Hoofdstuk 7

Het Niveau van de Illusie

Verwachtingen van het Niveau van de Illusie

Waarschijnlijk zou de menselijke geest gek worden als hij aan gene zijde plotseling in een bestaan terechtkwam zonder enig oriëntatiepunt, zoals hij in de fysieke wereld gewend was. De gestorvenen kunnen hun nieuwe wereld slechts plaatsen als ze zich in een omgeving bevinden die op belangrijke punten lijkt op de wereld die ze achter zich hebben gelaten, net zoals we een bekende omgeving verwachten wanneer we ’s morgens onze ogen opendoen. De omstandigheden in de Hades voldoen hieraan, zij het slechts op een droomachtig niveau, maar tegen de tijd dat ze het volgende ontwikkelingsniveau bereiken, het zogenaamde Niveau van de Illusie, zullen ze zich veel bewuster zijn van hun omgeving en veel meer begrijpen wat er met ze gebeurt. Dat dit inderdaad gebeurt, verklaart waarom het Niveau van de Illusie door enkele vooraanstaande denkers zoals de Oxfordse filosoof professor H.H. Price een mentale wereld wordt genoemd (Price 1995).

Maar ook deze term is misleidend, omdat hij suggereert dat het Niveau van de Illusie helemaal door onze geest wordt gecreëerd. Als dat zo was, zou iedereen gevangenzitten in zijn of haar eigen mentale schepping, zonder enige mogelijkheid om ervaringen samen met anderen te hebben. Omdat de communicerende entiteiten benadrukken dat gedeelde ervaringen bestaan, moeten we aannemen dat er ‘daarboven’ werkelijk een samenhangend potentieel is dat voor iedereen gelijk is. Op de een of andere manier is dit gevoelig voor de wensen en verwachtingen van de enkeling die – binnen bepaalde grenzen – een persoonlijke illusionaire werkelijkheid kan creëren, waar anderen een rol in kunnen spelen. Dit betekent dat je de term ‘Niveau van de Illusie’ niet moet opvatten als een volkomen onpersoonlijke wereld, waarin iedereen zich verliest in een opzichzelfstaande realiteit die hij zelf heeft geschapen.

De beschrijvingen die ons ter beschikking staan, vertellen ons dat elk individu naar die locaties gaat waar gelijkgestemde zielen zijn. Degenen die van de natuur en een vreedzame wereld houden gaan naar dimensies waar anderen, bewust of onbewust, meegeholpen hebben precies die omgeving te creëren. Zielen die zich prettiger in steden voelen, gaan daarheen waar anderen hebben geholpen om illusionaire steden te creëren enzovoort. Myers zegt dat we in het Niveau van de Illusie die mensen ‘opzoeken’ tot wie we ons op aarde aangetrokken voelden en dat onze nieuwe omgeving tot op zekere hoogte van hen afhankelijk is. Elke gemeenschap bouwt aan zijn eigen ‘kleine wereld’ en maakt zelfs zijn eigen ‘tijd en ruimte’, waardoor men ‘gemeenschappen van gelijkgestemde zielen die twee- of driehonderd jaar geleden geleefd hebben’ kan bezoeken. Voor menselijke begrippen verblijft men immers lange tijd in deze sfeer, voor men naar de volgende overgaat of misschien zelfs reïncarneert (zie Cummins 1935).

Dat zou kunnen verklaren waarom het Niveau van de Illusie aan de ene kant soms als een plek van vele contrasten wordt beschreven, van rustig harmonisch in vreedzame landschappen levende gemeenschappen, en aan de andere kant gemeenschappen van hectische activiteit die zelfs serieus maar vriendschappelijk met elkaar wedijveren. Als je de Hades eenmaal bent gepasseerd, laat je de donkere gebieden van haat, nijd en negativiteit achter je. Sommige contactgeesten zeggen echter dat je soms even terug moet naar die streken en dan een maalstroom van misdaad en zonde aantreft, waar de meeste aanwezigen nog steeds door hebzucht en de begeerte naar geld en macht worden gedreven. Degenen die op die plekken wonen blijven nog in die hel, omdat ze hebben geweigerd de lessen uit hun aardse leven te trekken, tot ze hun benarde toestand inzien en om hulp vragen.

