HOOFDSTUK 8
Wat waren de weken snel voorbij gegaan! Toen Liane wakker werd, besefte dat ze nog maar twee morgenstonden mee zou maken. Zou Richard haar gemist hebben... en dat niet alleen als sekretaresse? vroeg ze zich af. Heus niet, dacht ze nuchter: Mariene had haar positie alleen maar versterkt tijdens haar afwezigheid en had zich nog steviger in Richards wereld ingewerkt.
Ze keek uit het raam nadat ze haar peignoir aan had getrokken, en dacht erover na dat ze had toegegeven hier best gelukkig te kunnen zijn. Maar dan zou ze haar baan als privé-secretaresse van een van de succesvolste zakenlieden in Londen eraan moeten geven. Ze schudde het hoofd, toen ze naar de badkamer stapte.
Ze zou uit eigen beweging nooit weggaan bij Richard.
Kirsty was bezig in de keuken toen Liane tevoorschijn kwam, want Sylvester was nog steeds niet beter, al zei hij van wel.
‘Als het morgen niet beter met hem is, dan laat ik de dokter komen,’ zei Kirsty toen ze aan het ontbijt zaten.
Het werd een gezellige dag, met een lunch in Ravensville, winkelen en een bezoek aan de kapper, want ’s avonds zou Flints braaivleis-partij plaats vinden.
De kleding was informeel en daarom droeg Liane een van een scherpe vouw voorziene, leigrijze pantalon met daarop een turkooise katoenen sweater met rolkraag, en de enige versiering was een Victoriaans horloge aan een dunne ketting, beide van goud. Gegraveerd op de achter kant stonden de initialen A.J. en Liane had zich vaak afgevraagd, voor wiens naam die letters stonden en wat voor iemand dat zou zijn ge weest. Ze had het horloge in een klein antiekhandeltje gekocht, waar ze het tussen allerlei waardeloze spulletjes had zien liggen.
‘Je ziet er, zoals gewoonlijk,’ zei Kirsty, ‘weer heel fraai uit.'
‘Dat moet ik van jou ook zeggen,’ antwoordde Liane en bewonderde de mooie blouse die haar nicht droeg, al leek die wel wat dun voor de avond.
Liane keek in de spiegel toen Kirsty wegging en zag dat ze er goed uitzag, en gezond ook. Haar gedachten vlogen naar Richard. Zo moest hij eens kunnen zien, in deze prettige, mooie decors van Gimbulu Farm.
‘Is er iets?’ vroeg Kirsty toen ze terugkwam, ‘je kijkt zo verdrietig.’
‘Verdrietig?’ Liane deed een poging haar neerslachtigheid te bedwingen. ‘Dat ben ik toch echt niet, hoor.’
Ze spraken verder over het feit dat Flint zo’n uitstekende gastheer was, maar dat hij daar in zijn grote huis, dat gemakkelijk twintig personen kon bergen, ook toe in de gelegenheid was. Bovendien had hij een uitstekende kok. En dan die tuinen: hoeveel mensen zouden daar niet in kunnen!
‘Hij vindt het prettig om mensen te ontvangen hè?’ vroeg Liane.
‘Die indruk heb ik ook altijd gehad. Maar het zou beter zijn als hij een vrouw had, vind je niet?’
‘Hij zou die Alma wel eens kunnen nemen.’
‘Dat in hemelsnaam niet!’ zei Kirsty fronsend. ‘Mark zegt dat dat beslist niet gebeurt, maar die Alma is vasthoudend. Ze draait, waar ze ook zijn, onafgebroken om hem heen.’ Ze keek op haar polshorloge. ‘Ik denk dat Mark wel zo ongeveer klaar zal zijn. Laten we vast naar de wagen gaan.’
Maar Mark was daar niet. ‘Ik ga even kijken wat er aan de hand is,’ zei Kirsty, toen ze even bij de auto hadden gewacht en hij niet kwam opdagen. ‘Hij weet dat ik er vroeg heen wil voor de borrel, voordat de andere gasten komen.’
Toen Kirsty terug kwam hollen naar de auto zei ze: ‘Sylvester is ernstig ziek. Ik blijf bij hem en Mark gaat de dokter halen. Wil jij alvast alleen vooruit gaan en Flint vertellen wat er aan de hand is? Wij komen dan wat later.
‘Kan ik niets doen?’ onderbrak Liane de ander. ‘Is hij er slecht aan toe?’
