Hoofdstuk 4

De plotselinge dood en gemoedstoestanden

Gebeden om van een plotselinge dood verlost te worden

Om nog even door te gaan op het middeleeuwse onderwerp van het einde van het vorige hoofdstuk, er is een oud gebed dat God vraagt om verlost te worden van verscheidene kwaden en gevaren, waaronder ‘… en een plotselinge dood’. Waarom die plotselinge dood? Is een plotselinge dood erger dan een geleidelijke? We kunnen een beetje een idee van het antwoord krijgen door ons voor te stellen dat we plotseling wakker worden uit een diepe slaap en merken dat we uit ons lichaam zijn. We proberen wanhopig maar vruchteloos de aandacht van anderen te trekken en dan merken dat we worden meegevoerd naar een vreemde nevelige omgeving, waar we met toenemende paniek proberen te snappen wat er is gebeurd. Dit geeft ons een idee van hoe een plotseling dood eruit zou zien. Gedesoriënteerd en vanuit de bekende omgeving naar een vreemde plek van duisternis en eenzaamheid gevoerd, lijkt het op wat een klein kind voelt als het de weg kwijt is in de verlaten straten van een onbekende stad.

De plotselinge dood

Wat voor bewijs hebben we dat een plotselinge en volkomen onverwachte dood zoiets zou moeten zijn? Ten eerste weten we van de verwarring van mensen als Daniel Gelin (hoofdstuk 2) over hun angstwekkende BDE, waarin ze zich buiten hun lichaam bevinden en wanhopig proberen contact met de medische staf te maken. Ten tweede beschikken we over uitgebreide informatie van mediums die zeggen contact te hebben gehad met mensen die plotseling overleden zijn.

Veel van deze voorbeelden zijn verzameld door Air Chief Marshal Lord Dowding, die als Hoofd van de British Fighter Command in de eerste maanden van de Tweede Wereldoorlog, de leiding had over de Britse gevechtspiloten, die de Duitse vliegtuigen terugdreven en daarmee veel hebben bijgedragen om de dreigende invasie van Engeland te voorkomen. Bij de Slag om Engeland, zoals deze later werd genoemd, waren voortdurende luchtgevechten tussen 10 juli 1940 en 31 oktober 1940, die eindigden met de verijdeling van de Duitse invasieplannen. Bij deze slag, die wordt beschouwd als een van de belangrijkste gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog, kwamen 544 Engelse piloten om het leven (een op de vier vliegers) en raakten vele andere gewond. Lord Dowding, een zeer menslievend en gevoelig man, was zich er terdege van bewust dat hij, hoewel dat zijn onvermijdelijke taak was, deze jonge mannen de dood in had gedreven.

Hij had het daar erg moeilijk mee en hij begon bewijzen voor leven na de dood te onderzoeken en schreef er een bestseller over onder de titel Many Mansions. Na de verschijning hiervan werd hij gevraagd om regelmatig met een groep bijeen te komen, die geleid werd door een niet-beroeps medium, L.L. die zei vaak berichten te ontvangen van de omgekomenen. Tijdens zijn eerste bijeenkomst haalde een contactgeest die via L.L. doorkwam, de slotzin aan van het boek waaraan hij op dat moment werkte: ‘Daarom, nu ik mijn zwaard afleg, neem ik mijn pen op.’ Dit maakte diepe indruk op Dowding, omdat het boek nog slechts in manuscriptvorm verkeerde en niemand in de groep er iets van wist, laat staan de laatste zin kende.

Vanaf dat moment nam Dowding de doorgevingen serieus, vooral omdat sommige ervan van jonge gesneuvelde soldaten afkomstig waren (Dowding 1945 en 1951). Vele van deze boodschappen bevatten gedetailleerde verhalen over een plotselinge en onverwachte dood en het was duidelijk dat vele betrokkenen niet begrepen dat ze dood waren. Dowding zag het als zijn verantwoordelijkheid ze van dit feit op de hoogte te brengen en ze te helpen naar de volgende fase van hun leven over te gaan. Hier volgt een voorbeeld, in verkorte vorm, van iemand die zichzelf, door middel van het trancemedium L.L., beschrijft als een eskadercommandant, die met zijn bemanning aanwezig is. Hij weet niet waar hij nu is en als hem wordt verteld dat hij zich in Londen bevindt, is hij stomverbaasd.

