Hoofdstuk 5

Aardgebonden geesten

Geesten die niet willen vertrekken

Het beste kunnen we een beschrijving van het leven na de dood beginnen met die ongelukkige zielen die, in elk geval voor een periode, de begrenzingen van de aarde niet willen of kunnen verlaten. Ze worden aardgebonden geesten genoemd, die blijven vasthouden aan het materiële bestaan en die zich er, in de meeste gevallen, niet van bewust zijn dat ze gestorven zijn. Zonder hulp uit deze of gene wereld kunnen ze lange tijd ‘aardgebonden’ blijven, hopeloos verloren in een fysieke wereld die de hunne niet meer is en waarmee ze onmogelijk kunnen communiceren. Ze zien hun dierbaren en proberen wanhopig contact met ze te maken, maar zonder succes. Er zijn mediums en zogenaamde ‘hulpgroepen’ die proberen hun aandacht te trekken en ze helpen in te zien wat er met ze is gebeurd en hoe ze naar de geestelijke wereld kunnen overgaan. Mediums zeggen dat er een aantal redenen is waarom geesten aardgebonden blijven, bijvoorbeeld:

Plotselinge dood

In hoofdstuk 4 hebben we gesproken over de onaangename gevolgen van een plotselinge en onverwachte dood. Een voorbeeld hiervan was het werk van Air Chief Marshall Dowding, die, als lid van een hulpgroep, de geesten van jonge gesneuvelde soldaten begeleidde, die in zo’n nare situatie verkeerden. Mensen die plotseling sterven – vooral als ze ten tijde van hun dood gezond waren – weten vaak niet dat ze dood zijn. Ze blijven zich bewust van hun bekende fysieke omgeving en denken dat ze nog in hun lichaam zijn. Doelloos en niet-begrijpend blijven ze gehecht aan de plaatsen die ze kennen.

Emotionele banden

Het intense verdriet van de achtergeblevenen schijnt zelfs betrekkelijk vergevorderde zielen aardgebonden te kunnen houden. Rouw is een onderdeel van het helingsproces, maar met de tijd zou deze ook gepaard moeten gaan met gevoelens van dankbaarheid voor het leven van de gestorvene, in plaats van een vruchteloos proberen hem vast te houden. Omdat hij zo meeleeft met dit intense verlangen, kan de overledene niet verdergaan. De levenden houden meer vast aan de overledenen dan omgekeerd, omdat de gestorvenen door het besef dat ze nog ‘leven’ daar nu anders tegenaan kijken. Maar toch kunnen de zielen in het hiernamaals het erg moeilijk hebben met de pijn van de overlevenden. Soldaat Dowding, die door Wellesley Tudor Pole (hoofdstuk 4) doorkwam, vertelt over een van zijn omgekomen metgezellen, die ‘samen met zijn vrouw rouwde’, omdat zij het zo moeilijk had met zijn dood.

Verlangen of ‘unfinished business’

Een derde groep die dicht bij de aarde blijft, bestaat uit de geesten die nog dingen willen afmaken. Door communicatie met mediums weten we dat sommigen vinden dat ze niet in gewijde grond begraven zijn, of dat er problemen met hun bezittingen, testament of legaten zijn, of dat ze zien dat de overlevenden hun handelsbelangen niet goed behartigen. Ze kunnen boos zijn over wat er met hun bezittingen gebeurt, of met de organisatie of instelling die zij op aarde hebben opgericht, of ze koesteren bittere gevoelens jegens degenen die hen in hun ogen verkeerd behandeld hebben. Of ze zich van hun dood bewust zijn of niet, ze zijn nog altijd bezig met deze wereld in plaats van met de volgende en ze kunnen hier maar niet van loskomen zolang hun zorgen door de levenden niet zijn weggenomen of hun herinneringen aan de aarde beginnen te vervagen.

Een van de bekendste spookverhalen in de geschiedenis is dat wat de familie Fox in 1848 overkwam in Hydesville in de VS, wat indirect heeft geleid tot de oprichting van het spiritisme als godsdienst.

Er werd beweerd dat er een venter door de vorige bewoner in het huis was vermoord en de familie Fox wilde de misdaad openbaar maken. 56 jaar later werd er in een muur van het huis van de familie Fox een menselijk skelet ontdekt, waardoor de sceptische Boston Journal genoopt werd te schrijven dat dit ‘de gezusters Fox van het beetje twijfel vrijwaarde ten aanzien van hun oprechtheid in de ontdekking van de communicatie met geesten’.

Ze geloofden niet in een leven na de dood

Een vierde groep van aardgebonden geesten bestaat uit zielen die niet in een leven na de dood geloofden en die, tot ze accepteren dat ze dood zijn, in het schemerige bestaan van de fysieke dimensie verblijven. Deze verwarde zielen zijn boos op de mensen die nu in ‘hun’ huis wonen, hun ‘eigendom’ hebben gestolen of een emotionele relatie zijn aangegaan met hun ‘dierbaren’. Soms proberen ze die mensen weg te jagen door zoveel mogelijk last te veroorzaken, vaak opzettelijk kwaadaardig. Larsen, die zei dat ze uit haar lichaam kon treden en de geestelijke wereld kon bezoeken wanneer ze maar wilde, zei nadat ze zulke individuen had ontmoet, dat ze ‘… geloven dat ze nog altijd in de materiële [wereld] leven en [daarom] proberen door te gaan met leven zoals ze altijd hebben gedaan’ (Larsen 1927).

Poltergeistgedrag van aardgebonden entiteiten

Aardgebonden geesten (vooral die in de hierboven genoemde vierde groep) kunnen verantwoordelijk worden gehouden voor poltergeistgedrag, waarbij voorwerpen met kracht omver worden geworpen, harde geluiden worden gemaakt en de bewoners de doodschrik wordt aangejaagd om ze maar uit het huis te verdrijven. Dit soort spookverhalen bestaat al eeuwen en zowel de rooms-katholieke als de anglicaanse kerk erkennen het bestaan van deze geesten; ze machtigen hun priesters tot het uitvoeren van exorcisme om de entiteit uit te bannen. Mediums proberen ook contact met ze te maken om ze te helpen accepteren dat ze dood zijn en naar een hogere dimensie te gaan. De behoefte aan hulp uit onze wereld, in plaats van die uit de volgende, zou komen doordat aardgebonden geesten te dicht bij de zware materiële ‘atmosfeer’ van de aarde zijn, waardoor spirituele wezens ze niet kunnen bereiken, totdat ze hebben geaccepteerd dat ze zijn overleden en zich uit deze atmosfeer beginnen los te maken.