‘Het ziet er wel zo uit,’ antwoordde Kirsty bezorgd. Ze zei dat Liane niets kon uitrichten en dat ze beter kon gaan; zij klaarde het wel met Sylvester, die doodstil op zijn rug lag.
‘Ik kan door de velden gaan, maar daar zal het nu, na die bui van daarstraks, wel erg modderig zijn,’ zei Liane.
‘Neem dan de truck en ga over de weg,’ zei Kirsty. ‘O, daar is Mark. Dan ga ik maar naar Sylvester toe.’
Mark reed, zonder tijd te verliezen, snel weg.
Flint was in de tuin, toen Liane voor het huis tot stilstand kwam. Hij had heel stil staan kijken naar de fontein en de vijver. Hij hoorde de truck en keek verbaasd op toen hij alleen Liane zag. Hij kwam snel op haar af en de verbazing op zijn gezicht had nu plaats gemaakt voor bezorgdheid.
‘Is er iets mis?’ vroeg hij, voordat ze kans kreeg het uit te leggen.
Ze vertelde wat er aan de hand was en dat Kirsty en Mark daarom wat later zouden komen.
‘Maar is er dan iemand om op hem te passen?’ vroeg hij.
‘Ik denk dat Kirsty van plan is om Lulu voor hem te laten zorgen, of een van de boys van Mark.'
‘Vervelend te horen dat hij ziek is, die Sylvester,’ zei Flint fronsend. ‘Heb je enig idee wat hij heeft?’
Liane schudde het hoofd.
‘Hij was al niet in orde toen je gisteren in Gimbulu was,’ bracht ze hem in herinnering, ‘maar we geloven niet dat het iets ernstigs is.’
‘Heeft hij koorts?’
‘Kirsty zegt dat hij heel stil gewoon maar ligt.’
Hij zweeg even en Liane begreep, dat hij zich zorgen maakte over de boy. Weer iets aardigs in hem, dacht ze. Hij nam de moeite in te zitten over een huisboy die niet eens van hem was.
‘Ik geloof dat ik er even heen moet gaan om naar hem te kijken,’ zei hij tenslotte. ‘Het zal nog wel even duren voor de dokter er is en dan moet hij nog thuis zijn ook, als Mark aankomt. Ja,’ besliste hij, ‘ik ga kijken of ik iets kan doen.’ Hij vroeg of Liane liever hier zou blijven, maar zei wel dat ze dan alleen zou zijn, want zijn tante rustte nog wat. ‘Maar je kunt ook mee terug naar Gimbulu, als je dat wilt,’ besloot hij en Liane stemde toe; ze had geen zin hier alleen te blijven.
Zijn ogen hadden haar goed opgenomen en onverhulde bewondering straalde eruit. Waren Richards ogen ook maar eens zo vervuld geweest van bewondering, dacht ze.
Toen ze onderweg waren - hij achter het stuur, zoals dat wel leek te horen - zei hij, na enige tijd: ‘Mag ik zeggen dat je er verrukkelijk uitziet?’
Ze bloosde in het schemer van de wagen. ‘Dank je wel, Flint.’
‘O, wat bedeesd ben je toch.’ Er klonk sarcasme door in zijn stem, bij deze woorden.
‘Het maakt me altijd verlegen als er over m’n uiterlijk wordt gesproken,’ antwoordde ze eerlijk.
‘Ik heb altijd begrepen dat vrouwspersonen het prettig vinden om complimenten te krijgen.’
Liane zweeg en hij ging voort: ‘Je hebt kennelijk een goede smaak en ik weet zeker dat het je zou teleurstellen als dat niet opgemerkt werd.’ Weer zweeg ze en toen zei hij: ‘Maar er is nog steeds maar één door wie je opgemerkt wilt worden?’
Zijn woorden raakten haar en weer besloot ze om eerlijk te antwoorden. ‘Natuurlijk zou ik het prettig vinden als Richard me zou opmerken.'
‘En je complimenten zou maken?’
‘Ja.’
‘Je bent erg eerlijk, Liane.’ Zijn stem was koel en bijna onpersoonlijk. Liane was er zeker van dat het hem niets deed, dat zij geweigerd had met hem te trouwen. ‘Je bent anders, erg aantrekkelijk.’ Hij wierp een blik op haar. ‘O, ik breng je weer in verlegenheid, zeker?’