ESKADERCOMMANDANT: Hoe zijn we hier dan gekomen? We zijn boven het Ruhrgebied neergehaald.

DOWDING: Jullie zijn hierheen gebracht, zodat wij jullie kunnen helpen.

ESKADERCOMMANDANT: Maar wie bent u dan? [Dowding vertelt wie hij is en zijn naam wordt onmiddellijk herkend door de eskadercommandant.] Hoe kunt u ons helpen? [Dowding steekt zijn hand uit en het trancemedium zegt hem dat de eskadercommandant zich realiseert dat hij de hand weliswaar ziet, maar niet kan vastpakken].

ESKADERCOMMANDANT: Meneer, probeert u ons nu te vertellen dat we – dat dit de dood is?

DOWDING: Ja.

ESKADERCOMMANDANT: Maar hoe kunnen we nou dood zijn? We zien er nog net zo uit als daarvoor.

DOWDING: Zo zie je maar weer hoe belachelijk klein de grens tussen leven en dood is.

DE BOORDSCHUTTER (die zich in het gesprek mengt): Ik herinner me dat een Duitse jager van achteren op ons af kwam … en daarna weet ik niets meer tot we op de weg hier buiten waren.

Later hoort Dowding van een van de vaste contactgeesten van het medium dat het vliegtuig van de bemanning geëxplodeerd is toen het door vijandelijk geschut is getroffen en dat de hele bemanning gedood is. Doordat ze samen gesneuveld waren en zich nog steeds van elkaars aanwezigheid bewust, hadden ze niet dat gedesoriënteerde gevoel dat mensen hebben die plotseling alleen sterven, maar ze begrepen nog niet wat hun was overkomen. (Misschien vraagt de lezer zich af, wat hen had beziggehouden in de periode tussen het moment van neerstorten en hun contact met Dowding en het waarschijnlijke antwoord is dat er geen tijd voorbij is gegaan zoals wij die kennen, een verschijnsel dat we in hoofdstuk 9 zullen bespreken). Er zijn vele van dit soort doorgevingen door mediums ontvangen gedurende en na de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Een van de meest bekende hiervan na de vorige oorlog was die van Wellesley Tudor Pole, die in boekvorm verschenen is onder de titel Private Dowding (geen familie van Lord Dowding). Gesneuveld in de loopgraven van de frontlinie, beschrijft soldaat Dowding wat hij meemaakt als volgt (Tudor Pole. 1984):

Het ene ogenblik leefde ik … en keek zonder enige angst uit over de wal van de loopgraaf, waar alles normaal was. Vijf seconden later stond ik naast mijn lichaam en hielp twee van mijn vrienden mijn lichaam weg te dragen naar het veldhospitaal. Ze dachten dat ik bewusteloos was, maar wel in leven. Ik wist niet of ik door de ‘shellshock’, tijdelijk of voor altijd, uit mijn lijf was gesprongen. Zie je hoe onbetekenend de dood is, zelfs de gewelddadige dood in de oorlog! Het leek of ik droomde … straks zou ik wakker worden en in de traverse mijn beurt afwachten om wacht te gaan lopen … Het gebeurde allemaal zo eenvoudig. Doodgaan was voor mij een simpele ervaring – geen verschrikking, geen langgerekt lijden, geen conflicten … De schok komt pas later, als je realiseert: ‘Waar is mijn lichaam? Ik ben toch zeker niet dood?’ … Toen ik merkte dat mijn twee vrienden mijn lichaam zonder mijn hulp konden dragen, bleef ik achter ze … heel bescheiden. Bescheiden? … Mijn lichaam werd op een stretcher gehesen. Ik vroeg me af wanneer ik er weer in terug kon.

