Hoofdstuk 9

Het Niveau van de Kleur (Zomerland)

Van het ene niveau naar het andere gaan

Of je in het volgende leven van het ene niveau naar het andere kunt gaan hangt af van je spirituele ontwikkeling. Zo gaan aardgebonden geesten verder als ze inzien dat het voortbestaan na de dood werkelijk bestaat en ze zich los kunnen maken van hun gehechtheid aan de materiële wereld; degenen in het vagevuur gaan verder als ze hun levensschouw hebben gehad en hun fouten hebben erkend. De zielen in het Niveau van de Illusie gaan verder als ze hebben ingezien dat hun leven op aarde slechts een illusie was en naar de diepere zin van het leven op zoek gaan. Maar via doorgevingen weten we echter ook dat degenen die deze voortgang niet kunnen maken en gehecht blijven aan de materiële wereld, zich uit deze lagere niveaus kunnen terugtrekken om weer op aarde te incarneren. Op aarde is de drang naar spirituele ontwikkeling net zo wezenlijk als die om je fysiek te ontwikkelen, tenminste als die niet wordt onderdrukt, en reïncarnatie is dus een nieuwe kans om deze drang niet te negeren ten gunste van ik-gerichte en materiële bezigheden. In het leven na de dood gaat de voortgang door de niveaus sneller voor de spiritueel gevorderde zielen, van wie sommigen zelfs meteen na de dood doorgaan naar hogere niveaus en de lagere helemaal overslaan. Johannes Belethus, een twaalfde-eeuwse godgeleerde zei het zo:

Er zijn vele perfecte zielen die naar de hemel gaan zodra ze uit hun lichaam zijn; sommige die bijzonder slecht zijn, gaan naar de hel en sommige houden het midden tussen deze twee. (Shinners 2007)

Ervaringen in het Niveau van de Kleur

Na het Niveau van de Illusie gaat de ziel door naar het Niveau van de Kleur. De overgang van het ene niveau naar het andere niveau gaat geleidelijk en soms zijn enkelingen zich er pas van bewust dat deze heeft plaatsgevonden als ze zich realiseren dat de omgeving mooier en harmonieuzer is geworden. Uit doorgevingen blijkt dat er interactie mogelijk is tussen het Niveau van de Kleur en het Niveau van de Illusie. Zielen uit het eerste bezoeken het laatste om over hun toenemende wijsheid te praten. Maar omdat het Niveau van de Kleur nog een domein van illusie is, is het soms moeilijk uit te maken op welk niveau de contactgeest thuishoort. Het Niveau van de Kleur (ook wel het ‘Hoger Astrale’ of ‘Zomerland’, of zelfs ‘de Eerste Hemel’ genoemd), wordt beschreven als een land van een bijzondere schoonheid, in tegenstelling tot het Niveau van de Illusie, dat verschillende en vaak contrasterende ‘landschappen’ kent, afhankelijk van de gedachten en de voorkeur van de zielengroepen die verantwoordelijk zijn voor de illusies.

Door die schoonheid en harmonie zou het Niveau van de Kleur zelfs wel de ‘paradijselijke’ omgeving kunnen zijn, die bij BDE’s wordt waargenomen. Sommige BDE’ers vertellen over een ‘schitterend helder licht’ dat geen pijn aan de ogen doet en van kleuren die mooier zijn dan die op aarde, en contactgeesten spreken over wonderschone bloemen, bomen en dieren. Dominee Drayton Thomas, een toonaangevend lid van de Engelse Spirituele Vereniging in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog, en een van de meest onverdroten onderzoekers van het leven na de dood, kreeg via het medium Gladys Leonard van zijn overleden vader te horen dat:

… [de] wereld die voor jou verborgen blijft, voor ons zichtbaar wordt gemaakt; het oog van de ziel kan zien wat het fysieke oog niet kan waarnemen. En als we nu verder lopen … zien we hoe langer hoe meer de verborgen schoonheid, liefde en hoop in alle dingen. Het wordt voor ons niet zo verborgen gehouden als voor jullie. Etta (Drayton Thomas’overleden zuster) en ik leven in een fantastisch mooie wereld. (Thomas 1936)

Dan vertelt hij dat het ‘landschap’ niet visueel wordt waargenomen, maar een diep en direct gevoel van ‘liefde en hoop’ overbrengt. Sommige contactgeesten beschrijven dit als een gevoel van grote gelukzaligheid, misschien omdat ze nu dichter bij die onvoorwaardelijke liefde zijn, waarvan mystici voelen dat die van de ultieme werkelijkheid uitstraalt. W.T. Stead, journalist en een belangrijk onderzoeker van het paranormale, die bij de ondergang van de Titanic om het leven kwam, gaf aan ons door dat onze eigen wereld een slechte kopie is van de werkelijkheid die hij waarnam op het Niveau van de Kleur. Zo zegt hij:

Deze wereld waarin ik nu al geruime tijd verblijf, ligt dichtbij wat jullie je op jullie aarde kunnen voorstellen … En dan zeggen jullie natuurlijk ‘O, dan is het slechts een afspiegeling van onze wereld’. Maar zo is het niet – de aarde is slechts een afspiegeling van de wereld hier. De aarde is niet de eeuwigdurende wereld. Het is slechts een opleidingsschool. (Stead enWoodman 1922)

Maar omdat de contactgeesten zeggen dat het Niveau van de Kleur niet het hoogste niveau van het hiernamaals is, wijst het erop dat dit op zijn beurt een gebrekkige afspiegeling is van de hogere staat van werkelijkheid die de ultieme bron van al het zijn benadert. Desalniettemin is het wel het niveau dat het meest in de beschrijvingen van het hiernamaals voorkomt, misschien omdat het zoveel op een perfecte versie van onze eigen wereld lijkt. Er is geen gebrek aan dit soort beschrijvingen en die zijn niet alleen van geleerden en onderzoekers als Stead en Drayton Thomas’ vader afkomstig, maar ook van mensen die een eenvoudig maar fatsoenlijk en productief leven hebben geleid. De tuinman van Drayton Thomas, Tomblin, aan wie Thomas wel eens wat over de ‘boodschappen uit het hiernamaals’ had verteld, bleek na zijn dood via Gladys Leonard met hem te kunnen communiceren. Het medium werd, na een juiste beschrijving van Tomblin te hebben gegeven in woorden die Thomas ‘sterk aan de man zelf deden denken’, overgenomen door Tomblin, die allereerst Thomas bedankte voor zijn hulp bij zijn voorbereiding op het leven na de dood:

… ik ben erg blij dat u de moeite hebt genomen ons over deze dingen te vertellen, want anders zou ik niet hebben geweten wat er aan de hand was toen ik hier aankwam. Ik denk niet dat ik had geweten waar ik was … u vertelde ons er in stukjes en beetjes over, terwijl u over andere dingen aan het praten was … ik wou dat ik beter bij de les was gebleven … Maar de omstandigheden maken het ons niet altijd makkelijk om zo diep op de dingen in te gaan als eigenlijk zou moeten …

Toen, nadat hij nauwkeurige details had gegeven van zijn werk op aarde en over zijn gezin, ging hij verder, nadat hij ‘wakker was geworden’ (waarschijnlijk op het Niveau van de Kleur, omdat hij de overstap van de Hades direct daarheen had gemaakt zonder in het Niveau van de Illusie te hoeven blijven):

Ik ben erg dankbaar; ik heb een leuk klein huisje, mijn vrouw (die eerder was overleden), een tuin en veel mensen om me heen van wie ik houd. Ik ben tevreden en dankbaar vanuit het diepst van mijn hart. Ik zal vaak in [uw] tuin zijn; zij zullen niet weten dat ik er ben, maar u wel. Ik zal er dus van genieten om dingen te zien … Het huis dat ze voor me hadden is een echt leuke cottage … van een licht gekleurde steen … ze hebben me meegenomen en rondgeleid. Het was net als op aarde, maar dan met prachtig weer, en alles zag er schitterend en op zijn best uit …

Tomblin, van wie Thomas zegt dat hij ‘een rustige bedachtzame man was … van een exemplarisch karakter en in hoge mate betrouwbaar … wiens intelligentie zijn opleiding ver overtrof’, lijkt inderdaad te leven in een geïdealiseerde versie van zijn aardse bestaan, met zijn vrouw, zijn huisje en zijn tuin. Dit lijkt misschien eerder op een leven op het Niveau van de Illusie dan op dat op het Niveau van de Kleur, maar wat Tomblin nu meemaakt stemt geheel overeen met zijn stevig gegrond zijn in de natuur en zijn leven als tuinman. Zijn leven op het Niveau van de Kleur is volkomen aangepast aan zijn bescheiden, eerlijke manier van zijn en aan zijn gevoel van een ideaal leven, een gevoel dat van mens tot mens verschilt. Als een man met veel kwaliteiten, maar met weinig kansen op een betere schoolopleiding tijdens zijn leven op aarde, laat hij zien dat de toegang tot het Niveau van de Kleur niets met rijkdom, sociale status of universitaire opleiding te maken heeft, maar alles met de kwaliteit van de ziel zelf. Omdat het belangrijk is dat dit goed duidelijk is en vooral omdat Tomblins doorgevingen via het gerenommeerde medium Gladys Leonard, in bijzijn van de ervaren onderzoeker van het paranormale Drayton Thomas werden ontvangen, citeren we uit Tomblin’s doorgevingen.