‘Nou, daar schijn je anders dan niet erg over in te zitten,’ moest ze wel antwoorden.
‘Klopt,’ zei hij kalm, ‘ik heb ontdekt dat ik, als ik bij jou ben, alles wat in me opkomt kan zeggen.’
Ze keek hem wat verbaasd aan.
‘Ik kan me niet voorstellen dat je je ooit echt inhoudt. Ik bedoel, ik geloof dat je altijd zegt wat je wilt zeggen, of de mensen het nu leuk vinden of niet.’
Hij schudde het hoofd.
‘O, ik maak van m’n hart geen moordkuil, maar ik kan, als dat nodig is, ook heel diplomatiek zijn.’
‘Tegenover mij ben je dat anders nooit geweest.’
‘Dat zég ik nou net. Tegen jou kan ik alles zeggen.’
Hij probeerde haar iets duidelijk te maken, dacht ze. Maar wat? Ze bedacht ooit eens gelezen te hebben: Onder vrienden is er niets te verbergen!
O, dus hij vond dat zij vrienden waren, kameraden. Daarom zei ze dan ook: ‘Ik kan ook zeggen wat er in me opkomt.’
‘Dat is nou juist wat ik net bedoelde toen ik het over je eerlijkheid had. Je hebt heel eerlijk over je verliefdheid voor je baas gepraat.’
‘Dat is geen verliefdheid! ’ viel ze verontwaardigd uit, ‘daarvoor heeft het veel te lang geduurd.’
‘Precies: veel te lang,’ antwoordde hij boudweg. ‘Iemand die maar even z’n verstand gebruikte zou allang begrepen hebben hoe de zaken er voor stonden.’
‘Hij is wel toevallig m’n baas. Wou je soms dat ik m’n baan eraan gaf?’
‘Dat zou het enige pientere zijn geweest om te doen, ja,’ antwoordde hij, met iets van harteloosheid. ‘Maar oen vrouw die verliefd is, is nooit pienter, hè?’
‘Je schijnt nogal wat over vrouwen te weten,' wierp zo hem voor do voeten en ze vroeg zich af - als zovaak tevoren hoe het toch kwam dat hij en zij er toe kwamen zo volkomen ongedwongen met elkaar te praten. Zo was het trouwens altijd geweest; het leek er inderdaad op dat ze kameraden waren. Er was zeker iets tussen hun, iets dat alleen uitgelegd zou kunnen worden als vertrouwdheid, waarbij zelfs beleefdheid overboord werd gezet, zoals dat nu gebeurde: ‘Is dat de ervaring?’
‘Erg ondiplomatiek, m’n beste Liane,’ zei hij, even lachend.
‘Maar we hebben afgesproken dat we alles mogen zeggen wat er in ons opkomt.’
Hij lachte opnieuw.
‘Da’s waar,’ erkende hij. ‘Nee, het is geen kwestie van ervaring.’
Ze waren al gauw bij Gimbulu Farm en even later draaide Flint de oprijlaan op en enkele minuten later al verraste hij Liane en haar nicht met de mededeling dat Sylvester hevige pijn leed. ‘Maar hij ligt zo stil,’ zei Kirsty, ‘hoe kan hij dan pijn hebben?’
‘Als het om pijn gaat, gedragen de mensen zich erg stoïcijns,’ antwoordde hij grimmig. ‘Ik vind hun zelfbeheersing, hun geestkracht verbluffend.’ Hij had wat medicamenten meegebracht en hiervan liet hij Sylvester drinken.
‘Je moet het opdrinken, Sylvester. Dan gaat de pijn over zolang de dokter er nog niet is.’
Ze hoorde een zacht gekreun en de twee jonge vrouwen keken elkaar aan met trillende lippen.
‘Ik had er geen notie van dat hij pijn leed Kirsty wendde zich af en slikte hevig. Lianes ogen liepen ook vol en ze deed haar best de tranen niet de vrije loop te laten. Ze huilde niet alleen om Sylvester. Er groeide een steeds krachtiger gevoel in haar en ze wist dat die Flints vriendelijkheid betrof tegenover de Afrikaanse boy en dat het zijn medelijden en bezorgdheid waren die haar zo heftig ontroerden. Wat was hij toch een wonderbaarlijke man! Toen hij weer tevoorschijn kwam, was Kirsty weggegaan en keek hij Liane aan.