… Ik dacht dat ik fysiek nog in leven was … dat ik door een granaatscherf was geraakt … pijn had ik niet. Toen ontdekte ik dat mijn totaliteit – dus alles wat denkt, ziet, voelt en weet – nog leefde en bij bewustzijn was! … Mijn lichaam ging naar het eerste veldhospitaal en, nadat het onderzocht was, naar het mortuarium. Daar ben ik de hele nacht gebleven, hield de wacht, maar had er geen gedachten over … ik verwachtte nog steeds weer in mijn lichaam wakker te zullen worden. Toen verloor ik het bewustzijn en viel in een diepe slaap … Toen ik wakker werd was mijn lichaam verdwenen! Ik heb gezocht en gezocht! Toen begon het me tot me door te dringen dat er iets raars was gebeurd … En toen kwam de schok! Plotseling, zonder enige waarschuwing … ik was dood! … Ik was gesneuveld, gesneuveld, gesneuveld! Toen de schok kwam was het heel duidelijk. Ik probeerde terug te denken, maar mijn geheugen was verstomd …

Dowding vertelt Tudor Pole daarop dat hij in het najaar van 1915 in dienst ging, acht maanden in opleiding was in Northumberland, en met zijn bataljon in juli 1916 naar Frankrijk ging, vrijwel meteen naar het front (waarschijnlijk naar de Slag aan de Somme, die in juli 1916 begon) en daar een maand later in actie stierf. Tudor Pole heeft Dowdings echte naam en regimentnummer niet kunnen achterhalen en doordat een grote hoeveelheid legerarchieven door vijandelijke bombardementen in de Tweede Wereldoorlog verwoest zijn, hebben we nu nog maar weinig kans zijn bestaan te verifiëren. Waarom zouden we dit dan, evenals de veel andere doorgevingen van overledenen serieus nemen? Alles hangt er dus van af in hoeverre we het niet-professionele medium Tudor Pole, met zijn reputatie van grote integriteit, kunnen vertrouwen.

Ik heb Tudor Pole nooit ontmoet, maar ik heb zijn kleindochter gekend, een gestudeerde vrouw, die zich hem herinnerde als een wijs man met echte mystieke en helderziende gaven. Bovendien was hij een goede vriend en collega van Sir George Trevelyan, oprichter van de bekende Wrekin Trust en van Rosamund Lehmann, een van de bekendste vrouwelijke auteurs van de vorige eeuw, met wie hij samen boeken over spirituele onderwerpen schreef. Ook was hij bevriend met Winston Churchill met wie hij de ‘Minuut Stilte’ instelde om jaarlijks het einde van de Eerste Wereldoorlog te herdenken. Dit is later uitgegroeid tot Armistice Day Remembrance Ceremony, (de dag van de Wapenstilstand), die nog altijd in acht wordt genomen. Hij was ook verantwoordelijk voor het opzetten van de groep tot behoud van de historische Chalice Well in Glastonbury, een van de belangrijkste voorwerpen van verering op deze oude heilige plaats.

Wat we ook van de identiteit van soldaat Dowding vinden, er is geen reden om aan de oprechtheid van Tudor Pole te twijfelen. Er bestaat ook geen twijfel over dat Dowdings verhaal typisch is voor de verhalen die we door mediums van veel van de gesneuvelde soldaten in beide Wereldoorlogen hebben ontvangen. Ze gaan allemaal over proberen normaal verder te leven en dezelfde vruchteloze pogingen om met de levenden te communiceren of ze te helpen, dezelfde verwachting dat ze weer in hun lichaam zullen ‘wakker worden’ en dezelfde schok en verwarring als er iets van de veranderingen die hebben plaatsgevonden tot ze doordringt. Dowding zegt later dat hij het bewustzijn verloor en geslapen heeft. Toen hij wakker werd, merkte hij dat zijn fysieke lichaam verdwenen was en dat hij ‘zweefde in een mist die elk geluid dempte en het gezicht wazig maakte’. Maar, wellicht omdat hij tijdens zijn leven wat had gelezen over het leven na de dood, werden hem de verwarring en de angst bespaard, die er na een plotselinge dood kunnen zijn. De gestorvene bevindt zich dan in een schemerige mistige omgeving die doet denken aan de oud-Griekse beschrijving van de Hades en de Joodse van de Sheol, een plek met donkere schaduwen waar de doden de levenden zelfs schijnen te benijden (voor voorbeelden zie Crookall 1978). Jane Sherwood, een gerenommeerde schrijfster over paranormale en spirituele onderwerpen en, net als Tudor Pole, een begaafd niet-professioneel medium, schrijft in The Country Beyond (Sherwood 1969) dat ‘Scott’, een van haar contacten die ook plotseling doodging, zegt dat:

