HOOFDSTUK 10
Twee maanden waren verstreken sinds haar terugkeer naar Afrika, twee maanden van voorjaarsweer waarbij de bloemen overdadig bloeiden in de tuin van Gimbulu Farm.
Het was nu midden december en Liane werkte als bibliotekaresse in de plaatselijke bibliotheek.
Ze had nog niet definitief besloten om voorgoed in Afrika te blijven, maar zowel Mark als Kirsty hadden haar op het hart gedrukt dat er geen enkele haast was om tot een besluit te komen.
‘We vinden het heel plezierig je hier te hebben,'verzekerde Mark haar op een avond, toen ze allemaal op het terras zaten en hun borrel dronken.
Ze hadden een week achter de rug van drukkende hitte en de bries, die nu van de bergen waaide, was meer dan welkom. Het was een bries die steeds opstak als de zon was ondergegaan, en dan zorgde voor een heerlijke verkoeling die de nog steeds vochtige atmosfeer zuiverde. ‘Je kunt blijven zolang je maar wilt.'
Liane glimlachte dankbaar.
‘Dat is erg aardig van jullie,’ begon ze, maar haar nicht viel haar in de rede.
‘We vinden het prettig dat je er bent, Liane, je hoeft echt niet dankbaar te zijn. We hopen alleen maar dat je voorgoed zult blijven.’
‘Als ik blijf, dan moet ik ergens een woning vinden voor mezelf.’
‘Natuurlijk,’ zei Mark, voorover leunend om zijn glas te pakken. ‘Het is logisch dat je een eigen thuis wilt hebben.’
Liane zweeg en haar gedachten gingen naar Flint, zoals onveranderlijk het geval was als ze hier zat, met het grote witte huis van Kimara Lodge zichbaar tussen de bomen.
Achter verschillende vensters brandde licht en dat verleende het geheel iets warms; je kreeg het gevoel er welkom te zijn.
Sinds zij teruggekeerd was, wist ze dat haar gevoelens voor Flint niet alleen vriendschappelijk van aard waren. Dat besef was langzaam en geleidelijk in haar gegroeid.
Ze was ervan overtuigd dat, als ze de moeite genomen had haar gevoelens wat eerder te gaan ontleden, ze tot de conclusie zou zijn gekomen dat ze om Flint gaf, op een manier die volkomen verschillend was van wat ze voor Richard had gevoeld.
Maar inplaats van de moeite te nemen haar gevoelens te ontleden, was ze blijven vasthouden aan haar obsessie dat ze van Richard hield.
En geen moment was de gedachte in haar opgekomen dat ze in staat zou kunnen zijn van een andere man te houden.
Richard was de enige ster aan haar firmament geweest en nu besefte ze dat haar geest, geleidelijk aan, zo vernauwd was, dat al haar gedachten en verlangens gericht waren op slechts één persoon, bijna met uitsluiting van iedereen. Ze had geen vrienden gemaakt, omdat ze de verantwoordelijkheden van haar baan voorrang had gegeven.
Deze hadden al haar tijd in beslag genomen en al haar energie gevergd.
En waarvoor?
Haar baas had wel wat waardering getoond, maar nooit was er sprake geweest van werkelijke dankbaarheid.
Toch had zij zich daar niets van aangetrokken, omdat ze wist dat dit verzuim voortkwam uit gedachteloosheid, aangezien Richards geest onveranderlijk gericht was op geld verdienen.
‘Liane, kind, je zit te dagdromen,’ verbrak Kirsty’s zachte stem haar gedachten en ze keek haar nicht aan over het rotan tafelblad.
‘Ik zit niet te piekeren, hoor,’ zei ze, maar niet eerder dan Mark het huis binnen was gegaan om nog wat drank te halen. ‘Je hoeft dus echt niet zo bezorgd te kijken.’
‘Je komt er wel overheen, nu je hier bent.’
‘Dat is al het geval,’ zei Liane.
‘Echt waar?’ Kirsty keek haar stomverwonderd aan.
‘Echt waar! Ik hou niet van Richard.’
‘Dat zal wel een opluchting zijn!’
‘Geloof dat maar,’ was Lianes welgemeende antwoord.
Flint had haar eens gezegd, dat ze blij mocht zijn, dat ze niet met Richard verloofd was - en ze was daar blij om.