‘Als je klaar bent,’ zei hij vlak, ‘dan moesten we maar weer gaan. Ik kan niets meer voor hem doen. Ik denk dat hij een voedselvergiftiging heeft.’
Er viel een traan op haar wang en hij gaf haar een zakdoek en daarmee droogde ze haar gezicht en ogen.
Kirsty was weer teruggekomen. ‘Ik moet nu gaan; mijn gasten zullen wel gauw komen.’
Toen ze terugkeerden op Kimara Lodge was het nog vroeg en waren er nog geen gasten gearriveerd. Ook tante Miriam was nog niet beneden gekomen en daarom dronken zij beide op de veranda hun borrel. Alleen. Het leek wel of het steeds voorbestemd was, dat ze samen alleen waren, dacht ze. Hoe vaak was dat al niet voorgekomen? Hij zat daar en keek naar een groep Afrikaanse bedienden - mannen en vrouwen - die met elkaar zaten te praten, in afwachting van het signaal dat het braden zou kunnen beginnen. Dit zou gebeuren op gietijzeren komforen die, in een lange rij, gereed waren gezet aan het einde van het grasveld. De fontein en de vijver waren er dichtbij. Met de veelkleurige lampen leek de fontein wel iets uit een sprookje.
Kamau bracht hun do drank en een schaal met hapjes die door Flints bekwame kok bereid waren. Toen gleed hij geluidloos weg en zijn gezicht en houding waren onaandoenlijk als altijd.
Het was een sublieme avond met een heldere gloed in het westen, alsof het daglicht weigerde zich gewonnen te geven. Maar over de bush hingen al diepe paarse schaduwen van de schemering. Dichterbij, in de vage poelen duisternis dicht bij de groep mangobomen waarin Flints zonnehuis lag, gloeiden de glimwormen als toverlichtjes, voortgedreven op de wind.
Spanning sidderde in de lucht rondom haar, dacht Liane en, toen ze zich naar hem toe wendde hoorde ze zichzelf zeggen; ‘Flint, dit is puur geluk ... het is een wonder... Ik kan het niet verdragen weg te moeten.’
Hij keek haar zwijgend aan met een wat strakke mond. Haar ogen waren wijd, groot en vochtig en haar mond was zacht en beefde. Flint beheerste dit betoverende ogenblik geheel en daarom was er geen plaats voor gedachten aan een ander Zijn aantrekkingskracht, zijn magnetische invloed en krachtige persoonlijkheid, dat alles beroerde haar geest en haar zinnen en zelfs haar hart, terwijl al het andere de sfeer van een Afrikaanse avond met de geurige lucht, de geluiden en het uitzicht - alleen maar bijdroegen tot die pure volmaaktheid Zou ze zoiets ooit nog eens beleven? Zou ze zich ooit nog eens zo kunnen voelen als nu - gelukkig en vredig en zonder een ander verlangen dan hier te zijn, in het gezelschap van die zo hoogst aantrekkelijke man? Hij glimlachte en ze vroeg zich af wat hij er wel van zou denken, als ze hem zou vertellen hoe ze zich voelde.
‘Je kunt het niet verdragen hier weg te moeten,’ zei hij tenslotte, de woorden zacht voor zichzelf herhalend. ‘Maar dat hoeft toch ook niet, Liane?’
Iets greep er naar haar hart; zou hij nog steeds van haar houden? Zou hij, met een beetje aanmoediging, zijn huwelijksvoorstel herhalen? Als - als hij dat zou doen, zou zij dan in staat zijn, gezien de veranderde situatie, hem af te wijzen? Geschokt door de richting waarin haar gedachten gingen, trachtte ze het van zich af te zetten. Ze moest echter onder ogen zien dat de verbluffende en ondubbelzinnige waarheid, dat als er zich weer zoiets zou voordoen als toen bij de waterval, zij, zoals zij zich nu voelde, gretig toe zou stemmen om zijn vrouw te worden.
Hield hij nog steeds van haar? vroeg ze zichzelf weer af. Maar nog belangrijker: hoe waren haar gevoelens voor hem? Het had geen zin zich Richards gezicht voor de geest te halen. Het leek van geen enkel belang of ze zijn gezicht ooit weer zou zien. Verward en onzeker probeerde Liane orde te scheppen in haar verbijsterde geest en die nieuwe en opwindende sensaties, die elke zenuw van haar lichaam deden trillen, te ontleden.