Dit betekent echter niet dat degenen die het Niveau van de Illusie hebben bereikt nu verlost zijn van de gebreken van hun persoonlijkheid. Ze moeten nog veel verder ontwikkelen. Maar ze zijn dit proces begonnen om deze gebreken te herkennen, er berouw van te hebben en ervan te leren, en realiseren zich dat ze achter de zelfzuchtige belangen kunnen kijken die door het materiële bestaan worden geregeerd.

De kenmerken van het Niveau van de Illusie

Individuele geesten kunnen onderling contact te hebben, ook al zijn er verscheidene gemeenschappen op het Niveau van de Illusie, hoewel dit ook voor verwarring kan zorgen, omdat elke gemeenschap voor een ander soort realiteit staat. Wijlen Maurice Barbanell, vertelt ons via het medium Marie Cherrie dat er ‘soms verwarring heerst over de werkelijkheid, want het hangt ervan af wat je ziet. [Het is] moeilijk om je voortdurend aan te passen.’ Hij heeft zijn moeder in het hiernamaals ontmoet en zegt: ‘Moeders werkelijkheid is niet de mijne’, en verderop zegt hij:

… dit is een heel vreemde werkelijkheid. Je moet je voortdurend realiseren dat je alleen ziet wat je wilt zien en dus moet je bewust moeite doen om je gezichtsveld te verruimen en soms word je verleid door wat je wilt zien.

Daarop zegt hij dat dit ‘verwarrend kan zijn. Ik tast naar mijn eigen werkelijkheid, [ik] weet niet zeker of ik die al heb gevonden. Ik weet hoe makkelijk het is om te zien wat je wilt zien … [het is] een prettige valkuil, maar het is nog steeds een valkuil’. De behoefte aan ‘wilskracht en discipline’ blijft aanwezig, maar ‘concentratie [is] niet altijd makkelijk’. Als je je niet meer kunt concentreren, ‘dringt de werkelijkheid van anderen bij je binnen’ en raak je verward. Maar hij ziet wel in dat ‘er misschien een makkelijker manier is. [Ik] merk dat anderen die hier zijn geweest daar geen last meer van hebben’. (Cherrie 1987)

Het feit dat men hier zijn eigen werkelijkheid ‘schept’ klopt met de beschrijvingen van het Niveau van de Illusie, waarin gezegd wordt dat mensen kleren dragen, in huizen wonen en op dezelfde manier plezier maken als op aarde. In 1916 publiceerde Sir Oliver Lodge, een van Engelands grootste wetenschappers, Raymond: or Life and Death, over de tragische dood van zijn zoon Raymond, die in de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk gelegerd was met het South Lancashire Regiment. Na zijn dood communiceerde ‘Raymond’ via twee mediums, Vout Peters en Gladys Leonard, en gaf feiten door die de mediums niet konden weten, waardoor Lodge en zijn familie en de vele lezers van het boek ervan overtuigd raakten dat Raymond de lichamelijke dood had overleefd.

Het is niet verwonderlijk dat de publicatie van Raymond: or Life and Death de sceptici, die zich verzetten tegen elke suggestie dat de fysieke dood niet het einde betekent, verontrustte. Omdat ze niets tegen het bewijsmateriaal van Raymond konden inbrengen, maakten ze zijn beschrijvingen van het leven na de dood belachelijk, vooral het feit dat een van de soldaten die met Raymond in de loopgraaf was gedood, een sigaar kon roken. Nog altijd komen de sceptici (van wie de meesten het boek niet hebben gelezen) met het voorbeeld van de sigaar, om elke suggestie dat de boodschappen van Raymond iets anders waren dan de fantasie van de mediums, de grond in te boren. Maar als we lezen wat Raymond werkelijk over sigaren zei, zien we dat dat klopt met wat anderen over de eerste niveaus van het hiernamaals zeggen, namelijk dat men redelijk objectieve facsimile’s van voorwerpen op de aarde kan krijgen.