De volgende middag stapte Flint de bibliotheek binnen, liep naar een van de schappen koos een boek en liep ermee naar Liane.
Die was alleen, omdat het erg heet en dus niet erg druk was, omdat maar weinig mensen de deur uitgingen.
‘Je hebt niet veel te doen.’ Die opmerking was even terloops als nietszeggend. Sinds haar terugkeer was zijn houding tegenover haar er een geweest van bijna-onverschilligheid.
”s Middags komen er niet veel mensen.’
Haar stem was zacht en vriendelijk. ‘Het is te heet.’
Flint keek hoe zij de eerste bladzijde van het boek stempelde.
‘En jij? Heb jij er last van?’
‘Een beetje, ja,’ gaf ze toe terwijl ze het boek naar hem toeschoof. ‘Maar ik zal er wel aan wennen, denk ik.’
Hij negeerde het boek en hield z’n ogen op haar gezicht gericht met kritische blik erin.
‘Je ziet er een beetje aangeslagen uit,’ zei hij abrupt. ‘Ze moesten die bibliotheek tussen twaalf en vier sluiten.’
‘Ja, maar dan zou ik wél tot zeven of acht uur door moeten werken. Ik neem de hitte liever op de koop toe en ga om vijf uur weg '
Zijn ogen waren uitdrukkingsloos.
‘Je weet zelf het best waar je de voorkeur aan geeft.' zei hij en nam het boek op. ‘Dag, Liane.’
Zijn koele houding werkte als een koude douche, ze wendde zich af voordat hij zelfs de deur maar bereikt had.
Maar ze hoorde nu een vrouwenstem en draaide zich nieuwsgierig om. Alma, die er ongelooflijk koel en verzorgd uitzag, stond bij de ingang toen Flint naar buiten kwam en ze troffen elkaar op de drempel.
‘Lieverd! Ik had niet verwacht jóu hier aan te treffen! Ik had zo het idee, dat je in je sinaasappelaanplanting aan het zwoegen was.’
‘Wat doe jij buiten in die vreselijke hitte?’ vroeg Flint, haar opmerking negerend. ‘Je ruïneert je teint.’
‘En zou je dat erg vinden, lieve Flint?’ hoorde Liane de ander met haar hese stem zeggen, terwijl ze naar hem opkeek met een gemaakt bedeesde uitdrukking op haar gezicht.
Liane was er niet zeker van of Flints ogen even in haar richting geflitst waren.
‘Natuurlijk, Alma. Je weet heel goed dat ik je mooie huid altijd bewonderd heb.’
Het scheen Liane toe dat Alma’s gezicht een verbaasde uitdrukking kreeg. Maar ze genoot kennelijk van de vleiende woorden, want ze zei kirrend:
‘Dat is erg aardig van je, Flint.'
En, na een kleine pauze: ‘Ik zie dat je binnen bent geweest voor een boek. Wacht je op me?’
‘Ik ga met je mee naar binnen. Dan kunnen we straks ergens thee gaan drinken.’
‘Dat zou ik heerlijk vinden!’ zei ze, spinnend als een poes. ‘Op de veranda van de Sunset Club?’
‘Goed.’ Flint ging opzij toen Alma de bibliotheek binnenliep en, als hij de arrogante, hooghartige blik al zag die Alma Liane toewierp, dan deed hem dat kennelijk niets.
‘Het zal heerlijk koel zijn onder de pergola; heb je overigens wel eens gezien wat een prachtige rode bloemen daar bloeien?’
‘Die zijn er elk voorjaar en elke zomer,’ zei hij.
Terwijl Alma een boek uitzocht, bekeek Flint de schilderijen aan de muren. De meeste hingen er al enige tijd, maar bij een ervan, stond hij abrupt stil en hoorde Liane hem zeggen:
‘Deze is nieuw.’ Hij draaide zich om. ‘Wie heeft deze gebracht?’ vroeg hij. ‘Er staat geen naam op.’
‘Een jonge vrouw.’
‘Welke jonge vrouw?’ vroeg hij, met een frons.
Liane werd rood; ze had het gezegd, zonder er bij na te denken dat hij alle jonge vrouwen uit de wijde omgeving kende. Maar ze had niet gewild, dat hij te weten kwam dat het schilderij van haar was. ‘Van wie is het?’ drong hij aan, toen ze niets zei.
Liane kuchte om haar keel vrij te krijgen.
‘Het is van mij,’ antwoordde ze kort.