Zijn verslag, samen met latere voorbeelden, duidt op een bestaan op het Niveau van de Kleur in een quasi-fysieke omgeving, in een quasi-fysiek lichaam met quasi-fysieke zintuigen. Een scepticus kan nu natuurlijk aanvoeren dat het verhaal van Tomblin een onbewuste fantasie van het medium was van wat zij dacht dat Thomas graag wilde horen, of dat het telepathische indrukken zijn die ze uit Thomas’ wishful thinking oppikte. Maar het lange succesvolle mediumschap van Gladys Leonard maakt het onwaarschijnlijk dat ze zich aan bewuste of onbewuste fantasieën zou overgeven en de tweede mogelijkheid (bekend als de theorie van de ‘Superbuitenzintuiglijke Waarneming’, gebaseerd op het argument dat alle mediamieke informatie door telepathie of helderziendheid uit deze wereld afkomstig is en niet via de overledene) brengt zoveel aanvechtbare aannames met zich mee dat die niet meer geloofwaardig zijn (dit punt komt volledig aan bod in Fontana 2005 en elders).

Tijdens een volgende sessie met Gladys Leonard gaf Tomblin Drayton Thomas meer uitgebreide details van zijn leven na de dood:

… Het eerste waar ik blij mee was, was dat ik boeken kreeg die ik kon lezen … jaren geleden was ik dol op boeken en als alles anders was gegaan, was ik misschien wel wetenschapper geworden …

Even later vertelt hij dat hij een studie bij een professor gaat beginnen, die hij dan in ruil daarvoor helpt met zijn tuin.

… Ik vertelde hem hoe graag ik wilde leren, zodat ik meer kon begrijpen. Ik zit nu bij hem op college … wat me hier het meest opvalt zijn de mogelijkheden … Meer kansen om dingen te leren, om te begrijpen wat mooi is, mensen te ontmoeten en met ze te praten … ik geniet van ieder moment.

Niemand zal Tomblin deze kans misgunnen om de verloren tijd in te halen door het lezen van boeken en cursussen bij een professor te volgen, maar misschien zullen sommigen zeggen dat het allemaal te mooi klinkt om waar te zijn. Maar we moeten niet iets afwijzen omdat het te mooi klinkt om waar te zijn. Zelfs dingen die te mooi klinken kunnen toch waar zijn. Als Tomblin een lichaam en verstand heeft, net als hij op aarde had, dan klopt het feit dat hij zijn herinneringen, belangstellingen en enthousiasme bewaart. Dan kan hij in een wereld van cottages, tuinen en professoren leven, nieuwe dingen leren en een ‘cursus’ volgen, net als hij dat op aarde zou doen en dan klopt het met wat we tot dusver hebben gezegd: dat het leven na de dood een mentale wereld is. Het Niveau van de Kleur wordt, net als dat van de Illusie, deels door de gedachten, verwachtingen en de hoop van de zielen die daar komen, gecreëerd. Doordat deze zielen spiritueel gevorderd en in harmonie met elkaar zijn, met hoge spirituele kwaliteiten als vrede, wijsheid, schoonheid, liefde en onzelfzuchtigheid, kunnen we verwachten dat de omgeving waarin ze leven hun zuivere gedachten weerspiegelt. De wereld van Tomblin is alleen te mooi om waar te zijn als je gelooft dat de mensheid niet in staat is zijn hooggestemde idealen te realiseren.

De schoonheid van het Niveau van de Kleur

Ook in de vele andere doorgevingen wordt de schoonheid van het Niveau van de Kleur benadrukt. De geest die door Jane Sherwood communiceert, die we in hoofdstuk 6 hebben genoemd in verband met de Hades, heeft evenals Tomblin het Niveau van de Illusies waarschijnlijk overgeslagen, en spreekt van een post-Hades ‘stabilisering van het nieuwe lichaam en een weer toenemend bewustzijn van de werkelijke wereld; lichte duidelijke silhouetten en echte mensen die zich in en door een prachtige wereld begeven’. Ergens anders heeft hij het over ‘schitterende paleizen en tempels en prachtige grote steden in een omgeving van een adembenemende schoonheid … Ze zijn een lust voor het oog van de artistieke en creatieve mensen onder ons en hebben dus toch een legitieme plek in het leven’, hoewel hijzelf liever ‘onafhankelijk van ingewikkelde details’ leeft. Astor, Geraldine Cummins’ belangrijkste contactgeest, vertelt als hij het over de overleden professor Verrall heeft (die we in hoofdstuk 6 hebben ontmoet), dat hij ‘vlak bij een oude Griekse tempel en een amfitheater woont, vlak bij bergen, een fonkelende zee en een diep blauwe lucht’ en hij gaat verder met te zeggen dat ‘… hij op aarde deze omgeving in zijn werkkamer zo vaak gevisualiseerd heeft, dat het makkelijk voor hem is daarvan hier nu de werkelijkheid te maken’.

Reginald Lesters overleden vrouw werd ook aangetrokken door een geïdealiseerde versie van het landschap waar ze op aarde zo van hield – of heeft mee geholpen het te creëren (Lester 1952). Lester, een prominente Londense journalist, die na de tragische dood van zijn vrouw onderzoek begon te doen naar het mediumschap, heeft sessies gedaan met enkele van de meest bekende mediums van zijn tijd, zoals Nan Mackenzie, Estelle Roberts en Elsie Hardwick. Tijdens die sessies ontving hij niet alleen details van zijn vrouw die de mediums niet konden weten en die volgens hem geen telepathie van hemzelf kon zijn, maar ook vele beschrijvingen van het leven na dit leven. Zo vertelde zijn vrouw hem via Elsie Hardwick:

Het is hier niet zo anders dan op aarde … alleen veel mooier. We hebben heuvels en dalen, rivieren en zee, bomen, bloemen, gras – al die dingen, maar zoveel mooier. De omgeving heeft wel wat van ons geliefde Devon … Jij denkt nog steeds dat ik maar wat rondzweef in de ruimte. Dat doe ik helemaal niet … vergeleken met mij ben jij degene die niet helemaal met beide benen op de grond staat! Wij hebben onze kerken, scholen enzovoort … ik heb hier een complete replica van ons huis, met elk stuk meubilair erin … zelfs de sierspulletjes op de schoorsteenmantel.

Ze vertelde ook dat sommige mensen in haar wereld ‘lange tijd hebben geslapen’ (waarschijnlijk in wat wij de Hades hebben genoemd) voor ze hier aankwamen en ze voegde eraan toe dat ‘het er allemaal van afhangt hoe ze zijn als ze hier aankomen – ik bedoel hoe hun leven op aarde eruit heeft gezien’, wat weer klopt met de mogelijkheid dat sommige zielen direct van de Hades doorgaan naar het Niveau van de Kleur.

Eenzelfde ontdekking van het huis dat hij had achtergelaten, werd gedaan door de overleden Monseigneur Robert Benson, een hoogwaardigheidsbekleder van de rooms-katholieke kerk. Op aarde publiceerde Monseigneur Benson The Necromancers, een boek over zijn twijfels over het contact met de doden, maar toen hij door het mediumschap van zijn oude vriend Anthony Borgia sprak, had hij een totaal andere mening over het leven na de dood. Hij vertelde dat:

… toen ik voor het eerst in mijn geesteshuis kwam, merkte ik dat het hetzelfde als mijn huis op aarde was, maar met een verschil. Toen ik de deur binnenkwam zag ik meteen dat er veranderingen in waren aangebracht. Dat waren meestal structurele veranderingen … dingen die ik altijd in mijn aardse huis had willen doen, maar die ik om architecturele en andere redenen nooit heb gedaan.

Helen Salter (die we in hoofdstuk 6 hebben genoemd) zei, via Geraldine Cummins, dat ze weer ‘terug in haar kindertijd’ was en dat haar overleden ouders ‘eruitzagen zoals ik ze uit mijn jonge jaren herinner’.