Via medium Gladys Leonard zegt Raymond:

Laatst kwam er een man naar me toe, die beslist een sigaar wilde hebben … [ik] dacht dat ze dat nooit voor elkaar zouden krijgen … Maar er zijn hier laboratoria en die maken allerlei dingen … Niet van vaste stof, maar van essenties … Het is niet hetzelfde als op aarde, maar ze hebben iets kunnen maken dat op een sigaar lijkt … Maar toen hij hem begon te roken vond hij er niet veel aan … hij heeft er vier gerookt, maar nu taalt hij er niet meer naar. (Lodge 1916)

Op aarde worden sigaren gemaakt door het bewerken van vaste stof, maar ‘Raymond’ zegt dat ze op het Niveau van de Illusie worden gemaakt van wat hij ‘essenties’ noemt (misschien zijn woord voor het samenhangende objectieve potentieel waaruit de geest zijn illusies van het leven na de dood creëert). Myers geeft via Geraldine Cummins (zie Cummins 1984) meer details, door te zeggen dat dingen onbewust worden gemaakt (en waarschijnlijk ook bewust) van wat hij ‘kneedbare ether’ noemt, waar het Niveau van de Illusie uit bestaat. Hij vertelt ons dat deze ‘kneedbare ether’ ook licht, de blauwe lucht, wind, water en begroeiing oplevert – dus eigenlijk gewoon de natuurlijke wereld zoals wij die kennen. Waarschijnlijk wordt deze ether ook gebruikt om kleren van te maken voor degenen die dat willen (later komen we op de kwestie van kleren terug) en huizen voor degenen die in een huis willen wonen.

Myers zegt in een tweede deel van zijn doorgevingen aan Geraldine Cummins (zie Cummins 1935) dat het zelfs mogelijk is om te eten, te drinken, te slapen en om ‘seksuele passie’ te hebben als men daar behoefte aan heeft. En als we even teruggaan naar het onderwerp roken, merken we op dat Maurice Barbanell via het medium Marie Cherrie zegt dat zijn oude vriend en collega-journalist Hannan Swaffer, die hij in het hiernamaals tegenkomt:

… nog altijd rookt, zelfs hier … Smerige gewoonte … Allemaal as op zijn buik … Ik denk dat hij dat alleen maar doet om te shockeren en om een individualist te zijn. Dat is typerend voor hem.

Het idee dat dingen op verzoek gemaakt kunnen worden gaat ook op voor de ‘huizenbouw’. In theorie lijkt het wel op wat er op aarde gebeurt. Ook op aarde kunnen we, als we daar de benodigde kracht en vaardigheden voor hebben, een huis voor onszelf bouwen, maar we gaan liever naar een architect en een aannemer, omdat zij betere ideeën en vaardigheden hebben dan wij. Als er werkelijk huizen in het volgende leven zijn, is het natuurlijk geen gekke gedachte dat je dan hulp kunt zoeken bij diegenen die de nodige creatieve vaardigheden hebben voor de ‘bouw’ ervan. Sommige mensen hebben misschien gewoon meer expertise om illusies te scheppen dan andere.

Veel beschrijvingen die we van het Niveau van de Illusie hebben gekregen, zijn eigenlijk helemaal niet zo buitensporig als we denken, als gedachten er inderdaad de omgeving directer kunnen ‘manipuleren’ dan op aarde. Zelfs op de aarde toont wetenschappelijk onderzoek aan dat gedachtekracht alleen al in zekere mate veranderingen in de materiële wereld kan veroorzaken (zie Jahn en Dunne 1987) en in een hiernamaals dat uit subtiele ‘energie’ bestaat waarmee de geest in wisselwerking staat, kunnen de resultaten op een veel grotere schaal plaatsvinden (ook al zijn die duidelijk tijdelijk, zoals we later zullen zien).

