maar veel vrijheid had ze nooit gehad.
Het leek erop dat de banden die ze met thuis had alleen maar strakker waren aangetrokken.
‘Je moet aan je eigen leven denken,’ zei hij streng.
‘Met dat antwoord schiet ik niet veel op, dokter Johnson.’
Tot zijn eigen verbazing hoorde hij dat hij met haar instemde.
‘Daar heb je gelijk in. Daar schiet je nu niet veel mee op. Maar we komen evenmin veel verder als we tegen je moeder zeggen: “Hou op met treuren en ga leven”. Ze luistert toch niet. Net zoals ik er, jaren geleden, niet veel mee ben opgeschoten door Birdie Mac duidelijk te maken dat ze haar moeder naar een verzorgingstehuis moest brengen of door Dessie Burns naar Mount Mellary te sturen, naar de monnik daar die mensen van de drank afhelpt. Maar je moet zulke dingen blijven zeggen. Anders word je gek.’
Zolang ze hem kende, had ze hem nooit zulke dingen horen zeggen. Haar mond viel open van verbazing.
Hij hervond zich. ‘Als ik zeker wist dat het zou helpen om die lange sladood van een Sean Walsh uit jullie winkel en uit ons dorp te verdrijven, dan gaf ik Annabel stimulerende middelen zodat ze twaalf uur per dag kon werken.’
‘Mijn vader had beloofd om Sean compagnon te maken. Dat zullen we moeten respecteren.’
‘Dat zal wel.’ Dokter Johnson wist dat dit zo was.
‘Tenzij er een bepaalde reden was waarom mijn vader het contract niet heeft ondertekend.’ Ze keek hem onderzoekend aan. Ze had de vage hoop dat Eddie Hogan zijn verdenkingen misschien aan zijn oude vriend Maurice Johnson had toevertrouwd. Maar helaas. Tot haar grote teleurstelling hoorde ze dokter Johnson zeggen dat hij helaas geen reden kon bedenken.
‘Het is niet het type kerel dat zich ooit laat betrappen met zijn vingers in de kassa. Sinds hij hier in het dorp is gekomen, heeft hij bijna geen stuiver voor zichzelf uitgegeven.’
Sean Walsh zat bij Healy’s aan zijn ochtendkoffie. Door het raam kon hij zien of iemand bij Hogan’s Herenmode naar binnen ging.
Mike kon het eenvoudige verkoopwerk wel aan en het lukte hem ook nog om de maat op te nemen van een vaste klant. Maar als het wat ingewikkelder werd, moest je hem in de gaten houden.
Mevrouw Healy kwam naast hem zitten. ‘Nog nieuws over de vennootschap?’
‘Ze gaan ermee akkoord. Dat hebben ze tegenover de notaris verklaard.’
‘Dus ze doen het. Het had allang gebeurd moeten zijn. Jouw naam zou boven de winkel moeten prijken, zodat iedereen het kon zien.’
‘Het is heel vriendelijk van u om zo’n hoge dunk van me te hebben... eh... Dorothy.’ Hij zag haar nog steeds als mevrouw Healy.
‘Niets te danken, Sean. Je verdient het gewoon dat je kunt laten zien wat je waard bent.’
‘Dat zal ook gebeuren. Op een dag zullen de mensen het zien. Ik doe het stap voor stap. Dat is mijn aard.’
‘Zolang je maar in beweging blijft.’
‘Ik zit nooit stil,’ verzekerde Sean Walsh haar.
‘Wanneer zie ik je weer?’ vroeg Simon toen hij Nan bij de universiteit afzette.
‘Wat had jij gedacht?’
‘Ik stel voor vanavond. Waar zullen we heen gaan?’
‘We kunnen ergens wat gaan drinken.’
‘Maar daarna?’
‘Jij weet vast nog heel wat leuke hotels.’ Ze lachte naar hem.
Die wist hij zeker, maar hij kon ze zich niet veroorloven. En hij kon haar moeilijk meenemen naar Buffy en Frank, waar hij altijd logeerde als hij in Dublin was. Zij wilde hem niet mee naar haar huis nemen. De auto was uitgesloten en de Westlands ook wat hem betrof.
‘We bedenken wel iets,’ beloofde hij.
‘Dag,’ zei Nan.
Hij keek haar bewonderend na. Zo’n meisje was hij niet vaak tegengekomen.
‘Benny, je ziet er verschrikkelijk uit. Je hebt zelfs je haar niet gekamd,’ zei Nan.
‘Nou bedankt. Dat was net wat ik nodig had.’
‘Het is net wat je nodig hebt, als je het wilt weten,’ zei Nan. ‘De knapste vent van de hele universiteit loopt als een hondje achter je aan. Dan kun je er toch niet zo slordig bijlopen.’
‘Goed, ik kam mijn haar wel,’ zei Benny met tegenzin.
De knapste vent van de universiteit liep niet als een hondje achter haar aan. Hij leek eerder op een schuldbewust schaap. Iedere keer als hij haar zag, putte hij zich uit in verontschuldigingen voor die toestand in Wales. Benny had gezegd dat hij het maar beter kon vergeten, zulke dingen gebeurden wel eens. En zij maakte er toch geen punt van, waarom hij dan wel?
Ze had zelfs geregeld dat ze vrijdag in de stad kon blijven, zodat ze samen de avond konden doorbrengen. Ze had Eve gevraagd of ze in Dunlaoghaire kon logeren. Ze had tegen Patsy gezegd dat ze weg zou gaan en haar moeder uitgelegd dat ze een avond in de week in Dublin wilde blijven. Dat iedereen een verlies op zijn eigen manier moest verwerken en dat haar manier was om bij vrienden te zijn.