Ze brachten me naar mijn heel ouderwetse huis van lang geleden, met zijn lieve gezellige lelijkheid, zijn boeken, papieren en bloemen en zelfs de foto’s die in de victoriaanse zitkamer, eetkamer en werkkamer waren. Wat geniet ik hiervan … doordrongen als het is met de geuren van vele herinneringen. (Cummins 1935)

Zo weten we dus dat er veranderingen waren in het huis van Monseigneur Benson als antwoord op zijn aardse wensen en dat Helen Salter zich in haar ouderlijk huis van lang geleden bevond, te midden van de wanorde die kenmerkend was voor hun leven als academici in Cambridge. Het idee dat anderen een bepaald huis voor de overledene hebben gemaakt lijkt misschien vergezocht, maar we moeten niet vergeten dat Christus, toen hij het over zijn dood en het huis van zijn vader had, zijn discipelen beloofde dat hij ‘een plaats voor jullie gereed zal maken’ (Johannes 14:2).

Een geïdealiseerde materiële wereld

Alles is zo duidelijk een nabootsing van de geïdealiseerde materiële wereld die Monseigneur Benson en Helen Salter tijdens hun leven op aarde kenden, dat er misschien wel een sterke mentale link is tussen het Niveau van de Kleur en onze eigen wereld. Als Tomblin, Benson, Helen Salter en vele anderen inderdaad in huizen wonen die op hun aardse huis lijken, zou je zeggen dat de gedachten van mensen op aarde hun omgeving in het leven na de dood bepalen, zelfs op het Niveau van de Kleur. Wijlen Paul Beard, een van de meest zorgvuldige en opmerkzame onderzoekers van het mediumschap en van doorgevingen over het leven na de dood, zegt daar dit over:

In het begin zal het niet zo makkelijk zijn om het idee te aanvaarden van een mentaal nagebouwde omgeving [in het hiernamaals], die zo precies bij je innerlijke zelf past. Maar op een bepaalde manier is dit vergelijkbaar met het leven op aarde. Neem nou je aardse huis. Dat is fysiek gebouwd naar het ontwerp van een architect of gewoon dat van een aannemer. Het is een afspiegeling van de gedachten van de ontwerper. In de aankleding … zie je de ideeën en gevoelens van de bewoners; in de wandversiering, de boeken, in alle souvenirs … (Beard 1980)

Hij gaat verder door te zeggen dat de ‘mentale en emotionele beelden’ van het huis meegenomen worden naar het leven na de dood, samen met ‘de persoonlijke stemmingen, herinneringen en wensen uit zijn eigen atmosfeer’ en in het hiernamaals worden deze dan allemaal vertaald naar een kopie van het huis.

… alle verslagen zijn het erover eens dat het heel solide lijkt voor zijn bewoners, maar dat het geen lang leven beschoren is; het zal verdwijnen zodra ze het niet meer nodig hebben. Dit is misschien een glimp van hoe het leven onmiddellijk na de dood eruitziet …

‘Het leven onmiddellijk na de dood’ slaat op het feit dat de ziel tot, en ook nog op, het Niveau van de Kleur in een wereld verkeert die door de illusie van de vorm gedomineerd wordt. Volgens Paul Beard realiseren de critici zich niet dat de contactgeesten het over vergankelijke ‘gebouwen en huizen’ in een illusionaire wereld hebben en is dat de belangrijkste reden waarom ze de beschrijvingen van het hiernamaals zo denigreren.

Aanvankelijk is het leven zonder lichaam niet net als een droom, maar het lijkt er wel op; net als in een droom veranderen de beelden heel snel; maar deze beelden kunnen soms langere tijd een vaste vorm aannemen … nogmaals, wat niet in dromen gebeurt is dat de beelden niet alleen door de dromer worden gecreëerd, maar ook door anderen … andere mensen, die zelf niet dromen, kunnen ervoor kiezen om er ook in te stappen en een tijdje mee te doen om de nieuwkomer te helpen … degenen die in hun droom na de dood opgesloten zijn, denken gewoonlijk dat wat er om ze heen is helemaal echt is. Zodra ze merken dat dat niet zo is, beginnen ze zich voor te bereiden om eruit en in een grotere wereld te stappen.

Maar Paul Beard haalt nog een andere contactgeest aan, die zegt:

Je kunt de grote dingen om je heen niet veranderen, je kunt niets aan het grote geheel om je heen doen. Dat komt doordat het niet alleen jouw omgeving is, die is ook van de andere zielen, maar je kunt kleine dingen wel veranderen, als dat geen invloed op anderen heeft.

Professor H.H. Price, voormalig professor in de Logica aan de Universiteit van Oxford, die de filosofische kant van het leven na de dood belichtte, concludeerde dat, als een ‘gedachtewereld’ die door de geest wordt geschapen en waarin de fantasie en visualisatie direct veranderingen in de externe werkelijkheid teweeg kunnen brengen, het concept van een leven na de dood filosofisch aanvaardbaar is (Price 1995). Bovendien accepteerde hij dat zo’n wereld een wereld van diversiteit moet zijn. Als dat zo is, betekent het dat de schoonheden van Devon goed zijn voor degenen die van Devon houden, net zoals Tomblins huis en de Griekse tempel van professor Verrall goed zijn voor de betrokkenen. Niet iedereen op het Niveau van de Kleur wil echter in een illusionair Devon of een klassiek Grieks landschap leven. Mensen uit een ander cultureel milieu op aarde zullen liever naar plaatsen gaan waar ‘gelijkgestemde’ zielen een omgeving hebben ‘gecreëerd’ die meer bij hun smaak past. De contactgeest van Jane Sherwood, die zegt dat hij liever ‘onafhankelijk van uitgebreide details’ leeft, is het hiermee eens. Maar, zoals Paul Beard benadrukte, al die door de gedachten gecreëerde leefwerelden zijn van nature tijdelijk. Als de ziel dat beseft gaat ze naar het permanente achter het tijdelijke zoeken, het werkelijke achter het illusionaire en als alle mogelijkheden voor spirituele ontwikkeling benut zijn, is ze klaar om verder te gaan naar hogere niet-illusionaire niveaus (die Beard ‘de wijdere wereld’ noemt).

Bezigheden en belangstellingen

Het idee van het Niveau van de Kleur als een wereld die door de geest gevormd en geordend wordt, helpt antwoorden op de vraag wat mensen doen als ze daar zijn? Contactgeesten zeggen dat de mogelijkheden zich voordoen als respons op hun wensen, waardoor ze door kunnen gaan met hun aardse belangstellingen en nieuwe kunnen ontwikkelen. Dat duidt erop dat het quasi-fysieke lichaam de creatieve vaardigheden die het tijdens zijn materiële bestaan had, behoudt. De vrouw van Reginald Lester vertelde over de ‘echtheid’ van dit lichaam en plaagde Lester vanwege dat ‘malle idee’ dat zij ‘in de ruimte rondzweefde’. Ze zei hem dat dat helemaal niet zo was en dat hij het was die ‘niet helemaal met beide benen op de grond stond’! Zielen kunnen dus wetenschapper, musicus, schilder enzovoort blijven, maar hun belangstelling staat dan wel in verhouding tot de mate van hun spiritualiteit. Omdat bezigheden en belangstellingen niets zijn zonder stimulans en prestatie, kunnen we aannemen dat die ook bestaan. Samen met zijn harmonie en schoonheid biedt het Niveau van de Kleur blijkbaar ook ruimte voor originaliteit en vindingrijkheid, alleen in een veel groter, veel kosmischer geheel dan op aarde.

Ook al zijn de vruchten van deze creativiteit slechts tijdelijk (dat zijn ze in wezen op aarde ook) zit hem de waarde ervan niet in het product, maar in de kansen die het biedt voor spirituele zelfontwikkeling. De contactgeesten zeggen ook dat creatieve ideeën in de schilderkunst en wetenschap op aarde vaak door schilders en wetenschappers in het hiernamaals worden doorgegeven. Die ideeën worden meestal onbewust ontvangen, maar sommige mediums zeggen dat ze bewust nieuwe composities van overleden musici channelen – Rosemary Brown is daarvan waarschijnlijk het beste voorbeeld: tijdens haar leven channelde en speelde ze naar haar eigen zeggen werken van Liszt, Mozart en vele anderen (Brown 1971). De meningen zijn verdeeld over de kwaliteit van het gechannelde werk, maar er zijn mensen die zeggen dat ze herkenbaar zijn als werk van de betrokken componisten. Er zijn ook complete boeken geschreven met het automatisch schrift van mediums als Pearl Curran (zie Litvag 1972). Niet alleen schreef Curran meer dan tien dikke historische romans, van zo’n goede kwaliteit en zo accuraat gedetailleerd, dat velen zeggen dat dat haar nogal rudimentaire schoolopleiding ver te boven ging. Natuurlijk is het moeilijk de sceptische verklaring te accepteren dat dit werk uit haar eigen onderbewuste afkomstig was, dat in haar jeugd onderdrukt werd door haar moeders wens dat ze zich aan de muziek zou wijden.