Dit zou erop kunnen wijzen dat het Niveau van de Illusie bestaat uit een subtielere versie van de kwantumwerkelijkheid die aan onze zichtbare wereld ten grondslag ligt. Als dat zo is, is er misschien meer continuüm tussen deze wereld en de volgende dan we denken. Er is ons zelfs verteld dat sommige mensen een winkel in het hiernamaals openen en dat anderen daar graag komen winkelen. Hierdoor krijgen we nog meer de indruk dat het Niveau van de Illusie een soort fantasiewereld is, waarin de mensen zichzelf zien zoals ze op aarde waren, een bestaan waarin je, zoals Barbanell zegt, wel voldoende geconcentreerd moet kunnen zijn als je binnen je eigen werkelijkheid wilt blijven. Als je dat niet kunt of wilt, word je in de fantasieën van anderen betrokken – met als resultaat dat je, bijvoorbeeld, de winkels van hun fantasie bezoekt, hun fantasiedingen koopt, en betaalt met geld dat net zo onwerkelijk is als de sigaren waar Raymond het over heeft.

Dus is het belangrijk je op je eigen werkelijkheid te concentreren. Een jonge vrouw die in haar doorgevingen vertelt dat ze met haar overleden familieleden leeft, zegt dat die, als ze zich niet voldoende concentreren, tot hun verbazing merken dat de kamers die eerst wel in hun huis waren, er plotseling niet meer zijn. Dit geeft aan hoe belangrijk het is je concentratievermogen te trainen terwijl je nog op aarde bent, door technieken als meditatie, dat binnen alle grote spirituele tradities een hoge vlucht heeft genomen. Hoe meer we in deze wereld gefocust zijn en ons denken getraind hebben, des te beter we voorbereid zijn op het volgende leven. Meditatie kan ons ook helpen in die kalme, rustige gemoedstoestand te komen, waarvan we hebben gezien dat die belangrijk is op het moment van het sterven.

Voortbestaan van een lichaam

Bij alles wat we in dit hoofdstuk tot nu toe hebben gezegd zijn we ervan uitgegaan dat het lichaam in de een of andere vorm voortbestaat. Hoe geloofwaardig is dat? De grote religieuze tradities stellen of impliceren dat lichamen op de een of andere manier doorgaan met leven. Het christendom vertelt ons dat Christus na zijn dood wel vier keer is verschenen, een ervan ‘aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk’ (1 Korinthiërs 15:5 e.v.) waarbij hij liet zien dat zijn herrezen lichaam op zijn fysieke lichaam leek met zelfs de wonden die hem terwijl hij aan het kruis hing waren toegebracht (Johannes 20:27). Paulus vertelt de gelovigen dat ze met Christus herenigd zullen worden ‘want in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding’ (Romeinen 6:5). De vierde-eeuwse Cyrillus, bisschop van Jeruzalem, die in de 19e eeuw erkend werd als kerkwetenschapper, schreef dat zijn lichaam ‘niet in zijn huidige staat van zwakte zal zijn … want het zal spiritueel worden en wonderbaarlijk mooi zijn’.

Ook andere religies hebben fysieke wederopstandingstradities. Van Bodhidarma, de patriarch die het zenboeddhisme in China heeft geïntroduceerd, wordt gezegd dat hij tegen het einde van zijn leven heimwee naar India kreeg en door een reiziger werd gezien terwijl hij over een van de hoge passen in de Himalaya op één sandaal terug naar India liep. Toen zijn volgelingen dit nieuws hoorden, openden ze de verzegelde grot waarin hij was begraven en zagen dat deze leeg was … op één sandaal na. Voor gewone stervelingen praten we natuurlijk niet over een fysieke wederopstanding, maar het feit dat deze in de religieuze tradities voorkomt, geeft het mystieke belang aan van de menselijke vorm als een afspiegeling van het universele archetype (in hoofdstuk 10 zullen we het onderwerp archetypes verder bespreken), iets wat in Genesis 1:26-27 wordt benadrukt als er gezegd wordt dat de mens naar Gods evenbeeld geschapen is.

Verschijningen, of die nu van doden of van levenden zijn, worden waargenomen als een facsimile van hun fysieke lichaam, tot zelfs hun kleren toe. Mensen zijn vaak, als er over kleren wordt gesproken, meer verbaasd dan over de verschijning zelf en gebruiken het idee van kleren om alles maar af te doen als fantasie van de waarnemer. Maar als het leven na de dood inderdaad een gedachtewereld is, zijn kleren niet meer onmogelijk dan elk ander mentaal artefact. In dr. Wiltse’s bekende verslag van zijn BDE (Myers 1903 geeft het volledige verhaal) zegt hij dat hij zich, nadat hij zijn lichaam verlaten had, bewust was van zijn naaktheid en dat zijn gêne hierover het resultaat had dat hij onmiddellijk gekleed was. Zijn gêne was voldoende, lijkt het, om de gedachtevorm van kleren te creëren. Als mensen de geest het lichaam na het sterven zien verlaten, melden ze vaak dat de geest naakt is, want op dat moment heeft de stervende wel wat anders te doen dan zich druk te maken over zijn naaktheid.

