Epiloog

Ik keek omhoog naar de hemel, naar het verschoten blauw van de septemberlucht. De Tarn was nog warm. Ik lag op mijn rug, zwom met mijn armen, mijn borsten lagen plat en mijn haren dreven als blaadjes rond mijn gezicht. Ik keek omlaag: mijn buik begon net boven het wateroppervlak uit te komen. Ik legde mijn handen erop.

Op de oever hoorde ik het ritselen van papier.

'Wat is er met Isabelle gebeurd?'

'Dat weet ik niet. Soms denk ik dat ze is weggegaan uit Zwitserland en is teruggegaan naar de Cévennes. Ze heeft haar herder teruggevonden en haar kind gekregen, en ze leefden nog lang en gelukkig. En ze is zelfs weer katholiek geworden, om de Maagd Maria te kunnen aanbidden.'

'Een gelukkig einde.'

'Ja. maar aan de andere kant denk ik toch niet dat het zo is gegaan. Ik heb veel vaker het gevoel dat ze, op haar vlucht voor de Tourniers, ergens in een greppel langs de kant van de weg met een dode baby in haar buik is gecrepeerd. Vergeten, en zonder echt graf.'

Het was stil.

'Maar weet je wat nog veel erger is, en tegelijkertijd het waarschijnlijkst?'

'Kan er iets nog erger zijn dan dat?'

'Ze heeft ermee moeten leren leven. Ze is in Moutier gebleven en heeft daar tot aan haar dood geleefd met het lijk van haar dochter onder de haard.'

Isabelle knielt bij de kruising. Ze moet kiezen: ze kan verder gaan, ze kan teruggaan of blijven waar ze is.

'Help me, Heilige Moeder,'bidt ze. 'Help me kiezen.'

Even wordt ze gehuld in een blauwe gloed. Even is daar een moment van troost.

Ik ging met een ruk zitten, hurkte op de lange, gladde steen van de rivierbedding en mijn borsten werden weer rond. De baby was wakker geworden en begon als een katje te kermen. Elisabeth tilde hem op van zijn speeldeken op de oever van de rivier en bracht zijn mondje naar haar borst.

'Heeft Jean-Paul het al gelezen?' Ze legde haar hand op het manuscript dat naast haar op de grond lag.

'Nog niet. Dit weekend gaat hij het lezen. Ik ben doodsbang voor zijn oordeel.'

'Waarom?'

'Omdat zijn mening zo belangrijk voor me is. Hij heeft heel duidelijke opvattingen over de geschiedenis en zal mijn werk heel kritisch bekijken.'

Elisabeth haalde haar schouders op. 'Nou, en? Het is toch jóuw geschiedenis? Ónze geschiedenis?'

'Ja.'

'Zo, en wat is er met die schilder over wie je me wilde vertellen? Die Nicolas Tournier?'

'Ja, nou, Jean-Paul denkt dat hij geen familie is, maar volgens mij hoort hij er wel degelijk bij.'

Jacob komt bij de kruising en ziet zijn moeder op haar knieën in het blauwe licht. Ze ziet hem niet en hij blijft een poosje naar haar staan kijken - het blauwe licht weerkaatst in zijn ogen. Dan kijkt hij om zich heen en neemt de weg die naar het westen leidt.