Andere mediums hebben heel behoorlijke uitingen van beeldende kunst geproduceerd, soms heel snel en in het donker, schijnbaar door een ‘geest’ gestuurd. Een goed voorbeeld hiervan is het werk van de healer Matthew Manning, die als jongen en zonder enige artisticiteit van zichzelf, vrij goede tekeningen maakte, die door een aantal overleden uitstekende kunstenaars werden doorgegeven (zie Manning 1974). Helaas heeft, ondanks de kwaliteit van de beste voorbeelden (de slechtste zijn maar heel erg middelmatig), nooit iemand op deze wijze een meesterwerk ontvangen. Als ze werkelijk op paranormale wijze zijn doorgegeven, zijn daar de wat fijnere puntjes bij verloren gegaan, of anders zijn ze het werk van bedriegers in het hiernamaals, die zich als grote mannen en vrouwen voordoen. Ook al zouden uitstekende musici, schilders en schrijvers in het hiernamaals verantwoordelijk zijn voor het werk waarvan wordt beweerd dat het van hen is, dan leggen ze niet die creatieve ontwikkeling aan de dag waarvan je zou mogen hopen dat ze die hebben doorgemaakt.

Sommige contactgeesten zeggen dat ze mensen helpen die de overstap van de aarde net hebben gemaakt – in sommige gevallen dalen ze dan zelfs af naar de Hades om dat te doen – of zielen helpen die als kind zijn overgegaan en die in het volgende leven volwassen worden. Anderen zeggen dat ze meer over andere culturen willen leren en dat ze verre landen bezoeken, niet alleen op het Niveau van de Kleur, maar ook in deze wereld. Nog anderen willen leren en bezoeken grote ‘studiezalen’. Maar jammer genoeg vertellen ze weinig over wat ze ‘leren’. Misschien gaan ze verder met het onderwerp waar ze op aarde mee bezig waren, of houden ze zich met kosmische en spirituele waarheden bezig. Wij, op aarde, weten slechts weinig over de diepe werkelijkheden die ons begrip te boven gaan en het zou kunnen dat deze op het Niveau van de Kleur toegankelijker worden. (Toen mijn collega’s en ik de entiteiten vroegen ons deze werkelijkheden te beschrijven, werd ons steeds weer gezegd dat we ‘het niet zouden begrijpen’, wat waarschijnlijk waar is, maar wat ons wel doet vermoeden dat ze het zelf nog niet helemaal begrijpen).

Omdat het Niveau van de Kleur dichter bij de bron van de schepping is, is er minder behoefte aan alles wat er op aarde te doen is. De tuinier heeft geen last meer van onkruid, ongedierte of slecht weer en kan zich concentreren op vorm, ontwerp en schoonheid. De musicus, de schilder en de dichter kunnen zich, geheel vrij van competitie, jaloezie van collega’s, financiële druk of de deadline van de uitgever, totaal wijden aan de kunst van het scheppen als de meest verheven uitdrukking van de menselijke geest. De motivatie komt niet voort uit de egoïstische hang naar macht, beroemdheid of aanzien, maar uit de toewijding aan het wezen van de creativiteit zelf.

Tijd in het hiernamaals

Een andere veelgestelde vraag is of er tijd bestaat in het hiernamaals. Contactgeesten hebben het wel over ‘tijd’ op de Niveaus van de Vorm en zeggen bijvoorbeeld dat zielen honderden jaren lang aardgebonden kunnen blijven of ervoor kiezen om lange tijd op het Niveau van de Kleur te blijven. Bij mijn bezoeken aan de thuisgroepen met mediums heb ik meegemaakt dat de communicerende entiteit de aanwezigen verzoekt om de volgende sessie op een bepaalde dag en tijd te houden, om daar dan zelf precies op tijd te verschijnen. Bovendien wordt het woord tijd in alle spirituele tradities gebruikt, maar wat hebben we daaraan als we het aan ruimte en tijd gebonden materiële universum bij onze dood achter ons laten? En hoe ziet het leven hierna eruit als het in werkelijkheid buiten de tijd staat?

Om die vragen te kunnen beantwoorden, moeten we ons begrip over wat tijd betekent bijstellen. We gebruiken het woord alsof het om iets concreets gaat, maar ‘tijd’ is in werkelijkheid abstract. Wat wij als ‘tijd’ ervaren is in werkelijkheid een constant proces van verandering. De stand van de aarde ten opzichte van de zon verandert, de seizoenen veranderen, de dagen veranderen, onze gedachten veranderen, ons lichaam verandert. En dan verzinnen wij het concept ‘tijd’ om over dit proces te praten, en om praktische redenen gebruiken we de veranderende stand van de aarde ten opzichte van de zon, als maatstaf. En we verdelen deze maatstaf in arbitraire eenheden als uren en minuten en vinden een apparaat uit, klok genaamd, om deze eenheden bij te houden.

Maar hoewel de veranderingen met de regelmaat van de klok door haar wijzers worden gemarkeerd, gebeurt dat niet met onze individuele waarneming ervan (de tijd gaat immers ‘sneller’ naarmate we ouder worden, of als we plezier hebben). En natuurkundigen zeggen dat de veranderingen die de klok aangeeft, veranderen naarmate we bij onze reizen de snelheid van het licht benaderen, zodat astronauten die met een hoge snelheid enorme afstanden in de ruimte afleggen, bij hun terugkomst op aarde minder oud zijn geworden dan de op aarde achtergebleven tijdgenoten. (Deze wetenschappelijke werkelijkheid lijkt opvallend veel op de verhalen van mensen ‘die door buitenaardse wezens een paar dagen zijn meegenomen’, en bij hun terugkomst tot de ontdekking komen dat er jaren voorbij zijn gegaan en dat al hun tijdgenoten oud zijn geworden).

In het hiernamaals verandert er ook veel, maar op een heel andere manier dan op aarde. Het begrip ‘tijd’ kan bij de zielen op de illusionaire lagere niveaus aanwezig blijven, maar heeft hier met een heel andere werkelijkheid te maken. Doordat groepszielen hun eigen illusionaire werkelijkheid scheppen, en de veranderingen die met leeftijd gepaard gaan niet meer bestaan, kan elke groep in een ander tempo veranderen en leeft elke groep in zijn eigen ‘tijd’. Dit zou een verklaring kunnen zijn van de problemen die de entiteiten hebben als ze op verzoek van mediums proberen andere overleden mensen te bereiken, of zelf met andere zielen op hogere of lagere niveaus willen communiceren.

Voor op zichzelf staande aardgebonden geesten, die geen deel uitmaken van een gelijkgestemde groep, is ‘tijd’ een geheel eigen specifieke ervaring. Hoewel er in sommige gevallen jarenlange spookverschijningen zijn gesignaleerd, heeft de betrokken entiteit die tijd als veel korter ervaren, omdat er weinig of geen verandering heeft plaatsgevonden in zijn eigen illusionaire werkelijkheid. De aardgebonden geest zit gevangen in wat je een verwrongen tijdsbeeld zou kunnen noemen (zie bijvoorbeeld Webster 1989). Dan leeft hij in zijn eigen mentaal geschapen beeld van hoe ‘zijn’ huis er gedurende zijn leven op aarde uitzag (en dat verklaart dan weer hoe het kan dat ze soms door een muur heen gaan op de plek waar vroeger een deur heeft gezeten). Zielen die op een hoger niveau leven, zullen zich er echter wel degelijk van bewust zijn hoe de tijd op aarde wordt gemeten en zich aan die tijd aanpassen als ze met mensen willen communiceren.

Tijdens ons onderzoek met de Scole-groep spraken de entiteiten altijd met ons af wanneer de volgende sessie zou zijn en, als we na onze aankomst in de lounge even bij elkaar zaten en de tijd niet in de gaten hielden, werden we er door een luid geklop in een ander deel van de kamer op gewezen dat het tijd was naar de kelder te gaan, waar de seances werden gehouden (zie Fontana 2005).

Blijven de herinneringen intact?

In de meeste gesprekken over leven na de dood komt dezelfde vraag ter sprake, namelijk wat is het eigenlijk dat voortbestaat? We hebben het al over het mogelijk voortbestaan van een lichaam in de een of andere vorm gehad en over positieve kwaliteiten die op het Niveau van de Kleur verder tot ontwikkeling komen. Als wat ons is verteld over de gedetailleerde levensschouw juist is, blijven de herinneringen ook intact. Kunnen we het eigenlijk wel voortbestaan noemen als we geen herinneringen meer hebben? Herinneringen spelen een grote rol bij ons gevoel van identiteit. Tijdens ons leven op aarde herinneren we ons van dag tot dag wie we zijn. Elke ochtend weten we dat we dezelfde mens zijn die de vorige avond in slaap is gevallen. We herinneren ons onze levensgeschiedenis, de informatie die we in ons hoofd hebben en belangrijke vaardigheden als onze taal. We kennen onze familie en vrienden en weten wat we voor ze voelen. We herinneren ons dingen die we gezien en gehoord hebben, hoe regen en zonneschijn voelen en we herinneren ons wat we wel en niet lekker vinden en nog veel meer. Als het geheugen na de dood niet voortbestaat, hoeveel blijft er dan van onze identiteit over?