James Hyslop, professor in de logica en ethiek aan Columbia University en een bijzonder goede researcher van het paranormale, zei dat kleren in feite beelden zijn die de overledenen gebruiken om zich te identificeren en daarom ‘… mentale verschijnselen zijn, die zich voordoen als een ander soort werkelijkheid, maar alleen omdat het onderbewuste van de [menselijke waarnemer] niet begrijpt wat er aan de hand is’ (Hyslop 1918). Dit komt overeen met de mening van de grote Zweedse wetenschapper en geleerde Emanuel Swedenborg (Swe-132 denborg 1966), maar daartegenover staat het feit dat Wiltse ervan overtuigd was dat zijn kleren er echt waren, net als elke menselijke waarnemer dat ook zou zijn en het is moeilijk niet te concluderen dat voorwerpen blijkbaar net zo echt lijken voor degenen op de lagere niveaus van het hiernamaals als voorwerpen in onze wereld voor ons.

Lichamelijke gevoelens en behoeftes

Uit een eerder aangehaalde doorgeving van Myers weten we dat het op het Niveau van de Illusie ‘zelfs mogelijk is om te eten, te drinken en te slapen en om “seksuele passie” [voor diegene die daar behoefte aan heeft] te hebben’. Opmerkingen zoals deze, die ook door andere communicerende geesten worden gemaakt, duiden niet alleen op het bestaan van een lichaam, maar er is ook sprake van lichamelijke gevoelens en ze zeggen zelfs dat ze kunnen zien, horen en voelen en gesprekken voeren (verbaal en telepathisch) met andere geesten. De criticasters zeggen dat we geen gevoel kunnen hebben zonder fysiek lichaam, maar dat is een nogal naïef argument, omdat we het niet hebben over het ‘zien’, ‘horen’ of ‘voelen’ van fysieke voorwerpen in het hiernamaals, net zomin als we dat doen als we onze zintuigen in onze dromen gebruiken.

Raadselachtiger is het feit dat mensen zeggen dat hun zintuigen werken als ze tijdens uittredingen of BDE’s uit hun fysieke lichaam zijn, maar wel in de fysieke wereld blijven. Maar omdat ze ook zeggen dat ze hun handen door vaste voorwerpen kunnen steken en door muren heen kunnen gaan, is het wel duidelijk dat ze het niet hebben over materiële voorwerpen en hun materiële zintuigen. We kunnen beter uitgaan van wat traditioneel ‘mindsight’ werd genoemd (zie Ring 1999), een direct mentaal bewustzijn van de omgeving dan van een bewustheid die door een fysiek orgaan tot stand komt.

Een andere vraag die soms wordt gesteld is of geesten als ze een ‘lichaam’ hebben, ze dan ook organen hebben? We weten bijvoorbeeld dat sommigen graag eten en drinken, maar betekent dat dan ook dat ze spijsverteringsorganen hebben? En als – zoals Myers zei – sommige mensen seksuele passie fijn vinden, houdt het dan in dat ze functionerende geslachtsorganen hebben? Deze onderwerpen worden door de contactgeesten meestal vermeden, maar bij seances krijgen we er soms wel informatie over. Tom Harrison maakte jarenlang aantekeningen van de dingen die gebeurden bij de kleine thuisgroep van zijn moeder die een niet-professioneel medium was. Hij vertelt dat een lid van hun groep, dr. Brittain Jones, geneesheerdirecteur van het Middlesborough General Hospital en overtuigd van de echtheid van verschijnselen die ze in de groep waarnamen, de polsslag van een gematerialiseerde verschijning op diens verzoek bevestigde, terwijl het medium Minnie Harrison in diepe trance was. (Harrison 2008)