De blik van haar moeder, die lusteloos en dof was, werd nog somberder, alsof dit een extra klap betekende.
Het ergste was nog dat Jack doodleuk had gezegd dat vrijdag niet goed uitkwam. Ze hadden een bijeenkomst van de rugbyclub en daarna gingen ze met z’n allen een pilsje pakken.
‘Kom maar een andere avond,’ zei hij nonchalant. Benny had hem het liefst een klap in zijn gezicht gegeven. Hij was zo egocentrisch als een klein kind.
Waarom besefte hij niet hoe moeilijk het voor haar was om zoiets te regelen? Nu moest ze alles weer terugdraaien. Eve, Kit, Patsy, haar moeder. Verdorie, mooi niet. Ze zou hoe dan ook in Dublin blijven. Misschien kon ze met Eve en Aidan naar de bioscoop gaan. Ze hadden haar vaak genoeg gevraagd. Daarna konden ze dan wat gaan eten.
Ze floten nog steeds het thema van de film The Bridge On The River Kwai toen ze aankwamen bij de Golden Orient in Leeson Street. Ze kwamen Bille Dunne tegen, die net bij Hartigan naar buiten stapte. Hij wilde wel mee naar het Indiase restaurant.
Aidan gidste hen vakkundig door de menukaart.
Als ze allemaal iets verschillends bestelden, dan konden ze vier gerechten proeven en vandaag nog echte kerrie-experts worden. ‘Maar we hebben allemaal het liefst korma,’ klaagde Eve. ‘Da’s dan jammer, maar de moeder van mijn kinderen moet een beetje avontuurlijk zijn op culinair gebied,’ zei Aidan.
‘Waar is Jack?’ vroeg Bill Dunne.
‘Op een bijeenkomst van de rugbyclub,’ zei Benny nonchalant.
Ze dacht dat de jongens een snelle blik wisselden, maar besloot dat ze het zich moest verbeelden. Door al dat in de gaten houden van Sean Walsh zag ze overal spoken.
Jack Foley belde haar ’s zaterdags. Hij was erg boos.
‘Ik hoor dat het gisteravond nogal gezellig is geweest. De enige avond van de week dat ik niet weg kan,’ zei hij.
‘Dat is anders nooit eerder zo geweest. Je zei altijd dat vrijdag de beste uitgaansavond is in Dublin.’ Benny was in haar wiek geschoten door de onrechtvaardigheid van het geheel.
‘Voor sommige mensen wel, heeft Bill Dunne me verteld.’
‘ Welke avond ben je volgende week vrij, Jack? Dan regel ik dat ik in de stad kan blijven.’
‘Je bent chagrijnig,’ zei hij. ‘Vanwege dat gedoe in Wales.’
‘Ik heb al gezegd dat ik begreep dat je geen tijd had om me te bellen. Daar ben ik niet chagrijnig om.’
‘Niet om dat telefoontje,’ zei hij. ‘Om dat andere.’
‘Welk andere?’ vroeg Benny.
Nan en Simon ontmoetten elkaar drie keer zonder de kans te krijgen om te doen wat ze het liefst deden: met elkaar naar bed gaan.
‘Wat is het toch jammer dat je geen flatje in de stad hebt,’ zei hij tegen haar.
‘Wat is het toch jammer dat jij dat ook niet hebt,’ kaatste ze terug.
Wat ze echt nodig hadden, was een plek waar niemand ze zou kunnen zien, waar ze ongezien in en uit konden sluipen.
Dat hoefde niet per se in Dublin te zijn. Het mocht kilometers verderop zijn. Benzine was het probleem niet. Simon tankte blijkbaar op kosten van het boerenbedrijf. Het was ingewikkeld, maar het was gratis.
Hij moest alleen telkens terug naar Knockglen om te tanken. Nan dacht ineens aan het huisje van Eve bij de steengroeve.
Ze had gezien waar Eve de sleutel onder een steen in de muur legde. Er kwam nooit iemand. Behalve af en toe een zuster die een oogje in het zeil hield. Maar die non zou heus niet ’s nachts haar controlerende werk doen.
In één ander huisje brandde licht. Nan herinnerde zich dat dit het huisje was waar een opvallend stille man woonde, die Mossy heette. Ze had Benny en Eve een keer over hem horen praten.
‘Dat is de man die onze Bee Moore voor zichzelf had bedacht, maar die door een ander is weggekaapt,’ zei Simon, trots glimlachend vanwege zijn kennis van de plaatselijke omstandigheden.
Nan had een paar lakens, slopen en twee handdoeken meegebracht. Plus haar toilettas, waarin ze dit keer ook een zeepje had gedaan. Ze mochten geen sporen achterlaten.
Simon begreep niet waarom ze het niet gewoon aan Eve konden vragen. Volgens Nan was dat uitgesloten. Eve zou weigeren.
‘Waarom? jij bent haar vriendin. Ik ben haar neef.’
‘Daarom juist,’ zei Nan.
Simon had zijn schouders opgehaald. Ze waren hier al, dus wat maakte het uit? Ze durfden de haard of het fornuis niet aan te maken. Ze gingen meteen met de champagnefles in bed liggen.
’s Morgens was het behoorlijk fris.
‘De volgende keer neem ik mijn gasbrander mee, als ik hem kan vinden,’ zei Simon klappertandend.