‘Van jou. Heb jij het geschilderd?’
Ze glimlachte vaagjes.
‘Nee, dat zou ik zo niet kunnen. Het is jaren geleden door een vriendin van mijn moeder geschilderd. Dat was een erg begaafde vrouw en verscheidene mensen die het stuk hebben gezien, zeiden dat het op een dag veel waarde zal hebben Ze onderbrak zichzelf en haalde even de schouders op.
‘Die waarde laat me trouwens koud. Ik hou gewoon van de manier waarop het geschilderd is; hoe de bomen vervloeien met de lucht. In bepaald opzicht doet het me steeds denken aan Watteau.’
‘Ja, dat wilde ik ook juist, zeggen -’
‘O, ik vind anders van niet, Flint.’
Alma keek, met een frons, naar het goudomlijste schilderij, dat een parklandschap voorstelde met water en met mensen in fladderende kleren die op ligstoelen lagen of heen en weer liepen. ‘Ik geloof niet dat het ooit veel waard zal worden. Mijn Renoir Ze zweeg toen ze de uitdrukking op zijn gezicht zag. ‘Nee, je hoort niet over je bezittingen op te scheppen,’ zei ze toen en glimlachte hem verzoenend toe. ‘Kom, ik heb m’n boek gevonden, laten we gaan. Ik sterf eenvoudig van verlangen naar die heerlijke thee waarop je me zou trakteren!’
Nadat ze Alma’s boek gestempeld had, zag Liane hoe zij en Flint het gebouw verlieten, over de binnenplaats liepen met zijn wuivende pal men en kleine bloembedden waarin anthuriums bloeiden en allamandas en een paar grootse jacarandabomen, en in Flints grote, witte auto stapten.
Tobbend ging Liane zitten en steunde haar kin op haar handen. Haar geest bleef zich bezighouden met het beeld van Alma en Flint, zoals ze daar zouden zitten onder de ranken op de brede veranda van de Sunset Club. Een donkere serveerster zou hen bedienen en zou, met een volmaakt stel witte tanden, tegen hen glimlachen.
‘Het is je eigen fout,’ zei ze tegen zichzelf, tamelijk hardop sprekend. ‘Je had een plank voor je hoofd, die je, heel eigenwijs, niet wilde wegnemen. Alma zal nu met hem trouwen en jij zult ontdekken dat je weer naar Engeland wilt, alleen maar om ze niet samen te hoeven zien.’ Zo was het ook geweest met Richard en Mariene ... Nee, zo niet. Wat ze voor Richard had gevoeld, was oneindig klein vergeleken met wat ze voor Flint voelde.
En weer moest ze haar gevoelens verbergen, omdat ze, door haar eigen domheid, Flint verloren had.
Het was twee dagen voor Kerstmis en Kirsty had aan Liane gevraagd, die alleen in de morgenuren werkte omdat daarna haar vrije kerstperiode in zou gaan, of zij nog wat laatste boodschappen voor haar in Ravensville wilde doen.
‘Ik weet dat je er wat tijd van je vrije middag voor op moet offeren, maar er zijn nog een paar dingetjes die ik vergeten heb.’
‘O, dat is helemaal geen moeite, hoor,’ onderbrak Liane haar omdat ze de verontschuldigende houding van haar nicht niet prettig vond. ‘Heb je een lijstje gemaakt?’
Ze kreeg de lijst overhandigd en, zo gauw ze klaar was in de bibliotheek, ging ze op weg om de boodschappen te doen. Ze had de truck meegenomen, omdat er dingen bij waren die wel licht waren, maar groot van omvang.
Zodra ze de winkel met kantoor- en schrijfbehoeften binnen was gegaan, liep ze Flint tegen het lijf, die, zoals nu gebruikelijk was, haar met een koel, ‘Goedemiddag, Liane, hoe staan de zaken tegenwoordig?’ begroette.
‘Heel goed, dank je.’
Hij keek haar aan en fronste de wenkbrauwen.
‘Ik geloof toch dat de hitte je slecht bekomt,' zei hij. ‘Je ziet er moe uit.’
Haar ogen boorden zich in de zijne. De bezorgdheid in zijn stem kón verbeelding van haar zijn... maar toch geloofde ze dat niet.
‘Ik wen er echt wel aan, dat zei ik toch al.’