Ik heb zelf poltergeistgevallen onderzocht waaronder duidelijke pogingen om zowel onaangenaam als zelfs gevaarlijk te zijn. In een van die gevallen moest de brandweer eraan te pas komen om een brand te blussen, die in de badkamer was begonnen, waar niets was om een brand te kunnen veroorzaken. In een ander geval vatte een overall die aan een hanger hing spontaan vlam, terwijl de twee vrouwelijke bewoners dodelijk geschrokken toekeken. Grote voorwerpen als boekenkasten werden ’s nachts toen er niemand aanwezig was, de trap af gesmeten en beddengoed gescheurd alsof het met een scheermes was bewerkt. De politie werd er driemaal bij geroepen, maar er was geen spoor van menselijk optreden te bespeuren en zelfs verandering van alle sloten in het huis hielp niets. Eén keer werd een bezoekster pijnlijk op het achterhoofd getroffen door een sleutelbos die van achteren naar haar werd gegooid, terwijl ze de trap af liep.

Maar niet alle poltergeistacties door aardgebonden geesten zijn kwaadaardig. Sommige onderzoekers hebben de indruk dat de geest alleen maar eenzaam is en de aandacht wil trekken. Ik heb zo’n geval onderzocht, dat zich afspeelde in een kleine technische werkplaats annex winkel in Cardiff, waar het om een kleine jongen ging. Ik heb daar voorbeelden van fysieke verstoring meegemaakt, zelfs toen ik alleen in het ‘spookhuis’ was, wat de mogelijkheid uitsloot dat het om een grap van de bewoners ging.

Kleine jongen of niet, de aanrichter van de verstoring legde een grote intelligentie en speelsheid aan de dag en hij ging zelfs in op de verzoeken van de bewoners om bepaalde voorwerpen te raken met de kleine steentjes die hij steeds maar door de kamer gooide. Van een familielid hoorde ik dat er, kort voor het spoken begon, inderdaad een kleine jongen bij een auto-ongeluk om het leven was gekomen. Een volwassen familielid van de eigenaars van het pand zei dat hij tot driemaal toe op klaarlichte dag de verschijning van een kleine jongen in de werkplaats had gezien. Behalve dat er bij de mensen die in de werkplaats bezig waren soms troep in de kraag werd gegooid, was er niemand een speciaal doelwit in de twee jaar dat dit duurde en ondanks het feit dat sommige van de voorwerpen met behoorlijk veel kracht werden gegooid, raakte er nooit iemand gewond. Het was ook duidelijk dat de entiteit probeerde te ‘helpen’ en zelfs werden er (als reactie op een als grap bedoeld verzoek om geld) herhaaldelijk briefjes van vijf pond op het plafond geplakt gevonden, bij elkaar wel meer dan zeventig pond (het volledige verslag van dit intrigerende geval, dat de aandacht van de pers trok en waar twee televisieprogramma’s aan zijn gewijd, vindt u in Fontana 1991, en er staat een samenvatting in Is there an Afterlife? Fontana 2005).

En dan was er een IJslandse entiteit, die aardgebonden bleef door de wens de overblijfselen van zijn lichaam te vinden. Zijn geval is zorgvuldig gedocumenteerd door bekende onderzoekers als professor Ian Stevenson en professor Erlendur Haraldsson. Via het medium Hafsteinn vertelde hij dat hij Runolfur Runolfsson heette en dat hij ‘naar zijn been zocht’. Boos en in grove bewoordingen vertelde hij hoe hij in een storm te ver in zee terecht was gekomen en verdronken, dat zijn lichaam was aangespoeld en door honden en raven in stukken was gescheurd en dat er, toen de overblijfselen gevonden werden, een dijbeen miste. Behalve zijn naam gaf Runolfsson zijn sterfdatum, zijn leeftijd toen hij verdronk, de naam van de kerk waar hij begraven was, de eigenaar van het huis waar zijn dijbeen misschien gevonden kon worden en het feit dat hij heel lang was geweest (feiten waarvan het medium, noch de leden van zijn kring op de hoogte waren).

Onderzoekers vonden daarop een ongewoon lang dijbeen ver-stopt achter een muur in het huis dat Runolfsson had genoemd, en het kerkarchief bevestigde zijn sterfdatum en zijn leeftijd en ook het feit dat hij verdronken was en zijn lichaam in stukken gescheurd. Het bot werd vervolgens op het kerkhof van de kerk in Utskal begraven bij de andere delen van Runolfsson’s lichaam en Runolfsson, (of liever gezegd zijn geest) werd een bekeerling die zelfs enkele jaren als belangrijkste contactgeest van het medium werkte.

Het lijkt misschien vreemd dat Runolfsson alleen om zijn dijbeen aardgebonden bleef, maar het schijnt dat overbezorgdheid voor de fysieke resten van het lichaam (waarvan de overledene voelt dat het zijn geesteslichaam beïnvloedt) voldoende is om op deze wijze vast te blijven zitten. Pas toen Runolfsson wist dat hij zich niet meer met zijn dijbeen bezig hoefde te houden, heeft hij zijn vrije wil herkregen en, hoewel hij niet meer aardgebonden was, heeft hij er uit dankbaarheid toch voor gekozen om in contact te blijven met het medium. Er zijn vrij veel voorbeelden van aardgebonden geesten die dicht bij de aarde blijven omdat ze dat willen of omdat ze nog ‘unfinished business’ hebben. Patricia Robertson van de Scottish Society for Psychical Research vroeg me samen met haar onderzoek te doen naar het geval van twee jongvolwassen zusters die samen een huis deelden en zo in paniek waren door beangstigende gebeurtenissen in hun slaapkamer, zoals beddengoed dat midden in de nacht van ze af werd getrokken, dat ze gedwongen waren op de begane grond te slapen en alleen overdag naar boven konden. Dit was kort na de dood van een oom begonnen, van wie ze zeiden dat hij seksuele belangstelling voor ze had en ze dachten dat zijn aardgebonden geest hier verantwoordelijk voor was.

Pogingen om contact met de entiteit te maken bleken vruchteloos, maar in zulk soort gevallen nemen de plagerijen langzamerhand af, alsof de geest zijn belangstelling voor de levenden verliest.