‘Flint!’ Plotseling, als het in scherven vallen van een glasplaat, brak Alma’s stem door haar gedachten heen en ze schrok op, zodat het glas in haar hand omhoogging en de inhoud ervan op haar schoot plensde. ‘Ben ik niet eindelijk eens mooi vroeg, lieveling?’ Alma kwam verleidelijk de trap op en ging zitten op de stoel die Flint, nadat hij opgestaan was, haar had aangeboden.
‘Je bent vroeg, ja, maar niet te vroeg. Wat wil je drinken?’
Ze vertelde hem wat ze wilde en haar ogen gingen over Liane met een blik die alles in zich opnam en die minachting leek in te houden. ‘Dit zal je laatste feestje worden, hè? Ik hoorde dat je overmorgen vertrekt?’
‘Ja, dat is zo,’ zei Liane luchtig en beleefd, maar haar aandacht was bij Flint die het huis zelf inging om Alma’s drankje te halen. Ze had een grondige hekel aan de ander; nog nooit had ze iemand ontmoet die zo grof kon zijn als dit meisje en ze hoopte innig dat dat ook nooit weer zou gebeuren.
‘Waar zitten Mark en Kirsty?’ Alma keek wat vaag om zich heen. ‘Wandelen zeker in het romantische duister. Je zou bijna denken dat ze nog in hun wittebroodsweken waren.’
Ze haalde een sigarettendoos tevoorschijn en bood er Liane een aan, maar deze zei dat ze nooit rookte. ‘Je moet er eens een proberen,’ was haar advies, ‘ze zijn goed voor je zenuwen.’ Ze haalde een filtersigaret tevoorschijn en stak die in een lange sigarettepijp.
‘Ik heb niets nodig om m’n zenuwen tot rust te brengen,’ zei Liane koud.
‘Dan ben je wél gelukkig.’ Er klonk iets van verveling door in de hese stem. ‘De meeste mensen hebben tegenwoordig last van hun zenuwen.’
Liane zweeg. Ze had zelfs geen lust Alma te vertellen, dat Kirsty en Mark niet in de tuin wandelden, maar bezig waren met hun huisboy.
‘Hier is je glas, Alma. Proost.’
De sigaret was nog niet aangestoken en Flint nam de aansteker op en gaf haar vuur. Toen hij dat deed waren Alma’s ogen, donker en mooi, op zijn gezicht gericht en plotseling voelde Liane zich buitengesloten, alleen en ongewenst. Een verleidelijke glimlach volgde de eerste diepe trek aan de sigaret en het was een glimlach die, zoals altijd, de volmaakte witte tanden liet zien en de top van haar kleine, roze tong. Flints ogen waren zacht toen ze in de hare keken en een bijna tedere glimlach lag om zijn mond. Ken boeiend paar , dacht Liane, daar kon geen twijfel over bestaan. Ze zouden op een dag, in de nu l al te verre toekomst, vast en zeker met elkaar trouwen Want het leek of hij zich tot Alma aangetrokken voelde en, terwijl Liane de twee gadesloeg, kon ze niet anders dan tot de overtuiging komen, dut Flints gevoelens voor haar niet anders waren geweest dan een voorbijgaande verliefdheid Hij toonde bepaald niet, dat haar weigering hem iets had gedaan. Integendeel, hij leek eerder gelukkig en tevreden en Liane begon zich af te vragen of hij haar soms dankbaar was omdat zij zijn huwelijksvoorstel had afgewezen. Alma flirtte subtiel met hem en slaagde er onveranderlijk in hem te laten lachen of glimlachen en, toen ze haar glas leeg had - nogal snel, dacht Liane - ging hij onmiddellijk een nieuw voor haar halen.
‘Volgende week om deze tijd zul je wel weer hard aan het werk zijn, denk ik,’ zei Alma en ze keek Liane vals aan.
‘Dat denk ik wel, ja.’
‘Zou niks voor mij zijn, zo’n hele dag opgesloten in een kantoor.’
‘Dat went wel, als het moet.’
Alma haalde haar elegante schouders op en deed een trek aan haar sigaret. Haar ogen waren op Lianes horloge gevestigd en deze verdacht haar ervan het te vergelijken met het prachtige, kostbare polshorloge dat zij droeg. Het was overdekt met diamantjes en voorzien van een diamanten gesp. Op de revers van haar witte kostuum droeg ze een diamanten clip.
‘Denk je dat je hier nog wel eens terug zult komen?’ vroeg Alma na een poosje.