‘Heb je nu een poosje vrij? Hoe lang?’ Zijn toon was bijna bazig en Liane voelde een rilling van genoegen door zich heengaan.
‘Iets meer dan een week.’
‘Waarom ben je niet naar huis gegaan? Het wordt vanmiddag onverdragelijk heet.’
‘Ik doe nog wat boodschappen voor Kirsty. Dat neemt niet veel tijd in beslag.’
Hij keek haar vragend aan en ze vertelde hem, dat ze de beschikking had over de truck. Hij wist, dat ze Kirsty’s fiets gebruikte om naar en van haar werk te gaan en weer vroeg ze zich af of zijn bezorgdheid echt was, of dat zij het zich alleen maar verbeeldde. Maar zijn volgende woorden bewezen dat hij het wel degelijk meende.
‘Daar ben ik blij om. Trouwens, als je niet met de truck zou hebben gereden, dan had ik je thuis gebracht. Een fiets is niks in dit weer; je zou gesmolten zijn voor je bij Gimbulu aankwam.’
De grijze ogen glinsterden met iets van vermaaktheid erin en haar vreugde werd honderdmaal groter.
Flint had Kirsty, Mark en haarzelf op kerstavond uitgenodigd naar hem toe te komen en, tot nu toe, had ze wat opgezien tegen dat bezoek, omdat ze niet precies wist hoe ze zich moest gedragen, nu Flint zo opvallend koel was jegens haar.
‘Moet je nog veel boodschappen doen?’
Hij keek naar de lucht toen hij sprak.
‘Er komt storm, maar niet eerder dan over een uur of zo.’
‘Als ik hier ben geweest, ben ik klaar,’ antwoordde ze. ‘Kirsty wil nog wat papieren servetten.’
Even later stond ze voor de toonbank, nadat ze Flint gedag had gezegd.
De truck stond op de parkeerplaats in het centrum van de stad en, binnen de tien minuten, startte ze de motor. Er gebeurde niets en ze probeerde opnieuw.
Na ongeveer vijf minuten wist ze zeker dat er iets mis moest zijn met de motor.
Ze keek om zich heen, vermoeid door de hitte die verschrikkelijk drukkend was geworden in het laatste kwartier.
Het trof hoogst ongelukkig, dat de truck juist nu defekt moest zijn, nu zo duidelijk werd dat de storm, waar Flint het over gehad had, niet lang op zich zou laten wachten.
Het was helemaal niet verwonderlijk, want het was drie weken lang gloeiendheet, drukkend en droog geweest. Regen was noodzakelijk en de boeren zouden die donkere onweerswolken, die zich dreigend samenpakten, wel met genoegen verwelkomen.
Er was niemand op de parkeerplaats en er stond ook niet één auto. Liane keek weer omhoog naar de dreigende lucht en besloot terug te keren naar de winkel en daar te blijven wachten tot de storm voorbij was.
Ze was al onderweg, toen ze Flint weer tegenkwam.
‘De truck heeft panne,’ antwoordde ze toen hij vroeg waarom ze nog niet naar huis was gegaan.
‘Panne?’, zei hij fronsend. 'Waar staat hij?’ Hij sprak met een zekere nervositeit, terwijl zijn ogen de lucht verkenden die steeds maar donkerder werd.
‘Op de parkeerplaats.’
‘Is de benzine soms op?’
‘Nee, dat is het niet.’
‘Ik geloof, ’ zei Flint, ‘dat je hem maar beter kunt laten staan. Ik zou er wel even naar kijken, als daar nog genoeg tijd voor was. Maar dat is er niet. Mijn wagen staat hier vlakbij. Kom, laten we voortmaken.’
‘M’n boodschappen zitten in de truck,’ begon ze, maar Flint liep al en bood aan de spullen uit het voertuig te gaan halen. Hij reed daarom snel naar de parkeerplaats.
‘Blijf maar zitten,’ beval hij haar, toen Liane aanstalten maakte om uit te stappen, met de bedoeling hem te helpen bij het overbrengen van de boodschappen. Maar ze hoorde de bevelende klank in zijn stem en voelde een golf van opwinding door haar heengaan.
Ze zat in de auto, zich bewust van de intense hitte en van wolken die, zwaar van het vocht, de atmosfeer steeds drukkender maakten.