‘Hongerige geesten’

Aardgebonden geesten komen in vele culturen voor. De Tibetaans boeddhistische lering van de aardgebonden ‘hongerige geesten’ is daar een goed voorbeeld van. Hongerige geesten van wie gezegd wordt dat ze worden gekweld door het onvermogen te genieten van de sensuele genoegens die ze om zich heen in de fysieke wereld zien, hebben dit lot zelf over zich afgeroepen door hun hebzuchtige, egoïstische en genotzieke leven op aarde. Er wordt van ze gezegd dat ze een hels bestaan leiden (we zullen meer over de ‘hel’ vertellen in hoofdstuk 6), doordat ze dingen zien die ze ontzettend graag zelf zouden willen doen, maar waaraan ze niet kunnen deelnemen. Dat is zoiets als hongerig en dorstig aan een fantastisch diner aanzitten, maar niet in staat zijn ook maar een kruimel te eten of een slokje te drinken. In de Tibetaans boeddhistische iconografie worden hongerige geesten gesymboliseerd door figuren met dunne nekken waardoor ze niet kunnen eten, wat deze situatie heel goed weergeeft. ‘Hongerige geesten’ horen eigenlijk thuis in de derde groep van aardgebonden geesten, degenen die uit vrije wil aardgebonden blijven, maar de Tibetaanse leringen moeten natuurlijk in hun culturele context worden gezien. De westerse mediums leggen meer de nadruk op de noodzaak aardgebonden geesten, als die bestaan, te ‘redden’ dan op hun niet te redden aard.

Bezeten door aardgebonden geesten

De aanwezigheid van poltergeisten kan het beste bewezen worden als de onderzoekers ze zelf hebben meegemaakt, onder zodanige omstandigheden dat er geen sprake kan zijn van trucage, overdrijving of misinterpretatie. De poltergeist in Cardiff is hier een goed voorbeeld van en een ander is het geval Enfield, dat door Playfair en Grosse werd onderzocht en volledig beschreven in This House is Haunted: An Investigation of the Enfield Poltergeist (Playfair 2008). Het hele onderwerp van rondspokende poltergeisten wordt vakkundig samengevat door Gauld en Cornell (1979) en op grond van het beschikbare bewijsmateriaal is het moeilijk de realiteit van poltergeisten of aardgebonden geesten naar het land der fabelen te verwijzen. Dit geldt ook voor het zogenaamde bezeten zijn door aardgebonden geesten, waarbij het lijkt alsof geesten het bewustzijn van een levend mens zijn binnengedrongen, waardoor deze storend en zelfs gevaarlijk gedrag kan gaan vertonen. Laten we eens een voorbeeld bekijken.

Het slachtoffer (als we dat woord kunnen gebruiken) was wijlen Suzy Smith (zie Smith 2000), een succesvol auteur en journaliste die de gave van het automatisch schrijven bezat, een mediamieke techniek waarbij de hand van de schrijver wordt overgenomen door een geest en los van het bewustzijn van het medium schrijft. Gerenommeerde mediums als Leonora Piper en Geraldine Cummins gebruikten deze techniek vaak en Suzy Smith ontdekte haar nadat ze via het ouijabord een boodschap had gekregen die haar zei dat ze ‘een potlood moest pakken’. Na vele vruchteloze pogingen begon het potlood, dat ze losjes in de hand hield, plotseling als vanzelf te schrijven, wat zij beschreef als ‘het gekste gevoel dat ik ooit heb gehad. Mijn hand schreef helemaal vanzelf, zonder dat ik er iets over te zeggen had’. Toen ze het grillige handschrift las, bleek het een liefdevolle boodschap van haar moeder te zijn, die haar beloofde ‘volgende keer meer te zullen schrijven’.

Vanaf dat moment ging Suzy Smith er regelmatig voor zitten, maar algauw begonnen ‘indringers’, waarvan ze later inzag dat het aardgebonden geesten waren, zich ermee te bemoeien door informatie te geven die op leugens bleken te berusten en die haar deden denken aan die ‘ellendelingen die niets anders te doen hebben dan mensen te bellen en vieze dingen te fluis-teren voor ze kunnen ophangen’. Deze indringers hielden er gelukkig gauw mee op toen ze ze absoluut negeerde, behalve één, die zei dat hij ‘Harvey Boone’ heette. ‘Harvey’ verklaarde Suzy herhaaldelijk zijn liefde en leek in het begin frauduleus, maar onschuldig. Maar geleidelijk aan slaagde hij er niet alleen in zich met het automatisch schrijven te bemoeien, maar ook ieder ander buiten te sluiten. Elke keer dat Suzy haar potlood oppakte, was alleen ‘Harvey’ aanwezig en ten slotte was ze genoodzaakt het automatisch schrijven er helemaal aan te geven.

Toen ze echter enige tijd later aan een nieuw boek werkte en haar vingers op de typemachine liet rusten (een gewoonte die de meeste schrijvers maar al te goed kennen als ze op inspiratie wachten), begonnen haar ‘handen langzaam, schijnbaar uit zichzelf’ woorden te typen die geen verband hielden met wat ze wilde schrijven. Het bleek dat haar moeder contact wilde, en dat zette haar aan weer met automatisch schrift te beginnen, maar dan nu met de typemachine. Maar niet lang daarna begonnen de indringers weer, en ‘trokken’ Suzy’s handen zelfs van de toetsen af als ze zich op de boodschappen van haar moeder probeerde te concentreren. Als haar moeder er soms wel in slaagde contact te maken, benadrukte ze dat de indringers niet slecht waren, maar ‘geesten op een dwaalspoor … die hulp nodig hadden om erachter te komen wat er met ze aan de hand was … iedereen komt hier aan in de gemoedstoestand waarin hij leefde … de mensen met een vooropgezette mening, die niet openstaan voor nieuwe ideeën, hebben het het moeilijkst’, doordat ze ‘min of meer in de mist in de geestelijke wereld aankomen, die pas optrekt … als ze tot begrip komen’.