Ik denk dat hoe men het doodgaan ervaart enorm kan verschillen, omdat dat door de gemoedstoestand waarin men overgaat wordt bepaald. Er is ook een groot verschil tussen de plotselinge dood en de rustig voorbereide overgang. De schok van een onnatuurlijke dood brengt het … wezen in verwarring … Je bevindt je in een fantastische droomwereld zonder draaiboek … de chaos van losse gemoedstoestanden mist elke structuur van ruimte en tijd … Veel van deze nachtmerrie zou [voorkomen kunnen worden als je weet hoe je gebruik kunt maken] van de hulp die wordt geboden.

Net als bij BDE’s kan een roepen om hulp – bij christenen van Christus of een van de heiligen – resulteren in het contact met een goedwillende spirituele bron die leidt tot verlossing van deze beangstigende ervaringen.

Andere tradities en de plotselinge dood

Ook de niet-christelijke tradities als het boeddhisme en het sjamanisme onder de inheemse bevolking van Zuid-Amerika en Azië, kennen zulke problemen van angst en verwarring na een plotseling dood. Een plotselinge dood wordt zelfs gezien als sterven in de verkeerde gemoedstoestand, omdat men dan niet de mogelijkheid heeft om zich voor te bereiden op wat er gaat komen. Vooral het Tibetaans boeddhisme benadrukt dat als men in angst, boosheid of bitterheid sterft, (zoals misschien bij diegenen die in een oorlog omkomen), of afgeleid is door materiële zorgen of gehechtheid aan wereldse zaken, de toegang tot de andere wereld wel eens een verwarrende en angstaanjagende ervaring kan zijn, ook al heeft men een vlekkeloos moreel en spiritueel leven geleid. Als de geest niet rustig is en het sterven volkomen aanvaardt, kan er geen rustige overgang naar de andere wereld plaatsvinden. Dit is essentieel als je je geheel bewust wilt zijn van wat er gebeurt en om enigszins de controle te hebben over wat er onmiddellijk na de dood gebeurt.

Een Tibetaanse monnik zei me eens dat je, als je onvoorbereid sterft, gedwongen bent om in de fysieke wereld terug te keren, met alle problemen en mogelijk lijden van dien. Met andere woorden, onze voorbereiding op de andere wereld moet doorgaan tot we de laatste adem uitblazen.

We zullen in hoofdstuk 8 terugkomen op het mogelijke belang van deze Tibetaanse leringen voor ons begrip van het leven na de dood. Ze kunnen ons misschien helpen te verklaren waarom beangstigende ervaringen bij BDE’s zowel goede mensen als minder goede kunnen overkomen, omdat ze ongerust kunnen zijn over het welzijn van degenen die ze achterlaten of over onafgemaakte belangrijke taken. Ook kunnen die leringen ons helpen verklaren waarom het boeddhisme zo de nadruk legt op het oefenen van de geest door middel van meditatie, een nadruk die we ook bij alle grote spirituele tradities vinden. Meditatie helpt de geest gefocust en bewust te blijven en zich niet van de wijs te laten brengen door het gekwebbel in het hoofd. Het maakt dat we beter kunnen omgaan met de eisen van het dagelijks leven en met onze spirituele ontwikkeling, en het verbaast ons niets als er gezegd wordt dat de heldere rustige geest die door meditatie tot stand is gekomen, de ideale toestand is om te sterven.