De omstandigheden waarin de seances werden gehouden (een kleine kamer, goed rood licht, acht ervaren groepsleden, geen verborgen ingangen) gecombineerd met dr. Brittain’s eigen expertise, sluiten de mogelijkheid uit dat hij beetgenomen werd en stiekem de pols van een medeplichtige had gevoeld. Maar als hij de polsslag voelde, betekent het dan dat de verschijning een bloedsomloop had? Als verschijningen zoals bij de Harrison-groep gevormd en zichtbaar worden door het ectoplasma uit het lichaam van het medium (Tom Harrison’s contactgeesten zeiden dat de reden waaromze in ‘mantels’ verschenen was dat die makkelijker te materialiseren waren dan kleren), houdt het dan in dat het astrale lichaam niet slechts een uiterlijke vorm, maar een exact facsimile van het fysieke lichaam is, compleet met inwendige organen?

Contactgeesten zeggen dat na de dood het astrale lichaam, als een reactie op zijn eigen ‘blauwdruk’, niet alleen weer volmaakt gezond wordt, maar ook terugkeert naar de bloeitijd van zijn leven (of als het om kinderen gaat die jong zijn gestorven, naar de tijd dat ze daarin zouden hebben verkeerd). Ze zeggen ook dat ze ervoor kunnen kiezen aan de levenden te verschijnen in de vorm die deze zich het best herinneren, oud of jong. Dit zou erop kunnen wijzen dat het astrale lichaam een wat vormloos bestaan leidt, waarin de vorm zich aanpast aan de gedachte. Als het astrale lichaam dus een ‘blauwdruk’ van zijn fysieke zelf in zich heeft, en de eigenaar ervan gelooft dat hij inwendige organen heeft, is dat misschien wel zo. Dit wordt onderschreven door het feit dat veel mediums klagen dat ze de pijnen van de overledenen voelen, doordat sommigen van hen denken dat ze de ziekten die ze op aarde hadden, nog steeds hebben, een illusie die ze pas kwijtraken als ze ervan overtuigd raken dat dit niet zo is.

Hoe zit het dan met de geslachtsdaad en de emotionele relatie tussen mannen en vrouwen? ‘Seksuele passie’ zoals Myers dat zo ontwapenend noemt, houdt in dat seksuele opwinding, samen met andere gevoelens, ook in het astrale lichaam aanwezig blijft. Dit zegt niets over het mechanisme, maar Robert Monroe doet een poging om het uit te leggen, hoewel zijn ervaringen niet na de dood plaatsvonden, maar tijdens een van zijn vele uittredingen, waarin hij astrale niveaus bezocht. Op het eerste hiervan merkte hij tot zijn verbazing dat hij ‘een enorme behoefte aan seks had’, die onmiddellijk vervaagde toen hij terug in zijn lichaam kwam. Dit overkwam hem weer tijdens zijn volgende uittreding en ook nu verdween het gevoel toen hij weer in zijn lichaam kwam; hij hield er een schuldgevoel aan over en walgde van zichzelf. Maar in een volgende uittreding merkte hij dat, als er een vrouw in haar astrale lichaam dicht bij hem kwam, hij een ‘snelle, kortstondige flits van seksuele opwinding kreeg’.

Na dit een aantal malen te hebben meegemaakt, kwam hij tot de conclusie dat de seksuele opwinding in het fysieke lichaam:

… een flauwe afspiegeling, of een zwakke poging is om deze zeer intieme [ervaring als je uit je lichaam bent], die [toch] helemaal niet seksueel is zoals wij dat woord begrijpen, na te doen. Bij de fysieke drang naar geslachtsgemeenschap, is het alsof we ons vaag die emotionele piekervaring [die optreedt als je uit je lichaam bent] herinneren en die naar de geslachtsdaad vertalen. (Monroe 1972)