Natuurlijk kwam ‘Harvey’ na verloop van tijd weer op de proppen, maar nu zei hij dat hij er klaar voor was om te leren hoe hij zich in de geestelijke wereld kon ontwikkelen en de hulp van Suzy’s moeder te accepteren. Hij verontschuldigde zich ‘voor alle last die hij had veroorzaakt’ en zweeg een paar dagen later, waarna Suzy nooit meer iets van hem heeft gehoord. Suzy’s naam en faam als schrijfster en spiritueel onderzoeker was zo groot dat het niet waarschijnlijk is dat ze dit allemaal verzonnen heeft. Wel is het mogelijk dat een ‘secundaire’ of ‘subpersoonlijkheid’ het van haar heeft overgenomen toen ze ontspannen was en dat alles uit haar eigen onbewuste is voortgekomen, maar daar is van alles tegenin te brengen. Werkelijke gevallen van subpersoonlijkheden die de persoonlijkheid, ook al is het maar kort, verdringen, zijn zeldzaam en komen eigenlijk alleen voor bij psychisch gestoorde mensen, die zichzelf onbewust willen ontvluchten of tot dan toe onderdrukte aspecten van hun persoonlijkheden willen tonen. Er is geen enkele aanwijzing dat Suzy Smith zo iemand was. Er zijn wel geestesziekten waarbij de patiënt ‘stemmen hoort’, die bedreigende taal uitslaan en die van buiten hen lijken te komen, maar ook hiervoor bestaat geen enkele aanwijzing dat Suzy daaraan zou lijden. Daarom geloven we haar als een objectief waarneemster van een mediamieke ervaring van lastige aardgebonden geesten.

Er bestaan ook voorbeelden van gevallen waarin bezetenheid ten onrechte werd verward met een geestesziekte. De Amerikaanse arts Carl Wickland werkte gedurende dertig jaar samen met zijn mediamieke vrouw Anna Wickland en een kleine thuisgroep, in een poging enkele van zijn patiënten die hinderlijke stemmen hoorden te helpen. Dit leek een symptoom van geestesziekte te zijn, maar hij dacht dat het kwam door hun pogingen geesten aan te trekken met het ouijabord (Wickland 1978). Het ouijabord (een samentrekking van het Franse oui en het Duitse ja), dat we zopas al in verband met Suzy Smith tegenkwamen, bestaat uit een planchette met een halfcirkelvormige boog van de letters van het alfabet rond een beweegbare schijf, waarop de aanzittenden luchtigjes hun vingertoppen leggen in de hoop dat deze naar de letters zal schuiven die samen een woord of een zin vormen die van geesten zouden komen. Er wordt veel gewaarschuwd voor het ouijabord, omdat het aardgebonden geesten zou aantrekken die opdringerig en bezitterig kunnen worden, ook als het bord niet wordt gebruikt. Dr. Wickland dacht dat dit misschien het geval was bij patiënten die niet met normale medische methoden van hun ‘stemmen’ verlost konden worden.

Daarom probeerde Wickland via zijn vrouw die in trance was, met de ‘stemmen’ te praten. Zij slaagde erin contact met de verantwoordelijke entiteiten te maken. Als er eenmaal een dialoog op gang was gebracht besprak hij hun ‘gedrag’ met ze, wees ze erop dat ze de mensen in de war maakten en haalde ze over weg te gaan, zowel voor hun eigen bestwil als voor dat van zijn patiënten. Het volgende is een verkorte versie van een van de dialogen die hij zich herinnerde, met een zo verwarde aardgebonden geest dat hij zijn patiënt met zelfmoordgedachten obsedeerde.

WICKLAND: Kunt u ons vertellen wie u bent?

GEEST: Nee; dat weet ik niet.

WICKLAND: Kunt u zich uw naam niet herinneren?

GEEST: Ik kan me helemaal niets herinneren. Wat is er aan de hand met mijn hoofd? Ik kan zo moeilijk nadenken. Wat voor dokter bent u?

WICKLAND: Huisarts. Hoe heet u?

GEEST: Hoe ik heet? Vreemd, ik weet mijn naam niet meer.

WICKLAND: Hoelang bent u al dood?

GEEST: Dood? Ik ben niet dood. Ik wou dat dat zo was.

WICKLAND: Is het leven zo naar?

GEEST: Ja. Als ik dood ben is het heel vervelend om dood te zijn. Ik heb geprobeerd en nog eens geprobeerd om dood te gaan … Hoe komt het dat ik niet kan sterven?

WICKLAND: Dood zijn bestaat niet.

GEEST: Natuurlijk wel.

WICKLAND: Hoe weet u dat?

GEEST: Ik weet helemaal niets. [In grote verwarring] Ik wil dood! Het leven is zo donker en somber. Ik wou dat ik kon sterven en alles vergeten. Waarom kan ik niet dood? Soms denk ik dat ik dood ben en dan ben ik opeens weer levend. Ik wil alle problemen en pijn die ik heb, vergeten. Waar moet ik heen om dood te kunnen gaan? … Ik word steeds maar weer in de duisternis geduwd en ik ga van plaats naar plaats. Ik kan mijn huis niet vinden, ik kan niet sterven. Bevrijd me van mijn gedachten en deze afschuwelijke duisternis. Waarom kan ik niet dood? … Geef me wat licht en een beetje geluk. Beide heb ik al jaren niet meer gezien.

Op den duur heeft Wickland deze geest ervan weten te overtuigen dat hij niet meer in de stoffelijke wereld was en hem geholpen zich zijn naam weer te herinneren. Het bleek dat hij zeventien jaar ervoor zelfmoord had gepleegd – vandaar zijn verlangen om te sterven – en met Wickland’s hulp accepteerde hij uiteindelijk dat hij in het hiernamaals was en kon zijn overleden moeder contact met hem maken. Zij vertelde Wickland dat haar zoon ‘… in de hel was geweest … de hel van de onwetendheid … hij dacht dat hij leefde … hij heeft bezit van een gevoelige vrouw (dr. Wickland’s patiënte) genomen …’ Toen het contact tussen moeder en zoon eenmaal was gelegd, werd de laatste geholpen om naar het volgende niveau van zijn spirituele reis te gaan.

Wickland meldt dat vanaf het moment dat zijn patiënten van hun aardgebonden entiteiten verlost waren, hun psychische en hun fysieke gezondheid sterk verbeterden. Zo begon de patiënte die door de bovengenoemde entiteit bezeten was en van wie niet veel meer dan een schaduw overgebleven was, doordat ze door haar zelfmoordneigingen niet kon eten of slapen, na een paar weken weer in gewicht aan te komen. Haar gezondheid verbeterde, ze was niet meer suïcidaal en werd weer, zoals Wickland zei ‘volkomen normaal en [kon ze weer] bij haar familie wonen [en haar] vroegere werk oppakken’.