Nan vouwde de lakens en de handdoeken nauwgezet op en deed ze in haar tas.
‘Kunnen we die niet hier laten?’ vroeg hij.
‘Doe niet zo idioot.’
Nadat hij zich snel met koud water had gewassen, maar nog niet geschoren, bekeek Simon het huisje wat aandachtiger.
‘Ze heeft hier een paar leuke spulletjes,’ was zijn commentaar. ‘Die komt vast en zeker van de Westlands.’ Hij knikte naar de piano. ‘Speelt Eve zelf?’
‘Nee, ik geloof het niet.’
Hij liet zijn vingers over andere spullen gaan. Dit hier kwam zeker van het landgoed en dat daar waarschijnlijk ook. Gek dat hij dat nog wist. Hij was nog maar een kind geweest toen zijn tante aan haar ongewenste huwelijk begon en in dit huisje was gaan wonen in plaats van in het enorme huis waar ze was opgegroeid.
Hij lachte om een beeldje dat een ereplaats had gekregen op de schoorsteenmantel.
‘Wie moet dat voorstellen?’ zei hij. Het porseleinen figuurtje droeg een kroon, een wereldbol en een kruis.
‘Dat is een kindje Jezus,’ antwoordde Nan.
‘Waarom staat die hier?’
‘Waarschijnlijk heeft ze die van een van de zusters gekregen. Die komen hier langs om het huis schoon te maken. Waarom zou je het niet laten staan als je er de zusters een plezier mee doet en je er zelf nooit naar hoeft te kijken,’ vond Nan.
Hij keek haar goedkeurend aan. ‘Aan diplomatie geen gebrek, Nan Mahon. En waaraan eigenlijk wel?’
‘Laten we gaan,’ zei ze. ‘Het zou verschrikkelijk zijn om de eerste keer al betrapt te worden.’
‘Denk je dan dat we hier nog wel eens komen?’ plaagde hij.
‘Alleen als jij je gasbrander aan de praat krijgt,’ rilde ze.
Op de eerste verdieping van Hogan’s Herenmode waren de kamers groot en hoog. Daar had de vorige eigenaar vroeger met zijn gezin gewoond. Ook Eddie Hogan en zijn bruid hadden er het eerste jaar van hun huwelijk gewoond. Hun eigen huis hadden ze kunnen kopen vlak voordat Benny werd geboren.
De eerste verdieping lag vol met allerlei rommel. Er stonden oude meubels opgestapeld en daar bovenop was in de loop der jaren van alles en nog wat terechtgekomen – oude gordijnrails die in de winkel waren afgedankt, lege balen, dozen. Het was geen fraai gezicht.
De kamers waar Sean Walsh al weer meer dan tien jaar woonde, lagen op de verdieping daarboven.
Een slaapkamer, een kamertje dat je de zitkamer kon noemen en een compleet verouderde badkamer, met een geiser die eruit zag als een gevaarlijk projectiel.
Benny was sinds haar achtste of negende niet meer boven geweest.
Ze wist nog dat haar vader aan Sean vroeg of hij een sleutel wilde voor zijn eigen etage. Maar Sean had dat met grote stelligheid van de hand gewezen.
Als hij het geld had gestolen, zou hij het nooit hebben verstopt in zijn eigen kamers. Dat was uiteraard de eerste plaats waar gekeken werd als het uit kwam. Het had geen zin om daar te gaan zoeken. Dat was zinloos en gevaarlijk. Ze was Clodaghs waarschuwing nog niet vergeten. Het zou al lastig genoeg worden als Sean Walsh geen compagnon werd. Maar het zou een regelrecht schandaal in Knockglen veroorzaken als hij vals beschuldigd werd van het bestelen van haar vader. Benny vond het een weerzinwekkende gedachte om in zijn privévertrekken te gaan zoeken naar bewijzen. Maar aan de andere kant wist ze zo zeker dat er iets moest zijn, misschien in de vorm van een spaarbankboekje van een of ander afgelegen bankfiliaal.
In eerste instantie, toen ze zich net door haar vaders eenvoudige en bepaald weinig gedetailleerde boekhouding had gewerkt, had ze alleen maar vermoed dat Sean geld achteroverdrukte. Maar nu wist ze het zeker. Ze wist het door de domme leugen die hij had verteld.
Toen ze hem in aanwezigheid van meneer Green had gevraagd het bonnetjessysteem uit te leggen, wilde ze ook graag een voorbeeld horen. Sean Walsh had gewezen op de kleren die ze aanhad en de suggestie gedaan dat Benny’s eigen kleding wellicht was aangeschaft met geld dat haar vader uit de kassa had gehaald. Ze had een brok in haar keel gekregen bij de gedachte.
Later had ze de afschriften van de bank gezien. Haar vader had elk kledingstuk dat hij voor haar kocht op reguliere wijze betaald. Kleren die ze leuk had gevonden, kleren die ze vreselijk had gevonden, alles was bij Pine betaald met een cheque in zijn schuine handschrift.
Ze wou dat het allemaal achter de rug was. Dat ze Sean ontmaskerd had en dat hij uit het dorp zou zijn verdwenen. Dat haar moeder weer hersteld was en de winkel zou gaan drijven. En bovenal dat iemand haar eens precies vertelde wat er in Wales was gebeurd.
Simon nam zijn primus mee. Nan nam twee mooie porseleinen kandelaars mee en twee roze kaarsen.