We weten niet hoe representatief Monroe’s ervaringen waren, of op welk niveau van het hiernamaals ze optraden, en ook niet of de vrouwen die hij ontmoette in het hiernamaals of alleen maar uit hun lichaam waren. Er heeft geen lichamelijk contact plaatsgevonden, hoewel het net als eten en drinken, wel kan gebeuren als het nodig is. Hoe dan ook, de contactgeesten zeggen dat de emotie van de liefde na de dood voortbestaat en dat dierbaren weer bij elkaar komen en hun liefdesrelatie voortzetten. Maar Christus vertelde zijn luisteraars dat de herrezenen ‘noch trouwen, noch ten huwelijk gegeven worden’ (Lucas 20:35). Het huwelijk als wettige verbintenis is alleen onze wereld voorbehouden. In het leven na de dood worden de individuen slechts door liefde tot elkaar aangetrokken, en misschien kan een man of een vrouw verschillende mensen tegelijkertijd liefhebben – of anderen kunnen hem of haar liefhebben – en daarbij wordt niemand gehinderd door bezitterigheid of jaloezie.

In antwoord op de vraag die we gedurende het Scole-onderzoek aan contactgeesten stelden, werd ons gezegd dat ze ‘in elkaars bewustzijn leven’, met andere woorden, een individueel bewustzijn, vooral op de hogere niveaus van het hiernamaals, is niet geïsoleerd van dat van andere geesten, zoals hier op aarde. De liefdesbanden tussen mensen zijn daarom veel hechter, zitten veel dieper en zijn veel minder ego-gericht. Hechte relaties die op aarde zijn ontstaan kunnen vernieuwd en uitgediept worden en nieuwe relaties met gelijkgestemden kunnen worden gevormd. Als de ultieme werkelijkheid echt liefde is, zoals de grote spirituele tradities ons verzekeren, mogen we aannemen dat op elk volgend niveau van het hiernamaals de mensen steeds dichter naar elkaar toe groeien, tot de liefdesband volledig tot stand gekomen is.

Een laatste vraag over het onderwerp ‘lichaam’, die soms wordt gesteld is: waarom hebben we daar een lichaam nodig? Is een puur bewustzijn niet veel beter? De oosterse religies leren inderdaad dat naarmate de geest hogerop komt in de opeenvolgende niveaus, het lichaam en de wereld van vormen langzamerhand achtergelaten worden en dat er uiteindelijk toegang tot de vormloze sferen van puur bewustzijn volgt – hierover zullen we het verderop in dit boek hebben. Maar in de westerse tradities wordt de nadruk op het lichaam gelegd (vroeger werd er zelfs gezegd dat de wederopstanding pas als ‘laatste troef’ plaatsvindt, op het moment waarop het fysieke lichaam ‘onverdorven’ uit het graf oprijst en doorgaat ter beoordeling), wat soms wordt beschouwd alsof het een eigen mystiek doel heeft.

De Griekse filosofen en kunstenaars uit de bloeitijd van de oude Griekse cultuur (4e en 3e eeuw v.Chr.) zagen het lichaam als de afspiegeling van de ideale spirituele vormen van de goden in de hemelse sferen. De Griekse beeldhouwkunst, in haar onovertroffen afbeelding van mannelijke en vrouwelijke vormen, was een poging van de beeldhouwers om deze ideale vormen vast te leggen, als uitdrukking van de schoonheid van de goden, maar ook als geschenk aan hen. We kunnen ons afvragen waar die beeldhouwers de creativiteit vandaan haalden om die aardse schoonheid te scheppen, en het antwoord zou kunnen zijn dat ze hun werk in een veranderde staat van bewustzijn deden, waarin ze toegang hadden tot visioenen van perfectie. Of dit nu zo was of niet, de mate waarin de menselijke vorm mannelijke en vrouwelijke kunstenaars door de eeuwen heen heeft geïnspireerd, maakt het des te meer aannemelijk dat er een grotere opzet achter zit dan deze korte spanne tijds van het materiële bestaan.

Of we nu willen of niet, als voortbestaan na de dood een feit is, moeten we accepteren dat het in eerste instantie om het lichaam gaat, hoewel we in het volgende hoofdstuk zullen zien dat het lichaam in toenemende mate geïdealiseerd en etherisch wordt naarmate we ons spiritueel ontwikkelen en dichter bij de schoonheid komen, die de Griekse beeldhouwers probeerden in al zijn perfectie vast te leggen.