Haar aandacht werd getrokken door een krakend geluid, toen de wind begon te jagen door de bovenste takken van de bomen. Terwijl ze gefascineerd toekeek, zag ze hoe de storm toenam en hoe de lagere takken trilden en zwaaiden onder de toenemende kracht van de wind.
Deze loeide er doorheen en de zwakste takken braken als luciferhoutjes en sloegen tegen de grond. Van heel ver weg klonk het zachte rommelen van de donder - een zwakke afspiegeling van wat er nog komen zou.
‘We zullen ons moeten haasten,’ zei Flint, toen hij weer naast haar zat, nadat hij haar boodschappen in de kofferruimte had weggeborgen, de motor startte en de lichten aandeed. Want over het stille, zwijgende landschap was die grimmige, roodgrijze schemering neergedaald die vooraf gaat aan een hevige tropische storm. Ze hadden ternauwernood de parkeerplaats verlaten, toen de hemel oplichtte door verblindende bliksemflitsen, die gevolgd werden door het eerste zware gerommel van de donder.
‘Ik heb geen tijd meer om je naar Gimbulu te brengen,’ zei Flint nogal grimmig, ‘ik vraag me zelfs af of we erin zullen slagen Kimara te bereiken voordat het gaat regenen.’
Met de regen doelde hij op de wolkbreukachtige, overweldigende watervloed, die het hen onmogelijk zou maken verder te rijden. En hoewel de eerste druppels nog niet gevallen waren tegen de tijd dat ze zijn huis hadden bereikt, nam hij geen risiko, maar ging onmiddellijk naar binnen en even later zaten hij en Liane in de zitkamer waar de lichten op moesten, want er viel nu snel een diepe duisternis.
‘Heb je soms zin in thee?’ vroeg hij haar en zijn grijze ogen keken haar vragend aan.
‘Ga zitten,’ voegde hij er aan toe en wees haar een stoel aan. ‘Je ziet eruit of je zo zult neervallen.’
Ze moest nu toegeven dat de hitte haar wel degelijk hinderde; ze voelde zich zo loom, dat ze heel gemakkelijk in slaap zou hebben kunnen vallen. Haar voorhoofd was vochtig en ook haar haren plakten, evenals de dunne, witte blouse en de heldergroene rok die ze droeg.
‘Ja, graag een kop thee, Flint.’ Ze ging zitten en leunde ontspannen achterover. ‘Dat doet goed,’ zei ze.
Flint belde, en Kamau, zwijgend en zonder glimlach, kwam even later binnen. Flint bestelde thee en cake; Kamau bracht ook nog koekjes, die versgebakken waren en nog warm aanvoelden. Er was ook zelfgemaakte jam en verse room en, hoewel Liane geen honger had, voelde ze toch dat ze watertandde bij de smakelijke aanblik.
Flint schonk de thee en hij vroeg haar of hij een van de platte koekjes zou beboteren voor haar.
‘Dat kan ik zelf wel,’ zei ze lachend. ‘Ik geef toe dat ik moe ben, maar daarom hoef ik nog niet bediend te worden.’
Hij haalde even de schouders op en deed suiker in de thee. Na een poosje Zei hij: ‘Heb je al besloten of je je hier zult gaan vestigen, in dit deel van Afrika?’
‘Nee, ik ben er nog niet helemaal zeker van.’
Zijn ogen kregen iets ondoorgrondelijks.
‘Je hebt kennelijk mijn advies gevolgd door ermee op te houden hoop te koesteren, die toch nooit in vervulling zal gaan.’
Vreemd genoeg begon Lianes hart nu sneller te kloppen; het leek onzinnig dat zijn ruwheid en gedachteloosheid haar gevoelens zo in beroering brachten.
‘Ik nam het besluit om m’n baan op te geven,’ was alles wat ze hem ten antwoord gaf.
‘En je hakte de knoop door, zoals ik je had aangeraden. ’ Zijn toon was heerszuchtig, bijna aanmatigend. En zijn grijze ogen waren inderdaad zo hard als vuursteen.
‘Ik ben blij dat je het zo gedaan hebt.’
Liane ging rechtop zitten en trok haar stoel dichter bij de tafel.