Simon bracht een fles champagne, Nan twee eieren, kruiden, brood en boter. Ze had ook poederkoffie bij zich. Ze bakte de volgende ochtend een overheerlijke omelet.
Simon zei dat hij er zo opgewonden van werd dat ze meteen maar weer het bed in moesten duiken.
‘We hebben net al haar spullen weer op hun plaats gezet, idioot,’ zei Nan. Nan noemde Eve nooit bij haar naam.
Na een tijdje hield ook Simon ermee op haar Eve te noemen.
‘Waar brengt die dochter van jou de nacht door?’ vroeg Brian Mahon.
‘Je bent een paar keer erg dronken geweest, Brian. Ik denk dat ze bang was. Ze gaat naar haar vriendin Eve in Dunlaoghaire. Die gaan zo leuk met elkaar om, samen met die Benny uit Knockglen. Dat zijn haar vriendinnen. We zouden blij moeten zijn dat ze die heeft.’
‘Wat heeft het voor zin om kinderen te hebben als je ze ’s nachts buiten laat rondhangen?’ mopperde hij.
‘Paul en Nasey komen ook vaak niet thuis. Over hen maak je je nooit zorgen.’
‘Hen kan niets overkomen,’ zei hij.
‘Nan ook niet,’ zei Emily Mahon en ze bad in stilte dat ze gelijk had. Nan bleef tegenwoordig wel drie dagen in de week weg.
Ze hoopte met hart en ziel dat haar beeldschone dochter niets zou overkomen.
Op een avond zag Mossy Rooney licht branden. Hij liep gewoon door. Eve Malone wil hier zeker rustig een nachtje alleen zijn, dacht hij bij zichzelf. Daar had hij niets mee te maken.
De volgende dag vroeg moeder Francis of hij de dakgoot van het huisje wilde nakijken. Ze kwam langs om hem aan te wijzen waar de goot loshing.
‘Eve is al weken niet meer langs geweest, het brutale nest,’ mopperde moeder Francis. ‘Als jij en ik er niet waren, dan was de boel hier allang ingestort.’
Mossy hield zijn mond. Eve Malone had misschien helemaal op haarzelf in haar huisje willen zijn, zonder de zusters in te lichten.
Sean Walsh wandelde ’s avonds laat over het pad naar de steengroeve. Je kwam hier weinig mensen tegen. Dat gaf hem de rust om na te denken over zijn plannen, zijn verlangens en zijn toekomst. Hier had hij de ruimte om na te denken over Dorothy Healy en de belangstelling die ze voor hem toonde. Ze was een aantal jaren ouder dan hij. Dat viel niet te ontkennen. Hij was er altijd vanuit gegaan dat hij met een veel jongere vrouw zou trouwen. Een meisje in feite.
Maar een verbintenis met een oudere vrouw had ook z’n voordelen. Eddie Hogan had dat immers ook gedaan. Het had zijn belangen nooit geschaad. Hij was volkomen tevreden geweest met zijn leven, hoe beperkt dat ook was. Hij had een dochter grootgebracht.
Seans gedachten waren in een stroomversnelling terechtgekomen tegen de tijd dat hij langs het huisje kwam. Hij was zich niet echt bewust van zijn omgeving.
Even meende hij binnen muziek te horen. Maar dat moest hij zich verbeeld hebben.
Eve was immers niet thuis en wie anders zou daar midden in de nacht piano zitten spelen?
Hij schudde zijn hoofd en probeerde uit te denken welke termijn meneer Green, de notaris, in gedachten had gehad toen hij had gesproken over de betreurenswaardige slakkengang van juridische processen.
Dokter Johnson boog zich over zijn bureau om zijn receptenboekje te pakken. Mevrouw Carroll was altijd al een moeilijk geval geweest. Hij had het gevoel dat ze beter naar pater Ross kon gaan. Maar was het niet oneerlijk om alle neurotische zeurkousen naar de priester te sturen en het hele geval af te doen als een geloofscrisis?
‘Ik weet dat het me niet in dank zal worden afgenomen, dokter Johnson, maar ik moet het zeggen, omdat het de waarheid is. Het spookt in dat huisje bij de steengroeve. Die vrouw stierf daar brullend van de pijn en haar arme halfgare echtgenoot, God hebbe zijn ziel, benam zich er naar alle waarschijnlijkheid het leven. God zij genadig. Geen wonder dat het in zo’n huis spookt.’
‘Spookt?’ zei dokter Johnson vermoeid.
‘Geen ziel is daar in vrede heengegaan. Geen wonder dat er eentje terugkomt om op de piano te spelen,’ zei ze.
Heather belde naar de Westlands. Ze zou het komende weekeinde thuis zijn. Bee Moore vond het geweldig, ze zou het meteen tegen meneer Simon zeggen.
‘Ik ga bij Eve theedrinken in haar huisje,’ zei Heather trots.
‘Dat zou ik persoonlijk niet zo leuk vinden. De mensen zeggen dat het er spookt,’ zei Bee Moore, die had horen zeggen dat daar geen twijfel meer over bestond.
Heather en Eve waren hapjes aan het roosteren boven de haard in het huisje. Ze hadden lange roostervorken, die Benny voor hen had gevonden. Ze zei dat ze de wonderlijkste dingen had gezien op de eerste verdieping van Hogan’s Herenmode, maar ze wilde het daar niet helemaal leeghalen voor het geval die verdomde Sean echt in de zaak zou worden opgenomen. Dus had ze alleen wat kleine dingetjes meegenomen, waarvoor Sean haar moeilijk voor het gerecht kon slepen.