Uit Wickland’s boek, dat lang als een mijlpaal op dit vakgebied werd beschouwd, blijkt niet alleen dat hij een toegewijd huisarts was, maar ook dat hij en zijn vrouw onomstotelijk in hun werk geloofden. Hoewel het soms moeilijk is om de effectiviteit van een psychiatrische behandeling vast te stellen omdat veel patiënten in de loop der tijd los van de medische behandeling genezen, is het toch onwaarschijnlijk dat Wickland dertig jaar lang ten onrechte geloofde dat zijn patiënten genazen door zijn behandeling. Vaak waren deze patiënten niet aanwezig als hij via zijn vrouw met hun entiteiten praatte, zodat het onmogelijk was dat ze simpelweg genazen doordat ze de entiteit hoorden beloven dat hij ze niet meer zou lastigvallen.

Bovendien wees Wickland de mogelijkheid van de hand dat de subpersoonlijkheden van het medium zich voordeden als de entiteiten, simpelweg omdat het ‘onmogelijk is dat mevrouw Wickland duizend [sub] persoonlijkheden zou hebben’. En, zegt hij, ‘in veel gevallen is de identiteit [van de indringende entiteit] zonder enige twijfel vastgesteld’ door de details die deze heeft gegeven, te checken. Ook de handgebaren en de fysieke pijnen die het medium voelde als de entiteit bezit van haar nam, waren die van de patiënt (aan de haren trekken, hoofd- en buikpijn, herhaaldelijke en dwangmatige gebaren). Een fenomeen dat minder last veroorzaakt, maar soms in verband wordt gebracht met aardgebonden geesten is het overschaduwen. Als iemand overschaduwd wordt, zegt hij dat de overledene zijn gedachten en gedrag beïnvloedt, maar zonder dat hij het gevoel heeft door hem te worden gedomineerd, zoals bij bezetenheid het geval is. Overschaduwen komt niet door de acties van de aardgebonden entiteiten, die hongeren naar de zintuiglijke fysieke wereld, maar door de geesten die grip willen houden op degenen met wie ze op aarde een sterke emotionele band hadden. De gestorvene wil misschien de ‘belangrijkste’ blijven voor zijn echtgenote of kinderen. Degenen die dit overschaduwen ondervinden, hebben me gezegd dat ze zich vrij willen voelen van degenen die hen overschaduwen, maar dat ze nog steeds van hen houden. Ze willen dat de overledene zich niet met hun leven bemoeit en dat ze daar zelf de verantwoordelijkheid voor willen dragen. Meestal wordt het probleem opgelost als ze dit de overschaduwende entiteit, vriendelijk maar beslist, duidelijk maken.

Aardgebonden geesten die de boel voor de gek houden

Enkele van de meest uitgebreide voorbeelden van vermoedelijk aardgebonden geesten die moedwillig proberen de levenden voor de gek te houden, kunnen we lezen in het intrigerende boek van Joe Fisher met de toepasselijke titel Hungry Ghosts (Fisher 1990). Fisher, een ervaren onderzoeker, was enorm gegrepen door de autobiografische details die hem in de loop der tijd doorgegeven waren door middel van een niet professioneel trancemedium dat in een thuisgroep werkte. Zo zelfs dat hij van Noord-Amerika naar Europa reisde om ze te verifiëren. Maar al wat hij vond was een raar mengelmoes van feiten en verzinsels. Fisher zei hierover dat hij de indruk had dat degenen die deze dingen doorgegeven hadden, alleen maar hadden geprobeerd hun leven mooier te laten lijken door flink te overdrijven, om de mensen in de kring die daar gevoelig voor waren, in hun mentale en emotionele greep te krijgen. Klaarblijkelijk was hun opzet om hun leven plaatsvervangend door stervelingen te leven, om te voldoen aan hun verlangen naar sensuele bevrediging, dat ze in hun lichaamloze staat was ontzegd.

Er is hier een overeenkomst te zien met de leringen van de vroegchristelijke kerk dat er ‘slechte geesten’ zijn, die proberen de levenden te bedriegen, te verlokken en te bezoedelen. De kerk leerde zelfs dat deze geesten overleden dierbaren kunnen personifiëren en de fundamentalisten, die preken dat de doden tot de dag des oordeels in hun graf moeten blijven, zeggen dat zulke personificaties elke communicatie door mediums verklaren. Ik herinner me dat ik dit als jongen de dominee van de kansel hoorde zeggen (en dat ik dat toen, als kind al, onacceptabel vond); zo’n overtuiging is immers in tegenspraak met gebeurtenissen in de Bijbel, zoals de verschijning van de geest van Samuel aan Koning Saul door het mediumschap van de vrouw uit Endor (Samuel 1, 28:8) en met Johannes’ advies ‘ … vertrouw niet elke geest. Onderzoek de geesten om te zien of ze wel van God komen’ (De eerste Brief van Johannes 4:1). Het klopt ook niet met de leringen van heilige Augustinus in zijn De Cura Pro Mortuis Gerenda, waarin hij ons verzekert dat ‘de geesten van de doden naar de levenden kunnen worden gestuurd om ze over de toekomst te vertellen, die zijzelf van andere geesten, engelen of door een goddelijke openbaring hebben gehoord’. Hoewel de christelijke kerk het contact met de doden nog altijd niet officieel erkent, hangen vele individuele predikanten deze beoefening tegenwoordig wel aan (bijv. Roberts 2002).

Hoe we de ervaringen van Joe Fisher met zijn zogenaamde hongerige geesten en de waarschuwingen van Johannes en andere heiligen ook interpreteren, het is wel duidelijk dat we, als we het bestaan van aardgebonden geesten erkennen, heel voorzichtig moeten zijn met hen contact te maken.

Binnenlopers

Entiteiten die spontaan komen binnenlopen zijn soms het beste bewijs van het leven na de dood, maar in sommige gevallen ook van het bestaan van aardgebonden geesten. Het woord ‘binnenlopers’ wordt gebruikt voor entiteiten die onaangekondigd langskomen tijdens seances met mediums en die niemand van de aanwezigen kent. Soms denkt men dat het, zoals Suzy Smith’s indringer Harvey, aardgebonden geesten zijn, die langs minder assertieve entiteiten heen slippen en onjuiste informatie geven, maar in andere gevallen zijn ze gewoon de weg kwijt en zoeken leiding. Ze kunnen waarheidsgetrouwe details, die niemand van de aanwezigen kent, over zichzelf geven, die we dus niet als telepathie van de levenden kunnen bestempelen. Vaak zoeken ze wanhopig naar mensen met wie ze kunnen praten en zeggen dat ze door het licht dat het medium omringt aangetrokken werden. (Goede voorbeelden van binnenlopers, die te verifiëren bewijzen van hun identiteit geven, worden door Gauld 1971 en Findlay 1931 gegeven).

