Exit Henry

Hij is niet echt knap, ook al wat ouder, maar hij heeft een ‘karakteristiek’ gezicht. Zijn ogen hebben die diepe glans van echte belangstelling. Hij praat niet over zichzelf, maar vraagt hoe het met jou gaat. Hij heeft haarfijn door waar de schoen wringt. ‘Dat is je niet in je kouwe kleren gaan zitten hè.’ En dan strijkt hij eventjes je haar uit je gezicht.

Henry. Je valt voor hem als een kei van een toren.

Henry had mijn telefoonnummer van een wederzijdse vriendin. Lange gesprekken, nooit pijnlijke stiltes, en geen onvertogen woord, alleen, af en toe: ‘Je bent niet gelukkig hè.’ Op het moment dat hij dat zei wist ik inderdaad: ik ben niet gelukkig. Tenminste niet helemaal. Kom toch nog wat te kort hier en daar. Een hand die mijn haar uit mijn gezicht strijkt. Ogen die zich in de mijne boren om daar alles uit te halen wat erin zit. O, Henry...

Natuurlijk begreep ik meteen dat Henry degene was die me moest redden. ‘s Nachts lag ik naast mijn vriend met open ogen en stelde me voor hoe het leven zou zijn met hèm. Dromen in zachtroze en schemerig geel. Maar gek genoeg kwam ik nooit verder dan het moment dat hij me onzegbaar teder zou beminnen. Alleen die ene romantische avond waarop we elkaar zouden bekennen hoezeer we elkaar zagen zitten, kon ik voor me zien. Ik kon me niet voorstellen dat we grapjes zouden maken aan het ontbijt. Of samen boodschappen zouden doen. Ik kon me Henry trouwens helemáál niet overdag voorstellen. Henry hoorde in kaarslicht of zacht kunstlicht thuis - daarin kwam hij ook het voordeligst uit. Die markante neus... die interessante rimpeltjes om zijn ogen... en dan begon het gedroom weer opnieuw.

Op een feestje bij de wederzijdse vriendin kwam hij met het doel om mij te veroveren. Ik zag het in zijn ogen terwijl hij mijn hand vasthield. Hij stelde het nog uit, praatte met een kennis. Maar ik voelde zijn blik steeds op me gericht. Ik werd er warm en opgewonden van. Tegen de eerste de beste die naast me stond verzuchtte ik: ‘Zo'n man zou verboden moeten worden. Ik slaap er niet meer van.’ En ik wees op Henry.

Tot mijn verbazing werd haar blik donker en ze vroeg: ‘Jij ook?’ Daarna vertelde me hoe hij haar diep in de ogen had gekeken, en met haar hand tussen de zijne had gezegd dat ze vast niet gelukkig was... Hij was blijven slapen en zeven romantische nachten gebleven. Daarna had hij verkondigd dat ze hem claimde, benauwde. Exit Henry. De volgende keer dat ze hem zag zat hij over een pizzeriatafeltje gebogen, en kuste de vingers van onze wederzijdse vriendin...

Ik keek naar onze gastvrouw. Ze zag er slecht uit. Slank? Nee, mager. En dat hunkerende kijken in de richting van Mister Don Juan... Henry ving die blik op en blies haar een kusje toe. Met een glimlach die elk hart een stilstand zou bezorgen...

Henry, blijkt nu, heeft een spoor van vernieling achtergelaten onder mijn vrouwelijke kennissen. Van allemaal heeft hij één keer te horen gekregen dat hij de man van hun leven was. Ik denk dat hij een lijstje bijhoudt.

Ik sta er niet op. Ik hou toch meer van samen bij de supermarkt.