‘Staat het vast dat Sean in de zaak wordt opgenomen?’ wilde Eve weten.
‘Dat vertel ik je nog wel een keer, als je eens vijfendertig uur achter elkaar de tijd hebt...’
‘Heb ik.’
‘Niet nu.’
‘Willen jullie dat ik wegga? Ik kan ook naar mijn pony gaan,’ zei Heather.
‘Nee, Heather, het is gewoon een heel lang verhaal. Ik zou er neerslachtig van worden als ik het moest vertellen en Eve zou er neerslachtig van worden als ze ernaar moest luisteren. Blijf alsjeblieft hier.’
‘Goed.’ Heather prikte nog een van zuster Imelda’s heerlijke hapjes aan haar vork.
‘Nog ander nieuws?’ Eve vond dat Benny er zorgelijk uitzag.
Maar Benny schudde haar hoofd. Ze had een soort gelatenheid in haar gezicht die Eve niet beviel. Alsof Benny ergens flink herrie over wilde gaan schoppen, maar er de energie voor miste.
‘Ik zou je kunnen helpen. Zoals vroeger. De Verstandige Vrouw gelooft dat twee meer weten dan een.’
‘De Nog Verstandiger Vrouw zou misschien gewoon toegeven aan het onvermijdelijke.’
‘Wat zegt je moeder ervan?’
‘Heel weinig.’
‘Benny, wil jij ook wat eten?’ Heathers oplossing voor bijna elke crisis. ‘Nee, ik hou mezelf voor de gek met de gedachte dat die kerel me leuker zal vinden als ik niet eet, zodat hij niet meer aan de rol gaat met dellen uit Wales.’
Eve zuchtte diep. Dus iemand had het haar verteld.
Het was een vrolijke fietstocht. Eve zwaaide zowat naar iedereen die ze passeerden. Heather kende er niemand van. Maar ze wist wel alle weiden waar ezels aan het hek zouden staan en waar een gat in de heg zat, zodat je een merrie met twee veulens kon zien. Ze vertelde Eve over de bomen en hun bladvorm en vruchten en over haar herbarium, het enige waar ze op school iets van bakte. Ze vond huiswerk helemaal niet erg, zolang het maar te maken had met het drogen van bloemen en bladeren of met het tekenen van de jaarringen van een beuk.
Eve dacht erover hoe merkwaardig het was dat twee nichtjes, die maar zeven jaar scheelden en die misschien twee kilometer van elkaar vandaan woonden, maar elkaar nooit hadden ontmoet, zo verschillend konden zijn. De een kende alle mensen op straat en de ander elk beest op elke boerderij.
Het was vreemd om de slecht onderhouden oprijlaan van het landgoed op te fietsen in het gezelschap van de jonge dochter des huizes.
Hoewel ze geen buitenstaander was en niet om een aalmoes kwam vragen, voelde Eve zich toch opgelaten en misplaatst.
‘We gaan door de keuken naar binnen.’ Heather had haar fiets tegen de muur gekwakt.
‘Ik weet niet...’ begon Eve. Haar stem was bijna een kopie van die van Heather toen ze in het klooster voor de lunch werd uitgenodigd.
‘Kom op,’ zei Heather.
Mevrouw Walsh en Bee Moore waren verrast haar te zien, maar niet onverdeeld blij.
‘Met een gast hoor je door de voordeur binnen te komen,’ zei mevrouw Walsh afkeurend.
‘Het is Eve maar. We hebben tussen de middag in de keuken van het klooster gegeten.’
‘Echt waar?’ Uit het gezicht van mevrouw Walsh sprak duidelijk dat ze het heel onverstandig van Eve vond om de dochter van het landgoed zo armzalig te ontvangen. Het minste was toch geweest om de lunch in de salon te serveren.
‘Ik heb haar verteld dat u heerlijke zandgebakjes kunt maken,’ zei Heather hoopvol.
‘We zullen er een keer een lekker trommeltje van meegeven.’ Mevrouw Walsh was beleefd maar afstandelijk. Ze wilde Eve Malone kennelijk niet op haar erf. Ergens in het huis hoorde Eve iemand pianospelen.
‘O fijn,’ zei Heather verheugd. ‘Simon is thuis.’
Simon Westward was allervriendelijkst. Hij kwam met uitgestoken armen op Eve af.
‘Wat leuk om je hier weer eens te zien.’
‘Ik was niet echt van plan...’ Ze wilde hem verschrikkelijk graag uitleggen dat ze niet van plan was om hier regelmatig over de vloer te komen. Ze moest hem duidelijk maken dat ze het deed om het kind een plezier te doen, een eenzaam kind dat het huis met haar wilde delen. Maar het was moeilijk daar woorden voor te vinden.
Simon had waarschijnlijk geen idee wat ze probeerde te zeggen.
‘Het is geweldig dat je er bent. Het is al veel te lang geleden!’ zei hij.
Ze keek om zich heen. Dit was niet de kamer waar ze tijdens haar eerste bezoek had gestaan. Deze lag op het zuiden, had versleten behang en oud meubilair. In de hoek stond een klein bureau dat was begraven onder de paperassen, bij het raam een grote piano. Stel je voor, één familie met zoveel kamers en ook nog genoeg meubilair om ze in te richten.
Genoeg schilderijen voor alle muren.
Haar ogen dwaalden langs de portretten, in de hoop dat haar moeder erbij hing. Het portret waarvan ze het bestaan niet had geweten.