Professor C.D. Broad, een van de belangrijkste filosofen die zich op paranormaal onderzoek en de mogelijkheid van leven na de dood heeft gericht, zegt dat we alleen als de ‘persoonlijkheid zonder lichaam’ zich ervaringen uit het aardse leven herinnert, kunnen zeggen dat deze ‘de dood van het lichaam heeft overleefd op dezelfde wijze waarop de wakende persoonlijkheid zich herstelt na elke periode van normale slaap’. Professor Hornell Hart (1959) is het met hem eens. Zonder herinneringen zouden we geen gevoel van continuïteit hebben, dat zo essentieel is als we onze persoonlijke identiteit willen behouden (Broad gaat in zijn Lectures on Psychical Research op dit onderp in).

De vraag is nu hoe het geheugen kan voortbestaan als de herinneringen alleen in de fysieke hersenen worden opgeslagen, die na de dood niet meer bestaan? Maar worden herinneringen wel alleen in onze fysieke hersenen opgeslagen? Het geheugen is voor de wetenschap nog altijd een beetje een mysterie. We weten niet hoe het geheugen, dat uit allerlei niet-fysieke gedachten en beelden bestaat, opgeslagen kan worden in de fysieke cellen van de hersenen. Ons geheugen is niet analoog aan het geheugen van een computer. Computers zijn elektrische apparaten die werken volgens het simpele principe van of er wel of geen elektrische stroom naar de betrokken onderdelen gaat. Het aan- of uitschakelen van de stroom laat het circuit ‘ja’ zeggen (als het ingeschakeld is) of ‘nee’ (als dat niet zo is), als antwoord op de ontelbare mogelijkheden die op de harde schijf staan of door de software worden ingevoerd. Dit principe maakt dat de computer toegang tot een enorm geheugen heeft, door ‘ja-nee’ handelingen, die strikt overeenkomen met de wiskundige logica, met de snelheid van het licht uit te voeren.

Maar het menselijke geheugen is meer complex dan een verzameling ‘ja-nee’ handelingen en kan, in het licht van onze huidige kennis, niet afdoende worden verklaard in termen van hersenelektriciteit of de eigenschappen van de hersenen. En in tegenstelling tot computers kan het menselijk geheugen onlogisch en divergent, maar ook logisch werken en allerlei associaties maken die nieuwe ideeën en emoties oproepen als blijheid, nostalgie, verlegenheid, verdriet, boosheid, opwinding, angst enzovoort. Als sommige delen van de hersenen beschadigd worden, gaan herinneringen verloren, maar vaak komen die later terug, alsof ze ergens anders opgeslagen waren geweest.

Ik ben tegen dierproeven, maar in de tijd dat die heel gewoon waren, ontdekte de bekende hersenonderzoeker Karl Lashley dat ratten die erop getraind waren om op licht te reageren, niet minder accuraat reageerden als bijna de hele motorische cortex van hun hersenen verwijderd was. Vergelijkbare proeven met apen die geleerd hadden een kistje open te maken dat maar op één manier geopend kon worden, wezen uit dat, hoewel ze door de verwijdering van het grootste deel van hun motorische cortex hun geheugen een paar weken kwijt waren, ze het kistje na verloop van tijd weer konden openen, zonder het opnieuw te hoeven aanleren. Bij andere proeven toonde Lashley aan dat ratten hun aangeleerde vaardigheden behielden, ook al werden de zenuwbanen tussen bepaalde delen van de cerebrale cortex doorgesneden en zelfs als de kleine hersenen zelf werden verwijderd.

Ook als mensen door hersenletsel hun geheugen kwijtraken, constateerde Lashley dat dit niet hoeft te betekenen dat de herinneringen dus ook zijn verdwenen, maar dat het moeilijker is om ‘het organisatie patroon van de herinneringen te activeren’. Met andere woorden, de herinneringen zijn er nog, maar ze zijn moeilijker te bereiken. Zelfs als patiënten zulk zwaar hersenletsel hebben dat ze niet kunnen praten en geen controle over hun lichaam hebben, kunnen ze volgens Ian Wilson (1988) soms ‘geestelijk nog bijzonder goed functioneren, als er een manier van communiceren voor ze wordt gevonden’. Zijn overzicht van dit soort voorbeelden leidt hem tot de conclusie dat de ‘geest wel eens veel subtieler en complexer in elkaar zou kunnen zitten dan door mechanistische theorieën wordt gesuggereerd’.

We kunnen zelfs nog verder gaan en zeggen dat de relatief nieuwe wetenschap van de neuroplasticiteit (veranderingen in de organisatie van de hersenen als gevolg van ontwikkeling, leren of ervaring, die ook na hersenletsel kunnen optreden. vert.) de conclusie bekrachtigt dat geestelijke functies, ook het geheugen, niet geprogrammeerd zijn in bepaalde delen van de hersenen (zie Doidge 2007). Bovendien kunnen delen van de hersenen getraind worden om functies die gewoonlijk met heel andere delen verbonden zijn over te nemen, wat zou kunnen verklaren hoe geheugenverlies na hersenletsel zich geleidelijk kan herstellen. De geest kan deze hersentraining zelf in gang zetten, onder andere door meditatie (zie Begley 2007), waardoor er fysieke veranderingen in de hersenen optreden. Deze ontdekking staaft het idee dat er, los van de hersenen, inderdaad een niet-fysieke geest is, die hun activiteit in belangrijke mate kan regelen.

De bioloog dr. Rupert Sheldrake is van mening dat het geheugen ‘overal en nergens’ is (zie Sheldrake 1990). Hij is het niet eens met de huidige theorie dat het geheugen – op nog onbekende wijze – wordt opgeslagen in de verbindingen (de synapsen) tussen de zenuwcellen,want als dat zo was zouden de synapsen en ook het gehele zenuwstelsel lange tijd stabiel (oftewel onveranderd) moeten blijven, terwijl er voortdurend hersencellen afsterven. Bovendien, zegt Sheldrake, ook al worden herinneringen fysiek in de hersenen opgeslagen, dan is er niet slechts één proces dat herinneringen herkent en terughaalt, maar moet er nog een proces zijn dat zich herinnert wat er onthouden moet worden. Met andere woorden, er moet een soort geheugen van een ‘hogere orde’ zijn dat weet wat er teruggehaald moet worden, zodat de processen van de ‘lagere orde’ het kunnen opzoeken en terughalen.

Door dit alles wordt niet bevestigd dat herinneringen dus in een niet-fysieke dimensie buiten de hersenen opgeslagen zijn, maar het geeft wel aan dat die mogelijkheid heel serieus genomen moet worden, vooral omdat uit de verslagen van BDE’ers blijkt dat ze, toen ze uit hun lichaam waren, toegang tot hun herinneringen hadden. Niet alleen wisten ze wie ze waren, ze herkenden ook hun omgeving, familie en vrienden en wisten welk werk ze op aarde nog te doen hadden. Toen ze voor de keus werden gesteld of ze terug in hun lichaam wilden of voorgoed vertrekken, konden ze een gerichte keuze maken die op hun geheugen gebaseerd was. Bij uittredingen beschikken de mensen ook over hun geheugen, herinneren zich hoe hun huis en hun omgeving eruitzien (een van mijn vrienden heeft regelmatig uittredingen, en volgt dan bekende straten om naar het verafgelegen park te gaan waar hij heen wil). Alles bij elkaar suggereren de aanwijzingen dat, als het bewustzijn werkelijk buiten het lichaam is bij uittredingen en BDE’s, de herinneringen niet alleen afhankelijk kunnen zijn van de fysieke hersenen.

Daar komt nog bij dat doorgevingen van overledenen, aangenomen dat die echt zijn, aantonen dat de overledenen hun herinneringen nog altijd bij zich hebben. Soms zeggen ze hun naam en geven een hoop details in de vorm van adressen en de namen van hun vrienden en familie. Ze geven feiten over het beroep dat ze hebben uitgeoefend en over hun hobby’s. En in het geval van de SPR contactgeesten die verantwoordelijk zijn voor een hele reeks berichten die kruiscorrespondenties worden genoemd, (zie Saltmarsh 1938) komen ze met bewijzen dat ze klassieke Griekse en Latijnse teksten nog steeds uit hun hoofd kennen. Ze herinneren zich ook de meningen die ze er op aarde op na hielden (en waar ze het nu soms niet meer mee eens zijn) en herinneren zich hoe ze zijn gestorven, maar ook dingen die ze jaren daarvoor hebben meegemaakt. De zogenaamde ‘levensschouw’ geeft zelfs aan dat ze hun geheugen voor visuele beelden, emoties en hun eigen daden en gedrag bewaren.