Als de informatie van de mediums juist is, is de aarde omringd door en doordrongen van een steeds veranderende menigte van overledenen, en net zo’n ingewikkelde mengelmoes van verwarde, verdwaalde, doelbewuste, goedbedoelende en kwaadwillige zielen als we onder de levenden vinden. Net als onze aantallen op aarde steeds veranderen door vertrekkenden door de hekken van de begraafplaats en nieuwkomers op de kraamafdelingen, worden de ons omringende menigten uitgedund doordat er zielen naar hogere niveaus doorstromen en aangevuld met nieuwelingen die door diezelfde hekken van de begraafplaats binnenkomen. Nogmaals, als onze informatie juist is, zijn velen daarvan binnenlopers, die zich er volledig van bewust zijn dat ze dood zijn, maar die aardgebonden blijven tot ze met succes hun voortbestaan na de dood naar hun levende familieleden en vrienden hebben gecommuniceerd. De doden schijnen vanuit verscheidene niveaus met ons te kunnen communiceren (maar dat wordt steeds moeilijker voor vergevorderde geesten, die daarom hun boodschappen moeten laten doorgeven door minder ontwikkelde geesten), maar de pas overledenen beseffen soms niet dat ze dood zijn en hun wens om te communiceren houdt ze dan een poos aardgebonden.

Een voorbeeld van een geest die aardgebonden is door zijn wens om met zijn familie te praten wordt ons gegeven door Tom Harrison (Harrison 2008). De thuisgroep van de Harrisons kwam zo’n acht jaar lang bij elkaar, waarbij Toms moeder Minnie Harrison als niet-professioneel medium optrad (en dat in alle opzichten zeer verdienstelijk deed). Tijdens een van deze seances kwam er een jongen door die zijn naam en leeftijd toen hij stierf opgaf (12 jaar), en vertelde dat hij enig kind was, en de naam van zijn hond, zijn dorp en het adres waar hij had gewoond vermeldde. Tom Harrison bezocht daarop het dorp en hoewel het opgegeven adres niet helemaal klopte, was hij toch in staat het gezin op te zoeken, dat het verdrietige verlies van hun enig kind en de details die hij had gegeven, bevestigde. Toms bezoek betekende een grote troost voor de ouders, maar bovendien kon hij de jongen hierdoor van zijn aardgebondenheid verlossen, waardoor deze verder kon.

Helaas schrikken veel thuisgroepen ervoor terug om contact met de familie van binnenlopers op te nemen, omdat ze bang zijn voor de reacties, of omdat ze vrezen dat de betrokken geest een kwaadwillende is, die er alleen maar op uit is de groep van verkeerde of gênante informatie te voorzien. Net als op alle gebieden van research naar leven na de dood is het noodzakelijk dat de binnenlopers en de betrouwbaarheid van hun informatie goed worden onderzocht. Als de binnenlopers werkelijk zijn wie ze zeggen dat ze zijn, kunnen we ons heel goed voorstellen hoe wanhopig ze zijn als er niets terechtkomt van hun verlangen hun familie te vertellen dat ze doorleven.

Spoken en verschijningen

De meeste mensen zijn dol op spookverhalen. Er zit iets opwindends en soms griezeligs in het idee dat de doden om ons heen rondhangen, zich op donkere trappen en in onbewoonde huizen schuilhouden en plaatsen van oud verdriet en oude hoop bezoeken. Ik heb altijd iets met aardige oude spoken, breekbaar als het stof der eeuwen en in melancholieke vrede met deze wereld en de volgende. Maar bestaan spoken wel en als dat zo is, kunnen ze ons dan iets over het leven onmiddellijk na de dood vertellen? Als mij dit werd gevraagd zei ik altijd dat ik er niet aan twijfelde dat mensen spoken zien, maar dat wat ze zien misschien een product van hun eigen voorstellingsvermogen is. In de loop der jaren ben ik van mening veranderd. Ik heb zoveel normale en eerlijke mensen gesproken, die spoken hebben gezien en soms met ze hebben gepraat en ik heb zoveel over dit onderwerp gelezen, dat ik spoken niet zomaar als subjectief van de hand kan wijzen. Bovendien heb ik verschijningen zichtbaar zien worden tijdens seances, onder omstandigheden die zowel bedrog als hallucinatie uitsluiten (collega-onderzoekers die ook aanwezig waren hebben precies dezelfde dingen gezien als ik). Verschijningen worden meestal niet als spoken beschouwd, maar ze zijn zeker nietfysiek en hebben veel van de karaktertrekken van spoken. Ik heb nog nooit een spook gezien, maar bij mijn onderzoeken heb ik wel stemmen gehoord en poltergeistactiviteiten gezien. Bij het onderzoek van het paranormale hebben we, zoals bij zoveel terreinen van menselijke research, niets anders om op af te gaan dan dit soort eigen ervaringen. We kunnen vaak geen definitieve conclusies uit onze eigen ervaringen trekken, maar ze weerhouden ons er wel van om de ervaringen van anderen zo makkelijk te verwerpen. Maar als we aannemen dat geesten bestaan, zijn het dan aardgebonden geesten die misschien wel gedoemd zijn tot in eeuwigheid dezelfde schijnbaar zinloze activiteiten te blijven herhalen? Er zijn natuurlijk verscheidene theorieën om spookverschijningen te verklaren zonder op het leven-na-de-doodverhaal terug te vallen. De meest recente is dat de ultrasound (geluid met frequenties die het menselijk oor niet kan horen) die je soms bij bepaalde machines hoort, hallucinaties teweeg kan brengen die voor geestverschijningen gehouden zouden kunnen worden.

Een andere, meer traditionele verklaring is dat sterk emotioneel beladen gebeurtenissen zich aan de fysieke omgeving kunnen binden alsof ze op film staan, die dan herhaaldelijk de herinneringen eraan kan ‘afspelen’.

Een derde theorie dat we, als we in een omgeving zijn waarvan we denken dat het er spookt, normale verschijnselen – schaduwen, veranderingen in de temperatuur, ongewone geluiden – als paranormaal gaan interpreteren. Nog een andere theorie is dat geestverschijningen paranormale projecties van de levenden zijn – poltergeistactiviteiten bijvoorbeeld worden wel verklaard als onbewuste projecties van emotionele energie, typisch voor gefrustreerde pubers, waardoor spontane verstoringen van de omgeving ontstaan. Zichtbare geesten daarentegen zijn ‘gedachtevormen’ die onbewust worden geprojecteerd door een aanwezige.