Simon had haar gadegeslagen. ‘Het hangt bij de trap,’ zei hij.
‘Pardon?’
‘Ik weet dat Nan het je heeft verteld. Kom, dan laat ik het zien.’
Eve voelde haar gezicht gloeien. ‘Het is niet belangrijk.’
‘Dat is het wel. Een schilderij van je moeder. Ik heb het je die eerste keer niet laten zien omdat het er nogal gespannen aan toeging. Ik hoopte dat je nog eens zou komen. Maar dat deed je niet en Nan wel, dus heb ik het haar laten zien. Ik hoop dat je er niet boos om bent.’
‘Waarom zou ik?’ Ze balde haar vuisten.
‘Ik zou het niet weten, maar Nan dacht dat je kwaad was.’
Hoe durfden ze over haar te praten. Hoe durfden ze! Of ze wel of niet kwaad zou zijn.
Achter haar ogen prikten tranen die ze nauwelijks kon bedwingen. Als een soort robot liep Eve mee naar de trap, waar een schilderij hing van een kleine donkere vrouw, met ogen en een mond die zo op de hare leken dat ze het gevoel had dat ze voor een spiegel stond.
Ze kon niet veel gemeen hebben met haar vader, omdat ze al zoveel van Sarah Westward had.
Sarah Westward hield haar hand op de rugleuning van een stoel, maar ze zag er niet kalm en ontspannen uit. Het leek alsof ze er hevig naar verlangde dat dit alles voorbij was, zodat ze weg kon gaan. Ergens heen, het maakte niet uit waarheen, als het maar ergens anders was.
Ze had kleine handen en grote ogen. Haar donkere haar was kortgeknipt, zoals de mode in de jaren dertig voorschreef. Maar als je haar aankeek, kreeg je de indruk dat ze het liever halflang had gehad en achter haar oren had gestreken. Net als Eve.
Was ze mooi? Dat was moeilijk te zeggen. Nan had dat alleen maar gezegd om Eve te laten weten dat ze het schilderij had gezien.
Nan. Nan had in dit huis rondgewandeld, als gast.
‘Is Nan hier later nog wel eens geweest?’ vroeg ze.
‘Waarom vraag je dat?’
‘Zomaar.’
‘Nee. Dat was de enige keer dat ze op de Westlands is geweest,’ zei hij. Er school iets aarzelends in de manier waarop hij dat zei, maar toch voelde ze dat het de waarheid was.
In de keuken werd met tegenzin opnieuw een maaltijd voor hen klaargemaakt. Eve vreesde dat er vandaag geen einde aan al dat eten zou komen, maar Heather vond het prachtig en het zou jammer zijn om haar pret te bederven.
Eve was vol lof over de pony en de manier waarop Heather het tuig onderhield. Ze bewonderde de jonkies van Clara en sloeg het aanbod af om er één als waakhond te nemen.
‘Dan kan hij jouw huisje bewaken,’ probeerde Heather haar te overreden.
‘Ik kom daar veel te weinig.’
‘Reden te meer. Zeg jij het, Simon.’
‘Eve moet zelf beslissen.’
‘Ik ben daar haast nooit. Alleen soms in een weekend. Een hond zou daar doodgaan van eenzaamheid.’
‘Maar er is toch altijd wel iemand om met hem te wandelen.’
Heather hield een allerliefst klein hondje omhoog om het te laten bekijken. Hij was voor zevenachtste labrador, legde ze uit, en dat was prima, want het missende deel was precies het stukje gekheid dat er in labradors zit.
‘Behalve ikzelf en moeder Francis af en toe, komt er niemand.’
‘Slaapt ze daar ook?’ vroeg Heather.
‘Mijn god, nee. Dus je ziet dat een waakhond niet nodig is.’
Ze kwam niet op het idee om Heather te vragen waarom ze gedacht had dat moeder Francis in haar huisje overnachtte. Ze nam aan dat het hoorde bij Heathers oneindige onwetendheid met betrekking tot het kloosterleven. Ze merkte niet dat de uitdrukking op Simons gezicht veranderde.
Mevrouw Walsh kwam zeggen dat de thee werd geserveerd in de zitkamer.
Eve ging naar binnen, waar ze voor de tweede keer in haar leven haar grootvader zou zien.
De grootvader van wie Nan Mahon tegen iedereen had gezegd dat het zo’n geweldige en zo’n aardige oude man was. Ze merkte dat ze vanzelf haar rug rechtte en een paar keer diep inademde, een les van Nan, die dat zo heilzaam noemde voor als je iets moest doen waar je een beetje tegen opzag. Alsof Nan daar iets van afwist!
Hij zag er ongeveer hetzelfde uit. Misschien een beetje minder suf dan bij de vorige gelegenheid. Ze had gehoord dat hij op eerste kerstdag ziek was geworden en dat dokter Johnson erbij was gehaald, maar dat het allemaal weer goed was gekomen.
Het was ontroerend om Heather, het kind dat bij hem was opgegroeid en dat van hem hield omdat hij deel was van het enige leven dat zij kende, naast hem te zien zitten. Ze vleide zich behaaglijk tegen hem aan en hielp hem met zijn kopje thee.
‘De sandwiches hoeven voor u vandaag niet in stukjes te worden gesneden, grootvader. Ze zijn al klein genoeg. Dat moeten ze gedaan hebben om indruk te maken op Eve.’
De oude man richtte zijn blik op Eve, die onhandig op een harde, ongemakkelijke stoel zat. Hij keek haar lang en doordringend aan.