‘Hoe lang, denk je, dat de storm zal duren? Kirsty zal natuurlijk graag willen vernemen dat ik er niet middenin zit -’
Ze brak af toen een nieuwe bliksemstraal de lucht verlichtte en, bijna onmiddellijk erna, een oorverdovende donderslag volgde en de eerste vlagen regen tegen de ruiten sloegen. In enkele sekonden nam de regenbui de omvang van een stortvloed aan en verscheidene minuten lang leek het of de hemel gebroken was en al het water uitstortte, dat er ooit in verzameld was. De bliksem bleef flitsen en de donderslagen, van toenemende kracht, leken wel explosies waarvan de trillingen het huis op zijn grondvesten deden schudden. De regen, gedreven door de wind, zwiepte woedend tegen het dak en de vensters, en de stroom die door het gebied van Mark en Flint liep, was al een schuimende rivier geworden.
‘Ik had nooit verwacht dat het zo hevig als dit zou zijn,’ zei ze tenslotte ademloos en vol ontzag. ‘Je zou haast denken dat elke plant weggespoeld werd.’
‘Er gaan er ook heel wat, hoor,’ zei hij, en hij voegde eraan toe, dat de kostbare bovenlaag van de bodem waarschijnlijk ook verloren zou gaan. ‘Maar we hadden regen nodig,’ ging hij voort, haar nog wat koek aanbiedend. ‘Dit is Afrika, Liane.’ Hij zweeg even. ‘Als je van plan bent hier te blijven, dan moet je er wel aan wennen.’
Ze nam een koekje van de schaal en legde het op haar bord.
‘Denk je dan dat ik niet van storm hou?’ zei ze terwijl ze de hand uitstak naar de boter.
‘Doe je dat dan wél?’
‘O, ik ben er dol op! Het is een prachtig natuurgebeuren. ’ Haar mooie ogen straalden. ‘Alles wat de natuur doet is een wonder - en ik geloof in wonderen.’ Ze nam wat boter en smeerde die uit. Flint zei, terwijl hij haar de jam en de room aanbood:
‘Je lijkt me opvallend gelukkig voor iemand die zoveel verloren heeft.’ Zijn toon was bruusk en er klonk sarcasme in door.
‘Ik begrijp je niet.’
‘Nou, die Richard. Je piekert er zeker niet meer over; over wat je verloren hebt?’
Ze keek hem aan en probeerde zijn stemming te peilen. Het ene ogenblik leek het of hij onverschilligheid voorwendde, en het volgende moment praatte hij over haar vroegere baas.
Hij smeerde langzaam boter op zijn brood en ze ontdekte dat ze zich meer dan ooit tot hem aangetrokken voelde.
Zijn sterke profiel gebronsd en fijn-besneden, waren iets buitengewoons, evenals zijn houding die superioriteit en zelfverzekerdheid uitstraalde. Liane hield haar adem in en dacht na over haar dwaze gedrag, om het beeld van Richard als een hoge muur op te richten tussen hem en zichzelf, waardoor ze niet in staat was geweest te ontdekken dat haar gevoelens voor Flint heel wat meer te betekenen hadden dan alleen maar vriendschap. Zij herinnerde zich zijn talloze bewonderende blikken, zijn vleiende woorden ... en het enige wat zij steeds had gedaan was wensen dat het Richard was. Wat een sufferd was ze geweest... ze had de droesem in handen gehouden en de wijn laten wegvloeien.
Hoe het ook zij, ze had Flint verloren en er was niemand anders die ze daar de schuld van kon geven, dan zichzelf.
Zou hij met Alma gaan trouwen? Nee, ze was er zeker van dat dat niet gebeuren zou. Ze had er haar best voor gedaan, maar op een of andere manier wist ze dat ze er nooit in zou slagen Flint tot echtgenoot te krijgen.
‘Je hebt me geen antwoord gegeven op die opmerking van daarstraks.’ Er was een onbegrijpelijk dringende klank in zijn stem en ze keek hem verward aan. Buiten bleef de donder dreunende en oorverdovende slagen produceren en de regen was nog steeds een ware zondvloed die neerstroomde uit de donkere hemel.
‘Over Richard, bedoel je?’ Hij knikte, maar zei niets.
Om de een of andere onbegrijpelijke reden voelde Liane een steek van woede en zonder even te wachten om na te denken, antwoordde ze, met de kin eigenwijs opgeheven:
‘Ik heb hem helemaal niet verloren! Hij vroeg of ik met hem wilde trouwen, nou weet je het!’
‘Vroeg je of je...?’ Zijn ogen waren groot geworden van verbazing. ‘Wat zei je?’ Hij vroeg het bijna grof. ‘Herhaal het!’