‘Dat denk ik wel, ja. Maar dat zal wel in de verre toekomst zijn. ’ Liane keek op en onmoette Flints ogen toen hij met Alma’s glas verscheen. ‘Het is een dure onderneming en bovendien moet je er de tijd voor hebben.'
‘Wat een ellende, lijkt me, als je niet over je eigen tijd kunt beschikken.’
Liane had geen zin het gesprek voort te zetten en ze zweeg en nipte aan haar glas. Toen hoorde ze Flint zeggen, met die rustige stem die ze nu zo goed kende: ‘En hoe zit het dan met je waterval, Liane. Kom je die zo nu en dan niet eens bezoeken?’
Ze bloosde een beetje toen Alma abrupt haar hoofd omwendde en een vragende blik op Flint wierp. ‘Een waterval? Waar hebben jullie het over?’
‘Liane bezit een klein stukje Afrika,’ zei Flint. ‘Dat heb ik haar gegeven.’
Alma’s gezicht onderging een verbluffende verandering.
Haar ogen werden hard en haar mond verstrakte, en toen ze sprak klonk haar stem bijna ruw.
‘Heb je Liane een stuk van je land gegeven, Flint? Kado gegeven?’ Verbijstering vermengde zich met een opkomende woede. ‘Ik geloof niet dat ik daar iéts van begrijp.’
Liane, die zich steeds slechter op haar gemak begon te voelen, dronk haar glas leeg en maakte aanstalten om weg te gaan. Er glinsterden koplampen in de verte; dat zouden de gasten wel zijn.
‘Ja, een open plek met een waterval, aan de grens van mijn land,’ zei Flint opgewekt. ‘We hebben hem Lianes Plek genoemd.’
‘Heb ie dat aan haar gegéven?’ Alma sloeg een blik op Liane en er gloeide woede in haar ogen. ‘Waarom in hemelsnaam?’
‘Omdat ze er van hield,’ was zijn antwoord. ‘Liane, je glas is leeg. Zal ik een ander voor je halen?’
Ze schudde het hoofd, zich bewust van de kleur die ze had. Flint merkte het en zijn ogen glinsterden vreemd. Er dreigde iets vreemds; Liane voelde het en in groeiende verbijstering ontdekte ze dat ze weer alleen was met Flint. Alma was zo nevelachtig en onbelangrijk als Richard daarstraks was geweest. Er leek een boodschap te spreken uit Flints ogen en er straalde tederheid van de ronding van zijn lippen. Alma, die hen een voor een woedend aankeek, zag de heldere glans op Lianes roodbruine haar, de albastblanke huid en de volmaakt gevormde gelaatstrekken ... en duistere, giftige haat vaagde elke andere gedachte uit haar geest. Deze haat weerspiegelde zich zo duidelijk in haar ogen, dat Liane het zag en huiverde, bevangen door een kilte die de zachte haartjes op haar armen rechtop deed staan en haar kippevel bezorgde onder de mouwen van haar sweater, zodat ze de handen In elkaar klemde.
Flint fronste plotseling bij de veranderde uitdrukking op Lianes gezicht en het was merkbaar dat hij er niets van begreep. Maar hij had niet de kans nog iets te zeggen, want de gasten begonnen te arriveren. Hij excuseerde zich en liet de twee jonge vrouwen achter.
‘Ik snap volstrekt niet waarom Flint je die open plek kado heeft gedaan.’ Alma begon erover, zodra hij buiten gehoorsafstand was. ‘Wat heb je er in hemelsnaam aan?’
Liane keek naar haar en zag hoe de haat nog steeds in de ogen van de ander smeulde.
‘Niets, denk ik,’ antwoordde ze, en ze besloot dat ze zich zou beheersen, aangezien ze alleen maar gast was in dit huis terwijl Alma een huisvriendin was.