De hypothese dat het geheugen, in elk geval gedeeltelijk, buiten de hersenen bestaat, wordt de transmissietheorie genoemd. Volgens deze theorie wordt het geheugen naar de hersenen overgebracht, maar er niet in opgeslagen, op dezelfde wijze als signalen van de studio naar het televisietoestel worden gestuurd in plaats van erdoor te worden gecreëerd. Als sommige herinneringen na hersenletsel permanent verloren zijn, is dat vergelijkbaar met het televisietoestel dat het niet doet, ook al is er niets aan de hand met de signalen vanuit de studio.

Maar als de herinneringen niet in de hersenen worden opgeslagen, waar gebeurt dat dan wel? Volgens de oeroude Indiase hindoeïstische traditie zijn ze opgeslagen in de Akasha-kronieken, een enorme databank ergens in de spirituele sferen, die alles wat er ooit op aarde is gebeurd vastlegt. Tot onze teleurstelling is dit echter niet te bewijzen. Sheldrake’s theorie van de morfogenetische velden biedt een veel wetenschappelijke benadering. Hij zegt dat morfogenetische velden hypothetische ‘velden’ zijn, die alle fysieke en geestelijke karakteristieken en vaardigheden van elke soort vastleggen. Die velden zijn net zo echt als andere hypothetische velden zoals elektromagnetische en gravitatie ‘velden’ waarvan wordt verondersteld dat ze onzichtbare verbindingen tussen voorwerpen in de ruimte verklaren. We weten dan wel niet wat die hypothetische velden zijn, maar we kunnen hun uitwerking meten.

In zijn publicaties (bijvoorbeeld 1983 en 1988) geeft Sheldrake wetenschappelijk onderzochte bewijzen van de werking van de morfogenetische velden, door bijvoorbeeld aan te tonen dat, als enkele leden van een bepaalde diersoort iets nieuws leren, de andere leden van dezelfde soort diezelfde vaardigheid sneller leren, ook al hebben ze geen contact met de eerste. Het lijkt erop dat de details opgeslagen worden in het morfogenetische veld, waardoor ze op onbewust niveau bereikbaar worden voor alle leden van die soort. Als dat juist is zou het kunnen zijn dat er niet alleen een morfogenetisch veld voor elke soort is, maar ook een persoonlijk veld voor elk individu waar hij of zij gedurende het leven op aarde onbewust toegang toe heeft.

Maar welke mechanismen hier ook mee gemoeid zijn, de herinneringen blijken mee te gaan naar het hiernamaals, hoewel sommige losgelaten worden als de lessen van het aardse leven zijn geleerd. Sommige contactgeesten zeggen dat het aardse leven dan als een droom wordt. Zelfs hun naam wordt onwerkelijk voor ze, als een soort etiket dat niet meer van belang is. Toen ik een overleden tante van mij, die via een medium met me praatte, naar haar naam vroeg om haar identiteit te kunnen checken, kreeg ik de namen van haar dochter en schoonzoon (die het medium niet kende), bij wie ze enkele jaren voor haar dood had gewoond. Ze herinnerde zich liever hun namen dan haar eigen naam. Soms proberen entiteiten zich ook andere persoonlijke details te herinneren (maar een van de moeilijkheden hierbij kan zijn dat het medium niet begrijpt wat er doorgegeven wordt) maar richten zich liever op de huidige bezigheden van hun nog levende familieleden dan op hun eigen verleden. Ook is het mogelijk dat de overledenen alleen aardse herinneringen kunnen ophalen als er nog mensen op de aarde zijn met wie die herinneringen verband houden. Als er geen link meer is met de aarde, vervagen de herinneringen als verre en nogal oninteressante dromen.

Het voortbestaan van dieren en planten

Alle communicerende entiteiten zijn lyrisch over de schoonheid van het Niveau van de Kleur en hebben het vaak over het bestaan van bomen, bloemen en dieren. Als die werkelijk bestaan op het Niveau van de Kleur, hebben ze dan een tastbare vorm of zijn ze illusionair, gecreëerd door het groepsbewustzijn van degenen die op aarde van dit soort dingen genoten? Als ze een werkelijke vorm hebben, waar komen ze dan vandaan? Beginnen ze hun leven op het Niveau van de Kleur of komen ze daar na hun dood aan?

De duidelijkste antwoorden op deze vragen kregen we recent via doorgevingen die we door middel van experimenten met Instrumentale Transcommunicatie (ITC) ontvingen, een methode die in de tweede helft van de 20e eeuw werd ontwikkeld. Daarbij worden doorgevingen van entiteiten door elektronische media als cassettebandjes en radio opgevangen in plaats van door mediums (zie bijvoorbeeld Bander 1972; Cardoso en Fontana 2004, Fontana 2005). Toen mijn collega dr. Cardoso, die het ITC-onderzoek deed, vroeg naar het voortbestaan van dieren en planten, was het antwoord: ‘Alles komt naar onze wereld’ (die volgens de beschrijvingen het Niveau van de Kleur is). Dit betekent dat onze eigen wereld dient als het punt waar alle leven zijn objectieve bestaan krijgt en zijn lange spirituele reis begint.

Er wordt wel gezegd dat dieren geen individueel bewustzijn kennen zoals mensen dat hebben, tenzij ze een lange en nauwe relatie met mensen hebben gehad, en dat ze na hun dood teruggaan naar het amorfe creatieve potentieel van waaruit ze zijn ontstaan. Maar veel mensen die met dieren werken, zeggen dat ze allemaal al heel vroeg tekenen van een persoonlijk bewustzijn laten zien. Als dat zo is, is het logisch aan te nemen dat ze als individu voortbestaan. In een uitgebreid overzicht van mediamieke doorgevingen was Alain Kardec, de inspirator van de bloeiende Braziliaanse Spiritistische beweging, van mening dat dieren ‘een intelligentie hebben die ze een bepaalde vrijheid van handelen verleent’ en ‘een gedragscode die los staat van de materie … die hun lichaam overleeft’ (Kardec 1989). Het lijdt geen twijfel dat dieren paranormale gaven hebben (zie Sheldrake 1999), hetgeen suggereert dat hun bewustzijn buiten de beperkingen van onze aan ruimte en tijd gebonden fysieke wereld kan werken. Sir Oliver Lodge ging zelfs nog een stapje verder door te zeggen dat niet alleen alle organische, maar ook alle anorganische wezens een ‘etherische dubbelganger’ hebben, dat wil zeggen een ‘dubbelganger’ die doorleeft in een bovenzinnelijk hiernamaals.

Er is ook geen tekort aan verslagen van herkenbare verschijningen van overleden dieren, en, hoewel veel ervan op fantasie berusten, (het tijdschrift Fate publiceerde er in 1996 een aantal van), zijn er enkele werkelijk waargenomen. Voor voormalig voorzitter van de Schotse SPR, de natuurkundige Patricia Robertson, is er geen twijfel mogelijk dat ze de verschijning van haar kat, kort na zijn dood, door haar goed verlichte zitkamer zag lopen. Haar dochter heeft deze verschijning op hetzelfde moment gezien. Degenen die zeggen (zie o.a. Fodor 1933) dat dierverschijningen geen bewijs zijn dat de individualiteit en het geheugen voortbestaan, gaan voorbij aan het feit dat de verschijningen op hun oude plek bij hun vroegere eigenaren terugkomen, wat een aanwijzing is dat hun geheugen voortbestaat. Het idee dat het ‘gedachtevormen’ van hun eigenaren zouden kunnen zijn, is niet overtuigend, omdat er geen bewijzen zijn (behalve vanuit het Tibetaans boeddhisme) dat de aardse menselijke geest zulke gedetailleerde ‘gedachtevormen’, onbewust en spontaan, kan creëren.

Als dieren en planten na de dood voortbestaan, betekent dit waarschijnlijk dat ze facsimile lichamen hebben, die de fysieke wereld verlaten als ze doodgaan en aan gene zijde doorgaan met leven. Maar geldt dat alleen voor onschadelijke dieren en planten of gaat het ook op voor dodelijke virussen en bacteriën? En voor roofdieren? Als het antwoord op beide vragen ja is, betekent het dan dat ziekte en het jagen op prooien gewoon doorgaan in het hiernamaals? De enige vermeldingen van ziekte die ik ben tegengekomen in de literatuur of in mijn eigen onderzoek met mediums, waren van aardse ziektes, waarvan sommige overledenen dachten dat ze er nog steeds aan leden (bijvoorbeeld Harrison 2008). Behalve in de fantasie behoren invaliditeit, ziekte en verwondingen alleen nog tot het verleden.

Ik heb ook geen aanduidingen gevonden dat dieren zich nog steeds met elkaar of met planten voeden. Dat is logisch, want in het hiernamaals is er geen behoefte aan fysieke voeding en ook geen territoriumstrijd of seksuele macht. Omdat dat zo is, kunnen alle levensvormen daar in vrede naast elkaar voortleven. Carl Jung vond vooral de profetie van Jesaja (Jesaja 11:6) interessant dat ‘de wolf zich zal neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer, kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden’, een voorspelling die in het leven na de dood best eens uit zou kunnen komen. Op het Niveau van de Kleur zijn inhaligheid, egoïsme en machtswellust verleden tijd en is het wellicht mogelijk dat elk geschapen leven het ideaal van het paradijs benadert.