‘U herinnert zich Eve toch wel?’ probeerde Heather.
Er kwam geen antwoord.
‘Natuurlijk kent u haar, grootvader. Ik heb u toch verteld hoe aardig ze voor Heather is geweest. Ze heeft haar opgehaald van school...’
‘Ja, ja, dat kan.’ Hij was uitermate afstandelijk, alsof iemand hem vertelde dat een of andere bedelaar op straat ooit een keurige, hardwerkende arbeider was geweest.
Ze zou gewoon kunnen glimlachen en het laten voor wat het was. Maar er was iets in zijn manier van doen dat haar als een steek in het hart trof. Het temperament waarvan moeder Francis altijd had gezegd dat het nog eens haar ondergang zou worden, kwam omhoog borrelen.
‘Weet u wie ik ben, grootvader?’ zei ze op luide, heldere toon. Er was iets uitdagends in haar stem. Iedereen keek verbaasd op. Heather, Simon én de oude man. Niemand stak hem de helpende hand toe.
Hij moest nu een antwoord geven of in ieder geval iets mompelen. ‘Ja. Jij bent de dochter van Sarah en een of andere man.’
‘De dochter van Sarah en haar echtgenoot Jack Malone.’
‘Ja, mogelijk.’
Eves ogen schoten vuur. ‘Niet mogelijk. Zeker! Zo heette hij. U wilde hem hier niet ontvangen, maar hij was Jack Malone. Ze zijn in de parochiekerk getrouwd.’
Hij keek haar aan. Het waren dezelfde donkere, amandelvormige ogen die ze allemaal hadden, alleen waren die van majoor Westward kleiner en vernauwd.
Hij keek Eve scherp aan. ‘Ik heb er nooit aan getwijfeld dat ze met die klusjesman, Jack Malone, is getrouwd. Ik zei alleen dat hij mogelijk jouw vader is, maar dat is helemaal niet zo zeker als jij denkt...’
Eve was sprakeloos van schrik. De van haat doordrenkte woorden leken nergens op te slaan. Op zijn ietwat scheefgetrokken gezicht was te zien dat hij moeite deed om helder te spreken en zich verstaanbaar te maken.
‘Sarah was namelijk een hoer,’ zei hij.
Eve hoorde de klok luid tikken.
‘Ze was een hoer met jeuk, een jeuk waar heel wat mannen uit de buurt iets aan probeerden te doen. Ik weet nog dat we op die manier een stel uitstekende knechten zijn kwijtgeraakt.’
Simon was van afschuw overeind geschoten. Heather zat nog steeds op haar plaats, aan de voeten van haar grootvader, op een klein krukje dat met kraaltjes was afgezet. Haar gezicht was krijtwit.
Hij was nog niet uitgepraat.
‘Maar laten we niet terugdenken aan die onaangename periode. Je bent wellicht inderdaad het kind van de klusjesman Jack Malone. Als je dat kunt geloven... ga je gang...’
Hij reikte naar zijn kopje thee. De inspanning van het spreken had hem uitgeput. Zijn kopje rinkelde en rammelde op het schoteltje.
Eve sprak heel zacht en daardoor klonk het des te dreigender.
‘In mijn hele leven heb ik me maar voor één ding geschaamd. Namelijk dat mijn vader een religieuze gebeurtenis, en wel de begrafenis van mijn moeder, heeft misbruikt om u te vervloeken. Ik wou dat hij daarvoor geen begraafplaats naast een kerk had uitgekozen. Ik had gehoopt dat hij meer respect had gehad voor de mensen die daarheen waren gekomen om te rouwen. Ik heb zelfs gedacht dat God het hem kwalijk had genomen. Maar nu weet ik dat hij u niet genoeg heeft vervloekt en dat zijn wens niet in vervulling is gegaan. U hebt een leven lang mogen teren op gal en haat. Ik wil u nooit meer zien. En ik zal u nooit vergeven voor wat u vandaag hebt gezegd.’
Ze nam niet de tijd om te zien hoe de anderen op haar vertrek reageerden. Ze liep regelrecht de deur uit, door de grote hal de keuken in. Zonder een woord tegen mevrouw Walsh of Bee Moore ging ze door de achterdeur naar buiten. Ze stapte op haar fiets en zonder een blik over haar schouder reed ze de hobbelige oprijlaan van het huis van haar grootvader af.
Voor het raam van de zitkamer stond Heather. De tranen stroomden over haar wangen.
Simon wilde haar troosten, maar ze begon hem met haar vuisten op zijn borst te slaan.
‘Het is jouw schuld! Jij hebt haar niet tegengehouden. Jij hebt hém niet tegengehouden. Nu wil ze nooit meer mijn vriendin zijn.’
Lieve Benny, lieve, lieve Benny,
Kun je je nog herinneren dat ik op school van die woedeaanvallen had? Ik dacht dat ze vanzelf over zouden gaan, zoiets als jeugdpuistjes, maar nee hoor. Ik voelde me zo wanhopig en gekwetst door de beledigingen van die duivel van Westward in zijn rolstoel, dat ik me niet meer kon beheersen. Ik ga terug naar Dublin. Ik heb tegen moeder Francis niets gezegd over de ruzie en ik wil er ook niets over zeggen tegen Kit of Aidan. Maar ik zal het jou vertellen, zodra ik me ertoe in staat voel. Neem het me alsjeblieft niet kwalijk dat ik er vandoor ben en je vanavond niet kan zien. Ik heb Mossy gevraagd dit briefje bij je te bezorgen. Dit is nu echt het beste.