‘Die plek,’ gaf Alma te kennen en ze boog haar hoofd om de uitdrukking in haar ogen te verbergen, ‘is de lievelingsplek van Flint en mij. Daar gaan we heen als we alleen willen zijn .. .’ Even zweeg ze om het goed tot Liane te laten doordringen. Toen zei ze: ‘Ik denk dat Flint het aan jou heeft gegeven omdat we toen ruzie hadden. Hij was toen volkomen overstuur, maar hij nam die ruzie veel te zwaar op en dacht dat ik niet meer om hem gaf.’ Weer zweeg ze. Liane, gespannen en nerveus, wachtte tot de ander verder ging. Dat deed ze, nog steeds met geloken ogen, waardoor de uitdrukking erin verborgen bleef. ‘Ik meen me te herinneren dat hij zoiets zei, dat die plek voor hem geen betekenis meer had en dat hij dacht dat hij er wel nooit meer naartoe zou gaan. Toch heeft ’ie dat wel gedaan, want hij heeft het daar aan jou laten zien. En het je gegeven.’ Alma keek Liane nu recht aan terwijl ze eraan toevoegde: ‘Je ziet zelf wel wat een onzinnige daad dat was. Jij hebt toch niets aan dat stuk land?’
Automatisch schudde Liane het hoofd. Ze had toen zelf ook al gedacht dat die open plek niets voor haar was, aangezien ze er immers zo ver van verwijderd woonde. Toch had het geschenk haar wat gedaan, want die open plek was een zeldzaam juweel van natuurlijke schoonheid, die geen mensenhand tot stand zou kunnen brengen.
En het was de plek geweest, waar Flint en Alma alleen konden zijn...
Deze gedachte werd gevolgd door haar herinnering aan zijn aanzoek. Had hij dan tóch gedaan, wat Liane had gedacht dat hij nooit zou kunnen; had hij haar een aanzoek gedaan vanwege de ruzie met Alma? Maar nu was zij het, die daarin centraal had gestaan en niet Alma, zoals tante Miriam had gedacht. Ze kón het zich niet voorstellen van Flint. Maar loog Alma dan? Als dat zo was, wat dacht ze daar dan mee te bereiken?
‘Je fronst,’ zei Alma onbeleefd. ‘Is er soms iets dat je dwars zit?’
Lianes mond verstrakte.
‘Als dat zo was, dan zou het mijn eigen zaak zijn.’
‘O!’ De ander nam een gekwetste houding aan. ‘Je hoeft niet zo onaardig tegen me te zijn.’
Liane zei, terwijl ze opstond: ‘Als je me wilt excuseren. Ik zie daar iemand waarmee ik wil praten.’
'Op je teentjes getrapt hè?’ Alma’s stem had nu iets hooghartigs. ‘Ik heb nog nooit zo’n rare als jij ontmoet.’
Zonder één woord liet Liane haar zitten en, omdat Carl van Galt zich net op dat moment losmaakte van zijn ouders en zuster, liep ze op hem af. Zijn gezicht lichtte op toen zij naderde en hij stak beide handen vriendelijk naar haar uit. Zij reikte hem de hare... en juist op dat moment kwam Flint toevallig langs. Zijn ogen ontmoetten die van Liane en ze zag er de geslotenheid in. Ze moest erkennen, dat dit haar pijn deed. Zich afwendend om met de Bergers te praten, nam hij zelfs de moeite niet iets tegen haar te zeggen en Carl, die merkte dat er plotseling iets veranderd was in Lianes houding, vroeg of er iets mis was.
‘O, nee. Echt niets,’ antwoordde ze en forceerde een snel glimlachje. ‘Zullen we eens ginds gaan kijken, hoe het met het eten staat?’
De avond ging, geheel tot haar verwondering, heel prettig om voor Liane, want ofschoon hij prettig was begonnen toen zij en Flint samen op de stoep zaten, had het er lelijk beginnen uit te zien toen Alma verscheen. Maar Carl was aangenaam gezelschap; hij bleef in haar buurt tot Mark en Kirsty arriveerden en daarna trokken ze met z'n vieren op. Sylvester bleek erg ziek te zijn, maar niet gevaarlijk. Lulu paste nu op hem, zei Mark, maar ze wilden toch maar niet te laat terug naar Gimbulu.
Van tijd tot tijd voegde Flint zich ook bij de vier, maar Alma was dan nooit ver weg, iets dat tante Miriam ergerde, die zelf ook telkens even opdook. Ze leek niet zo monter als gewoonlijk en elke keer als ze Liane zag, zei ze: ‘Wat draait die Flint toch steeds om haar heen. Ik kan me niet voorstellen dat hij iets voor haar voelt - en toch...’
Liane wist dat het Alma was die zich bezig hield met het draaien. Alma en Flint waren ineens niet meer belangrijk voor haar, want morgen zou ze beginnen te pakken, als voorbereiding van haar vertrek, de dag daarop.