Een andere soms gestelde vraag is of planten en dieren, als ze voortbestaan, zich ook spiritueel ontwikkelen en als dat zo is, wat is dan hun doel? Het voor de handliggende antwoord is dat waarschijnlijk alle levensvormen doorgaan met zich te ontwikkelen langs de lijn van hun eigen spirituele evolutie, totdat ze uiteindelijk alle een deel worden van de algehele eenheid van bewustzijn, waartoe ze hun eigen unieke bijdrage leveren (een onderwerp waar we in het volgende hoofdstuk op terugkomen). Zo heeft elke soort zijn eigen belangrijke rol in het patroon van het bestaan. De sjamanistische culturen die ooit in Siberië, Afrika en de Amerikaanse landen bestonden, wisten dit, evenals de oude Egyptenaren (die zelfs vogels en andere dieren gebruikten om de goden af te beelden) en de oude Keltische tradities in het oude Engeland en West-Europa. Voor deze culturen was elk leven bewust en hun legenden zitten vol met ‘natuurwezens’ die de spirituele realiteit van plant en dier vertegenwoordigen. Dat zou erop kunnen duiden dat ze intuïtief wisten dat deze levensvormen gezegend zijn met een spirituele aard die hun eigen fysiek andere vorm, maar niet minder dan de onze, overstijgt. Er zijn mensen die tegen hun planten praten omdat ze ervan uitgaan dat er een vorm van plantbewustzijn bestaat.

Communicatie en voortbeweging

Een andere vraag over het leven na de dood is hoe geesten met elkaar communiceren. Zitten ze nog vast aan de taal van hun cultuur, of zijn ze vrij om zomaar met iedereen te kunnen praten? Communicerende entiteiten zeggen dat er nog altijd woorden worden gebruikt. Aanwezigen bij seances zeggen soms dat ze door zogenaamde vrije stemmen worden aangesproken, zomaar uit het niets, met woorden die door alle aanwezigen gehoord en verstaan worden (wij hebben dit meegemaakt bij het Scole-onderzoek – zie Keen et al. 1999, Solomon 2006). Bij seances met het vooraanstaande medium Etta Wriedt, zeiden buitenlandse bezoekers zelfs dat de stemmen vloeiend en foutloos in hun eigen taal met hen spraken, terwijl het medium die talen niet kende (zie Usborne Moore 1915, Wydenbruck 1946). Soms herkenden aanwezigen de stemmen van hun overleden familie en vrienden, compleet met bepaalde kenmerken van hun taalgebruik. Door dit soort verslagen lijkt het erop dat geesten hun taal blijven beheersen, in ieder geval als ze met de mensen op de aarde communiceren. Maar we horen ook dat er op het Niveau van de Kleur door middel van telepathie (direct geest-tot-geest contact) wordt gecommuniceerd, zodat de ontvangers de boodschappen in hun eigen taal kunnen ontvangen.

Sinds 1930 komen er steeds meer bewijzen van telepathie in onze eigen wereld, ook door het pionierswerk van professor J.B. Rhine en zijn collega’s van Duke University in Amerika (twee van de beste samenvattingen van de bewijzen zijn van Radin 1997 en 2006). De resultaten van deze gecontroleerde wetenschappelijke omstandigheden zijn meestal niet dramatisch, maar voldoende om het bestaan van telepathische gaven vast te stellen (critici die hieraan twijfelen tonen vaak een geringschatting, die ze voor andere takken van de wetenschap niet hebben). Als telepathie in onze wereld bestaat, bestaat ze waarschijnlijk ook in het hiernamaals. Op het Niveau van de Kleur zijn de zielen veel meer op elkaar afgestemd dan hier op aarde, wat dit directe geest-tot-geest contact vergemakkelijkt. Maar onze entiteiten zeggen ook dat ze telepathie niet mogen (of kunnen) gebruiken om in het privéleven van de mensen op aarde in te breken, dus zal dat ook wel gelden voor het Niveau van de Kleur, maar misschien is er daar helemaal geen behoefte aan het privéleven dat we hier op aarde zo zorgvuldig bewaken.

En wat de voortbeweging betreft, zeggen ze dat ze kunnen ‘lopen’ als ze dat willen, of de middelen van transport als auto’s en treinen kunnen gebruiken, die door dezelfde mentale processen als voor huizen en steden zijn ontstaan, of ze kunnen zich simpelweg door middel van geestkracht voortbewegen. Waarschijnlijk houdt ‘geestkracht’ in dat ze aan een bepaalde plaats denken en er naartoe willen. Dit wordt door een van de doorgevingen van F.W.H. Myers door Geraldine Cummins bevestigd:

Ik moet me, wat jullie een ogenblik noemen, concentreren en dan kan ik een gelijkenis van mezelf maken en die vorm snel … naar een vriend sturen, naar iemand die op mij is afgestemd. Meteen verschijn ik voor die vriend, hoewel ik me ver van hem bevind en mijn gelijkenis kan – in gedachten, niet in woorden – met hem spreken. Maar ik houd al die tijd de controle … en zodra het gesprek voorbij is, trek ik mijn gedachten terug uit dat beeld en dan verdwijnt het.

Eigenlijk zegt Myers dus dat hij op twee plaatsen tegelijk kan zijn door een gedachtevorm van zichzelf te projecteren. Hij vertelt ons niet of zijn bewustzijn over die twee plaatsen verdeeld is, maar dat impliceert hij wel. Hij zegt echter dat hij deze methode kan gebruiken om iemand ‘die op mij is afgestemd’ te bezoeken, waarmee hij suggereert dat de methode niet voor anderen werkt. Misschien verplaatsen die zichzelf in persoon in plaats van een projectie van hen. Het zou interessant zijn te weten of dit ook zo werkt om naar een plek te gaan en niet naar een persoon. Moet je ook op een plek ‘afgestemd’ zijn om je evenbeeld daarheen te brengen, wat zou betekenen dat je op deze wijze wel naar geliefde plekken kunt gaan, maar niet naar onbekende plaatsen?

Er doen heel wat verhalen de ronde van mensen of voorwerpen die zelfs op aarde op de ene plaats kunnen ‘dematerialiseren’ om op een andere weer te ‘materialiseren’ (de zogenaamde transportatie of teleportatie). In het Oude Testament transporteerden de profeten Ezekiel, Elia en Habakkuk zich regelmatig, terwijl dat in het Nieuwe Testament ook van Paulus en Philippus wordt gezegd. In de modernere tijd was het leukste (zo niet ongelooflijkste) voorbeeld van teleportatie dat van het medium Mrs Agnes Guppy (Agnes Nichols), die (waarschijnlijk tegen haar wil en slechts gekleed in haar kamerjas en pantoffels) op 3 juni 1871 getransporteerd werd, van haar huis in Londen naar een seance die door de mediums Frank Herne en Charles Williams drie mijl verderop gehouden werd. Dit incident werd door alle tien aanwezigen bij de seance en zelfs door een erg boze Mrs Guppy zelf bevestigd. De meeste mensen beschouwden het destijds als een publiciteitsstunt waar waarschijnlijk een heel normale verklaring voor was, maar als dat zo was had de stunt een heel averechtse uitwerking, omdat het de drie betrokken mediums belachelijk maakte.

Er zijn getuigenverslagen van de teleportatie van het bekende Zuid-Amerikaanse medium Carlo Mirabelli, die zich in 1930 meer dan eens over een afstand van negentig kilometer van Sao Paulo naar San Vicente verplaatste. De beroemde Italiaanse onderzoeker, Ernesto Bozzano, was er getuige van dat markies Centurione Scotto getransporteerd werd vanuit een gesloten kamer in Millesimo Castle naar een graanschuur (voor korte samenvattingen van dit en andere gevallen zie Fodor 1933).

Er zijn in onze fysieke wereld betere bewijzen van teleportatie van voorwerpen en planten (wat apport genoemd wordt) dan voor mensen. Ik heb seances en rondspokende poltergeisten meegemaakt, waar munten, sleutels, stenen en andere voorwerpen bij klaarlichte dag en onder omstandigheden die bedrog zeer onwaarschijnlijk maakten, onverklaarbaar uit het plafond kwamen vallen. In de geschiedenis van onderzoek van paranormale zaken hebben wetenschappers van kaliber zoals crimineel anthropoloog professor Cesar Lambroso, astronoom Camille Flammarion, fysicus Johann Zollner en psycholoog dr. Julien Ochorowitz verklaard getuige te zijn geweest van apports die iedere normale verklaring tartten. Het medium Madame d’Esperance deed aan apport van bloemen, sommige met doorns, zodat het moeilijk zou zijn geweest die onder haar kleren te verbergen. Mrs Guppy, van de teleportatie door Londen, stond ook bekend om de apports van bloemen, zowel in het seizoen als daarbuiten. Minnie Harrison had ook bloemenapports op haar naam staan, die blijkbaar uit de tuinen in de omgeving werden geplukt, terwijl zij diep in trance was binnen haar kring en het huis ontoegankelijk was voor medeplichtigen of buitenstaanders.