Tot maandag,
Liefs van een zeer verwarde Eve
Toen Mossy haar het briefje overhandigde, dacht Benny eerst dat het van Sean Walsh was. Ze dacht dat het een soort waarschuwing of aanbeveling was om haar nasporingen te staken.
Ze was zeer geschokt toen ze van de ruzie vernam, die blijkbaar erg genoeg was geweest om Eve weer in een van haar zeer sombere stemmingen te brengen. Ze vond het enorm spijtig, te meer omdat die lieve Heather er ook getuige van was geweest.
Ook had ze een beetje medelijden met zichzelf, want ze had gehoopt Eve die avond te kunnen vertellen over haar groeiende overtuiging dat Sean Walsh geld had verduisterd en om er met haar over te speculeren waar ze het bewijs zou moeten zoeken.
Toen Eve thuiskwam, zat Kevin Hickey in de keuken.
‘Niet uit? Niet achter de meiden aan op zaterdagavond, Kevin?’ zei ze. Ze had zichzelf beloofd de dingen professioneel aan te pakken. Dit was haar baan, dit huis was haar werkterrein. Ze zou zichzelf niet toestaan haar woede af te reageren op de kostgangers.
Kevin zei: ‘Ik was het wel van plan, maar ik vond dat ik beter hier kon blijven.’ Hij wees met zijn hoofd naar boven, in de richting van Kits kamer.
‘Ze heeft nogal slecht nieuws gekregen. Haar kerel is doodgegaan in Engeland. Ze haatte hem natuurlijk, maar het blijft toch een schok.’
Eve kwam met twee kopjes thee de donkere kamer binnen en ging op de rand van het bed zitten. Kit sliep heus niet.
Kit lag in een stapel kussens en rookte. Door het venster kon je de lichtjes van de haven van Dunlaoghaire zien schitteren.
‘Hoe wist je dat ik je nodig had?’
‘Ik ben helderziend. Wat is er gebeurd?’
‘Ik weet het niet precies. Een operatie. Mislukt.’
‘Wat erg voor je,’ zei Eve.
‘Ze zei dat het erg onverwacht kwam, die operatie. Dat hij geen idee had dat er iets mis met hem was. Als hij mocht komen te overlijden, moest ze mij bellen en zeggen dat hij geen idee had dat er iets mis met hem was.’
‘Wie heeft dat allemaal gezegd?’
‘Een of andere hospita. Hij had haar een enveloppe met vijftig pond gegeven, voor de moeite, had hij gezegd.’
Eve dacht na. Het was nogal merkwaardig en ingewikkeld en chaotisch, eigenlijk net als alles waar Joseph Hegarty zich tijdens zijn leven mee had bemoeid.
‘Wat zit je dwars, Kit?’
‘Hij moet hebben geweten dat hij dood ging. Daarom wilde bij natuurlijk terugkomen. Waarschijnlijk wilde hij zijn laatste weken hier doorbrengen. En ik heb hem weggestuurd.’
‘Hij heeft daar toch geen problemen over gemaakt. Nee, hij heeft het niet geweten.’
‘Hij heeft het niet gezegd, vanwege de verzekering.’
‘De wat?’
‘De levensverzekering. Hij heeft met zijn dood iets gedaan wat hij zijn hele leven heeft nagelaten: hij heeft ervoor gezorgd dat ik niets te kort kom.’
Eve voelde een brok in haar keel.
‘Hij wordt het komende weekeinde in Engeland begraven. Ze doen dat daar heel anders dan bij ons. Begrafenissen zijn niet meteen de volgende dag. Ze wachten tot het weekeinde, zodat de mensen de tijd hebben om erbij te kunnen zijn. Ga je met me mee, Eve? Dan gaan we met de boot.’
‘Natuurlijk ga ik mee.’
Lieve Heather,
Ik moet naar een begrafenis in Engeland. De ex-man van Kit is overleden. Ze wil graag dat ik meega. Daarom kan ik zondag niet komen. Verder heeft het nergens mee te maken. Tot volgend weekend. Misschien komt Aidan dan ook mee.
Het is een dringende zaak, daarom schrijf ik je. Anders was ik gewoon gekomen.
Liefs, Eve
Heather las de brief stilletjes onder het ontbijt. Juffrouw Thomson, die volgens Heather de enige aardige lerares was, keek naar haar.
‘Alles in orde?’
‘Ja.’
Juffrouw Thompson haalde haar schouders op en liet haar alleen. Je kon opgroeiende meisjes nooit tot vertrouwelijkheden dwingen als ze niet wilden.
Ze komt nooit meer, zei Heather steeds weer bij zichzelf. Ze zei het onder het ochtendgebed, onder wiskunde en onder aardrijkskunde.
Op een gegeven moment was het als het refrein van een liedje dat je maar niet uit je hoofd kunt krijgen. ‘Ze komt nooit meer. Ze komt nooit meer.’
Juffrouw Thompson kon zich de brief niet meer herinneren, maar ze had wel gemerkt dat Heather de hele week uitzonderlijk stil en teruggetrokken was geweest. Ze probeerde zich details voor de geest te halen, net als alle anderen deden, die vrijdagavond dat Heather niet aan tafel verscheen en nergens op het schoolterrein te vinden was. Ze was ook thuis niet komen opdagen. Iedereen die het eerst niet had willen geloven, moest het uiteindelijk toch toegeven: Heather was van school weggelopen.