Misschien geven we er de voorkeur aan om het idee dat de gemoedstoestand tijdens het sterven invloed heeft op wat er daarna gebeurt te negeren, maar het is logisch te denken dat wat er in onze geest gebeurt als we doodgaan, invloed heeft op het leven direct na de dood. Zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, wordt de andere wereld vooral door de geest geschapen en daarom is het in de andere wereld net zoals in deze: zo je denkt, zo je bent.

Zelfmoord

Mensen vragen wel eens wat er gebeurt met mensen die zelfmoord hebben gepleegd. Iemand die zo wanhopig is dat hij zich van het leven berooft, verdient sympathie en steun in plaats van afkeuring, maar als we op de doorgevingen via mediums kunnen afgaan (daarvan geven we een extreem voorbeeld in hoofdstuk 5), volgt er op zelfmoord meestal een verwarrende en beangstigende overgang naar het volgende leven. Daar kunnen twee oorzaken van zijn. Ten eerste gelooft de zelfmoordenaar misschien niet in een leven na de dood, waardoor hij (net als degenen die een natuurlijke dood sterven en daar ook niet in geloven) in een verwarde toestand terechtkomt. Hij wil dood of verwacht te sterven, en kan daarom niet geloven dat hij weliswaar dood is, maar dat dit niet het einde betekent. Daarom kunnen ze denken dat ze nog steeds in deze wereld zijn en ons is verteld dat dit kan betekenen dat ze aardgebonden blijven (hoofdstuk 5), en noch in staat zijn met de mensen op aarde, noch met spirituele helpers te communiceren. Ten tweede is hij misschien in de verkeerde gemoedstoestand gestorven. In emotionele verwarring, geplaagd door angsten en zelfveroordeling, wordt hij of zij dan onvoorbereid het leven hierna in geduwd en wordt onderworpen aan alle negatieve ervaringen die in het begin van dit hoofdstuk besproken zijn.

Heath en Klimo (2006) wijzen erop dat de zelfmoordenaar in deze toestand misschien wel veel spijt van zijn of haar daad heeft, maar in zo’n verwarring, helemaal alleen en aan alle hulp voorbij, in de donkere nevelen van de Hades (hoofdstuk 6) blijft steken. Een van de contacten van Jane Sherwood (zie Sherwood 1964) vertelt hoe hij aan gene zijde een vriend ontmoette die zelfmoord had gepleegd en die:

… in een soort bedwelming verkeerde en mij werd gezegd dat hij nog lang in deze toestand zou blijven en dat daar niets aan te doen was … Zelfmoordenaars zitten vaak in zo’n soort langdurig coma … Omdat ik wist wat een kwellende pijn eenzaamheid en ‘verlorenheid’ kunnen doen in dit oord van opdoemende schaduwen … riep ik hem en hij liet me toe, maar het was moeilijk hem mij te laten zien of horen.

Het schijnt dat de ziel naar onze tijdsrekening vele jaren in deze toestand kan blijven – tot ze in staat is te beseffen wat er aan de hand is en hulp inroept. Voor ons lijkt zo’n verzoek makkelijk, maar heel anders wordt het als de geest in een pijnlijke verwarring verkeert en zo in zijn misvattingen over wat er na de dood gebeurt blijft vastzitten, dat hij niet de nodige aanpassingen kan maken om het gedachteniveau van de geesten die hem willen helpen te bereiken. Uiteindelijk komt er dan toch hulp en begint het genezingsproces, maar Heath en Klimo denken dat daarbij reïncarnatie nodig is, omdat de problemen die op aarde tot zelfmoord hebben geleid opgelost en helemaal overwonnen moeten worden (de voors en tegens van het begrip reïncarnatie worden in hoofdstuk 8 besproken).