We wachten nog op het onomstotelijke bewijs van het bestaan van apports zoals hun aankomst in een speciaal daarvoor gebouwde afgesloten box, waar niet mee geknoeid kan worden, maar, het moet gezegd worden, het grootste deel van het bewijsmateriaal is al indrukwekkend. Hoe we hun bestaan kunnen afwegen tegen de wetten van de fysica is iets anders, maar de mogelijkheid dat zulke dingen op deze aarde gebeuren, maakt het een beetje geloofwaardiger dat ze in het leven na de dood kunnen plaatsvinden.

Dromen geven ons een idee van hoe ‘teleportatie’ zou kunnen zijn, mocht het ons in het hiernamaals overkomen. In zogenaamde ‘lucide’ dromen (dromen waarin we weten dat we dromen en de gebeurtenissen onder controle hebben), kunnen we ons van de ene plek naar de andere bewegen. In de droomwereld veranderen we ook vaak bliksemsnel van plaats. Deze droombelevenissen zijn vooral interessant omdat, hoewel de geest in het wakende leven niet accepteert dat deze dingen mogelijk zijn, de dromende geest ze volkomen normaal vindt. Bij uittredingen merken mensen ook dat ze boven de grond zweven zonder enige vorm van voortbeweging, of ze worden door een onbekende kracht heel snel door de lucht voortgetrokken (beide heb ik zelf ervaren). Waarom vindt de dromende geest of de geest tijdens een uittreding deze dingen gewoon? Het laat in elk geval zien dat we onze eigen werkelijkheid kunnen scheppen – een werkelijkheid nog wel, die enorm verschilt van de fysieke werkelijkheid. Als we de contactgeesten kunnen geloven is het dit vermogen, vrij van de belemmeringen van het materiële bestaan, dat verantwoordelijk is voor vele ervaringen in het hiernamaals.

Regen of zonneschijn?

Als je in een zo onbestendig klimaat als dat van Engeland woont, zou je je kunnen afvragen of zoiets in het volgende leven wel aanvaardbaar voor je is. Als je de doorgevingen mag geloven is er weinig aanleiding om je zorgen te maken, tenminste voor degenen die naar het Niveau van de Kleur gaan. Die doorgevingen gaan over een helder licht, dat, in tegenstelling tot de zon, niet schadelijk voor de ogen is, en dat een mooie blauwe lucht verlicht. Over regen of kou wordt nooit gerept, het gaat alleen over een aangenaam zacht klimaat. Duisternis is er echter wel, althans voor degenen die willen ‘slapen’ – waarschijnlijk een ‘slaap’ waarin ze bepaalde dingen leren. Het klinkt allemaal heel prettig en misschien zijn we wel toe aan wat soelaas na alle wisselvalligheden op aarde. Communicerende entiteiten vertellen ons ook dat er veel meer vrijheid is op het Niveau van de Kleur. Je kunt er zelfs heerlijk zwemmen, in water dat lekker warm en verfrissend is en zonder de noodzaak van de worsteling met klamme handdoeken erna en kleding die niet wil meewerken. Net als de bomen, de bloemen en alle leven is het water daar veel mooier dan op aarde, schoon en helder en fonkelend onder de helder blauwe lucht. Je kunt er steeds meer de grootsheid van het leven zelf voelen, de schoonheid en de lichtheid van het bestaan.

Op aarde wordt deze grootsheid versluierd door allerlei lichamelijke en geestelijke zorgen, waardoor we heel vaak niet kunnen genieten van de pure vreugde die het leven ons biedt. We zien zelden de schoonheid van de vormenwereld in al zijn essentiële harmonie en vrede, en we genieten te weinig van relaties die vrij zijn van stress, zorgen en jaloezie en de angst ze kwijt te raken. Als de doorgegeven verhalen juist zijn, is het Niveau van de Kleur een perfecte archetypische ideale wereld, waar de aarde een slechte kopie van is. Het is de ultieme manifestatie van de vorm, de pure uitdrukking van wat er mogelijk is als er perfecte harmonie heerst tussen alle wezens.

Als je door zo’n ideale wereld eenmaal verrijkt en getransformeerd bent en door de ervaringen dichter bij de bron van alle zijn bent gekomen, waarom zou je dan nog verder willen? Daar kunnen vele redenen voor zijn, maar in onze huidige wereld hebben we een ingeboren drang om meer te leren, naar iets buiten ons bereik te streven, om de volgende hoek te kijken of over de top van volgende heuvel te gaan. Op het Niveau van de Kleur kan dit verlangen een essentiële spirituele vorm aannemen, een wens om dichter bij de bron te komen en uiteindelijk kan dit verlangen de ziel naar het volgende niveau van zijn reis brengen. Door alles wat ons over het Niveau van de Kleur is verteld, weten we dat het, perfect als het is, de zoeker niet alle antwoorden over betekenis en doel van het leven kan geven. En is er op een bepaald punt de hoop het goddelijke, waar elke godsdienstige ziel naar verlangt, te mogen aanschouwen?

De volgende stap

Er is ons verteld dat uiteindelijk alle zielen zich ontwikkelen tot op het punt dat ze naar het volgende niveau gaan (behalve in de uitzonderlijke gevallen waarin, volgens de doorgevingen, zelfs vanuit dit niveau geesten zijn die ervoor kunnen kiezen om op aarde te reïncarneren). Welke vorm kan deze ontwikkeling aannemen? Gedurende het Scole-onderzoek hebben onze entiteiten aangegeven dat ze soms in retraite gaan en dat daarom enkelen van hen niet aanwezig waren tijdens onze seances. Ze hadden het er ook over dat ze van wezens van een hoger niveau leerden en vaak gaven ze berichten van deze wezens, die niet meer makkelijk met de aarde kunnen communiceren, aan ons door. Ook vertelden ze over een tweede, veel langere en uitgebreidere levensschouw dan die vlak na de dood plaatsvindt. Dan kan de ziel doorbouwen aan het werk van de eerste levensschouw en meer diepgaande lessen leren van de fouten die op aarde gemaakt zijn en nog meer empathie betonen voor degenen die op aarde op wat voor manier dan ook onder die fouten hebben geleden. Pijnlijke gevoelens van schuld en berouw werden bij de eerste levensschouw en in de lagere niveaus verwerkt en de nadruk ligt nu op het volledig ontwikkelen van de potentie van alle mannen en vrouwen om lief te hebben en te begrijpen, en om iedereen die je op aarde heeft gekwetst, te vergeven. Alle gevoelens van haat, wrok, bitterheid, jaloezie en andere destructieve emoties worden volledig opzij gezet en de geest kan, eindelijk vrij van zijn lasten, geheel naar zijn ware aard leven.

In zeker opzicht is dit het laatste stadium van de dood van de negatieve aspecten van het oude zelf. Om deze reden wordt het Niveau van de Kleur ook wel het Niveau van de Emotionele Harmonie genoemd, het niveau van de bron die de emotionele energie aanstuurt in zijn levensversterkende essentie, voordat het door individueel menselijk en dierlijk bewustzijn op aarde wordt versplinterd. In deze emotionele harmonie is er geen streven, geen wanklank, alleen volmaakte liefde en de onvoorstelbare gelukzaligheid en vrede die met volmaakte liefde gepaard gaan.

Als we de doorgevingen kunnen geloven, kan de ziel door de tweede levensschouw zien welke kansen hij heeft gekregen om zich spiritueel te ontwikkelen en ziet hij ook de liefde die hem werd geboden, maar die hij niet heeft aanvaard. De christenen zeggen dat deze en andere fouten voortkomen uit onze weigering naar Gods wetten te leven, terwijl hindoes menen dat ze worden veroorzaakt doordat we onze fundamentele eenheid met Brahman (de Absolute) niet zien. Maar in alle grote spirituele tradities ligt besloten dat onze fouten worden veroorzaakt door de weigering ons leven te richten op een hoger doel dan zelfvoldoening en gehechtheid aan de voorbijgaande pleziertjes van de materiële wereld. Waarom moeten we dat uit onze ervaringen leren in plaats van dat de noodzakelijke kennis hiervoor al in ons aanwezig is? Het antwoord hierop lijkt te zijn dat dit in feite het proces is van geschapen te zijn met de noodzakelijke kennis. Dit proces is nu en in het leven na de dood gaande, en niet voor de geboorte. Als mens zijn we werk in uitvoering en geen kant-en-klaar artikel, en daar moeten we het mee doen.