Deze theorieën worden ondersteund door het feit dat er bij vele spookverhalen weinig op wijst dat er werkelijk een persoonlijkheid aanwezig is. Dat is echter niet altijd waar. Een voorbeeld is de blijkbaar intelligente doelbewuste werkwijze van de poltergeist in Cardiff, die ik eerder in dit hoofdstuk heb genoemd. Deze activiteiten varieerden nogal, herhaalden zich niet en waren toegespitst op de situatie. Ditzelfde heb ik ook bij andere poltergeistgevallen geconstateerd. Andere onderzoekers hebben zelfs poltergeistgevallen gemeld waarin er contact met de entiteit kon worden gemaakt, hetzij doordat deze zijn antwoord op de vragen op de muur kon tikken, doordat hij via mediums kon spreken, of door die mensen die niet wisten dat ze mediamiek waren (bijv. Playfair 2008). De poltergeistactiviteiten worden ook door alle aanwezigen waargenomen, waardoor het beter vast te stellen is of er een actieve intelligentie aan het werk is of niet.

Maar hoe zit het dan met die verschijningen die dezelfde dingen steeds weer doen, zoals door dezelfde gang lopen of dezelfde trap op en af, zonder enig teken van een actieve intelligentie? Mediums die zeggen contact met ze te hebben, zeggen dat ze wel degelijk intelligentie hebben, maar dat ze verward en aardgebonden zijn. Of ze hebben het feit dat ze dood zijn niet geaccepteerd, of ze hebben een emotionele reden om zich bij de plaatsen die ze tijdens hun leven gekend hebben op te houden, een behoefte die sterk genoeg is om ze op gezette tijden zichtbaar te maken.

Dit gaat echter misschien niet op voor de verschijningen die het slachtoffer van een misdrijf zijn (wat goed nieuws is – het zou wel heel erg zijn als ze, behalve dat ze een gewelddadige dood hebben gevonden, ook nog eens gedoemd zijn op die verschrikkelijke plaats van de misdaad te blijven rondhangen). Dit kunnen gedachtevormen zijn, projecties door berouw van de overleden dader, die gedoemd is steeds maar weer de angst en de pijn van zijn slachtoffer te voelen. Als dat zo is kan dit proces voortduren tot de misdadiger voor zijn daad heeft geboet door berouw te tonen (bij het onderwerp boete en berouw in hoofdstuk 6 komen we hierop terug).

Een andere mogelijkheid is dat sommige van deze herhaalde verschijningen zelfmoordenaars zijn, die dus hun eigen ‘slachtoffer’ zijn. Maar als sommige verschijningen inderdaad verband houden met zelfmoord, is het waarschijnlijker dat ze aardgebonden zijn vanwege de verwarde gemoedstoestand ten tijde van de zelfmoord, zoals bij het eerder genoemde voorbeeld van dr. Wickland. Alle grote spirituele tradities adviseren geen zelfmoord te plegen, niet zozeer uit verlangen om het laatste oordeel goed door te komen, maar meer omdat ze zich zorgen maken om die verwarde zielen (voor mensen die ondragelijke pijn lijden kan het anders zijn). De godsdiensten, die in reïncarnatie geloven, zoals het boeddhisme (hoofdstuk 8) leren dat je, als je moedwillig een einde aan je leven maakt, niet alleen in verwarring het leven na de dood in gaat, maar dat je in je volgende levens ook net zolang te maken krijgt met de problemen waaraan je wilde ontkomen tot die afdoende zijn opgelost.

We zullen hier niet in discussie gaan of deze opvattingen juist of onjuist zijn, maar het is goed om nog eens te benadrukken dat de gemoedstoestand waarin men sterft bepaalt wat er daarna gebeurt. En dat de levensschouw (hoofdstuk 6), waarin men alle gebeurtenissen van het recente leven recapituleert, ook zal gaan over de manier waarop men vertrokken is.

Communicatie na het sterven, zonder tussenkomst van een medium

Zijn de berichten die de achtergeblevenen zelf ontvangen en die niet door een medium zijn doorgegeven, afkomstig van aardgebonden geesten? Uit onderzoek blijkt dat zo’n 40% van de achtergeblevenen zegt direct contact met hun overleden man, vrouw of andere dierbaren te hebben (zie La Grand 1997 en Heathcote-James 2003 voor uitstekende voorbeelden van recente gevallen). Het meest voorkomende contact is een duidelijk gevoel van een aanwezigheid, vaak op een moment dat je met je verstand ergens anders bent. Soms is het dan de fantasie die je parten speelt door je verlangens of verwachtingen, maar de mensen hebben het vermogen om zich, in elk geval, van een levende aanwezigheid bewust te zijn, ook al is die niet zichtbaar of hoorbaar, zoals is aangetoond door de experimenten met het staareffect.

Het is een heel eenvoudig experiment dat als volgt in zijn werk gaat. Twee mensen worden in twee kamers gezet, met een tweezijdige spiegel ertussen (een spiegel die aan de ene kant weerspiegelt, maar waar je aan de andere kant doorheen kunt kijken). Op een teken dat in beide kamers hoorbaar is, krijgt de proefpersoon aan de raamzijde een door de computer gegenereerde instructie om naar de persoon aan de spiegelzijde te staren of om van hem weg te kijken. De laatste kan door op een knop te drukken aangeven dat hij voelt dat er naar hem gekeken wordt of niet. Je zou denken dat de antwoorden in 50% van de gevallen juist zouden zijn en hoewel sommige experimenten slechts toevallige uitkomsten hadden, zijn andere succesvol genoeg gebleken om te suggereren dat het staareffect echt werkt (waarschijnlijk hangt het succes niet alleen van de gemoedstoestand van beide personen af, maar ook die van de proefnemer; hoe positiever hij/zij is ingesteld, hoe beter het resultaat). En als sommige mensen zich van een onzichtbaar levend mens bewust kunnen zijn, kan dat ook zo werken bij overledenen.

Maar het zich bewust zijn van een aanwezigheid is niet de enige manier waarop levenden zeggen een bericht na het sterven van de overledene te krijgen. Er kan ook sprake zijn van visueel contact zijn. Hier volgt een voorbeeld uit mijn eigen archief. De spreekster is een goede vriendin van mij, bedachtzaam en volkomen eerlijk, die zich niet gauw vreemde dingen in het hoofd zal halen. Ik geef nu een samenvatting van wat haar overkwam.