Zijn houding temperde haar een beetje en even was ze stil.
‘Richard vroeg me met hem te trouwen,’ zei ze tenslotte.
‘En je wilde niet?’
Ze knikte en legde het stuk brood, dat ze in haar hand had, neer. Ze had plotseling geen trek meer.
‘Ik merkte dat ik toch niet echt van hem hield,’ gaf ze toe en ze voelde zich nogal dwaas toen ze dacht aan haar openhartige bekentenis, dat ze de gelukkigste vrouw van de wereld zou zijn, als ze met hem verloofd was geweest.
‘Ik zei toch al dat het gewoon verliefdheid was, herinner je je dat nog?’
Ze slikte en knikte, een beetje slecht op haar gemak.
‘Ja, dat herinner ik me,’ zei ze.
‘Herinner je je ook nog die avond, bij de waterval op jouw plek?’
‘O, alsjeblieft! ’ Ze keek hem smekend aan. ‘Daar mag je me niet aan herinneren!’ Haar gekweldheid deed haar ogen plotseling helderder worden. Flint zag dit en een wijs glimlachje kwam op zijn lippen.
‘Waarom zou ik je er niet aan herinneren?’ vroeg hij, zonder er iets om te geven dat hij haar nog meer in het nauw dreef. ‘Je hebt er vaak genoeg aan teruggedacht - Nee, en probeer dat maar niet te ontkennen! Ik heb het al eens eerder gehad over je eerlijke aard.’
‘Flint, wat probeer je me duidelijk te maken?’ Haar hart klopte waanzinnig in haar borst en elke spier in haar lichaam was gespannen als kabeltouw. Ze had haar kopje opgenomen om een slok te nemen, maar haar hand beefde zo, dat ze hem weer neer moest zetten. De kop kwam, met een luid gerinkel, neer op het schoteltje. Dat leek hem aan het lachen te brengen.
‘Bij de waterval zei ik datje van mij hield en niet van die Richard,’ zei hij, met een doordringende blik op haar lieve, verlegen gezicht. ‘Je hébt je die avond nog heel vaak herinnerd, he, Liane?’
Ze knikte sprakeloos en hij voegde er aan toe, met een iets van tederheid in zijn stem: ‘En je had spijt van het antwoord, dat je me toen gaf.’ Weer een nuchtere conclusie en toen hij de woorden uitsprak, stond hij op van tafel, liep er omheen, nam haar hand in de zijne en trok haar langzaam overeind.
‘Weet je nog dat, toen ik je de raad gaf hier te komen wonen, ik je beloofde dat ik je, op geen enkele manier meer, zou lastigvallen?’
Liane, met een hart dat veel te snel klopte om zich er prettig bij te kunnen voelen, beaamde dat ze zich dat herinnerde.
‘Je had het toen over je aanzoek ..Liane liet de rest onuitgesproken, omdat Flint, die op dat moment niet veel belangstelling had voor woorden, haar naar zich toe trok en tegen zijn borst drukte en, toen ze haar gezicht naar hem ophief om hem aan te kijken, drukte hij zijn lippen op de hare in een zachte, tedere kus, die haar gehele lichaam in vuur en vlam zette.
‘Toen je hier terugkwam,’ ging hij verder toen hij haar, iets later, wat van zich afhield, ‘herinnerde ik me die belofte en ik probeerde hem te houden ook. Ik hield me op een afstand, ook al viel me dat ontzettend zwaar, Liane.’
Zijn diepe grijze ogen keken liefdevol in de hare, met iets van een verwijt erin.
‘Waarom kwam je niet naar mij toe en vertelde je het niet?’
‘Dat Richard me een aanzoek had gedaan, bedoel je?’
‘Dat, ja, en ook dat je van mij hield.’
‘Omdat ik dacht dat jij niet langer van mij hield,’ bekende ze en haar geest ging terug naar de tijd, dat ze zich zelfs had afgevraagd of hij wel ooit van haar gehouden had. Hij zou wel blij zijn, dacht ze toen, dat zij hem afgewezen had.
‘Dacht je dat mijn liefde zo weinig te betekenen had dat die bijna meteen weer verdwenen zou zijn?’ Zijn stem klonk streng en bestraffend en zijn ogen verhardden zich wat. ‘Wat heb je eigenlijk voor mening over me?’
Ze bloosde en sloeg de ogen neer.
