Voorwoord

Het begon met een flakkering, een beweging tussen donker en licht. Het was niet zwart, het was niet wit; het was blauw en ik droomde in blauw.

Het bewoog alsof het door de wind heen en weer werd bewogen. Het golfde afwisselend naar mij toe en van mij af. Het begon tegen me aan te duwen, maar eerder als de druk van water dan als die van steen. Ik hoorde iemand iets opzeggen. En toen begon ik ook te reciteren, de woorden stroomden als vanzelf uit mijn mond. De andere stem begon te huilen, en ik barstte ook in snikken uit. Ik huilde tot ik geen lucht meer kon krijgen. De druk van het blauw was overal om mij heen en werd steeds benauwender. Ik hoorde een luide, doffe klap, als van een zware deur die dichtvalt, en het blauw maakte plaats voor een zwart dat zó intens was dat het nooit licht had gekend. Ik tuurde in de leegte, en toen ik het niet langer kon verdragen, sloot ik mijn ogen.

Toen ik wakker werd, lag ik plat op mijn rug. Ik hield mijn nek met beide handen vast, en mijn ellebogen drukten tegen mijn borsten. Mijn hele lichaam was als verstijfd en mijn hart ging als een wilde tekeer. Ik keek omhoog naar het plafond. In het duister bespeurde ik een restant blauw dat verbleekte, verdween en toen nog heel even oplichtte. Er weergalmde een stem door mijn hoofd en ik voelde mijn keel nog natrillen, terwijl de naklank van een zin nog in de lucht hing.

Langzaam maar zeker werd ik mij bewust van de matras die tegen mijn rug drukte, tegen mijn dijen, mijn hielen en mijn hoofd, en ik realiseerde me dat'Rick naast me lag te slapen. Ik viel niet weer in slaap, maar bleef in het donker voor me uit liggen staren, terwijl ik mijn best deed om wijs te worden uit de verwarde flarden die ik mij nog kon herinneren. Na enkele minuten verdwenen ook die flarden uit mijn geheugen, maar wat bleef, was de herinnering aan blauw. Het was geen gewoon soort blauw, het was geen marineblauw, geen hemelsblauw en ook geen koningsblauw; die ochtend keek ik naar alles wat blauw was in huis, maar er was geen inkt,

geen draadje en geen verf die erop leek. Ik kon de kleur voor me zien, maar wat ik me nog beter herinnerde, dat waren de tegenstrijdige gevoelens die erdoor werden opgeroepen: een plotselinge vreugde en een hartverscheurend verdriet.

Dat was het begin.