Het gebeurde na het overlijden van mijn moeder. Ik stond af te wassen, terwijl ik uitkeek over de tuin. Het was overdag. Plotseling merkte ik dat mijn [overleden] moeder naast me stond. Ze zag er goed uit en leek gelukkig. Ik zag haar net zo duidelijk alsof ze fysiek naast me stond. Heel nuchter praatten we met elkaar over kleine alledaagse dingetjes. Toen merkte ik dat ze weg was.

Mijn vriendin zegt dat ze op dat moment niet verbaasd was. Ik heb nog meer van dit soort gevallen in mijn archief, waarbij mensen zeggen dit als ‘gewoon’ te hebben ervaren. Ze zijn niet geschrokken, en pas naderhand staan ze versteld dat ze, in plaats van hun verbazing uit te spreken en details over het hiernamaals te vragen, ze het slechts over koetjes en kalfjes hebben gehad. Het is alsof op het moment van hun ontmoeting de klok is teruggedraaid en ze weer terug zijn in de oude bekende relatie die ze tijdens het leven van de overledene hadden. In deze veranderde staat van bewustzijn kwam het gewoon niet bij ze op om over diepere zaken te praten. (Hoe vaak gebeurt dat niet bij paranormale ervaringen! Vaak vraagt men zich pas achteraf af waarom er geen poging gedaan is om de vragen te stellen waarop men zo graag het antwoord wil weten, of waarom er niet geprobeerd is de verschijning aan te raken).

Er zijn ook vele gevallen van mensen die de stem van de overledene hoorden, alsof deze daadwerkelijk aanwezig was, in plaats van in het hoofd. Die stemmen zijn zo levensecht dat mensen soms zeggen dat ze zich omdraaiden om te zien waar die stem vandaan kwam. Net zo frappant zijn de meldingen van mensen die zeggen dat ze het parfum of het duidelijke aroma van de pijp of de sigaar van de overledene hebben geroken. Deze geuren worden vaak als ‘ontzettend sterk’ beschreven. Ze komen onverwachts of zijn al in de kamer aanwezig als men binnenkomt. Maar ze verdwijnen even plotseling als ze gekomen zijn, zonder een spoor achter te laten.

Een ander voorbeeld van communicatie na het sterven dat we tegenwoordig vaak tegenkomen is het verbijsterende gedrag van elektrische apparaten. Stofzuigers, radio’s, televisietoestellen of lampen gaan regelmatig aan en uit en als ze worden nagekeken is er niets mee aan de hand. Als deze onverklaarbare gebeurtenissen dan ook nog volgens een bepaald patroon plaatsvinden gaan we sneller naar een paranormale uitleg zoeken. Als bijvoorbeeld de leeslamp van de overledene aan gaat rond de tijd dat deze het licht normaliter aandeed, of als het licht een aantal malen aan en uit gaat alsof er een groet mee bedoeld wordt. ‘Instrumentele transcommunicatie’ is de term voor deze elektrische verschijnselen, die ook optreden bij onverklaarbare boodschappen op tape en – zeldzamer – op de radio, computers en faxmachines. Er is een indrukwekkende hoeveelheid research gaande rond deze verschijnselen, die op zijn best sterk bewijsmateriaal van het leven na de dood oplevert. Soms is het mogelijk om kort met de stemmen die op de frequentie inbreken te praten en een simpele test die ik in het verleden gebruikte om uit te sluiten dat de stemmen gewoon maar verdwaalde radiofrequenties zijn, is om ze te vragen mij bepaalde woorden na te zeggen (zie Fontana 2005 voor een samenvatting van het werk op dit gebied, of Cardoso en Fontana 2004 voor een meer gedetailleerde bespreking van de gevolgde methodes).

En er zijn ook doorgevingen na het sterven die in de droom optreden. De dromende mens is misschien gevoeliger voor dit soort ervaringen dan de wakkere, omdat de laatste door zijn eigen gedachten en bezigheden in beslag wordt genomen. Veel mensen zeggen dat ze levendige dromen hebben, waarin hun dierbaren laten zien dat ze verder leven. Dat kunnen natuurlijk ook spinsels van de droom zijn, maar er is een verschil tussen dromen over de overledene op de wijze waarop we over andere mensen of gebeurtenissen dromen, en van ze dromen. Voor mijn gevoel en ook voor dat van anderen met wie ik zulk soort dromen heb besproken, wordt de droom als je van een overledene droomt, in tegenstelling tot de nogal verwarde aard van de meeste andere dromen, net zo direct en samenhangend als in het wakend leven. Je bent je net zo van de ‘aanwezigheid’ bewust als wanneer de overledene er werkelijk was en we herinneren ons het helder en duidelijk, een herinnering die ons jaren bijblijft.

Het is niet vreemd als degenen die een communicatie na het sterven hebben gehad, me vragen waar hun overleden dierbaren zijn als ze niet communiceren. Zijn ze steeds bij ons? Hebben ze niets anders te doen? Komen ze van hogere sferen? Zien ze alles wat wij doen, ook de dingen die we liever voor onszelf houden? Kunnen ze onze gedachten lezen? Moeten we hun hulp inroepen of ze misschien om vergeving vragen als ons gedrag ze op de een of andere manier kwetst? En, het belangrijkste, zijn ze aardgebonden?

Met de antwoorden op deze vragen moeten we voorzichtig zijn, maar de entiteiten die de boodschappen doorgeven, geven de indruk dat ze alleen op belangrijke momenten, zoals familiegebeurtenissen, weten wat er met hun dierbaren gebeurt. Verder zijn ze zich meer van onze gemoedstoestand dan van ons handelen bewust. De dingen waar ze geen toegang toe hadden toen ze nog leefden, blijven ontoegankelijk voor ze. Het is een misvatting te denken dat ze over een soort alziende alwetendheid beschikken die ze bij hun leven nooit gehad hebben (details over hun verblijfplaats en bezigheden zullen in de komende hoofdstukken opgehelderd worden). Maar in de meeste gevallen wordt de communicatie na het sterven niet zozeer met aardgebonden geesten in verband gebracht dan wel met zielen die zich van hun huidige toestand terdege bewust zijn en er alleen zeker van willen zijn dat ze goed afscheid van hun dierbaren hebben genomen. Meestal duurt de communicatie na het sterven een paar maanden of een jaar of twee voor de entiteit er klaar voor is om verder te gaan.