‘Ik had natuurlijk beter moeten weten,’ gaf ze berouwvol toe.
‘Zeg dat wel! Maar je stond er niet open voor, hè, met steeds maar je geest op één beperkt, smal weggetje.’
Zijn afkeuring begon haar wat teveel te worden en ze wilde het hem betaald zetten, ondanks het feit, dat ze zich veel liever in zijn armen zou hebben genesteld.
‘Ik ben wel degelijk tot bezinning gekomen! Ik was zo wijs om Richards aanzoek af te wijzen! En ik nam ook het verstandige besluit weer hier naartoe te komen.’
'Dan had je die pasverworven wijsheid toch ook wel even op mij kunnen richten door meteen naar me toe te komen.’
‘Ja, dat weet ik nu!’ Ze glimlachte wat bleekjes naar hem. ‘Waarom herinnerde ik me je belofte niet, dat je me niet meer lastig zou vallen als ik ooit terug zou komen? Ik was dat volkomen vergeten en daarom geloofde ik dat je houding van de laatste tijd het gevolg was van het feit dat je niet meer om me gaf.’
‘O, domme Liane! ’ Flint schudde haar zachtjes door elkaar. ‘Wat ben je toch naïef op het gebied van de liefde! Ik mag dan vaak wat koel hebben geleken - en dan wilde ik naïef lijken - maar er waren ogenblikken dat ik m’n ogen niet van je af kon houden.’
Dat had ze wel gemerkt en er waren ook gelegenheden geweest, dat haar hoop weer was toegenomen, maar als ze dan weer met hem in gesprek was, voelde ze zich opnieuw blootgesteld aan zijn koude onverschilligheid en dat had haar zichzelf steeds weer doen afvragen of die bewonderende blikken soms alleen maar verbeelding van haar waren.
‘En dan was Alma er ook nog,’ mompelde Liane.
De grijze ogen waren scherp en begrijpend, toen ze in de hare keken.
‘Je wist verduveld goed dat ik nooit met Alma zou trouwen, en je hoeft haar dan ook niet ter sprake te brengen als een excuus voor iets dat je zou hebben nagelaten te doen.’ Hij zweeg even. ‘Ik denk wel, dat ik wat overdreven attent was voor Alma. Ik geloof dat ik je wilde laten zien, dat het me niet kon schelen dat je me niet wilde. Dom van je, dat je dat niet snapte!’
Zijn stem klonk weer scherp, maar zijn ogen lachten.
‘Tante Miriam zat er over in, dat je met haar zou trouwen,’ zei Liane, zichzelf verdedigend en weer schudde hij haar door elkaar.
‘Tante Miriam is een slimme intrigante - en dat weet je best, meisje! ’
Ze moest lachen en hij lachte mee.
Toen hield hij haar dicht tegen zich aan, gedurende een lang, verrukkelijk ogenblik, en kuste haar zo nu en dan, soms oneindig teder, soms met zoveel vurigheid, dat ze erdoor meegesleept werd. Toen hij haar tenslotte op een armlengte van zich afhield, hoorde ze hem zeggen met een stem die een vreemd mengsel was van sidderend verlangen en tedere, overredende zachtheid:
‘Je trouwt gauw met me, hè, lieveling?’
Liane knikte en haar mooie ogen gloeiden van liefde voor hem en haar glimlach was teder en erg lief.
‘Wanneer jij maar wilt,’ fluisterde ze zacht.
‘Dan zal dat gebeuren voordat het jaar om is,’ zei hij, en ofschoon zijn toon duidelijk maakte dat alle tegenwerpingen voor dovemans oren gesproken zouden zijn, ze wees hem er toch op, dat het nog maar kort duren zou voor het nieuwe jaar inging.
'Dat doet er niet toe,’ stelde hij heerszuchtig vast. ‘Als de storm is gaan liggen, dan gaan we terug naar Ravensville en dan probeer ik daar een speciale vergunning te krijgen. Misschien lukt het me nog wel je als kerstcadeau te krijgen!’
En aangezien Liane niet langer van plan was er iets tegen in te brengen, hief ze haar vochtige, blauwe ogen naar hem op en bood hem haar lippen in een lieflijke en verheugde overgave.
Ze was thuis gekomen, thuis bij Flint en in de veilige haven van zijn liefde, waar zij en hij zouden leven in eenvoud en vrede.